Een ontsluiting in de typelocaliteit van de zanden van Aalter in de
spoor-weginsnijding bij Aalter (Belgie, Oost Vlaanderen)
A.W. Janssen
Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie, Leiden
Op de kaart van Dumont (1849) worden deze zanden vermeld met de aandui-ding "Sable glauconifère a Venericardia planicosta". Het in de spoorweg-insnijding ontsloten profiel werd beschreven door Mourlon (1880, p. 218-220) en, zeer uitvoerig, door Delvaux (1887). Deze laatste auteur beschrijft de waarnemingen gedaan tijdens een excursie van de Société Malacologique de Belgique, op dinsdag 14 september 1886. Er waren op verschillende
plaat-sen profielen schoongemaakt in de spoorweginsnijding, in een oude, nabij
gelegen groeve, waar men grote hoeveelheden sediment heeft afgegraven voor
de uitbreidingen van het station van Gent, alsmede in een destijds al
ver-laten
groeve "Oudenmolen", gelegen meer in het centrum van het dorp.
De ouderdom van de Zanden van Aalter werd lang beschouwd als "Onder Eoceen" (Paniselien). Leriche (1937a, 1937b) toonde aan, dat deze afzetting van
Midden Eocene (Lutétien) ouderdom is. In de moderne lithostratigrafische nomenclatuur worden de zanden van Aalter, samen met de plaatselijk eronder voorkomende Zanden van Oedelera gerekend tot de Formatie van Den Hoorn (Nolf, 1970b, 1973, 1974).
Onder de Formatie van Den Hoorn ligt in deze streek een afzetting van lichtgekleurde zanden met zandstenen en ligniet (Complex van Aalterbrugge),
dat tot de Panisel Formatie behoort en vermoedelijk
nog van Vroeg Eocene (Yprésien) ouderdom is (Hacquaert, 1939; Hacquaert & Tavernier, 1940; zie ook Delvaux, 1887).
De fauna van de Zanden van Aalter is nog slechts zeer ten dele onderzocht
en is helaas bij de monografische bewerking van de belgische tertiaire mollusken door Dr. M. Glibert buiten beschouwing gebleven. Er bestaat al-leen een soortenlijst in Nyst & Mourlon (1872). Dat de molluskenfauna een
hernieuwd onderzoek echter meer dan waard is blijkt al uit het feit, dat in de soortenlijst van Nyst & Mourlon niet minder dan 110 soorten (1 cepha-lopode, 43 gastropoden en 66 bivalven) worden genoemd (zie bijlage).
De microfauna werd onderzocht door Kaasschieter (1961). De vissen werden bewerkt door Nolf (1970a, 1974).
Fossielen uit de Formatie van Den Hoorn (voornamelijk Megacardita
plani-costa lerichei, maar ook tal van kleinere soorten) en uit de Panisel
For-matie (schelphoudende verkiezelde zandstenen) spoelen frekwent aan op het Noordzeestrand nabij Cadzand. Het paleogeografisch verband tussen dit
voor-komen en het gebied van Aalter werd uitvoerig besproken in Delvaux (1887). Ongeveer zeshonderd meter oostelijk van het station van Aalter ligt de spoorlijn Gent-Brugge over ongeveer 1800 meter in een vrij diepe
insnijd
ding. In deze insnijding bevindt zich de typelocaliteit van de Zanden van
Aalter (Sables d'Aeltre), een afzetting die tot het Midden Eoceen (Lutetien of Bruxellien) wordt gerekend. Dank zij de reconstructie van een viaduct
over deze insnijding is de laagopeenvolging fraai zichtbaar geworden
(be-zocht 23 maart 1984). Recentelijk waren de betreffendeafzettingen slechts
zichtbaar in zeer kleine ontsluitingen in het talud van de spoorbaan,
zo-dat het zinvol lijkt om de sectie zoals die nu zichtbaar is vast te leggen. De stratigrafische positie van de Zanden van Aalter is al heel lang bekend.
Beschrijving van het aangetroffen profiel.
Locatie: spoorweginsnijding oostelijk van het station van Aalter, provin-cie Oost Vlaanderen, Belgie; kaartblad 21/3-4 Aalter-Nevele, coördinaten X = 86.150, Y = 198.175.
Opname: 23 maart 1984 door A.W. Janssen.
Monsters: serie grondmonsters aanwezig in de colleltie van het ROM,
even-als een hoeveelheid gewassen monsters en los verzamelde fossielen
uit alle fossielhoudende niveau's.
Beschrijving van het profiel: 0,00 - 0,45
m-mv bruingeel, matig fijn zand met enkele onregelmatig hori-zontale donkerbruine banden,
geheel doorworteld. 0,45 - 1,35 m-rav
bruingeelgroen, iets kleihoudend, matig fijn zand met enkele roestbruin omrande grijsgroene vlekken, geheel iets glauconiethoudend; plaatselijk iets kleiiger. 1,35 - 1,55 m-mv
geelgroen, matig fijn, glauconiethoudend zand, zeer wei-nig slibhoudend, met zeer veel schelpen en schelpgruis (Turritella solanderi) en enkele zeer verspreide grotere schelpen (Megacardita planicosta lerichei)
(Dit niveau is slechts plaatselijk
aanwezig, gewoonlijk echter kennelijk door afgraving verdwenen en vervangen
door steriel sediment).
1,55 - 1,85 m-mv Idem, met veel exemplaren van Megacardita; zeer veel fijn schelpgruis, compacte bank.
1.85 - 2,85 m-mv Idem, met weinig fijn schelgruis; vele exemplaren van Megacardita, meest losse kleppen, maar ook dubbelkleppige
exemplaren (soms zelfs nog met ligament!).
2.85 - 3,65
m-mv Idem, echter zonder Megacardita; alleen kleiner schelp-materiaal, waaronder Venericardia elegans.
3.65 - 5,65 m-mv (handboring) Idem, vanaf 3,90 m-mv met enkele kleibrok-jes en weinig of geen schelpgruis. Vanaf 4,65 m-mv
grijs-groen glauconiethoudend zand. Vanaf 4,90 m-mv met enkel
slecht bewaarde schelpfragmentjes. Naar onder steeds sterkere watervoering. 5.65 m-mv einde boring. Interpretatie: 0,00 - 1,35 m-mv Kwartaire afzettingen, geroerd. 1,35 - 1,55
m-mv Eoceen, Lutetien, Formatie van Den Hoorn, Zanden
van Aalter, niveau met Turritella solanderi (fossielniveau 1).
1,55 - 1,85 m-mv idem,
overgangslaag (fossielniveau 2).
1.85 - 2,85 m-mv idem, niveau met Megacardita planicosta lerichei (fossielniveau 3).
2,85 - 3,65 m-mv idem, niveau met Venericardie elegans
(fossiel-niveau 4). 3,65 - 5,65 m-mv idem?
Fossielniveau 1 kan ook elders in Aalter worden bemonsterd, nl. op het terrein van de Rijks Middelbare School in het centrum van het dorp, waar
dit niveau op geringe diepte onder het maaiveld bereikbaar is. Materiaal
Het fossielmateriaal uit bovenbeschreven profiel is in een beginnende staat
van ontkalking, zodat het verzamelen ervan met overleg en geduld dient plaats te vinden. Dunschalige soorten zullen in het algemeen sneuvelen bij hetwassen van het sediment en moeten dus bijtijds
apart gehouden .wordeq. Grotere gastropoden zijn steeds enigszins verdrukt.
Literatuur:
Delvaux, E., 1887. Visite aux gites fossilifères d'Aeltre et exploration des travaux en cours d'exécution a la colline de Saint-Pierre a Gand.
-Ann.Soc.r.malacol.Belgique, 21 (1886): 274-296, 9 figs.
Dumont, A., 1849. Carte géologique de la Belgique en 9 feuilles au
160 000e.
Hacquaert, A., 1939. De overgang van leperiaan tot Lutetiaan te Aalter (Kanaal). - Natuurwetensch. Tijdschr., 21 (7): 323-325.
Hacquaert, A., & R. Tavernier, 1940. Compte rendue de 1'excursion du 5 aoüt 1939 aux travaux de rectification du canal, a Aalter. - Buil. Soc.
beige Géol., Paléont., Hydrol., 49: 327-329, 1 fig.
Kaasschieter, J.P.H., 1961. Foraminifera of the Eocene of Belgium. - Mém.
Inst. r. Sc. natur. Belgique, 147.
Leriche, M., 1937a. Sur 1'Yprésien marin des bassins anglais, beige et
parisien et sur les sables d'Aeltre. - C.R. somm. Sc. Soc. géol. France,
1937: 229-231.
Leriche, M., 1937b. Les sables d'Aeltre. Leur place dans la classification des assises éocènes du bassin anglo-franco-belge. - Ann. Soc. géol. Nord,
62; 77-96.
Lexique stratigraphique international, 1. Europe, 4a. France, Belgique, Pays-Bas, Luxembourg, 4a VII. Tertiaire. Paris (Centre national Rech. sc.),
1957.
Mourlon, M., 1880-1881. Géologie de la Belgique, 1-2. Paris (Savy), Ber-lin (Friedlander), Bruxelles (Hayez), 317 pp. (vol. 1, 1880), XVI + 392 pp. (vol. 2, 1881).
Nolf, D., 1970a. Monographie over de ichthyologische fauna uit de Panisel-formatie en uit de Formatie van Den Hoorn. Gent (licentiaatsthesis Univ. Gent), niet gepubliceerd.
Nolf, D., 1970b. Het Eoceen in Vlaanderen en Brabant. Gidsboek voor de excursie, georganiseerd door de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie van 16 tot 18 mei 1970. - Meded. Werkgr. Tert. Kwart. Geol., 7
(2): 40-52, 3 figs.
Nolf, D., 1973. Stratigraphie des Formations du Panisel et de Den Hoorn (Eocène beige). - Buil. Soc. beige Geol., Paléont., Hydrol., 81: 75-94.
Nolf, D,, 1974. De Teleostei-otolieten uit het Eoceen van het Belgische bekken. Reconstructie van de fauna en biostratigrafische toepassing. Gent (thesis Univ. Gent), 173 pp., 41 pl., 5 tab., 16 figs (niet gepubl.)
Nyst, H., & M. Mourlon, 1872. Note sur le gite fossilifère d'Aeltre (Flandre oriëntale). - Mém. Soc. malacol. Belgique, 6: 29-37.
Aalter (prov. Oost Vlaanderen, België)
Ontsluiting bouwput viaduct over spoorweginsnijding oostelijk van Aalter station, bij viadukt
Weybroekdreef. opname 23 maart 1984.
Bijlage
Lijst van mollusken uit de typelocaliteit van de Zanden van Aalter,
ver-meld door Nyst & Mourlon (1872)
Cephalopoda
Nautilus sp. rr
Gastropoda
Rostellaria (STROMBUS) fissurella L. r
Fusus costuosus Desh. n
Fusus bulbiformisLk. r
Fusus (Murex) turgidus Brand. r
Pseudoliva obtusa Desh. r
Voluta (Strombus) spinosa L. r
Natica acuta Desh. n
Natica epiglottina Lk. c
Natica grignonensis d'Orb. n
Natica labellata Lk. c
Natica Willemeti Desh. n
Sigaretus (Nerita) clathratus Gmel. rr
Odostomia pyramidellata Desh. n
Turbonilla hordeola Lk, n
Cerithium commune Desh n
Cerithium quadrisulcatum Lk. n
Cerithium triliratum Desh n
Turritella (Turbo) edita Brand. cc
Turritella multisulcata Lk. n
Scalaria decussata Lk. rr
Littorina cyclostomoides Desh rr
Solarium Hennei Nyst n.sp. n
Solarium spiratum Lk. rr
Lacuna sigaretina Desh. n
Rissoa
n.sp. ? n
Bifrontia marginata Desh. rr
Bifrontia serrata Desh. r
Teinostoma (Helicina) dubia Defr. n
Teinostoma rotellaeformis Desh. n
Delphinula n.sp. n
Adeorbis bicarinata Desh. n
Adeorbis paucicostata Desh. n
Fissurella labiataLk. rr
Fissurella squamosa ? Desh. rr
Calyptraea trochiformis r
Dentalium fissura ? Lk. r
Tornatella Honii ? Desh. rr
Tornatella turgida ? Desh. n
Ringicula (Auricula) ringens Lk. rr
Harainea (Bulla) ovulata Lk. rr
Harainea (Bulla) semistriata Desh. n
Volvula (Bulla) redacta Desh. n
Bivalvia
Ostrea cymbula Lk. rr
— var. virgata Goldf. c
Anomia Hennei Nyst n.sp. n
Lima obliqua Lk. rr Avicula trigonata Lk. r Pinna margaritacea Lk. rr Modiola pectinata ? Lk, n Modiola sulcata Lk. n Arca barbatula Lk. r Arca scapulina Lk. rr
Nucula fragilis ? Desh. c
Nucula similis J. Sow. c
Nucula n.sp. n
Leda (Nucula) Gateolltiana Nyst r
Leda (Nucula) striata Lk. rr
Cardium porulosum Brand. cc
— var. obliquiore Desh. n
Cardium semigranulatum ? J. Sow. r
Lucina callosa Lk. r
Lucina Grateloupi Nyst n.sp. n
Lucina mitis Desh. r
Lucina pulchella Ag. c
— var. depressa Nyst n.var. n
Lucina seminulum Desh. n
Lucina squamula Desh. c
—
var. costata Nyst n.var. n
Lucina
n.sp. n
Diplodonta decipiens Desh. rr
Diplodonta striatula Nyst n.sp. n
Erycina pellucida ? Lk n
Erycina donaciformis ? Desh n
Crassatella Nystana d'Orb c
Crassatella plicata Sow. c
— var.
anglica Wood n
Crassatella tenuistriata Sow. r
Cypricardia (Venus) pectinifera Sow. r
Cardita (Venericardia)acuticosta ? Lk. r
Cardita (Venericardia) asperula ? Desh. n
Cardita (Venericardia) decussata Lk. r
Cardita (Venericardia) elegans Lk. cc
— var. latesulcata Nyst n.var. n — var.
depressa Nyst n.var. n
Cardita (Venericardia) planicosta Lk. cc
Cardita n.sp. n
Woodia profunda Desh. r
Cytherea circularis ? Desh. n
Cytherea Hennei Nyst n.sp. n
Cytherea laevigata Lk. cc
Cytherea lucida ? J. Sow. n
Cytherea nitidula Lk, var. b. Desh. n
Cytherea proxima ? Desh n
Cytherea pusilla ? Desh. r
Cytherea suberycinoides Desh cc Cytherea (Venus) sulcataria Desh. r
Mactra corapressa Desh. rr
Mactra semisulcata ? Lk. rr
Tellina donacialis Lk. rr
Tellina elegans Desh. n
Tellina exclusa Desh. rr
Tellina rostralis ? Lk. (non Nyst) n
Scrobicularia n.sp. n
Solen obliquus ? Sow. n
Solen n.sp. ? n
Cultellus (Solen) fragilis Lk. n
Cultellus grignonensis ? Desh. n
Solecurtus (Sanguinolaria) Hollowaysii Sow.r Corbula (Solen) ficus Brand. r
Corbula gallicula Desh. c
Corbula Lamarckii Desh. c
Corbula pisum ? Sow. r
Corbula rugosa ? Lk. r
Corbula striata Lk. n
Opmerkingen: de afkortingen betekenen resp. rr - zeer zeldzaam, r -
zeld-zaam, c
-algemeen, cc - zeer algemeen, n - nieuw voor Belgie en tegelijk zeldzaam.
In een voetnoot (pp. 32) delen de auteurs mede, dat de nieuwe soorten en variëteiten (aangeduid als n.sp. en n.var. in de
lijst) beschreven zullen worden in het volgende volume van
de "annales". Dit heeft echter nooit plaatsgevonden, zodat het vermoedelijk grotendeels nomina nuda betreft.
Onnodig te zeggen, dat de in deze lijst gebruikte nomencla-tuur sterk verouderd is !