• No results found

Het effect van controlegebrek bij de voorkeur voor nieuwe technologieën en de individuele verschillen van regulatory focus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van controlegebrek bij de voorkeur voor nieuwe technologieën en de individuele verschillen van regulatory focus"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Controlegebrek bij de Voorkeur voor Nieuwe Technologieën en de Individuele Verschillen van Regulatory Focus

Justine Cornelissens - 10586857 Bachelorthese Sociale Psychologie Begeleider: Alessandra Galli 2 juni 2017

(2)

Abstract

In deze studie werd gekeken of de voorkeur voor nieuwe technologieën net zoals religie

controlegebrek kan herstellen, waarbij een moderatie van Regulatory Focus en een mediatie van de mate van controle werd onderzocht. De deelnemers van 19 tot 30 jaar (n=60) werden counterbalanced ingedeeld (experimentele en controleconditie). Controle werd gemanipuleerd door de deelnemers geblindeerd te laten lopen. Uit de analyses bleek een negatief effect van prevention focus op de voorkeur voor technologieën (H1) en een positief verband tussen promotion focus en mate van controle (H2). Verder werd er geen modererend effect van Regulatory focus of een mediatie van controle aangetoond (H3). Een andere factor dan nieuwe technologieën zal dus controlegebrek moeten herstellen, wanneer het geloof in religie zal afnemen.

Inleiding

“Panta rhei, ouden menei” - Heraclitus (544-483 BC)

Alles stroomt en niets is blijvend, zo liet de Griekse filosoof Heraclitus (2001) zich duizenden jaren geleden al uit over de toestand van de natuur: de natuur is constant in beweging. Zij verandert

(3)

altijd en is daardoor oncontroleerbaar voor de mens. Als de realiteit bepaald wordt door randomness en kans, zoals Heraclitus beweert, dan betekent dit dat men hier geen invloed op heeft. Dit gevoel van controlegebrek wordt als onprettig ervaren. De mens heeft namelijk een natuurlijke behoefte aan het hebben van controle (Kelley, 1971). Dit kan namelijk zorgen voor het gevoel dat men zelf invloed heeft op gevoelens, gedachten en gebeurtenissen. Dit heeft vervolgens een positieve invloed op zowel de fysieke als mentale gezondheid (Luck, Pearson, Maddern, & Hewett, 1999). Helaas is het niet mogelijk om altijd volledige controle te hebben. Binnen de huidige maatschappij speelt dit bij situaties zoals terreurdreigingen en de financiële crisis, maar ook op persoonlijk vlak zoals bij romantische relaties of bij verslavingen (Widyanto & Griffiths, 2006). Controlegebrek heeft juist een

tegenovergestelde werking op de gezondheid (Kay, Whitson, Gaucher, & Galinsky, 2009) en kan onder andere zorgen voor onzekerheid en angst (Edward & Weary, 1999). Omdat deze negatieve emoties als vervelend worden ervaren, heeft men de natuurlijke behoefte om deze te controleren (Jonas et al., 2014)

Een manier om controlegebrek te verminderen, is door dit te compenseren met behulp van externe factoren. Uit onderzoek is gebleken dat deze externe factoren helpen om het gevoel van orde en rust terug te krijgen. Dit wordt compensatory control genoemd (Kay, Shepherd, Blatz, Chua & Galinsky, 2010; Landau et al., 2015). Eerder onderzoek wijst uit dat het geloven in een religie kan dienen als compensatory control, aangezien het geloof kracht geeft om met moeilijke situaties om te gaan en de realiteit te structureren. (Kay, Gaucher, Mc Gregor & Nash, 2010). Toch blijkt dat het aantal religieuzen in Nederland sinds 1960 steeds verder afneemt en het aantal atheïsten juist toeneemt (Bernts & Berghuijs (2016). Maar geloven in een religie is niet de enige manier om controle te compenseren. Uit onderzoek van Rutjens, Harreveld en Van der Pligt (2010) bleek immers dat ook geloof in de vooruitgang kan fungeren als compensatory control om het gevoel van angst en onzekerheid te laten verdwijnen. Socioloog Max Weber (1946) voorspelde reeds dat in een

samenleving die steeds moderner en rationeler wordt, de rol van religie steeds verder af zal nemen en dat technologische ontwikkelingen, religie overbodig zullen maken (van Elk, 2012). Het is dus

(4)

interessant om te kijken of binnen de steeds groter wordende seculiere samenleving het vertrouwen in de toekomst wellicht een goed alternatief kan bieden voor het geloven in een god en of de wetenschap dus voor orde en rust kan zorgen, net zoals religie.

Aan de andere kant is er niet altijd een effect van compensatory control gevonden, waardoor het effect van dit fenomeen bij controlegebrek wordt ontkracht (Van Elk & Lodder, 2013). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er individuele verschillen kunnen optreden bij het beoordelen en verwerken van informatie. Volgens Hamamura & Heine (2008) liggen dispositionele factoren hieraan ten grondslag, wat inhoudt dat men gefocust kan zijn op verschillende doeleinden en daardoor op een verschillende manier informatie verwerkt. Higgins (1998) noemt deze oriëntatie de regulatory focus en deze is te onderscheiden in twee motivationele systemen: mensen met een (i) prevention focus richten zich vooral op het voorkomen van ongewenste uitkomsten (losses). Zij focussen zich op verantwoordelijkheid en veiligheid en zullen zaken waarschijnlijk het liefst houden zoals vanouds. Mensen met een (ii) promotion focus zullen zich daarentegen meer richten op het benaderen van positieve uitkomsten (gains). Zij focussen zich op hoop en vooruitgang. Hun visie is gericht op het promoten van ideale uitkomsten. Higgins (1998) stelde dat één van de twee foci dominant aanwezig is bij mensen gedurende hun leven. Chernev (2004) onderzocht de invloed van regulatory focus op de keuze van producten, waaruit bleek dat mensen met een prevention focus vaker voor betrouwbare producten kozen dan mensen in promotion focus. Uit onderzoek blijkt dus dat de keuze van een product werd beïnvloed door regulatory focus. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van regulatory focus bij de toepassing van compensatory control. Hierbij zal er gekeken gaan worden naar de verschillende invloed van mensen met een prevention focus en een promotion focus bij het compenseren van controle als men juist controlegebrek ervaart. In dit onderzoek zal er specifiek gekeken worden naar de beoordeling van nieuwe technologieën als reactie op controlegebrek.

Uit eerder onderzoek is dus gebleken dat geloven in een religie een manier is om

controlegebrek te compenseren (Kay, Shepherd, Blatz, Chua & Galinsky,, 2010). Ook is gebleken dat geloof in de vooruitgang een alternatief kan bieden als compensatory control (Rutjens, Harreveld &

(5)

Van der Pligt, 2010). Er is echter nog niet onderzocht of specifiek vertrouwen in nieuwe technologieën net als religie kan dienen als compensatory control en of een verschillende regulatory focus hierop van invloed is.

Binnen deze studie zal dit onderzocht worden door de deelnemers in een experimentele en een controleconditie onder te verdelen. Hierbij zal controle binnen de experimentele conditie worden gemanipuleerd door de deelnemers geblindeerd te laten lopen. Regulatory focus zal tevens per individu worden vastgesteld.

Op grond van eerder onderzoek kunnen de volgende verwachtingen gesteld worden:

H1: aangaande de regulatory focus theory: mensen met een promotion focus zullen meer vertrouwen in nieuwe technologieën en mensen met een prevention focus zullen minder vertrouwen in nieuwe technologieën.

H2: aangaande de regulatory focus theory: mensen met een promotion focus zullen meer controle ervaren dan mensen met een prevention focus

H3: aangaande de compensatory control theory en de regulatory focus theory: Wanneer men gebrek aan controle ervaart, zal men met een promotion focus meer vertrouwen in nieuwe technologieën om deze controle te compenseren dan mensen met een prevention focus.

Methode

Deelnemers

De deelnemers in het onderzoek bestonden uit studenten. Deze groep is opgegroeid in het digitale tijdperk en het is daarom relevant om te kijken naar hun attitude ten opzichte van nieuwe

(6)

geworven via flyers en oproepen op websites. Uiteindelijk deden er 60 deelnemers mee aan het onderzoek: 31 vrouwen en 29 mannen van 19 tot 30 jaar (M= 22.58, SD = 2.47). Voordat zij deelnamen aan het onderzoek kregen zij informatie over het experiment via een informed consent, waarna ze een toestemmingsverklaring tekenden. Er stond geen vergoeding tegenover het onderzoek en deelname was dus vrijwillig. Huidig onderzoek is goedgekeurd door een Ethische commissie.

Materialen

De deelnemers werden onderverdeeld in twee condities: de experimentele conditie en de controleconditie. Hierdoor kon het effect van controlegebrek worden onderzocht op het geloof in nieuwe technologieën. Tevens zijn er verschillende meetinstrument gebruikt. Dit onderzoek is deel van een groter onderzoek, waar ook andere vragenlijsten zijn afgenomen voor en na de manipulatie die niet relevant zijn voor huidig onderzoek: de BIS/ BAS (Carver en White (1994) en de CEI (Kashdan et al., 2009). De volgende vragenlijsten zijn relevant voor huidig onderzoek:

Stait Trait Anxiety Inventory

Om de actuele staat van angst te meten werd de Stait Trait/ Test Anxiety Inventory (STAI)

(Spielberger, 1983) gebruikt. Bij de State Anxiety Scale werd de deelnemers gevraagd hoe zij zich op dit moment voelden, waarbij subjectieve gevoelens zoals spanning en nervositeit werden gemeten. De items op de Trait Anxiety Scale bevatte relatief stabiele aspecten van angst zoals staat van kalmte en zelfverzekerdheid. De test bestond uit 40 items: 20 items voor de S-Anxiety subschaal en 20 items voor de T-Anxiety subschaal, met een antwoordschaal van 1 tot 4 (geheel niet tot zeer veel). De range voor iedere subschaal was 20-80. De score op alle 40 items samen bepaalden de mate van angst. Hoe hoger de score, hoe groter de angst. De test-hertest betrouwbaarheid had een range van α = 0.31 tot α = 0.86. De interne consistentie voor de doelgroep van het onderzoek, studenten, was hoog, α = 0.86.

(7)

Om de motivationele oriëntatie van de deelnemers te meten werd de Regulatory Focus Questionnaire (RFQ) (Higgins et al., 2001) gebruikt. De vragenlijst bestond uit 11 items waarbij twee constructen werden gemeten: promotion en prevention. Er werd een 5-punts Likertschaal gebruikt, waarbij de deelnemers moesten aangeven in hoeverre zij zich konden vinden in de gegeven stellingen (nooit tot erg vaak). De promotion schaal bestond uit 6 items met een range van 6 tot 30, waarbij groei en prestaties werden gemeten, zoals: “ Ik vind dat ik vooruitgang heb geboekt om in mijn leven succesvol te zijn.”. De prevention schaal bestond uit 5 items met een range van 5 tot 25, waarbij veiligheid en verantwoordelijkheid werd gemeten, zoals “Werkte je ouders je op de zenuwen toen je opgroeide?”. De twee schalen hadden respectievelijk een betrouwbaarheid van α = .78 en α = .73.

Domain-Specific Risk-Taking Scale

Om het geloof in nieuwe technologieën te meten werd de DOSPERT gebruikt (Blais & Weber, 2006). De zelfbeoordelingsvragenlijst bestond uit 10 items met een 7-punts Likertschaal.De deelnemers werd gevraagd om een aantal activiteiten te evalueren aangaande nieuwe technologieën. Hierbij werd aan hen een drietal vragen gesteld om de risicoperceptie te meten aangaande Risk Attitude, Risk Perception en Risk Benefit. Er werden twee domeinen aan de vragenlijst toegevoegd: embeddable technology en not embeddable technology. Bij het eerste domein werden integreerbare technologieën gerepresenteerd zoals het implanteren van retina implantaten om de visie te verbeteren en bij het tweede domein werden niet-integreerbare technologieën gerepresenteerd zoals het rijden in zelfrijdende auto’s. Alle geconstrueerde items van de DOSPERT en de bijbehorende vragen zijn bijgevoegd in eenappendix. In dit onderzoek zijn uiteindelijk enkel de scores van het domein embeddable technology meegenomen. Verder is enkel de score op Risk Benefit meegenomen, aangezien deze score het meest representatief is om de voorkeur voor de nieuwe technologieën met behulp van de items te meten.

Manipulatiecheck

Om te kijken of de manipulatie succesvol was, werd voor en na het experiment aan de deelnemers gevraagd in hoeverre zij mate van controle ervoeren op een antwoordschaal van 1 (helemaal geen) tot

(8)

7 (volledige controle). Ook werd er een manipulatiecheck uitgevoerd met behulp van de STAI. Hierbij werd gekeken naar het verschil in mate van angst die de deelnemers ervoeren voor en na de

manipulatie.

Procedure

Het werven van deelnemers vond plaats op de UvA door middel van flyers en mond tot mond reclame. Ook werden online oproepen geplaatst op fora en konden geïnteresseerden zich inschrijven op

lab.uva.nl. Het experiment vond plaats in een laboratorium van de UvA. De deelnemers kregen allereerst een informed consent te lezen over het onderzoek. Nadat zij een toestemmingsverklaring hadden ondertekend, vulden zij vragenlijsten van de Bis/ Bas, CEI, STAI en RFQ in. Bij het verdelen van deelnemers over de condities werd gebruik gemaakt van counterbalancing. De deelnemers in de experimentele conditie voerden de taak blindelings uit. Zij werden onder toezicht naar een ruimte begeleid en nadat de onderzoeker de deelnemer een rondje liet draaien om de oriëntatie negatief te beïnvloeden, werd aan hen gevraagd om rechtdoor te lopen totdat zij “STOP” hoorden. Hierna konden zij het slaapmasker afzetten en de rest van de vragen maken op een computerscherm die voor hen stond. Allereerst werd opnieuw de manipulatie check uitgevoerd en verder bestond de computertaak opnieuw uit de STAI. Daarnaast vulden zij ook de DOSPERT in om de attitude tegenover nieuwe technologieën te meten. De deelnemers in de controleconditie werden eveneens naar een andere ruimte begeleid. Ook aan hen werd gevraagd een stuk rechtdoor te lopen, alleen waren zij niet geblindeerd. Na afloop van het experiment maakten zij tevens de rest van de vragen op de computer die voor hen stond. Het verschil tussen de twee condities was dus dat in de experimentele conditie controle werd gemanipuleerd en in de controleconditie niet.

Data analyse

Het onderzoek bestaat uit een independent group design, met conditie als between-subject variabele (experimentele- vs. controle conditie) en Regulatory Focus (promotion vs. prevention) en mate van controle als predictoren. Controle werd gemanipuleerd door de deelnemers geblinddoekt te laten lopen

(9)

en Regulatory focus werd gemeten met behulp van de Regulatory Focus Questionnaire (Higgins et al., 2001). De afhankelijke variabele was de voorkeur voor nieuwe technologieën, welke werd gemeten door de Risk Benefit score op de DOSPERT (Blais & Weber, 2006).

Om effecten uit te sluiten die niet toegeschreven kunnen worden aan de experimentele manipulatie, zullen er standaardisatie controles uitgevoerd worden. Om te kijken of beide groepen niet significant verschillen op leeftijd, zal er een Independent t-test of Mann-Whitney u-test uitgevoerd worden, afhankelijk of leeftijd normaal verdeeld is of niet. Ook zal er gecontroleerd worden op gelijke man/ vrouw verdeling over de condities. Hierbij zal een Pearson’s Chi Square test worden toegepast.

Er zullen twee variantie-analyses worden gebruikt om te kijken of de manipulatie van controle heeft gewerkt. Er zal twee keer een factorial mixed ANOVA gebruikt worden met de afhankelijke variabelen de score op CONTROL en de score op de STAI-state.

Om de hypotheses te toetsen zullen er regressieanalyses en een correlatieanalyse worden uitgevoerd. Allereerst zullen de onafhankelijke variabelen dermate getransformeerd worden dat deze allemaal dezelfde betekenis kregen: hoe hoger de score van de deelnemer, hoe sterker het construct wordt gemeten.

Om het modererende effect van regulatory focus en het mediërendeeffect van controle te bekijken wordt gebruik gemaakt van de IBM SPSS Statistics voor Mac versie 24 in combinatie met de PROCESS plugin versie 2.15 (Hayes, 2015). Bij deze studie werd gebruik gemaakt van Model 7, waarvan het conceptuele diagram in Figuur 1 is weergegeven.

(10)

Figuur 1: Conceptuele Diagram van Model 7 van PROCESS (Hayes, 215): X = Conditie, W = Regulatory Focus, M = Mate van Controle , Y = Risk Benefit.

Binnen de data was geen sprake van missing variables en ook was er geen onbruikbare data welke verwijderd diende te worden.

De toetsingsuitkomst per hypothese is als volgt:

- Hypothese 1 (H1): mensen met een promotion focus zullen meer vertrouwen in nieuwe technologieën en mensen met een prevention focus zullen minder vertrouwen in nieuwe technologieën hebben. Deze hypothese zal gemeten worden door middel van een multipele regressieanalyse en de verwachting is dat een hoge score op promotion focus zal zorgen voor een hogere score op de Risk Benefit. Een hoge score op prevention focus voorspelt een lage score op Risk Benefit.Deelnemers die meer gericht zijn op vooruitgang zullen positiever tegenover nieuwe technologieën staan en de items op de DOSPERT als minder riskant beoordelen, terwijl deelnemers met een prevention focus minder bereid zullen zijn om de voordelen van nieuwe technologieën te omarmen. Zij zullen dit eerder zien als potentieel gevaar, wat zorgt voor een lagere score op de Risk Benefit

(11)

- Hypothese 2 (H2): mensen met een promotion focus zullen meer controle ervaren dan mensen met een prevention focus. Door middel van een correlatieanalyse zal het verband tussen regulatory focus en controle gemeten worden. De verwachting is dat een promotion focus positief samenhangt met controle en dat een prevention focus negatief samenhangt met controle.

- Hypothese 3 (H3): Wanneer men gebrek aan controle ervaart, zal men met een promotion focus meer voorkeur hebben voor nieuwe technologieën om deze controle te compenseren dan mensen met een prevention focus. Om deze hypothese te toetsen zal er een modererende mediatieanalyse uitgevoerd worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van PROCESS om het mediërende effect van controle en het modererende effect van regulatory focus te meten (Hayes, 2015). De verwachting is dat deelnemers met een hoge score op promotion focus ook een hoge score op Risk Benefit zullen hebben, wanneer deze gemanipuleerd zal worden. Deze groep zal een grotere voorkeur hebben voor de nieuwe technologieën om op deze manier het gevoel van controlegebrek te herstellen. Bij hen zal dus het effect van compensatory control optreden. Bij een hoge score op prevention focus, zal gebrek aan controle niet gecompenseerd worden, aangezien deze groep minder voorkeur zal hebben voor nieuwe technologieën en het bij hen het gevoel van controlegebrek niet zal herstellen. Hierbij wordt een lage score op Risk Benefit verwacht. In Figuur 2 is de toepassing Model 7 van PROCESS weergegeven, toegepast op Hypothese 3 van huidige studie.

(12)

Figuur 2: Het Conceptuele Diagram van Model 7 Toegepast op Hypothese 3

Resultaten

Alle 60 deelnemers die meededen, hebben het onderzoek afgerond. Om de standaardisatie van leeftijd en sekse te meten, werden een aantal toetsen uitgevoerd. Er werd een Independent t-test uitgevoerd om uit te sluiten dat de deelnemers in de verschillende condities (onafhankelijke

categorische variabele) verschilden op leeftijd (afhankelijke continue variabele). Er werd voldaan aan de assumpties van homogeniteit en normaliteit. Uit de test bleek dat de leeftijd van de deelnemers tussen de condities gelijk was, t(58) = -1.523, p = .133 Er werd een Pearson’s Chi Square test uitgevoerd om te controleren voor de man/ vrouw verhouding (afhankelijke categorische variabele) tussen beide condities (onafhankelijke categorische variabele). Er werd voldaan aan de assumpties van onafhankelijkheid en verwachte frequenties. Uit de test bleek dat de man/ vrouw verhouding niet verschilde tussen de condities, x2(1) = 3.270, p = .071.

Om te achterhalen of de manipulatiecheck van controle geslaagd was, werd er gekeken naar de score op de mate van controle per conditie (CONTROL). De conditie bevatte twee groepen

(experimenteel vs. controle) en er vonden twee meetmomenten plaats (voormeting vs. nameting). Met de manipulatiecheck werd gekeken of er verschil was in de ervaring van controle tussen de condities op de verschillende meetmomenten. Voor beide condities werd het gemiddelde en de standaarddeviatie berekend, per meetmoment en deze staan weergeven in Tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde CONTROL Scores en Standaarddeviaties (tussen haakjes) op de Voor- en Nameting voor de Experimentele en de Controleconditie.

————————————————————————————————————————

(13)

————————————————————————————————————————

Controle 5.50 (1.01) 4.93 (1.34)

Experimentele 5.10 (1.16) 3.67 (1.69)

———————————————————————————————————————— Er werd eenfactorial mixed ANOVA uitgevoerd op de scores op CONTROL. De Shapiro-Wilk test werd gebruikt om normaliteit te testen. Hieruit bleek dat de controle conditie op de nameting aan de assumptie voldeed, W(30) = .935, p = 0.065, maar op de voormeting niet: W(30) = .843, p = > .001. De experimentele conditie voldeed zowel op de voormeting, W(30) = .899, p= .008, als de nameting, W(30) = .913, p = .017, niet aan de assumptie van normaliteit. De resultaten zullen daarom met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. De Levene’s test liet zien dat er wel sprake was van gelijke variantie tussen de condities. Grafiek 1 geeft de effecten van de variabelen weer op de gemiddelde scores op CONTROL. Hieruit kan worden afgelezen dat er een hoofdeffect was van meetmoment, F(1,58) = 24.044, p <.001. Ook was er een hoofdeffect van conditie: F(1,58) = 9.269, p = .004.De belangrijkste bevinding was de interactie tussen conditie en meetmoment F(1, 58) = 4.515, p = 0.038. De resultaten zijn verwerkt in Grafiek 1.

(14)

Grafiek 1: Het Interactie Effect tussen Conditie en Meetmoment op de Gemiddelde Score van Controle

Bij de voormeting verschilden de scores op CONTROL niet tussen de condities, maar op de nameting wel. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de interventie heeft gewerkt, aangezien de deelnemers in de experimentele conditie minder controle ervoeren na de manipulatie vergeleken met voor de manipulatie. In de controleconditie was er geen verschil van controle bij de voor- en nameting.

Ook werd er gekeken naar verschil op de STAI. De meetmomenten en condities bleven hetzelfde, echter was de afhankelijke continue variabele de score op de STAI, welke de mate van ervaren angst op dat moment aangaf. Er werd een factorial mixed ANOVA uitgevoerd op de scores van de STAI. Er was een hoofdeffect van meetmoment, F (1, 58) = 15.718, p < .001. De belangrijkste bevinding was echter het interactie effect tussen de variabelen conditie en meetmoment van de STAI, F(1, 58) = 6.556, p = 0.013.

Om erachter te komen of mensen met een promotion focus meer en mensen met een prevention focus minder zullen vertrouwen in nieuwe technologieën (H1) werd een multipele regressieanalyse (stepwise) uitgevoerd. Een hoge score op promotion focus zorgde echter niet voor een hoge score op de DOSPERT. Uit de analyse bleek echter wel dat een hoge score op prevention focus zorgde voor een lage score op Risk Benefit, R2 = .089, F (1,58) = 5.691, p = .020. De resultaten zijn weergeven in Grafiek 2. Uit de regressie analyse bleek dus dat mensen met een prevention focus minder voorkeur voor nieuwe technologieën hadden en dat er bij mensen met een promotion focus geen effect optrad. Hypothese 1 kan dus naar aanleiding van deze resultaten deels worden aangenomen en deels worden verworpen.

Comment [1]:

Het beste is dit in Excel te doen Ook wat is 0 en 1 bij conditie in de grafiek?

Alessandra Galli

Gebruik de template met de bar plots, als je niet eruit komt, laat het gewoon zo

(15)

Grafiek 2: Het Negatieve Effect van Prevention Focus op Risk Benefit

Er werd een correlatieanalyse uitgevoerd om het verband tussen regulatory focus en controle te meten en te analyseren of mensen met een promotion focus meer controle zullen ervaren dan mensen met een prevention focus (H2). Uit de resultaten bleek dat de mate van controle na de manipulatie positief samenhing met een promotion focus, r = .263, p = .042. De resultaten van het positieve verband zijn weergeven in Grafiek 2. Uit de correlatieanalyse kwam naar voren dat hoe hoger de promotion focus was, hoe hoger de mate van controle was na de manipulatie. Hypothese 2 wordt door de resultaten in dit onderzoek ondersteund.

-1,8375 -1,225 -0,6125 0, 0,6125 1,225 4 10 16 22 28 R is k B enef it

(16)

Grafiek 3: Het Positieve Verband tussen Promotion Focus en Controle Na Manipulatie

Om te voorspellen of de deelnemers met een promotion focus of prevention focus verschillend scoorden op Risk Benefit in de experimentele en in de controle conditie, werd er een modererende mediatieanalyse uitgevoerd (H3). Er werd gebruik gemaakt van Model 7 van het programma PROCESS waarbij werd gekeken of regulatory focus een modererend effect had en of controle een mediërend effect had op Risk Benefit (Hayes, 2015). Uit de resultaten bleek dat er een direct effect was van conditie op de mate van controle na de manipulatie, R2 = .168, F = 3.755, p = .016. Dit betekent dat de ervaren mate van controle lager was in de experimentele conditie dan in de controleconditie. Er bleek echter geen direct effect te zijn van conditie op Risk Benefit en ook bleek er geen moderatie van regulatory focus of een mediatie van controle te zijn. Dit betekent dat er in beide condities geen effect van compensatory control en ook geen effect van regulatory focus is opgetreden.

Discussie

In deze studie is gekeken in hoeverre controlegebrek van invloed is op de voorkeur voor nieuwe technologieën. Tevens is hierbij gekeken naar de invloed van de ervaren mate van controle en of een verschillende regulatory focus hierop van invloed is. Het doel van de studie was om te kijken of

0 2 4 5 7 9 15 19 23 26 30 C ont rol e N a m ani pul at ie

(17)

geloven in de vooruitgang kan fungeren om orde en structuur terug te krijgen, wanneer men

controlegebrek ervaart en of individueel verschillende manieren van informatieverwerking hierop van invloed zijn. Uit de resultaten kan worden afgeleid dat er geen verband lijkt te zijn tussen promotion focus en de voorkeur voor nieuwe technologieën. Wel bleek dat een prevention focus juist zorgt voor een minder grote voorkeur. Hypothese 1 wordt door huidig onderzoek dus deels ondersteund. Hypothese 2 wordt door deze studie geheel ondersteund, waarbij een positief verband werd

aangetoond tussen een promotion focus en de mate van controle die men ervoer. Controlegebrek werd echter niet gecompenseerd door de voorkeur voor nieuwe technologieën en ook had een individueel verschil van Regulatory focus hier geen invloed op. Hypothese 3 wordt daarom door huidig onderzoek niet ondersteund.

Een mogelijke verklaring voor het gevonden effect bij hypothese 2 is dat een promotion focus een beschermende factor lijkt te zijn bij gebrek aan controle. Wanneer men in het dagelijks leven controlegebrek ervaart, lijkt het dus een voordeel op te leveren om positieve uitkomsten te benaderen (gains) om deze mate van controle positief te beïnvloeden. Uit hypothese 1 blijkt echter dat nieuwe technologieën hierbij geen uitkomst bieden, aangezien de voorkeur voor dit construct niet toenam. Wanneer men met een prevention focus in het dagelijks leven controlegebrek ervaart, blijkt uit hypothese 1 dat dit zelfs leidt tot een verminderde voorkeur voor nieuwe technologieën. Deze resultaten indiceren dat, wanneer digitalisering en kunstmatige intelligentie in de toekomst een nog grotere rol gaan spelen, dit bij controlegebrek en mensen met een prevention focus zal zorgen voor meer weerstand. In vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden hoe dit mogelijk negatieve effect verminderd zou kunnen worden en of een andere externe factor dan nieuwe technologieën het controlegebrek meer positief kan beïnvloeden.

Een alternatieve verklaring voor de gevonden resultaten zou kunnen zijn dat het angstmechanisme heeft meegespeeld bij de beoordeling van de nieuwe technologieën. Eerder is gebleken dat controlegebrek kan zorgen voor de emotie angst en uit de resultaten van huidig onderzoek blijkt tevens dat deelnemers in de experimentele conditie na het experiment een verhoogd

(18)

gevoel van angst ervoeren (Edward & Weary, 1993). Deze angst bleek ook van invloed te zijn op deelnemers met een promotion focus, waardoor de verschillende uitkomsten tussen de twee groepen mogelijk werd beperkt. Angst is een emotie die normaliter samenhangt met een prevention focus, aangezien beide fenomenen een focus hebben op het voorkomen van negatieve uitkomsten (losses) (Klenk, Strauman & Higgins, 2001). Aangezien de angst in dit geval ook van invloed was bij een promotion focus, zou het zo kunnen zijn dat de scores op de Risk Benefit bij een promotion focus hierdoor niet verschillen met de scores van een prevention focus op de Risk Benefit. Door de invloed van angst is de score op Risk Benefit dus mogelijk lager dan verwacht bij een promotion focus. Daarbij kunnen de gepresenteerde technologieën mogelijk ook een gevoel van angst hebben opgeroepen. Dit kan in zulke mate invloed hebben gehad dat de technologieën geen vertrouwen meer opriepen en door de afwezigheid hiervan geen positieve attitude opwekten. Hierdoor werd het mechanisme van angst niet hersteld door middel van compensatory control en dit kan verklaren waarom de stimuli geen effect hebben gehad op deelnemers met een promotion focus.

Limitaties

Huidig onderzoek kent tevens een aantal beperkingen. Hoewel de experimentele manipulatie binnen het onderzoek geslaagd was, kan worden afgevraagd in hoeverre deze manipulatie van invloed is geweest op de afhankelijke variabele. Hoewel de participanten aangaven minder controle te ervaren na de manipulatie, blijkt hieruit niet in hoeverre dit controlegebrek van invloed is geweest op de Risk Benefit score van de DOSPERT. Het tripartite model van Rosenberg en Hovland (1960), die meerdere componenten van attitudes onderscheidt, kan hiervoor een verklaring bieden. In dit onderzoek is er voor gekozen om middels de manipulatie een impliciete beoordeling op te wekken bij de deelnemers en zo het affectieve component te beïnvloeden. Het kan echter zo zijn dat het cognitieve component, de bewuste beoordeling, hierbij alsnog een grote rol heeft gespeeld: wat de deelnemers voorafgaand aan de manipulatie al wisten en geloofden over de gepresenteerde technologieën, kan hun voorkeur naderhand hebben beïnvloed.

(19)

Ook kan het zijn dat de manipulatie onbedoeld invloed heeft gehad op de controleconditie. Tijdens het experiment werd aan hen gevraagd om een stuk vooruit te lopen, alleen waren zij niet geblinddoekt zoals in de experimentele conditie. Hierdoor waren de deelnemers in de controleconditie zich bewust van de omgeving. Na het experiment bleek uit observatie dat deze deelnemers door de waarneming van het laboratorium juist het gevoel hadden dat zij geobserveerd werden vanachter een glazen muur of door verborgen camera’s. Dit kan mogelijk invloed hebben gehad op hun mate van controle. Een suggestie voor vervolgonderzoek zou kunnen zijn om de deelnemers in de

controleconditie niet de opdracht te geven om ook een stuk vooruit te lopen. In plaats daarvan zou na na het eerste deel van de vragenlijsten meteen het tweede deel afgenomen kunnen worden, zodat de deelnemers niet het gevoel krijgen dat zij gemanipuleerd worden. Hierdoor zullen de resultaten zo min mogelijk onbedoeld worden beïnvloed.

Verder was de steekproef van dit onderzoek beperkt (N= 60). De kans bestaat dat door de relatief kleine steekproef, een werkelijk effect niet gedetecteerd kon worden. Dit zou kunnen verklaren waarom de analyses niet significant bleken te zijn. Bij vervolgonderzoek zou het dus raadzaam zijn om het aantal proefpersonen te vergroten, waardoor de power van dit onderzoek toe zal nemen en de kans groter is om een effect te vinden.

Daarnaast kan de operationalisatie van de afhankelijke variabele van invloed zijn geweest op de resultaten. Eerder is bewezen dat geloven in de vooruitgang kan dienen als compensatory control, maar in deze studie is niet geheel hetzelfde construct gemeten waardoor de resultaten mogelijk niet geheel in lijn liggen met eerdere onderzoeken. Binnen deze studie is echter niet het geloof, maar het vertrouwen in nieuwe technologieën gemeten. Tevens was de DOSPERT vragenlijst zelf

geconstrueerd en bestonden de schalen uit weinig items. Hoewel huidige operationalisering een goed startpunt biedt voor vervolgonderzoek, zouden in het vervolg deze items gevalideerd kunnen worden of zouden er schalen toegevoegd of uitgebreid kunnen worden om een meer dimensionaal beeld te krijgen van het gemeten construct.

(20)

Implicaties

Hoewel eerder onderzoek heeft aangetoond dat er individuele verschillen optreden bij het beoordelen van informatie (Higgins, 1998), bleek dit in deze studie niet zo te zijn. Ook is er niet aangetoond dat controlegebrek gecompenseerd kan worden door het geloof in de vooruitgang, wat wel werd aangetoond in eerder onderzoek (Rutjens, Harreveld & Van der Pligt, 2010). Ondanks de resultaten van dit onderzoek kan het optreden van compensatory control om controle terug te krijgen, niet uitgesloten worden. Wel kan worden afgevraagd welke andere factoren hierop van invloed zijn, aangezien verschil in regulatory focus hierbij niet is aangetoond. Ook is nog niet duidelijk waarin de voorkeur voor nieuwe technologieën verschilt van andere externe factoren zoals religie, waarbij wel een werking van compensatory control is gebleken.

Astronoom Henry Russell (1929) stelde dat geloof in de vooruitgang het gevoel van controle terug kan geven, doordat het verlangen om de wereld te controleren, hoop zou geven. De vraag die gesteld kan worden is of in huidig onderzoek nog ruimte was voor hoop, bij het concretiseren van nieuwe technologieën. In een maatschappij die steeds moderner en rationeler wordt, draagt de functionaliteit van technologische ontwikkelingen zoals digitalisering, big data en kunstmatige intelligentie wellicht juist bij aan het controlegebrek binnen onze natuur die constant in beweging is. Wanneer religie werkelijk zal afnemen als gevolg van wetenschappelijke ontwikkelingen, zal waarschijnlijk een andere externe factor dan technologie het gevoel van onrust en chaos moeten herstellen. Iets waarbij wellicht net als bij religie, hedonisme boven pragmatisme wordt gesteld. Met ruimte voor hoop en verlangen.

Literatuurlijst

Aydin, C. (2012). Transcendente en het innerlijk: Over de religieuze dimensie Van technologie en de technologische dimensie Van religie. Bijdragen, 73, 258-280.

(21)

Blais, A.-R., & Weber, E. U. (2006). A Domain-Specific Risk-Taking (DOSPERT) scale for adult populations. Judgment and Decision Making, 1, 33-47.

Carver, C. S., & White, T. L. (1994). Behavioral inhibition, behavioral activation, and affective responses to impending reward and punishment: The BIS/BAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 319-333.

Chernev, A. (2004). Goal-Attribute compatibility in consumer choice. Journal of Consumer Psychology, 14, 141-150.

Edwards, J. A., & Weary, G. (1993). Depression and the impression-formation continuum: Piecemeal processing despite the availability of category information. Journal of Personality and Social Psychology, 64, 636–645.

Elk, M. V. van. (2012). De gelovige geest: Op zoek naar de biologische en psychologische wortels van religie. Amsterdam: Bert Bakker.

Franken, I. H., Muris, P., & Rassin, E. (2005). Psychometric properties of the Dutch BIS/BAS scales. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 27, 25-30.

Hamamura, T., & Heine, S. J. (2008). Approach and avoidance motivations across cultures. Handbook of approach and avoidance motivations, 557-570.

Hayes, A. F. (2015). The PROCESS macro for SPSS and SAS. Retrieved, 12, 2015.

Heraclitus. (2001). Fragments – The Collected Wisdom of Heraclitus (B. Haxton, Trans.). New York, NY: Viking.

(22)

Higgins, E. T. (1998). Promotion and prevention: Regulatory focus as a motivational principle. Advances in experimental social psychology, 30, 1-46.

Higgins, E. T., Friedman, R. S., Harlow, R. E., Idson, L. C., Ayduk, O. N., & Taylor, A. (2001). Achievement orientations from subjective histories of success: Promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31, 3-23

Hovland, C. I., & Rosenberg, M. J. (Eds.). (1960). Attitude organization and change. New Haven: Yale University Press.

Jonas, E., McGregor, I., Klackl, J., Agroskin, D., Fritsche, I., Holbrook, C., et al. (2014). Threat and defense: From anxiety to approach. Advances in Experimental Social Psychology, 49, 219– 286.

Kashdan, T.B., Gallagher, M.W., Silvia, P.J., Winterstein, B.P., Breen, W.E., Terhar, T.J., Steger, M.F. (2009) The Curiosity and Exploration Inventory−II: Development, factor structure, and psychometrics, Journal of Research in Personality, 43, 987−998.

Kay, A. C., Gaucher, D., McGregor, I., & Nash, K. (2010). Religious belief as compensatory control. Personality and Social Psychology Review, 14, 37-48.

Kay, A. C., Shepherd, S., Blatz, C. W., Chua, S. N., & Galinsky, A. D. (2010). For God (or) country: the hydraulic relation between government instability and belief in religious sources of control. Journal of personality and social psychology, 99, 725.

Kay, A. C., Whitson, J. A., Gaucher, D., & Galinsky, A. D. (2009). Compensatory control: Achieving order through the mind, our institutions, and the heavens. Current Directions in Psychological Science, 18, 264–268

(23)

Kelley, H. (1971) Attribution in Social Interaction. Morristown, NJ, General Learning Press.

Klenk, M. M., Strauman, T. J., & Higgins, E. T. (2011). Regulatory focus and anxiety: A self- regulatory model of GAD-depression comorbidity. Personality and individual differences, 50, 935-943.

Landau, M. J., Kay, A. C., & Whitson, J. A. (2015). Compensatory control and the appeal of a structured world. The American Psychological Association, 141, 694-722.

Luck, A., Pearson, S., Maddern, G., & Hewett, P. (1999). Effects of video information on pre- colonoscopy anxiety and knowledge: A randomised trial. Lancet, 354, 2032-2035.

Lodder, P. P., & van Elk, M. M. (2013). The Influence of Control Threat on Contingency Learning.

Preacher, K. J., & Hayes, A. F. (2008). Assessing mediation in communication research. The Sage sourcebook of advanced data analysis methods for communication research, 13-54.

Russell, H. N. (1929). On the composition of the Sun's atmosphere. The Astrophysical Journal, 70, 11.

Rutjens, B. T., van Harreveld, F., & van der Pligt, J. (2010). Yes we can: Belief in progress as compensatory control. Social Psychological and Personality Science, 1, 246-252.

Schwarz, N. (1990). Feelings as information: Informational and motivational functions of affective states. Handbook of motivation and cognition: Foundations of social behavior. New York, NY: Guilford Press.

(24)

Spielberger, C. D. (1983). Manual for the State-Trait Anxiety Inventory (STAI). Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press.

Tapsell, S., & Law, G. (1998). The challenge of change and fear of the unknown. New Zealand Management, 45, 60-66.

Weber, M. (1946). Science as a Vocation. Science and the Quest for Reality, 382-394.

Widyanto, L., & Griffiths, M. (2006). ‘Internet addiction’: a critical review. International Journal of Mental Health and Addiction, 4, 31-51.

Appendix

Domain-Specific Risk-Taking (Adult) Scale for New Technology (Dutch Version)

Risk Attitude Domein:

Hoe waarschijnlijk is het dat je dit gedrag zou vertonen of deze activiteit zou uitvoeren, indien de kans zich zou voordoen?

Zet per item een cirkel om het cijfer dat het meest op jou van toepassing is. Hierbij staat 1 voor ‘zeer onwaarschijnlijk’ en 7 voor ‘zeer waarschijnlijk’.

Zeer

onwaarschijnlijk

Zeer waarschijnlijk

(25)

Persoonlijke informatie afstaan voor automatische gezichtsherkenning voor veiligheidsmaatregelen (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Het aanschaffen van een huisrobot (N-E) 1 2 3 4 5 6 7

Het dragen van een interne koptelefoon (E) 1 2 3 4 5 6 7

Een elektrode in je brein te laten plaatsen om je kennis te upgraden (E)

1 2 3 4 5 6 7

Elektronische tatoeage laten zetten die info controleert en doorstuurt (E)

1 2 3 4 5 6 7

Rijden in een zelfsturende auto (N-E) 1 2 3 4 5 6 7

Een scanner gebruiken die de nutritionele waarde van je eten scant (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Implantaten laten plaatsen in de erogene zones voor seksueel genot (E)

1 2 3 4 5 6 7

Het aanschaffen van een auto die emoties begrijpt en daarop in kan spelen (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Chip onder de huid laten plaatsen om eigendom te ontgrendelen (E)

1 2 3 4 5 6 7

Note. E = Embeddable Technology, N-E = Not Embeddable Technology

Risk Perceptions Domein:

Geef instinctief aan hoe riskant je iedere situatie vindt.

Zet per item een cirkel om het cijfer dat het meest op je van toepassing is. Hierbij staat bijvoorbeeld 1 voor ‘helemaal niet riskant’ en 7 voor ‘zeer riskant’.

Helemaal niet riskant

Zeer riskant

Persoonlijke informatie afstaan voor automatische gezichtsherkenning voor veiligheidsmaatregelen (N-E)

(26)

Het aanschaffen van een huisrobot (N-E) 1 2 3 4 5 6 7

Het dragen van een interne koptelefoon (E) 1 2 3 4 5 6 7

Een elektrode in je brein te laten plaatsen om je kennis te upgraden (E)

1 2 3 4 5 6 7

Elektronische tatoeage laten zetten die info controleert en doorstuurt (E)

1 2 3 4 5 6 7

Rijden in een zelfsturende auto (N-E) 1 2 3 4 5 6 7

Een scanner gebruiken die de nutritionele waarde van je eten scant (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Implantaten laten plaatsen in de erogene zones voor seksueel genot (E)

1 2 3 4 5 6 7

Het aanschaffen van een auto die emoties begrijpt en daarop in kan spelen (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Chip onder de huid laten plaatsen om eigendom te ontgrendelen (E)

1 2 3 4 5 6 7

Note. E = Embeddable Technology, N-E = Not Embeddable Technology

Risk Benefits Domein:

Geef aan, voor elk van de volgende uitspraken, hoeveel voordeel deze situatie je zou opleveren. Geef een schatting tussen de 1 en de 7, uitgaande van de volgende schaal:

Helemaal geen voordeel

Veel Voordeel

Persoonlijke informatie afstaan voor automatische gezichtsherkenning voor veiligheidsmaatregelen (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Het aanschaffen van een huisrobot (N-E) 1 2 3 4 5 6 7

(27)

Een elektrode in je brein te laten plaatsen om je kennis te upgraden (E)

1 2 3 4 5 6 7

Elektronische tatoeage laten zetten die info controleert en doorstuurt (E)

1 2 3 4 5 6 7

Rijden in een zelfsturende auto (N-E) 1 2 3 4 5 6 7

Een scanner gebruiken die de nutritionele waarde van je eten scant (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Implantaten laten plaatsen in de erogene zones voor seksueel genot (E)

1 2 3 4 5 6 7

Het aanschaffen van een auto die emoties begrijpt en daarop in kan spelen (N-E)

1 2 3 4 5 6 7

Chip onder de huid laten plaatsen om eigendom te ontgrendelen (E)

1 2 3 4 5 6 7

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hypothesis 3: The positive relationship between leader chronic promotion focus and promotion focused leadership will be stronger when employee promotive voice is high, rather

Given its threatening and destructive nature, it was assumed that abusive supervision has different effects on an individual’s regulatory focus, with a negative relation towards

However, hypothesis 2b, the effect of a role as a favorite on prevention focus is stronger for teams who are in front in the competition than for teams who are behind in

Concluding, this study seeks to advance the knowledge of how ill-defined problems are constructed (1) by proving that a situational regulatory focus state affects the

The rather scarce previous research examining the relationship between regulatory focus and subordinate creativity has shown that a promotion focus leads to a higher level

Study 4.1 showed that the extent to which participants attached high moral importance to the goal of gender equality increased their support for both benevolent

The results of two experiments showed that adoption of a promotion focus leads members of a low status group to pursue individual status improvement under conditions of

Provided they believe that social change is important, individuals under promotion focus should be motivated to engage in collective action by the perception that achievement