• No results found

Goede relatie met vader, goede verkering? : de kwaliteit van gehechtheid met vader in relatie tot de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Goede relatie met vader, goede verkering? : de kwaliteit van gehechtheid met vader in relatie tot de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten in Nederland"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Goede Relatie met Vader, Goede Verkering?

De Kwaliteit van Gehechtheid met Vader in Relatie tot de Kwaliteit van Romantische Relaties bij Jong-Adolescenten in Nederland

Masterscriptie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding Pedagogische Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam A. Simons, 6072151 Eerste beoordelaar: Mw. Prof. Dr. R. Keizer Tweede beoordelaar: Mw. I. Oulali MSc. Juni 2017

(2)

Inhoud

Abstract . . . 3

Inleiding . . . 4

De unieke rol van vader . . . 4

Gehechtheidsrelatie met vader tijdens de adolescentie . . 5

Romantische relaties tijdens de adolescentie . . . 6

Kwaliteit van gehechtheid met vader . . . . 7

Vroege adolescentie . . . 9

Theoretische achtergrond . . . 10

Interne werkmodellen . . . 10

Zelfwaarde en zelfvertrouwen . . . 11

Vaders rol bij exploratie . . . 13

Geslacht van de adolescent . . . 13

Gehechtheid met moeder . . . 16

Overige factoren . . . 17 Huidig onderzoek . . . 18 Methode . . . 19 Procedure . . . 19 Participanten . . . 20 Instrumenten . . . 20

Kwaliteit van gehechtheid met vader . . . . 20

Kwaliteit van gehechtheid met moeder . . . . 21

Kwaliteit van romantische relaties . . . 22

Demografische gegevens . . . 23

Analyseplan . . . 23

Resultaten . . . 24

Beschrijvende resultaten . . . 24

Missende data . . . 24

Gemiddelden en standaard deviaties . . . 24

Correlaties . . . 25

Jongens . . . 25

Meisjes . . . 27

Kwaliteit van gehechtheid met vader en kwaliteit van romantische relaties 29 Jongens . . . 30 Meisjes . . . 32 Discussie . . . 34 Conclusie . . . 34 Discussie . . . 35 Beperkingen en aanbevelingen . . . 40 Implicaties . . . 42 Literatuur . . . 44 Bijlagen . . . 52

(3)

Abstract

The Quality of Father Attachment in Relation to the Quality of Romantic Relationships among Young Adolescents in the Netherlands

Current study examines linkages between quality of father-attachment and quality of romantic relationships among young adolescents, and investigates the extent to which these linkages differ between sons and daughters and are moderated by quality of mother-attachment. Data of 140 young adolescents within the Social Development of Adolescents study are used. Results show a significant positive link between father-attachment and quality of romantic relationships, but only among daughters and only marginally. Among sons, results show a significant positive link with quality of romantic relationships only with mother-attachment. Furthermore, results show no evidence for moderation by mother-attachment. These results are indicative of the importance of qualitative attachment to both parents for the quality of romantic relationships during early adolescence, and a trend towards an unique effect of father-attachment on quality of romantic relationships.

(4)

Goede Relatie met Vader, Goede Verkering? De Kwaliteit van Gehechtheid met Vader in Relatie tot de Kwaliteit van Romantische Relaties bij Jong-Adolescenten in Nederland

Tot de tweede helft van de 20e eeuw was binnen onderzoek, beleid en behandeling weinig oog voor de rol van vaders als opvoeders en verzorgers. Tot dan hadden moeders een primaire rol bij de ontwikkeling van kinderen (Cabrera, Fitzgerald, Bradley, & Roggman, 2007), en werden vaders enkel gezien als kostwinner (Christiansen & Palkovitz, 2001). Sinds de Tweede Wereldoorlog is er sprake van veranderingen in de samenleving, bijvoorbeeld de opkomst van feministische idealen en gelijke ouderschapsrollen, veranderende attitudes over huwelijken en echtscheidingen en de praktische gevolgen van verbeterde economische omstandigheden. Om die reden ontstond er een stijging in de percentages echtscheidingen en vrouwen op de arbeidsmarkt (CBS, 2015; Crosnoe & Cavanagh, 2010). Hierdoor zijn ook veranderingen ontstaan in de rol van moeders en vaders en vond er een toename plaats in de betrokkenheid van vaders binnen de verzorging en opvoeding van kinderen (Coyl-Shepherd & Newland, 2013; Hofferth, Pleck, Goldscheider, Curtin, & Hrapczynski, 2013; Roggman, Bradley, & Raikes, 2013).

De unieke rol van vader

Onderzoek naar de specifieke rol van vader en de vader-kind relatie ontstond zodoende vanwege de vergrote deelname van vaders binnen de verzorging van kinderen (Roggman et al., 2013), en de nadruk op de gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen door afwezigheid van vaders – vanwege de gestegen echtscheidingspercentages (Carlson, 2006; Lamb & Lewis, 2013; Leidy, Schofield, & Parke, 2013). Onderzoek laat zien dat vaders een unieke rol hebben tijdens de ontwikkeling van hun kind door bijvoorbeeld rough-and-tumble-play en hun belang bij sociale ontwikkelingsdoelen van kinderen en de voorbereiding voor de

(5)

buitenwereld (Paquette, 2004). De relatie met vader blijkt zo een unieke rol te hebben in de ontwikkeling van sociale competentie (Leidy, Schofield, Parke, 2013). Romantische relaties van adolescenten zijn onderdeel van deze sociale ontwikkeling, zodoende speelt de relatie met vader mogelijk ook een unieke rol bij de kwaliteit van deze romantische relaties. De relatie met vader kan hierbij verschillen van de relatie met moeder, gezien deze voortkomen uit verschillende sets van vroege sociale ervaringen en mogelijk ieder een specifieke vorm van invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen. Waar moeders bijvoorbeeld emotionele veiligheid bieden wanneer hun kind bedroefd is, bieden vaders veiligheid door sensitieve en uitdagende ondersteuning wanneer het exploratieve systeem van hun kind geactiveerd is (Leidy et al., 2013). De unieke rol van vader blijkt vooral uit onderzoek naar de kindertijd; zo is bekend dat vaderlijke aanmoediging en ondersteuning in risico-nemen, exploreren en fysiek spel van unieke invloed is op de ontwikkeling van autonomie, emotieregulatie en sociale vaardigheden (Coyl-Sheperd & Newland, 2013; Grossmann, Grossmann, Fremmer-Bombik, Kindler, Scheuerer-Englisch, & Zimmermann, 2002). Bij vaders staat het aanmoedigen van exploratie en uitdaging kortom centraal, zij lijken binnen de ontwikkeling van hun kinderen meer betrokken bij de voorbereiding om met de buitenwereld om te gaan (Jeynes, 2016).

Gehechtheidsrelatie met vader tijdens de adolescentie

De unieke rol van vader en de vader-kind relatie krijgt echter mogelijk anders vorm tijdens de adolescentie (Updegraff, McHale, Crouter, & Kupanoff, 2001), een belangrijke en unieke fase binnen de ontwikkeling, welke gekenmerkt wordt door veranderingen. Deze veranderingen omvatten bijvoorbeeld biologische veranderingen, educationele transities en de heroriëntatie van peerrelaties (Chapman & Werner-Wilson, 2008; Lamb & Lewis, 2013; Zulkefly & Wilkinson, 2015). Terwijl de nadruk bij adolescenten steeds meer komt te liggen op leeftijdsgenoten, wordt de ontwikkeling van adolescenten tijdens deze veranderingen nog

(6)

wel beïnvloedt door de relatie tussen de adolescent en diens vader. Vaders raken daarnaast tijdens de adolescentie meer betrokken bij hun kinderen, omdat er binnen de rol van vaders een sterke nadruk ligt op ondersteuning bij het sociale domein (i.e. exploreren, communicatie) en eenzelfde nadruk naar voren komt tijdens de adolescentie, mogelijk voelen vaders zich daarom vanaf deze periode extra verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun kind

(Dekovic & Meeus, 1997). Vaders rol als gehechtheidsfiguur wordt daarmee vergroot in deze periode en zodoende ook de kwaliteit van vader-adolescent gehechtheid (Coyl-Shepherd & Newland, 2013). Bekend is dat een veilige hechting positief gerelateerd is aan goede sociaal-emotionele ontwikkelingsvaardigheden (Simpson, Collins, Tran, & Haydon, 2007; Zulkefly & Wilkinson, 2015), wat betekent dat een kwalitatief slechte gehechtheidsrelatie met vader een optimale ontwikkeling van de adolescent in de weg kan staan.

Romantische relaties tijdens de adolescentie

De huidige studie kijkt naar de samenhang van de gehechtheidsrelatie met vader en romantische relaties, een belangrijk aspect binnen het sociaal-emotionele

ontwikkelingsdomein van adolescenten. Hoewel zowel vader als moeder nog steeds worden gezien als consistente bronnen van veiligheid en zij nog van invloed zijn op de ontwikkeling van adolescenten, worden vriendschappelijke en romantische relaties met leeftijdsgenoten steeds belangrijker naarmate jongeren ouder worden (Chapman & Werner-Wilson, 2008; Ha, Overbeek, de Greef, Scholte, & Engels, 2010; Markiewicz, Lawford, Doyle, & Haggart, 2006; Potard, Courtois, Réveillère, Bréchon, & Courtois, 2014). Het aangaan en behouden van kwalitatieve romantische relaties vormt daarmee een normatief ontwikkelingsdoel, belangrijk voor de overgang naar volwassenheid (de Graaf, van de Schoot, Woertman, Hawk, & Meeus, 2012; Ha et al., 2010; van de Bongardt, Yu, Dekovic, & Meeus, 2015).

(7)

Een goede kwaliteit van een romantische relatie wordt gezien als de mate waarin deze relatie algemeen positieve ervaringen oplevert, een hoge kwaliteit wordt zodoende

gekenmerkt door positieve emoties, intimiteit, affectie en verzorging tussen partners (Collins, 2003; Simpson et al., 2007). Het hebben van een romantische relatie en een goede kwaliteit hiervan is positief geassocieerd met zelfvertrouwen, sociale competentie, psychologische aanpassing, academisch succes en toekomstoriëntatie, daarnaast vormen deze relaties een belangrijke bron van sociale ondersteuning (Collins, 2003; de Graaf et al., 2012; Fosco, Xia, Lynn, Grych, 2015). De relaties van adolescenten met romantische partners zijn een

belangrijk deel van de ontwikkeling van deze adolescenten en vormen een nieuwe context voor gehechtheid (Tan, Hessel, Loeb, Schad, Allen, & Chango, 2016; Tuggle, Kerpelman, & Pittman, 2014).

De sociaal-interactionele context van het gezin leert adolescenten geschikte manieren voor het reguleren van hun emoties en gedrag binnen gezinsinteracties, wat vervolgens generaliseert naar andere interpersoonlijke interacties (Fosco et al., 2015). Een belangrijk domein hiervoor binnen de vader-adolescent relatie is verbondenheid, ofwel gehechtheid. Ondersteunende en betrouwbare ouder-adolescent relaties worden geassocieerd met positieve psychologische ontwikkeling (Fosco et al., 2015). Op welke wijze deze gehechtheid met vader zodoende van invloed is op de kwaliteit van romantische relaties kan mogelijk verklaard worden vanuit de gehechtheidstheorie.

Kwaliteit van gehechtheid met vader

De huidige studie zal zodoende onderzoeken wat de relatie is tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties onder adolescenten.

Gehechtheid wordt gezien als de emotioneel affectieve band tussen kind en ouder (Ainsworth & Bowlby, 1991). Hoewel onderzoek naar hechtingsrelaties zich oorspronkelijk enkel richtte

(8)

op moeders (Ainsworth & Bowlby, 1991; Williams & Kelly, 2005), is inmiddels bekend dat er eveneens een belangrijke hechtingsrelatie opgebouwd wordt met vaders (Grossmann et al., 2002; Lamb & Lewis, 2013). Evenals moeders, bereiden mannen zich voor op hun rol als vader, geholpen door gevoelens van gehechtheid met hun kind (Lamb & Lewis, 2013). De vorming van gehechtheid representeert een van de eerste stappen binnen de

sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en blijft zich vormen gedurende het hele leven (Lamb & Lewis, 2013). De kwaliteit van vader-adolescent gehechtheid vormt zodoende een

belangrijk aspect dat van invloed is op de sociale en emotionele ontwikkeling van de

adolescent, en daarmee op de kwaliteit van romantische relaties. De romantische relatie vormt een nieuwe context voor belangrijke gehechtheidsrelaties, waarbij ouders steeds meer worden vervangen door de romantische partner, voor geruststelling en begeleiding (Markiewicz et al., 2006). De periode van vroege adolescentie, waarin jongeren beginnen met het verkennen van romantische relaties, vindt plaats in een sociale context waarbij ervaringen met andere

gehechtheidsrelaties – zoals die met vader – van invloed zijn (van de Bongardt et al., 2013; Tyrell, Wheeler, Gonzales, Dumka, & Millsap, 2014). Jong-adolescenten hebben vaak nog weinig directe ervaring met romantische relaties en hun representaties van

gehechtheidsrelaties met ouders spelen daarom met name een belangrijke rol in het vormen van hun verwachtingen hierover (Furman, Simon, Shaffer, & Bouchey, 2002; Roisman, Madsen, Hennighausen, Sroufe, & Collins, 2001; Tyrell et al, 2014). De kwaliteit van romantische relaties bij adolescenten wordt zodoende beïnvloed door (de kwaliteit van) de gehechtheidsrelatie met vader, omdat binnen dit kader – van representaties over

gehechtheidsrelaties – nieuwe relaties worden gevormd (Auslander, Short, Succop, & Rosenthal, 2009; Bucx & Seiffge-Krenke, 2010; Dalton, Frick-Horbury, & Kitzmann, 2006; Ha et al., 2010; Johnson & Galambos, 2014; Kan, McHale, & Crouter, 2008; Potard et al.,

(9)

2014; Smetana & Gettman, 2006; Steinberg, Davila, & Fincham, 2006; Updegraff et al., 2001).

Vroege adolescentie

Veel onderzoek omtrent romantische relaties en de samenhang met gehechtheid aan ouders richt zich op oud-adolescenten of jong-volwassenen (Auslander et al., 2009; Chapman & Werner-Wilson, 2008; Dinero, Conger, Shaver, Widaman, & Larsen-Rife, 2008; Potard et al., 2014). Romantische gevoelens in de vroege adolescentie vormen echter de bouwstenen voor later romantisch gedrag en relaties (van de Bongardt et al., 2015). En hoewel jong-adolescenten nog weinig ervaring hebben met romantische relaties, heeft in Nederland toch al bijna de helft van de 16-jarige jongeren verkering (Bucx & Seiffge-Krenke, 2010; Collins, 2003). De vroege adolescentie is de periode waarin voor het eerst directe ervaringen worden opgedaan met betrekking tot romantische relaties en de ontwikkeling hiervan gebeurd snel (Bucx & Seiffge-Krenke, 2010; Potard et al., 2014; Tyrell et al., 2014). Mede doordat de vroege adolescentie een overgangsperiode vormt voor de focus van ouders naar peers (Zulkefly & Wilkinson, 2015), is het zodoende van belang om te kijken naar het effect van ouders op ontwikkelingsuitkomsten. Ook lijkt vaderbetrokkenheid in deze periode te vergroten (Coyl-Shepherd & Newland, 2013). Dit onderstreept het belang om onderzoek te doen naar het effect van de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met vader bij de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten, omdat wanneer bekend is hoe deze plaats vindt, hier op ingespeeld kan worden door ouders en beleidsmakers, om zodoende een optimale ontwikkeling van adolescenten te bewerkstelligen (Auslander et al., 2009).

Desondanks richten de meeste studies zich dus op laat-adolescenten of

jong-volwassenen. De focus van huidige studie op de kwaliteit van romantische relaties tijdens de turbulente periode van de vroege adolescentie, een periode waarin vaders mogelijk juist een

(10)

belangrijke rol spelen, is zodoende een bijdrage aan dit onderzoeksveld. Daarnaast zal huidige studie een bijdrage leveren aan het onderzoeksveld door te kijken naar de eventuele

verschillen en overeenkomsten van geslacht, omdat uit eerder onderzoek blijkt dat vaders een andere rol spelen bij de ontwikkeling van zoons dan van dochters (e.g. Updegraff et al., 2001). Mogelijk is de invloed van de gehechtheidsrelatie met vader anders voor de kwaliteit van romantische relaties bij jongens dan bij meisjes. Verder zal de huidige studie een

toevoeging voor het onderzoeksgebied vormen door te kijken naar het eventuele modererende effect van de gehechtheidsrelatie met moeder, omdat uit eerder onderzoek de

gehechtheidsrelatie met moeder nog steeds als primaire factor naar voren komt (Hofferth et al., 2013; Lamb & Lewis, 2013), en volgens theoretische modellen als het ecologisch systeem de gehechtheidsrelatie met vader niet los te zien is van die met moeder (Bronfenbrenner, 1986).

Theoretische achtergrond

Wanneer gekeken wordt naar hoe de gehechtheid met vader effect kan hebben op de kwaliteit van romantische relaties tijdens de adolescentie, zijn er drie potentiele mechanismen mogelijk.

Interne werkmodellen

Allereerst is er de invloed van vaders op de interne werkmodellen van adolescenten, vanuit waar zij overtuigingen en verwachtingen hebben voor hun eigen romantische relaties. Adolescenten creëren op basis van eerdere relaties werkmodellen over gehechtheid (Furman et al., 2002; Williams & Kelly, 2005). De werkmodellen, of mentale representaties, richten zich op de eigen persoon en op relaties, en zijn dus bijvoorbeeld gebaseerd op de relatie met ouders (Baggett, Shaffer, & Muetzelfeld, 2015). Deze werkmodellen naar aanleiding van

(11)

ervaring met de relatie met ouders zijn te generaliseren naar nieuwe gehechtheidsrelaties (Al-Yagon, Kopelman-Rubin, Brunstein Klomek, & Mikulincer, 2016), en worden gebruikt om latere romantische relaties te construeren (Furman et al., 2002; Roisman et al., 2001). Deze veronderstelling wordt ondersteund door empirisch onderzoek, waaruit blijkt dat veilige gehechtheid met ouders op lange termijn geassocieerd is met veilige gehechtheid binnen een romantische relatie (e.g. de Goede et al., 2012; Furman, Stephenson, & Rhoades, 2014; Tan et al., 2016). Als deze werkmodellen de gehechtheid van een adolescent reflecteren voor

capaciteiten als het reguleren van affect, is het aannemelijk dat veilig gehechte adolescenten een voorsprong hebben in het tonen van zulke capaciteiten in vergelijking met onveilige gehechte adolescenten (Simpson et al., 2007; Tan et al., 2016). Dit betekent dat een veilige gehechtheidsrelatie met vader doorwerkt en van invloed kan zijn op de kwaliteit van

gehechtheid binnen een romantische relatie. De interne werkmodellen aangaande romantische relaties, die een adolescent heeft ontwikkeld aan de hand van de relatie met vader, spelen mogelijk een unieke rol door de invloed van vaders met betrekking tot specifieke

ontwikkelingsaspecten (i.e. explorerend gedrag en communicatie) die van belang zijn voor romantische relaties.

Zelfwaarde en zelfvertrouwen

Ten tweede is er het belang van een veilige hechting aan vader als basis voor een optimale sociaal-emotionele ontwikkeling en voor een hoge zelfwaarde. Bekend is dat een veilige hechting aan ouders van belang is voor een optimale sociaal-emotionele ontwikkeling (Al-Yagon et al., 2016), daarnaast blijkt een goede sociaal-emotionele ontwikkeling van belang voor kwalitatieve romantische relaties (Roisman, Collins, Sroufe, & Egeland, 2005). Enerzijds zorgt een veilige hechting voor meer emotionele expressiviteit (Ducharme, Doyle,

(12)

Markiewicz, 2002), en anderzijds is een goede expressie van positieve emoties vereist voor een kwalitatieve romantische relatie (Collins, 2003).

Onderzoek van Johnson en Galambos (2014) toonde daarnaast dat de relatie tussen de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met ouder en latere romantische relaties werkt via een toename in zelfvertrouwen en zelfwaarde door veilige hechting aan de ouder. Deze associatie lijkt sterker te zijn voor vaders dan voor moeders (Dekovic & Meeus, 1997).

Een mogelijke verklaring wordt gegeven door eerder onderzoek waaruit blijkt dat met name een veilige hechting aan vader van belang is bij peer-relaties (Al-Yagon et al., 2016; Dalton et al., 2006; Ducharme et al., 2002). Het is zodoende aannemelijk om te

veronderstellen dat een veilige hechting met vader vereist is voor een romantische relatie van goede kwaliteit. Onderzoeksuitkomsten die aantonen dat vaders meer betrokken raken bij hun kinderen tijdens de periode van de vroege adolescentie (Coyl-Shepherd & Newland, 2013), sluiten hierbij aan. Dit valt wellicht te verklaren doordat de unieke rol van moeder (i.e. verzorging) vooral in de jongere jaren van groot belang is, en de unieke rol van vader naar voren komt wanneer adolescentie zich in die levensfase steeds meer en meer gaan

bezighouden met de buitenwereld (Grossmann et al., 2002).

Een veilige hechting aan vader zou zodoende zorgen voor een hoge mate van zelfvertrouwen en zelfwaarde, wat van invloed is op het aangaan en behouden van

kwalitatieve romantische relaties. Het is begrijpelijk dat een veilige hechting – waarbij het gaat om acceptatie, ondersteuning en positief inzicht voor het kind – een voorwaarde is voor een positieve zelfevaluatie, welke weer essentieel is voor overige positieve relaties en zodoende kwalitatieve romantische relaties (Dekovic & Meeus, 1997). Daarnaast is een mogelijke verklaring dat met name een veilige hechting met vader zorgt voor de basis en ondersteuning om te exploreren, dus ook het exploreren van persoonlijke grenzen en

(13)

competenties, wat belangrijk is voor de vorming van een positieve zelfwaarde, wat op zijn beurt dus weer positief gerelateerd is aan de kwaliteit van romantische relaties.

Vaders rol bij exploratie

Ten derde hebben vaders een unieke rol bij exploratie binnen de ontwikkeling, waartoe ook romantische relaties tijdens de adolescentie behoren. Vaders en moeders hebben mogelijk unieke effecten op de ontwikkeling van hun kind en complementeren elkaar daarin

(Grossmann et al., 2002). Waar de invloed van moeder vooral gerelateerd is gebleken aan verzorging en ondersteuning, zoals eerder vermeld, blijkt de invloed van vader vooral gerelateerd aan de vaardigheden in omgang met de buitenwereld, zoals spel, exploreren en risiconemen (Al-Yagon et al., 2016; Coyl-Shepherd & Newland, 2013; Ducharme et al., 2002). Uit longitudinaal onderzoek blijkt dat vaders met name bijdragen aan de veilige hechtingsstaat van hun kind door middel van exploratief spel – rough-and-tumble-play (Grossmann et al., 2002). De rol van vaders tijdens de kindertijd, vanuit waar het kind veilig kan ontdekken en risico kan nemen, is dus mogelijk ook van uniek belang tijdens de

adolescentie, waarbij het aangaan van romantische relaties het ontdekken is. Het aangaan van romantische relaties tijdens de eerste fase van adolescentie zou zodoende gezien kunnen worden als een exploratief ontwikkelingsdoel (Chapman & Werner-Wilson, 2008). Als romantische relaties een exploratief deel van de ontwikkeling zijn, is het van belang om naar de gehechtheidsrelatie met vader te kijken wanneer we de kwaliteit van de romantische relaties onderzoeken.

Geslacht van de adolescent

Uit de literatuur blijken tegenstrijdigheden met betrekking tot het mogelijk

(14)

dat het effect van gehechtheid met vader op ontwikkelingsuitkomsten van adolescenten, zoals de ontwikkeling en kwaliteit van romantische relaties, sterker is bij zoons, omdat deze van hetzelfde geslacht zijn en er daarom meer sprake is van betrokkenheid en hoge

verwachtingen. Ten tweede komen aanwijzingen naar voren dat dit effect juist sterker is bij dochters, omdat vaders mogelijk optreden als een spiegelfiguur van hun (toekomstige) partner.

Onderzoek met de nadruk op de socialisatietheorie richt zich op het overdragen van gedrag tussen ouder en kind, waar volgens jongens en meisjes meer ontvankelijk zijn voor socialisatiepraktijken van de ouder van hetzelfde geslacht. Dit wordt ondersteund door onderzoek naar het ontwikkelingsverloop van gehechtheid met vaders en moeders, wat aantoont dat er sprake is van een grotere gehechtheid tussen ouder en kind van hetzelfde geslacht (Buist, Deković, Meeus, & van Aken, 2002). Hoewel er tijdens de adolescentie sprake is van de-idealisatie van ouders en er een grotere nadruk komt te liggen op peers, worden ouders desalniettemin nog steeds als belangrijke referentiepunten gebruikt voor belangrijke situaties, met name de ouder van het zelfde geslacht (Buist et al., 2002). Dit suggereert dat het effect van de kwaliteit van gehechtheid met vader groter is voor de kwaliteit van romantische relaties bij jongens dan bij meisjes. Dit is in lijn met empirisch onderzoek naar de invloed van moeders en vaders op peerrelaties van jong-adolescenten (Updegraff et al., 2001). Dit kan zowel komen omdat vaders mogelijk meer betrokken zijn bij hun kind van hetzelfde geslacht, als dat zij mogelijk een grotere invloed hebben op hun kind van hetzelfde geslacht, vanwege het vergelijkende voordeel, grotere interne beloningen en hogere externe verwachtingen (Carlson, 2006).

Deze socialisatietheorie wordt echter ontkracht door onderzoek dat aantoont dat juist de ouder van het andere geslacht vooral van invloed is op de kwaliteit van romantische relaties. Dat de invloed van de hechtingsrelatie met vader mogelijk vooral van invloed is op

(15)

de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes, is wellicht te verklaren vanuit het perspectief dat de relatie met de ouder van het tegenovergestelde geslacht sterker gerelateerd is aan de (toekomstige) relatie met een romantische partner, of dat een romantische relatie juist de relatie met de ouder van het andere geslacht beïnvloedt (Dalton et al., 2006). De relatie met de ouder van het andere geslacht biedt de mogelijkheid tot oefening van interactie met het andere geslacht binnen een veilige omgeving (Scharf & Mayseless, 2008). Deze spiegelfiguurtheorie wordt ondersteund door verschillende empirische onderzoeken. Zo blijkt uit één onderzoek dat voor dochters enkel de relatie met vader van invloed is op conflictoplossingsvaardigheden, terwijl voor zoons juist de relatie met moeder van invloed is. De directe resultaten die uit dit onderzoek naar voren komen sluiten daarop aan, gezien die stellen dat er bij dochters enkel een directe significante relatie geldt tussen gehechtheid met vader en liefde, en er bij zoons enkel een directe significante relatie geldt tussen gehechtheid met moeder en liefde (Bucx & Seiffge-Krenke, 2010). Uit een tweede onderzoek, naar de rol van vaders bij seksuele relaties, blijkt gehechtheid met vader eveneens vooral een essentiële rol te spelen bij meisjes in

vergelijking met jongens (Potard et al., 2014). Een derde onderzoek laat daarnaast zien dat jongens een afname aan gehechtheid met vader laten zien vanaf de adolescentie, terwijl deze bij meisjes vanaf de mid-adolescentie juist weer toeneemt (Buist et al., 2002). Een vierde, longitudinaal, onderzoek naar de invloed van moeder en vader bij romantische relaties bij meisjes in de late adolescentie, laat zien dat enkel de kwaliteit van de relatie met vader op lange termijn van invloed is op de kwaliteit van romantische relaties (Scharf & Meyseless, 2008).

Zoals uit bovenstaande blijkt, komen er binnen de literatuur tegenstrijdigheden naar voren. Om hier beter inzicht in te krijgen wordt er apart voor jongens en meisjes gekeken naar de verbanden tussen de kwaliteit van gehechtheid aan vader en de kwaliteit van romantische relaties van jong-adolescenten, om deze zodoende te vergelijken.

(16)

Gehechtheid met moeder

De ecologische systeem theorie (Bronfenbrenner, 1986), de family systems theory (Roggman et al., 2013) en het heuristisch model van Cabrera en collega’s (2014) beschrijven hoe ontwikkelingsuitkomsten gevormd worden door sociale interacties tussen verschillende systemen in het leven van een persoon. Hierbij vormen sociale contextuele factoren een kader vanuit waar adolescenten zich verder ontwikkelen, relatie met ouders en het gezin als geheel zijn zulke factoren. Het ecologische systeem plaatst de vader in het microsysteem van het gezin, binnen dit systeem staat ook de moeder, en de afzonderlijke microsystemen en bijbehorende exo- en macrosystemen interacteren met elkaar binnen mesosystemen (Roggman et al., 2013). Hoewel vaders een unieke invloed kunnen hebben op de

ontwikkeling van hun kind, waaronder romantische relaties tijdens de adolescentie, moet dit desalniettemin altijd gezien worden binnen de bredere context van het gezinssysteem met beide ouders. Het integration model sluit hierop aan, vanuit het perspectief dat enkel veilige hechting aan beide ouders voor optimale ontwikkelingsuitkomsten kan zorgen (Al-Yagon et al., 2016). Moeders zouden zodoende een modererende rol kunnen hebben, waarbij het effect van de gehechtheid met vader op de kwaliteit van romantische relaties versterkt of verzwakt wordt door respectievelijk een goede of slechte hechting met moeder.

De vader-kind relatie moet dus gezien worden binnen de context van alle relaties die het kind ervaart, met name die binnen het gezin (Lamb & Lewis, 2013). Dat moeder-effecten overwogen moeten worden wanneer effecten van vaderschap bestudeerd worden, wordt ondersteund door empirisch onderzoek waaruit blijkt dat ouders vaak doelen, intenties en ervaringen met hun kinderen delen (Roggman et al., 2013). Daarnaast blijkt uit empirisch onderzoek dat moeders vaak nog een primaire rol vervullen als opvoeder en verzorger, en dat adolescenten vaak een hogere mate van gehechtheid ervaren met moeders dan met vaders

(17)

(Al-Yagon et al., 2016; Williams & Kelly, 2005). Het is daarom van belang om te kijken naar welke rol de gehechtheidsrelatie met moeder speelt bij de kwaliteit van romantische relaties van adolescenten, omdat deze complementerende en interacterende rol van moeders (Buist, Deković, Meeus, & van Aken, 2002), mogelijk van invloed is op de gehechtheidsrelatie met vader en welk effect deze heeft bij romantische relaties van de adolescent.

Het effect van de gehechtheidsrelatie met moeder kan plaatsvinden als een

versterkende of bufferende invloed. Bij een goede kwaliteit van gehechtheid met moeder en een goede kwaliteit van gehechtheid met vader zal de kwaliteit van de romantische relatie mogelijk beter zijn dan in het geval van een lage kwaliteit van gehechtheid met moeder, en is er zodoende sprake van een versterkend effect. Bij een lage kwaliteit van gehechtheid met vader laag, maar een goede kwaliteit van gehechtheid met moeder kan dit ervoor zorgen dat het alsnog mogelijk is om een goede kwaliteit van romantische relaties te hebben, en is er zodoende sprake van een bufferend effect. Omdat niet duidelijk is hoe een eventueel

modererend effect van relatie met moeder naar voren zou kunnen komen, wordt de kwaliteit van gehechtheid met moeder meegenomen in huidig onderzoek als mogelijk interacterende variabele.

Overige factoren

Er dient binnen huidig onderzoek rekening te worden gehouden met verschillende overige factoren die de verbanden mogelijk kunnen beïnvloeden. Zo zal er gekeken worden naar de duur van de romantische relaties van adolescenten, omdat aannemelijk is dat er binnen een langere relatie meer kans is op een goede, diepgaande kwaliteit dan binnen een korte relatie, dit wordt ondersteund door empirisch onderzoek (Beinstein-Miller & Hoicowitz, 2004).

(18)

Tevens wordt er naar leeftijd gekeken binnen huidige studie, omdat plausibel is dat dit van invloed kan zijn op de kwaliteit van romantische relaties. Zo zouden oudere adolescenten mogelijk een hogere mate van intimiteit vertonen binnen hun romantische relatie en ligt de focus bij jongere adolescenten meer op een vriendschappelijke band (Collins, 2003).

Daarnaast zal er gekeken worden naar of adolescenten wel of niet enig kind zijn, omdat ook broertjes en zusjes interacteren binnen het ecologische gezinssysteem

(Bronfenbrenner, 1986), en daarmee mogelijk van invloed kunnen zijn op andere relaties binnen dit transactionele systeem – zoals die met vader. Dit is extra aannemelijk omdat daarnaast de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met eventuele broertjes en zusjes versterkt tijdens de vroege adolescentie (Buist et al., 2002). Mogelijk heeft de aanwezigheid van

broertjes en/of zusjes een positieve, dan wel negatieve werking op romantische relaties tijdens de adolescentie en het effect van de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met vader daarop.

Als laatst zal ook gekeken worden naar opleidingsniveau, dit is een belangrijke factor voor sociaal-economische status, welke positief in verband wordt gebracht met de kwaliteit van ouder-kind gehechtheidsrelaties en romantische relaties op latere leeftijd (Conger, Conger, & Martin, 2010).

Huidig onderzoek

Het doel van deze studie is onderzoek doen naar de samenhang van de kwaliteit van gehechtheid met vader met de kwaliteit van romantische relaties onder jong-adolescenten. Wanneer er inzicht is in de specifieke invloed van vaders met betrekking tot dit belangrijke ontwikkelingsdoel, zorgt dit voor meer inzicht in de ontwikkeling van romantische relaties tijdens de vroege adolescentie en kan dit gebruikt worden binnen eventuele zorg gericht op adolescenten.

(19)

Met betrekking tot de hoofdvraag van deze thesis, ‘In hoeverre is de kwaliteit van gehechtheid met vader gerelateerd aan de kwaliteit van romantische relaties onder

Nederlandse adolescenten?’, wordt verwacht dat de gehechtheid met vader bij adolescenten van positieve invloed is op de kwaliteit van romantische relaties tijdens de jong-adolescentie. Wat betreft de eerste deelvraag, ‘Wat is de relatie tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties vergeleken tussen jongens en meisjes?’, zal huidige studie een explorerend perspectief aannemen, om de tegenstrijdige hypotheses te onderzoeken. Voor de tweede deelvraag, ‘Wordt het verband tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten gemodereerd door de kwaliteit van gehechtheid met moeder?’, wordt verwacht dat de gehechtheidsrelatie met moeder voor een interactie-effect zorgt. Of dit effect versterkend of bufferend is, zal uit de resultaten moeten blijken. Er wordt vanwege de tegenstrijdige mogelijkheden wederom een explorerend perspectief aangenomen.

Bovenstaande onderzoeksvragen zullen aan de hand van SODA dataset worden onderzocht, waarna de resultaten uiteengezet zullen worden. Vervolgens wordt de conclusie met betrekking tot de onderzoeksvragen gegeven en aansluitend daarop zullen de resultaten binnen een breder kader worden geïnterpreteerd, verklaringen worden gegeven voor eventuele opvallende resultaten en aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

Methode Procedure

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag wordt gebruik gemaakt van de dataset Social Development of Adolescents (SODA), een anonieme zelfrapportage behorend tot een longitudinaal onderzoek. Voor dit onderzoek zijn in de regio Nijmegen 28 middelbare scholen geselecteerd en benaderd voor deelname, 23 scholen (82 %) deden toezegging tot deelname,

(20)

waarvan er bij het derde meetmoment nog 19 scholen (83 %) deelnamen. De afname van de vragenlijsten duurde 45-50 minuten en gebeurde tijdens een normaal lesuur in de daarvoor geselecteerde klassen. Zowel de adolescenten als hun ouders hebben vooraf toestemming gegeven voor het uitvoeren van het onderzoek middels een informed consent.

Participanten

De SODA-vragenlijst is op drie meetmomenten afgenomen, in huidig onderzoek wordt gebruik gemaakt van het eerste meetmoment voor alle onafhankelijke variabelen en het derde meetmoment voor de afhankelijke variabele kwaliteit van romantische relatie, omdat verwacht wordt dat er dan een grotere kans is dat kwalitatieve romantische relaties onder de participanten zich voordoen. Tijdens het derde meetmoment is de SODA-vragenlijst

afgenomen bij 774 jong-adolescenten, waarvan 369 jongens (47,7 %) en 405 meisjes (52,3 %). Omdat dit onderzoek zich richt op zowel de kwaliteit van gehechtheid met vader alsook de kwaliteit van gehechtheid met moeder (als mogelijke moderator), is er een selectie gemaakt van adolescenten waarbij de ouders bij elkaar zijn op het eerste meetmoment (n = 660). Om het concept ‘kwaliteit van romantische relaties’ te meten, wordt daarnaast een tweede selectie gemaakt: Enkel de adolescenten die aangeven op het moment van het invullen van de vragenlijst tijdens het derde meetmoment verkering te hebben, worden meegenomen in huidig onderzoek. Dit bleken 140 adolescenten te zijn (n = 140). Van deze 140 adolescenten zijn er 87 (62,1%) meisje en 53 (37,9 %) jongen. Binnen de resultaten zullen de overige beschrijvende statistieken worden besproken.

Instrumenten

(21)

Voor huidig onderzoek wordt van de SODA vragenlijst gebruik gemaakt van de schaal relatie met vader tijdens het eerste meetmoment om de kwaliteit van gehechtheid met vader te meten. Hierin worden vragen als ‘Mijn vader accepteert mij zoals ik ben’ en ‘Als mijn vader weet dat ik ergens mee zit, dan vraagt hij dat aan mij’ behandeld, zie Tabel 1 in de bijlagen voor de volledige vragenlijst. De in totaal 12 vragen worden beantwoord aan de hand van een 6-punts Likertschaal met 1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = vaak, 5 = bijna altijd en 6 = altijd. De betrouwbaarheidsscore van deze schaal had een Cronbach’s alpha van α = .86. Aan de hand van een factoranalyse is te zien dat er één component duidelijk naar voren komt, op basis van de screeplot en de eigenwaarde (5.11, R² = .426, zie Tabel 2 in de bijlagen), dit component zegt het meest over de kwaliteit van gehechtheid met vader. Er waren echter twee items die inhoudelijk moeilijker te interpreteren waren, minder hoog laden binnen de

factoranalyse en waarbij de schaal een verbetering vertoonde aan de hand van een verhoogde alpha, wanneer deze verwijderd werden. Het eerste en laatste item van deze schaal zijn daarom niet meegenomen voor huidig onderzoek, het gaat om de vragen ‘Ook al heeft mijn vader zijn eigen zorgen, toch val ik hem lastig met mijn problemen’ en ‘Als ik over mijn problemen praat met mijn vader schaam ik me of voel ik me stom’. Deze richten zich, in tegenstelling tot de overige vragen, niet specifiek op de kwaliteit van gehechtheid en zijn dubbel te interpreteren. Zo kan de eerste vraag opgevat worden als het wel of niet

onvoorwaardelijk klaar staan of bereikbaar zijn van vader, maar kan deze ook opgevat worden als dat het de adolescent niet uitmaakt hoe het met vader staat en deze hoe dan ook zal storen. Het weglaten van deze twee vragen zorgde uiteindelijk voor een schaal van tien vragen, deze schaal wordt gebruikt aan de hand van een somscore en heeft een Cronbach’s alpha van α = .88, wat voor een hoge betrouwbaarheid staat.

(22)

Dezelfde vragen als de schaal relatie met vader, met dezelfde 6-punts Likertschaal om te antwoorden, komen voor in de schaal ‘relatie met moeder’, welke gebruikt wordt om de kwaliteit van gehechtheid met moeder te meten op het eerste meetmoment, zie Tabel 3 in de bijlagen voor de volledige vragenlijst. De betrouwbaarheidsscore van deze schaal was α = .84. Ook hier is op basis van een factoranalyse te zien dat er één component duidelijk naar voren komt, met een eigenwaarde van 4.83 en een verklaarde variantie van 40,28 %, zie Tabel 4 in de bijlagen. Dezelfde items als binnen de schaal omtrent vader bleken moeilijker inhoudelijk te interpreteren, laden minder hoog binnen de factoranalyse en zorgden voor een hogere betrouwbaarheid van de schaal wanneer ze verwijderd waren. Zodoende zijn dezelfde items weggelaten voor de schaal met betrekking tot de kwaliteit van gehechtheid met moeder in huidig onderzoek. Ook deze schaal wordt gebruikt aan de hand van een somscore en er was sprake van een hoge betrouwbaarheidsscore van α = .87.

Kwaliteit van romantische relaties

De kwaliteit van romantische relaties onder jong-adolescenten wordt in huidig onderzoek geoperationaliseerd door het concept verkering, welke gemeten wordt middels de schaal verkering tijdens het derde meetmoment. Deze schaal bestaat uit 19 vragen, zoals ‘Ik kan alles aan … vertellen’ en ‘Ik voel me sterk aangetrokken tot …’, zie Tabel 5 in de

bijlagen voor de volledige vragenlijst. Deze worden beantwoord aan de hand van een 7-punts Likertschaal (1 = ‘klopt helemaal niet’ tot 7 = ‘klopt helemaal wel’). Aan de hand van een factoranalyse is deze schaal op te delen in vier componenten, waarvan enkel de eerste zich duidelijk richt op de kwaliteit van de verkering, deze komt ook duidelijk als sterkste component naar voren op basis van de screeplot en met een eigenwaarde van 7,67 en een verklaarde variantie van 40,35 % (zie Tabel 6 in de bijlagen). Enkel de acht items die het hoogst laden op deze eerste component en het meest geschikt zijn om de kwaliteit van

(23)

romantische relaties te meten, worden voor huidig onderzoek gebruikt. Deze acht items zorgen samen voor een hoge betrouwbaarheidsscore van α = .88 voor de schaal verkering, het gebruik van deze schaal wordt eveneens gedaan aan de hand van een somscore.

Demografische gegevens

Binnen de schaal demografische gegevens werden de overige factoren

geoperationaliseerd, zoals leeftijd, met een open antwoordmogelijkheid. Daarnaast geslacht, waarbij de antwoordmogelijkheden waren 1 = meisje en 2 = jongen. De duur van de verkering was door de adolescenten te beantwoorden als 1 = 0-4 weken, 2 = 1-3 maanden, 3 = 3-6 maanden, 4 = 6-12 maanden, 5 = 1-2 jaar en 6 = 2 jaar of langer. Ook de factor

opleidingsniveau werd geoperationaliseerd, waarbij de antwoordmogelijkheden als 0 = vmbo en 1 = havo of vwo gelden. Als laatst is ook gevraagd het aantal broertjes en zusjes in te vullen, waarvoor er in huidig onderzoek tevens een nieuwe variabele is aangemaakt om aan te geven of de adolescent enig kind is of niet, met 0 = geen enig kind en 1 = enig kind.

Analyseplan

Waar nodig zijn variabelen gehercodeerd, om te zorgen dat alle items positief te interpreteren zijn, dat wil zeggen: Hoe hoger de score, hoe beter de kwaliteit van gehechtheid dan wel romantische relaties. Na de beschrijvende statistieken te hebben geanalyseerd, zal er een hiërarchische multivariate regressieanalyse gebruikt worden voor de hoofdvraag ‘Wat is het verband tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten?’, om de invloed van alle onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele ‘kwaliteit van romantische relaties’ te toetsen. Om de resultaten voor de eerste deelvraag, ‘Wat is de relatie tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties vergeleken tussen jongens en meisjes?’ te bekijken, zal de

(24)

hiërarchische multivariate regressieanalyse apart uitgevoerd worden voor jongens en meisjes. Er zal daarbij ook specifiek gekeken worden naar de tweede deelvraag, ‘Wordt het verband tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten gemodereerd door de kwaliteit van gehechtheid met moeder?’. De

onafhankelijke variabelen kwaliteit van gehechtheid met vader en kwaliteit van gehechtheid met moeder worden hiervoor gecentreerd en vermenigvuldigd, om het interactie-effect te toetsen.

Resultaten Beschrijvende resultaten

Missende data

In huidige dataset op basis van de SODA-vragenlijst hebben 140 adolescenten aangegeven dat hun ouders op het eerste meetmoment bij elkaar zijn en daarnaast dat ze op het moment van invullen tijdens meetmoment drie verkering hebben. Bij één adolescent was er echter sprake van missende waarden betreft de kwaliteit van de romantische relatie, deze missende data zijn vervangen door het gemiddelde van het betreffende item van de schaal, waardoor het mogelijk was om aan de hand van de selectie (n = 140) de data te analyseren.

Gemiddelden en standaard deviaties

Met betrekking tot de variabele kwaliteit van romantische relaties geldt een bereik van 8-56, gezien een minimum antwoordmogelijkheid van één en een maximum

antwoordmogelijkheid van zeven per vraag en de acht vragen waaruit de schaal bestaat. Wat betreft de somscores is de gemiddelde kwaliteit van romantische relaties onder

jong-adolescenten M = 47.59 (SD = 6.70, min = 14 – max = 56), zodoende kan gesteld worden dat adolescenten hun romantische relatie als van hoge kwaliteit beoordelen.

(25)

Voor de variabelen kwaliteit van gehechtheid met vader en kwaliteit van gehechtheid met moeder geldt een minimum antwoordmogelijkheid van één en een maximum

antwoordmogelijkheid van zes per vraag, gezien de tien vragen waaruit de schaal bestaat zorgt dit voor een bereik van 10-60. De gemiddelde kwaliteit van gehechtheid met vader is M = 44.65 (SD = 7.91, min = 23 – max = 60), de gemiddelde kwaliteit van gehechtheid met moeder is M = 47.17 (SD = 7.86, min = 23 – max = 60). Hoewel jong-adolescenten in huidige steekproef de kwaliteit van gehechtheid met hun moeder iets hoger beoordelen dan die met vader, kunnen beide als hoog beschouwd worden.

De gemiddelde duur van verkering is M = 2.59 (SD = 1.3), dat wil zeggen dat de adolescenten in huidige steekproef gemiddeld 1-6 maanden verkering hebben. De gemiddelde leeftijd van adolescenten in huidig onderzoek is M = 13.7 (SD = .85). Er zijn daarnaast 11 jong-adolescenten (7,9 %) enig kind, terwijl 129 (92,1 %) één of meerdere broertjes en/of zusjes hebben. Verder volgen 85 adolescenten een opleiding op vmbo-niveau (60,7 %) en 55 adolescenten een opleiding op havo- of vwo-niveau (39,3 %). Zie voor deze beschrijvende statistieken Tabel 7 in de bijlagen.

Correlaties

Jongens. Uit de correlatiematrix voor jongens (zie Tabel 8 in de bijlagen) blijken enkele significante verbanden. Zo blijkt de kwaliteit van romantische relaties positief gerelateerd met zowel de kwaliteit van gehechtheid met vader (r = .300, p < .05), als de kwaliteit van gehechtheid met moeder (r = .412, p < .01). Dit betekent dat hoe hoger

adolescenten op meetmoment 1 de kwaliteit van gehechtheid met vader en/of de kwaliteit van gehechtheid met moeder beoordelen, hoe hoger zij op meetmoment 3 de kwaliteit van hun romantische relatie beoordelen. Wat betreft de controlevariabelen blijkt de kwaliteit van romantische relaties bij jongens niet significant samen te hangen met de duur van verkering (r

(26)

= .216, p = .129), opleidingsniveau (r = .138, p = .324) en of iemand enig kind is (r = -.032, p = .820). De richting van deze verbanden geeft aan dat jongens met broers en/of zussen de kwaliteit van hun romantische relatie als hoger beoordelen, jongens die langer verkering hebben de kwaliteit van hun romantische relatie als hoger beoordelen en jongens die een hoger opleidingsniveau volgen de kwaliteit van hun romantische relatie als hoger beoordelen. De controlevariabele leeftijd blijkt als enige wel significant positief samen te hangen met de kwaliteit van romantische relaties (r = .238, p < .1). Dit toont aan dat jongens die ouder zijn de kwaliteit van hun romantische relatie als hoger beoordelen, deze samenhang is echter marginaal.

De kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van gehechtheid met moeder blijken onderling sterk samen te hangen bij jongens (r = .712, p < .01). Deze positieve samenhang toont aan dat wanneer adolescenten de kwaliteit van gehechtheid met vader als hoog rapporteren zij over het algemeen ook de kwaliteit van gehechtheid met moeder als hoog rapporteren. Zowel de kwaliteit van gehechtheid met vader als de kwaliteit van gehechtheid met moeder blijkt daarnaast niet significant samen te hangen met de duur van de verkering (respectievelijk r = .138, p = .335 en r = -.099, p = .489), de leeftijd van de adolescent

(respectievelijk r = .180, p = .198 en r = .143, p = .306), of deze enig kind is (respectievelijk r = -.087, p = .535 en r = -.010, p = .943) en diens opleidingsniveau (respectievelijk r = .142, p = .310 en r = .177, p = .204). Hoewel niet significant, geeft de richting van deze verbanden aan dat jongens met broers en/of zussen een hogere kwaliteit van gehechtheid met vader en met moeder rapporteren in huidige steekproef, evenals jongens die ouder zijn en een hoger opleidingsniveau volgen. Met betrekking tot de – niet significante – verbanden met de duur van verkering, blijkt dat wanneer jongens langer verkering hebben zij een hogere kwaliteit van gehechtheid met vader, maar een lagere kwaliteit van gehechtheid met moeder

(27)

Wat betreft de onderlinge verbanden tussen de controlevariabelen, blijkt enkel de leeftijd van jongens en opleidingsniveau significant samen te hangen (r = .447 , p < .01). Dit verband is positief, wat wil zeggen dat oudere jongens in huidige steekproef over het

algemeen een hoger opleidingsniveau volgen, wat te verklaren is door het feit dat hogere opleidingsniveaus meer jaren omvatten.

Meisjes. Uit de correlatiematrix voor meisjes (zie Tabel 9 in de bijlagen) blijken eveneens enkele significante verbanden. In tegenstelling tot jongens, blijkt bij meisjes de kwaliteit van romantische relaties niet significant samen te hangen met de kwaliteit van gehechtheid met vader (r = .138, p = .201) en de kwaliteit van gehechtheid met moeder (r = -.001, p = .993). Hoewel deze verbanden niet significant zijn, toont de positieve samenhang met de kwaliteit van gehechtheid met vader aan dat hoe hoger meisjes in de huidige

steekproef deze beoordelen hoe hoger zij ook de kwaliteit van romantische relaties

beoordelen. Dit in tegenstelling tot de negatieve samenhang met de kwaliteit van gehechtheid met moeder, wat aantoont dat hoe hoger meisjes deze beoordelen hoe lager zij de kwaliteit van romantische relaties beoordelen. De kwaliteit van romantische relaties blijkt verder wel significant positief samen te hangen met de duur van verkering bij meisjes (r = .250, p < .05). Deze samenhang laat zien dat hoe langer zij verkering hebben hoe hoger zij de kwaliteit van deze romantische relatie beoordelen. Echter is ook aannemelijk dat het verband andersom loopt, dat wil zeggen, hoe hoger de kwaliteit van de romantische relatie, hoe langer deze zal duren. Omdat huidig onderzoek geen longitudinaal design heeft, valt niet met zekerheid te zeggen hoe dit verband loopt, dit resultaat moet daarom met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De kwaliteit van romantische relaties onder meisjes blijkt niet significant samen te hangen met de overige controlevariabelen leeftijd (r = .108, p = .321), of iemand enig kind is (r = -.005, p = .963) en opleidingsniveau (r = -.158, p = .145). Hoewel niet significant, laat de

(28)

richting van de verbanden zien dat er een positieve samenhang is met leeftijd (hoe ouder, hoe hoger kwaliteit romantische relatie) en een negatieve samenhang met zowel enig kind (de aanwezigheid van broers en/of zussen is gerelateerd aan hogere kwaliteit romantische relaties) als opleidingsniveau (lager opleidingsniveau, hogere kwaliteit romantische relaties).

De kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van gehechtheid met moeder blijken voor meisjes, net als voor jongens, onderling een significante samenhang te vertonen (r = .560, p < .01). Dit verband is positief, wat wil zeggen dat wanneer meisjes de kwaliteit van gehechtheid met vader als hoog rapporteren zij over het algemeen ook de kwaliteit van gehechtheid met moeder als hoog rapporteren.

Wat betreft de kwaliteit van gehechtheid met vader blijkt dat deze voor meisjes in de huidige steekproef niet significant samenhangt met de controlevariabelen duur van verkering (r = .019, p = .862), leeftijd (r = -.089, p = .411), of iemand enig kind is (r = -.149, p = .170) en opleidingsniveau (r = -.005, p = .960). De richting van het niet-significante verband met de duur van verkering is positief, wat wil zeggen dat meisjes die de kwaliteit van gehechtheid met vader als hoog beoordelen in huidige steekproef langer verkering hebben. De richting van de niet-significante verbanden met de overige controlevariabelen zijn negatief, wat wil zeggen dat meisjes die jonger zijn, broers en/of zussen hebben, of een lager opleidingsniveau volgen, de kwaliteit van gehechtheid met vader als hoger beoordelen.

De kwaliteit van gehechtheid met moeder hangt daarentegen wel significant samen met of de adolescent enig kind is (r = -.87, p < .1). De richting van dit verband is negatief, wat wil zeggen dat adolescente meisjes in huidige steekproef de kwaliteit van gehechtheid met moeder als hoger beoordelen wanneer zij broers en/of zussen hebben, dit verband is echter slechts marginaal significant. De kwaliteit van gehechtheid met moeder blijkt voor meisjes in de huidige steekproef echter niet significant (r = .072, p = .511), doch positief samen te hangen met de duur van verkering, wat wil zeggen dat meisjes die de kwaliteit van

(29)

gehechtheid met moeder als hoog beoordelen in huidige steekproef langer verkering hebben. De kwaliteit van gehechtheid met moeder hangt daarnaast ook niet significant samen met de controlevariabelen leeftijd (r = -.054, p = .617) en opleidingsniveau (r = -.047, p = .667) van de adolescente meisjes. De richting van deze verbanden zijn beide negatief, wat wil zeggen dat meisjes die jonger zijn en een lager opleidingsniveau volgen de kwaliteit van gehechtheid met moeder als hoger beoordelen.

Wat betreft de onderlinge verbanden tussen de controlevariabelen blijkt verder dat voor meisjes leeftijd significant gerelateerd is aan de duur van verkering (r = .308, p < .01), dit positieve verband toont aan dat hoe ouder een adolescent is hoe langer diens romantische relatie naar alle waarschijnlijkheid al duurt. Evenals voor jongens blijkt daarnaast als laatste significante verband een samenhang tussen leeftijd en opleidingsniveau (r = .391, p < .01), wat wederom logisch te verklaren is aangezien hogere opleidingsniveaus meer jaren omvatten. Behalve bovenstaande significante verbanden zijn er geen verdere significante samenhangen tussen de controlevariabelen naar voren gekomen voor meisjes binnen huidige steekproef.

Kwaliteit van gehechtheid met vader en kwaliteit van romantische relaties

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag in hoeverre de kwaliteit van romantische relaties onder jong-adolescenten voorspeld wordt door de kwaliteit van

gehechtheid met vader, is een hiërarchische meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. Voor deze regressieanalyse is allereerst middels Model 1 gekeken naar de samenhang tussen de onafhankelijke variabele kwaliteit van gehechtheid met vader en de afhankelijke variabele kwaliteit van romantische relaties. Vervolgens zijn in Model 2 de onafhankelijke variabele kwaliteit van gehechtheid met moeder en de controlevariabelen duur van romantische relatie, leeftijd, enig kind en opleidingsniveau toegevoegd. Om te zien in hoeverre de samenhang

(30)

tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties beïnvloedt wordt door de kwaliteit van gehechtheid met moeder is in Model 3 het interactie-effect (kwaliteit van gehechtheid met vader × kwaliteit van gehechtheid met moeder)

onderzocht. De variabelen kwaliteit van gehechtheid met vader en kwaliteit van gehechtheid met moeder zijn gecentreerd, om zo de resultaten juist te kunnen interpreteren. En de

regressieanalyse is apart uitgevoerd voor jongens en meisjes, om te kijken hoe de

samenhangen voor zowel zoons en als dochters tot stand komen. De resultaten worden apart voor jongens en meisjes en per model besproken en zijn te zien in respectievelijk Tabel 10 en Tabel 11 in de bijlagen.

Jongens

Wat betreft Model 1 is uit de analyse gebleken dat bij jongens 9,5 % van de kwaliteit van romantische relaties wordt verklaard door de kwaliteit van gehechtheid met vader (R² = .095). Hoewel deze verklaarde variantie niet erg hoog is, is dit eerste model wel significant voor de invloed op de kwaliteit van romantische relaties (F = 5.167, p < .05). Er is zodoende sprake van een hoofdeffect van de onafhankelijke variabele kwaliteit van gehechtheid met vader op de afhankelijke variabele kwaliteit van romantische relaties onder jongens, dit lijkt aan te geven dat de kwaliteit van gehechtheid met vader van invloed is op de kwaliteit van romantische relaties onder jongens in de huidige steekproef.

Wanneer in Model 2 de onafhankelijke variabele kwaliteit van gehechtheid met moeder wordt toegevoegd evenals de variabelen duur van verkering, leeftijd, enig kind en opleidingsniveau, blijkt aan het significantieniveau van het model (F = 2.643, p < .05) dat deze variabelen van toegevoegde waarde zijn als voorspeller voor de kwaliteit van

romantische relaties bij jongens. Ook de verklaarde variante is verhoogd (R² = .265). Wanneer er specifiek gekeken wordt naar de afzonderlijke verbanden binnen dit model, blijkt dat de

(31)

kwaliteit van gehechtheid met vader echter niet meer van significant effect is voor de kwaliteit van romantische relaties (β = -.099, p = .613). Dit laat zien dat de kwaliteit van gehechtheid met vader niet van unieke invloed is op de kwaliteit van romantische relaties bij jongens, het hoofdeffect verdwijnt namelijk wanneer de kwaliteit van gehechtheid met moeder en de controlevariabelen ook in ogenschouw wordt genomen. Het tegenovergestelde kan mogelijk gesteld worden over de kwaliteit van gehechtheid met moeder, welke wel als sterk significant positief effect naar voren kwam voor de kwaliteit van romantische relaties (β = .496, p < .05). Wat betreft de overige variabelen blijkt dat de duur van verkering significant gerelateerd is aan de kwaliteit van romantische relaties bij jongens (β = .258, p < .1), dit verband is echter slechts marginaal. De variabelen leeftijd (β = .155, p = .337), enig kind (β = -.027 p = .849) en opleidingsniveau (β = -.043, p = .778) blijken niet significant gerelateerd aan de kwaliteit van romantische relaties.

Om te bekijken in hoeverre de kwaliteit van gehechtheid met moeder daarnaast van invloed is op de samenhang tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties, is in Model 3 het interactie-effect van deze twee onafhankelijke

variabelen bekeken. Hoewel de verklaarde variantie nauwelijks verhoogd (R² = .266) is, is het derde model nog marginaal significant (F = 2.230, p = .05) en lijkt het toevoegen van de interactievariabele een verbetering voor het voorspellen van de kwaliteit van romantische relaties onder jongens. Wanneer gekeken wordt naar de afzonderlijke variabelen blijkt de kwaliteit van gehechtheid met vader vermenigvuldigd met de kwaliteit van gehechtheid met moeder niet significant (β = -.039, p = .774), er is zodoende geen sprake van een interactie-effect. Dit geeft aan dat de kwaliteit van gehechtheid met moeder geen versterkend of bufferend effect heeft op de samenhang tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties bij jongens. De kwaliteit van gehechtheid met vader is in dit derde model wederom niet significant gerelateerd aan de kwaliteit van romantische relaties bij

(32)

jongens (β = -.113, p = .578), de kwaliteit van gehechtheid met moeder echter wederom wel (β = .507, p < .05). Van de overige variabelen blijkt enkel de duur van verkering slechts marginaal significant gerelateerd te zijn aan de kwaliteit van romantische relaties bij jongens (β = .262, p < .1). De overige variabelen leeftijd (β = .155, p = .342), enig kind (β = -.033, p = .817) en opleidingsniveau (β = -.046, p = .770) blijken allen niet als significante

voorspellers naar voren te komen voor de kwaliteit van romantische relaties bij jongens.

Meisjes

Wat betreft Model 1 is uit de analyse gebleken dat voor meisjes slechts 1,9% van de kwaliteit van romantische relaties wordt verklaard door de kwaliteit van gehechtheid met vader (R² = .019). Dit is in lijn met het ontbreken van de significantie voor dit model (F = 1.655, p = .202), kortom er is geen sprake van een hoofdeffect van de kwaliteit van gehechtheid met vader op de kwaliteit van romantische relaties voor meisjes. Hoewel niet significant en daarnaast zwak, toont de richting van het effect aan dat hoe hoger de kwaliteit van gehechtheid met vader bevonden wordt door meisjes hoe hoger de kwaliteit van

romantische relaties bevonden wordt (β = .139, p = .202).

Wanneer in Model 2 de kwaliteit van gehechtheid met moeder wordt toegevoegd evenals de variabelen duur van verkering, leeftijd, enig kind en opleidingsniveau, blijkt er wel sprake te zijn van significantie (F = 2.294, p < .05). Dit geeft aan dat het model een

verbetering toont in de voorspellende waarde voor de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes, naar aanleiding van het toevoegen van deze variabelen. Dit is in lijn met de

verklaarde variantie van het tweede model, deze verklaart namelijk 14,8% van de variatie in de kwaliteit van romantische relaties (R² = .148). Wanneer er gekeken wordt naar de

afzonderlijke variabelen binnen dit model, is te zien dat met het toevoegen van de kwaliteit van gehechtheid met moeder en de controlevariabelen, het effect van de kwaliteit van

(33)

gehechtheid met vader marginaal significant is geworden voor de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes (β = .231, p < .1). Dit geeft aan dat binnen het model waarbij ook rekening wordt gehouden met de kwaliteit van gehechtheid met moeder en de controlevariabelen, meisjes een hogere kwaliteit van romantische relatie lijken te rapporteren wanneer zij een hogere kwaliteit van gehechtheid met vader gerapporteerd hebben. Dit geeft een

suppressiesituatie aan, wat wil zeggen dat het effect van de kwaliteit van gehechtheid met vader op de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes versterkt wordt door een andere onafhankelijk variabele. Om meer inzicht te krijgen in deze suppressiesituatie, is onderzocht welke variabele dit veroorzaakt, dit blijkt de kwaliteit van gehechtheid met moeder te zijn. De controlevariabelen lijken niet van invloed bij het effect van de kwaliteit van gehechtheid met vader op de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes, maar wanneer de kwaliteit van gehechtheid met moeder buiten beschouwing wordt gelaten in het tweede model, blijkt dat de samenhang tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en romantische relaties niet

significant wordt (β = .148, p = .168) – in tegenstelling tot wanneer de kwaliteit van

gehechtheid met moeder wel in beschouwing wordt genomen. Dit is te zien in Tabel 12 in de bijlagen. Wanneer er verder gekeken wordt naar de afzonderlijke variabelen binnen dit model blijkt het effect van de kwaliteit van gehechtheid met moeder niet significant (β = -.155, p = .227). Desalniettemin toont de negatieve richting van de relatie aan dat adolescente meisjes die een lagere kwaliteit van gehechtheid met moeder gerapporteerd hebben vervolgens een hogere kwaliteit van romantische relaties lijken te rapporteren. Wat betreft de overige variabelen in dit tweede model blijken de duur van verkering (β = .254, p < .05) en opleidingsniveau (β = -.250, p < .05) voor meisjes gerelateerd te zijn aan de kwaliteit van romantische relaties. In tegenstelling tot of zij enig kind zijn (β = -.006, p = .960) en hoe oud zij zijn (β = .139, p = .260), deze variabelen bleken beide niet significant als voorspeller voor de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes in huidige steekproef.

(34)

Model 3 is wederom significant (F = 2.009, p < .1), hoewel dit slechts marginaal is toont het aan dat toevoegen van het interactie-effect (kwaliteit gehechtheid vader × kwaliteit gehechtheid moeder) van toegevoegde waarde is voor het voorspellende effect van het model voor de kwaliteit van romantische relaties. De verklaarde variantie (R² = .153) blijkt

daarentegen nauwelijks verhoogd te zijn, dit is echter in lijn met het ontbreken van een interactie-effect (β = .069, p = .527). Dit geeft aan dat de kwaliteit van gehechtheid met moeder niet van invloed is op de samenhang tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes. Wat betreft de afzonderlijke variabelen blijkt de kwaliteit van gehechtheid met vader in dit model wederom marginaal significant

gerelateerd te zijn aan de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes (β = .225, p < .1). De kwaliteit van gehechtheid met moeder blijkt daarentegen ook in dit derde model niet

significant zijn (β = -.144, p = .266). Voor de overige variabelen geldt dat de duur van verkering (β = .255, p < .05) en opleidingsniveau (β = -.261, p < .05) wederom significant gerelateerd zijn aan de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes. Daarnaast blijken leeftijd (β = .139, p = .261) en of meisjes enig kind zijn (β = -.017, p = .881) niet significant gerelateerd te zijn aan de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes.

Discussie Conclusie

In de huidige studie werd onderzocht wat het verband is tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties onder jong-adolescenten. Daarnaast werd de invloed van de kwaliteit van gehechtheid met moeder op dit verband onderzocht. Om de resultaten voor jongens en meisjes te vergelijken met elkaar werd de analyse apart uitgevoerd voor zowel jongens als meisjes.

(35)

Allereerst bleek enkel voor jongens een hoofdeffect van de kwaliteit van gehechtheid met vader op de kwaliteit van romantische relaties, dit veranderde echter wanneer bij het voorspellen van de kwaliteit van romantische relaties rekening gehouden werd met de

kwaliteit van gehechtheid met moeder en de controlevariabelen. Hieruit bleek voor jongens de kwaliteit van gehechtheid met vader niet van unieke betekenis te zijn voor de kwaliteit van hun romantische relatie, maar de kwaliteit van gehechtheid met moeder wel. Bij meisjes kwam er wel een trend naar voren voor het unieke belang van de kwaliteit van gehechtheid met vader voor de kwaliteit van hun romantische relatie, maar enkel wanneer rekening gehouden werd met de kwaliteit van gehechtheid met moeder. Als laatst bleek voor zowel jongens als meisjes dat de kwaliteit van gehechtheid met moeder geen interactie-effect had op het verband tussen de kwaliteit van gehechtheid met vader en de kwaliteit van romantische relaties.

Discussie

De resultaten van huidig onderzoek zijn overeenkomstig met voorgaand onderzoek wat een verband aantoonde tussen de gehechtheidsrelatie met ouders en romantische relaties als onderdeel van de sociaal-emotionele ontwikkeling van adolescenten (e.g. Pittman,

Kerpelman, Soto, & Adler-Baeder, 2012; Roisman et al., 2005; Roisman et al., 2001; Tyrell et al., 2014; Updegraff et al., 2001; Walper & Wendt, 2015). De conclusie dat er binnen het voorspellende model een samenhang bleek te zijn tussen de gehechtheidrelatie met moeder en de kwaliteit van romantische relaties bij jongens, en daarnaast tussen de gehechtheidsrelatie met vader en de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes (hoewel marginaal), is in lijn met theorie en literatuur die stelt dat adolescenten meer ontvankelijk zijn voor de ouder van het andere geslacht, omdat deze zou kunnen optreden als spiegelfiguur voor de romantische partner (Dalton et al., 2006). Dit is tevens overeenkomstig met voorgaand empirisch

(36)

onderzoek waaruit blijkt dat de effecten van gehechtheid vooral naar voren komen bij de ouder van het andere geslacht, wanneer de romantische partner de ouder begint te vervangen als gehechtheidsfiguur (Ducharme et al., 2002).

De conclusie dat de gehechtheidsrelatie met moeder geen invloed heeft op het verband tussen de gehechtheidsrelatie met vader en de kwaliteit van romantische relaties, is niet overeenkomstig met de vooraf opgestelde hypothese, waarbij verwacht werd dat de

gehechtheidsrelatie met moeder wel degelijk een vorm van interactie zou laten zien met het verband tussen de gehechtheidsrelatie met vader en de kwaliteit van romantische relaties. Dit is mogelijk te verklaren doordat de gehechtheidsrelaties met beide ouders sterk met elkaar samenhangen, daarom overlap vertonen en in zekere mate dezelfde variatie in de kwaliteit van romantische relaties verklaren. Daarnaast is een mogelijkheid dat positieve en negatieve effecten (respectievelijk moeder versus vader bij jongens, en vader versus moeder bij meisjes) elkaar hebben opgeheven en het verwachte interactie-effect zodoende uitbleef.

Desondanks bleek er wel sprake te zijn van een versterkend effect van de

gehechtheidsrelatie met moeder voor het effect van de gehechtheidsrelatie met vader op de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes. Er is zodoende sprake van een

suppressiesituatie, waarbij de kwaliteit van gehechtheid met moeder optreedt als een klassieke suppressor (Paulhus, Robins, Trzesniewski, & Tracy, 2004). De kwaliteit van gehechtheid met vader bleek op zichzelf staand geen effect te hebben voor de kwaliteit van romantische relaties, maar door het toevoegen van de kwaliteit van gehechtheid met moeder verbeterde de gehechtheidsrelatie met vader als voorspeller voor de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes (Paulhus et al., 2004; Thompson & Levine, 1997). Waarom het effect van de gehechtheidsrelatie met vader op de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescente meisjes sterker wordt wanneer er rekening gehouden wordt met de gehechtheidsrelatie met moeder, is mogelijk te verklaren door het feit dat deze sterk met elkaar samenhangen en

(37)

zodoende overlap hebben als voorspellers voor de kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten.

De resultaten doen derhalve vermoeden dat het met name gaat om kwalitatieve gehechtheidsrelaties met ouders (en niet één ouder in het bijzonder) voor een goede kwaliteit van romantische relaties bij jong-adolescenten. Dit is in lijn met het integration model, welke het perspectief hanteert dat het gaat om een veilige hechting aan beide ouders, met betrekking tot positieve ontwikkelingsuitkomsten (Al-Yagon et al., 2016). Zodoende zou het er voor de kwaliteit van verkering tijdens de vroege adolescentie minder toe doen hoe de

gehechtheidsrelatie met afzonderlijk vader er uit ziet. Hoewel dit niet overeen komt met de marginaal significante resultaten wat betreft het unieke effect van de kwaliteit van

gehechtheid met vader bij romantische relaties van meisjes, zouden deze resultaten echter minder betrouwbaar kunnen zijn vanwege de sterke significante samenhang tussen de

gehechtheidsrelatie met vader en die met moeder. Daarnaast bleek deze marginaal significante samenhang te verdwijnen wanneer er geen rekening gehouden werd met de kwaliteit van gehechtheid met moeder (suppressie-effect). Huidige resultaten zouden daarom

desalniettemin kunnen duiden op het belang van een kwalitatieve gehechtheidsrelatie met beide ouders. Naast de sterke samenhang tussen gehechtheid met vader en moeder, zou dit mogelijk verklaard kunnen worden door het feit dat het binnen huidige steekproef gaat om jong-adolescenten waarbij de verschuiving van focus van ouders naar leeftijdsgenoten nog maar net begonnen is. Een alternatieve mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat deze link – de representaties van relaties met ouders in verhouding tot romantische relaties – nog niet zo duidelijk is wanneer adolescenten nog jong zijn en het gaat om het begin van de ontwikkeling van eventuele, nog niet zo intieme vormen van verkering (Furman et al., 2002). Evenwel komt naar voren dat het van belang is om zich te richten op relatie-ervaringen met ouders wanneer een positieve romantische ontwikkeling van adolescenten bevordert dient te worden.

(38)

Huidige onderzoeksresultaten bevestigen hiermee voorgaande studies (e.g. Walper & Wendt, 2015).

Wat opviel aan de resultaten was dat de verbanden bij meisjes slechts marginaal significant waren. Dit suggereert dat de gehechtheidsrelatie met vader bij meisjes minder effect heeft op de kwaliteit van hun romantische relaties dan dit voor de gehechtheidsrelatie met moeder bij jongens het geval is. Als het inderdaad zou gaan om het belang van een kwalitatieve gehechtheidsrelatie met beide ouders, lijken meisjes in dit opzicht minder ontvankelijk voor effecten hiervan wat betreft de kwaliteit van romantische relaties dan jongens. Mogelijk komt dit doordat meisjes over het algemeen sneller zijn in hun emotionele en sociale ontwikkeling en zij jonger zelfstandig worden, mede daardoor verschuift mogelijk ook de focus van ouders naar leeftijdsgenoten eerder en is er daarom sprake van slechts een beperkte samenhang tussen de kwaliteit van gehechtheid met ouders en de kwaliteit van romantische relaties. Het kan zodoende mogelijk verklaard worden doordat bij meisjes – in vergelijking met jongens – de focus al meer ligt bij hun romantische partner dan bij hun ouders. Deze veronderstelling wordt ondersteund door voorgaand onderzoek, waaruit blijkt dat meisjes meer geneigd zijn om relaties te hebben met oudere jongens en een grotere mate van intimiteit en gehechtheid rapporteren binnen hun romantische relaties dan jongens (Markiewicz et al., 2006; Pittman et al., 2012; Tyrell et al., 2014). Of mogelijk is er bij meisjes al eerder sprake van de de-idealisatie van ouders (Buist et al., 2002), waarbij ze zich beginnen af te zetten tegen (de invloed van) hun ouders. Verder blijkt dat ouders zich meer bemoeien met de romantische relaties van hun dochter dan van hun zoon (Pittman et al., 2012), mogelijk zijn ouderschapspraktijken daarom meer van belang dan de gehechtheid met ouders voor de kwaliteit van romantische relaties bij meisjes.

Er was verder sprake van enkele overige opvallende resultaten, zo bleek de duur van verkering sterk samen te hangen met de kwaliteit van deze verkering. Dit lijkt aannemelijk,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hall (2012), reports a range of advantages that a region/ destination may obtain by developing food tourism, including: opportunities for other regional businesses since foods and

First, the computational analysis extracted the acoustic audio features of flute sounds and by means of the Exploratory Factor Analysis (EFA) helped to identify and mean- ingfully

For the reasons described above (time needed by library staff for classification of journals, difficulty of classification of journals because of fixed list and

In this liquid channel droplets of methylene blue (MB) dissolved in ethanol, containing single particles of a Pd-catalyst, flow in a continuous fluorinated oil phase.. As a proof

The modelling framework has two stochastic components: (i) a Poisson component, which models the observed (random) landslide count in each terrain subdivision for a given

This study used spectral-element modeling and numerical modeling to evaluate the impact of topography on ground shaking induced by the 2005 Kashmir earthquake.. There are

The combination of superconductivity and surface states in Dirac semimetal can produce a 4π-periodic supercurrent in a Josephson junction configuration, which can be revealed by

Panel (c) shows the continuous and uninterrupted flow observed for D/d = 4: even at the largest particle volume fraction (φ ≈ 60%), no clog is observed (i.e., after ∼10 8