• No results found

Het bovengrondse Keldertje : De achtergronden en gevolgen van de komst van een coffeeshop in Kampen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het bovengrondse Keldertje : De achtergronden en gevolgen van de komst van een coffeeshop in Kampen"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het bovengrondse Keldertje

De achtergronden en gevolgen van de komst van een coffeeshop in Kampen.

Naam: Rick Pieter Cornelis Smit Mastertrack: Strafrecht (criminologie) Begeleider: dhr. prof. dr. D.J. (Dirk) Korf Datum: 29 juni 2016

(2)

2 Samenvatting

Doel

’t Keldertje was begin jaren negentig gevestigd in de Schoolstraat te Kampen. In die tijd was het een illegaal verkooppunt van softdrugs waar de gemeente niet handhavend tegen op-trad. Opmerkelijk was dat er niettemin cannabis kon worden gekocht op een locatie die offi-cieel geen coffeeshop was. In 2010 kwam hier na een lange weg verandering in en besloot de gemeenteraad om over te gaan tot het gedogen van een coffeeshop in de gemeente Kampen. Het doel van deze scriptie is om te onderzoeken hoe het besluit tot het officieel gedogen van een coffeeshop in Kampen tot stand is gekomen en welke rol deze coffeeshop vervult binnen de lokale cannabismarkt?

Methode

Het onderzoek bestaat uit een theoretisch en empirisch gedeelte. Er is literatuurstudie ge-daan naar verschillende criminologische theorieën, om bepaalde gedragingen van coffee-shopbezoekers te kunnen verklaren. Door middel van documentatiestudies, interviews en observaties is het empirische gedeelte ingevuld.

Resultaten

De resultaten van het documentatieonderzoek laten zien dat het gedogen van een coffee-shop in de gemeente Kampen in 2007 door GroenLinks op de politieke agenda is gezet. Het overtuigen van alle niet-christelijke partijen inclusief het CDA was daarbij de grootste hin-dernis die genomen moest worden, want pas dan was er sprake van een meerderheid in de gemeenteraad.

Voor lokale cannabisgebruikers vervult de coffeeshop de rol van ontmoetingsplek met andere gebruikers waar softdrugs kunnen worden gekocht en gebruikt. De redenen die bezoekers tijdens de interviews hebben gegeven om uit te wijken naar andere coffeeshops in naburige gemeenten of lokale dealers zijn: de beperkte openingstijden van ‘t Keldertje, informele sociale controle vanuit het christelijke Kampen en toezicht door middel van forme-le sociaforme-le controforme-le aan de hand van het forme-ledenpasjessysteem.

Op de vraag of door de komst van ’t Keldertje het aantal softdrugsgebruikers in Kam-pen daadwerkelijk is toe- of afgenomen kan geen antwoord worden gegeven. Er kan wel iets

(3)

3

worden gezegd over de veranderingen in het aanschafgedrag. De bezoekers van begin twin-tig geven aan dat zij al blowde toen ze minderjarig waren en door de komst van ’t Keldertje is het volgens hen makkelijker geworden om aan softdrugs te komen op het moment dat zij meerderjarig werden. Daardoor is hun softdrugsgebruik toegenomen menen zij. De oudere bezoekers van boven de dertig zeggen liever te kiezen voor de veilige kant door softdrugs te kopen bij een officieel gedoogd verkooppunt, in plaats van bij een lokale dealer of een oog-luikend toegestaan verkooppunt.

Conclusies

De professionals (moral entrepreneurs) hebben het merendeel van de politieke partijen (rule

creators) uiteindelijk overtuigd om over te gaan tot een experiment met een officieel

ge-doogd verkooppunt voor een periode van vijf jaar.

Uit interviews met bezoekers en de eigenaar blijkt dat het officieel gedoogde Kelder-tje meer klanten trekt dan het oude oogluikend toegestane KelderKelder-tje. Aangezien er geen cijfers bekend zijn over aantallen gebruikers (prevalentie) zegt dit niet zozeer iets over de toename van het aantal softdrugsgebruikers in Kampen, maar meer iets over de verplaatsing van niet-gedoogde/illegale markt naar de coffeeshop.

De jongvolwassen bezoekers zeggen meer te zijn gaan blowen door de komst van ’t Keldertje. In hoeverre dat is toe te schrijven aan de coffeeshop is lastig vast te stellen. De situatie en gelegenheid waren namelijk bij het oude oogluikend toegestane Keldertje nage-noeg hetzelfde.

De gelegenheid tot het kopen van softdrugs is sinds de komst van het officieel ge-doogde Keldertje niet veranderd ten opzichte van vroeger toen er een oogluikend ‘gedoog-de’ coffeeshop was. Wat wel veranderd is door de komst van een officieel gedoogd ver-kooppunt is toezicht door middel van formele sociale controle aan de hand van een leden-pasjessysteem. Dit weerhoudt gebruikers van een bezoek aan ’t Keldertje.

(4)

4 Inhoud

1. Inleiding ... 6

1.1 Landelijk coffeeshopbeleid ... 6

1.2 Het coffeeshopbeleid van de gemeente Kampen ... 9

1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen ... 10 1.4 Methode en benadering ... 10 1.5 Opbouw ... 11 2. Besluitvorming ... 13 2.1 Actoren ... 14 2.2 Discussie 2007 ... 18 2.3 Discussie 2010 ... 20

2.4 Het feitelijke probleem ... 23

2.5 Samenvatting en conclusies ... 25

3. ’t Keldertje ... 28

3.1 Geschiedenis... 28

3.2 Sfeerimpressie ... 30

3.3 De AHOGJI-criteria en aanvullende voorwaarden in de praktijk ... 31

3.4 Positie van ‘t Keldertje in de buurt ... 35

3.5 Samenvatting en conclusies ... 39

4. De lokale cannabisgebruikers ... 41

4.1 De coffeeshopbezoekers ... 41

4.2 Producten ... 43

4.3 Het blowgedrag van de coffeeshopbezoeker ... 46

4.4 De motivatie van de coffeeshopbezoeker ... 48

4.5 Rationele verklaring... 49

4.6 Samenvatting en conclusies ... 54

5. Ontwikkelingen op de lokale cannabismarkt ... 57

5.1 Concurrentie van andere coffeeshops in omliggende gemeenten ... 57

5.2 Illegale concurrentie van lokale 06-dealers, thuisdealers of dealers op straat ... 60

5.3 Heeft het coffeeshopbeleid van de gemeente Kampen de lokale cannabisgebruiker beïnvloed? . 62 5.4 Criminologische duiding ... 64

5.5 Samenvatting en conclusies ... 67

6. Conclusie ... 69

(5)

5

6.2 De beantwoording van de onderzoeksvragen ... 70

6.3 Reflectie ... 75

Literatuurlijst ... 77

(6)

6 1. Inleiding

Sinds een jaar woon ik in de Hanzestad Kampen waar aan de Schoolstraat lange tijd een kel-dertje zat waaruit illegaal softdrugs werden verkocht. Er was sprake van toenemende over-last, deze bestond uit verkeersoverover-last, wildplassen en rondhangende klanten. Verder was het pand niet zodanig uitgerust dat het kon dienen als coffeeshop. Na een lange discussie in de gemeenteraad werd in de raadsvergadering van 23 september 2010 een amendement aangenomen, waardoor onder strenge voorwaarden een proef met een gelegaliseerde cof-feeshop mogelijk is voor de periode van vijf jaar (gemeente Kampen, 2011). Een van de voorwaarden is een voortdurende monitoring en jaarlijkse terugkoppeling. Op het moment van schrijven van deze scriptie heeft de coffeeshop juist haar vijfde verjaardag gevierd in de Boven Nieuwstraat in Kampen en vind in juni de eindevaluatie plaats van de proef. Mijn vraag is nu wat de achtergronden en gevolgen zijn van de komst van een coffeeshop in Kam-pen.

1.1 Landelijk coffeeshopbeleid

In dit onderzoek wordt onder andere ingegaan op het lokale coffeeshopbeleid van de ge-meente Kampen. Hoe de gege-meente invulling geeft aan het beleid is mede afhankelijk van de landelijke kaders. In deze paragraaf worden in chronologische volgorde de belangrijkste ontwikkelingen besproken binnen het landelijke coffeeshopbeleid van 1976 tot en met 2015.

1976-1995: Onderscheid tussen hard- en softdrugs, AHOJ-G criteria en de Drugsnota

Met de wijziging van de Opiumwet in 1976 werd er onderscheid gemaakt tussen hard- en softdrugs. De achterliggende gedachte achter dit onderscheid is het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover dit leidt tot schade aan de volksgezondheid. Daarom is er een onderscheid gemaakt tussen drugs met een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid en drugs waarvan het risico minder groot wordt geacht (Blom, 2008).

De bepalingen van de Opiumwet gingen er aanvankelijk vanuit dat een huisdealer de verkoop van softdrugs deed. Eind jaren tachtig blijkt echter dat de verkoop van softdrugs voornamelijk plaatsvindt in coffeeshops (Bieleman et al., 2015). Om deze verkoop in coffee-shops in goede banen te leiden heeft het OM in 1991 voor een landelijke invoering van ge-doogcriteria voor coffeeshops gekozen en deze opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet. Het OM ziet af van vervolging (art. 167 lid 2 sv) als wordt voldaan aan de zogenoemde AHOJ-G

(7)

7

criteria. Destijds zijn de criteria als volgt geformuleerd: geen affichering, geen verkoop van harddrugs, geen overlast, geen verkoop van drugs aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop. Later kwam daar ook het G-criterium bij dat bestaat uit twee onderdelen. Er mogen geen grote hoeveelheden per transactie worden verkocht, dat wil zeggen geen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik en later werd daar de beperking van de maximale handelsvoorraad aan toegevoegd (Blom, 2008).

In 1995 verscheen de Drugsnota ‘Het Nederlands drugsbeleid; continuïteit en veran-dering’ waarin de in 1991 ingevoerde gedoogcriteria worden geëvalueerd (Tweede Kamer, 1995). Hieruit bleek dat er problemen waren met de toename van het aantal (bonafide) cof-feeshops en de overlast die werd veroorzaakt door sommige cofcof-feeshops (Bieleman et al., 2014). Naar aanleiding van deze problemen besloot het kabinet dat coffeeshops geen alco-hol meer mochten verkopen, de leeftijdsgrens voor toegang tot coffeeshops en de verkoop van softdrugs werd verhoogd van 16 naar 18 jaar. Ook de G van de AHOJ-G criteria werd aangepast, dit betekent dat de maximale transactie hoeveelheid werd verlaagd van 30 naar 5 gram en de maximale handelsvoorraad van 500 gram mocht niet langer worden over-schreden.

1999-2003: Wet Damocles, specificatie AHOJ-G criteria en de Wet BIBOB

In 1999 is artikel 13b in de Opiumwet opgenomen. In dit artikel krijgt de burgermeester de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in voor het publiek toe-gankelijke lokalen en daarbij behorende erven softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Per 1 november 2007 is het artikel aangepast en geeft het de burgemeester ook de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passingen indien in een woning drugs worden verhandeld of aanwezig zijn (Staatsblad, 2007).

In december 2000 zijn de hier bovengenoemde AHOJ-G criteria als volgt verder ge-specificeerd door het College van procureurs-generaal (Staatscourant, 2000). Geen affiche-ring d.w.z. geen reclame anders dan een summiere aanduiding op het betreffende pand. Geen harddrugs, dit betekent dat de coffeeshop geen harddrugs mag verkopen of voorhan-den hebben. Geen overlast, onder overlast worvoorhan-den verstaan geluidshinder, vervuiling, par-keeroverlast of rondhangende klanten. Geen verkoop aan jeugdigen of toegang aan jeugdi-gen tot een coffeeshop, de leeftijdsgrens van 18 jaar dient strikt te worden gehandhaafd. Geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie, dit houdt in een hoeveelheid die niet

(8)

8

groter is dan geschikt voor eigen gebruik (5gram). De maximale handelsvoorraad van coffee-shops kunnen in het lokale driehoeksoverleg worden vastgesteld, zolang het gestelde maxi-mum van 500 gram maar niet wordt overschreden.

Sinds 2003 bestaat de Wet Bibob, deze wet geeft gemeenten de mogelijkheid om een vergunning aan een coffeeshophouder te weigeren wegens contacten met criminele organi-saties. Gemeente kunnen namelijk bij het Bureau Bibob advies vragen over het risico van misbruik bij het verlenen van een vergunning aan de coffeeshophouder.

2011-2013: Einde open-deur-beleid en het ingezetenencriterium.

In mei 2011 kondigt de minister van Veiligheid en Justitie in de ‘Drugsbrief’ aan een einde te willen maken aan het open-deur-beleid van coffeeshops (Tweede Kamer, 2011). Coffeeshops moeten kleiner en beheersbaarder worden gemaakt, om zodoende de handel in verdovende middelen, criminaliteit en coffeeshop gerelateerde overlast tegen te gaan. Ook de aantrek-kingskracht dat het Nederlandse drugsbeleid heeft op drugsgebruikers uit het buitenland moet worden teruggedrongen. Om dit te realiseren wordt op 1 januari 2012 het zogenoem-de I-criterium ingevoerd voor zogenoem-de drie zuizogenoem-delijke provincies Noord-Brabant, Zeeland en Lim-burg. Dit gezien de acute problematiek die zich daar voordoet in de vorm van overlast van drugstoerisme. Vanaf 1 januari 2013 maakt het I-criterium ook voor de rest van Nederland deel uit van de gedoogcriteria (Tweede Kamer, 2011). Dit houdt in dat uitsluitend ingeze-tenen van Nederland van 18 jaar of ouder toegang hebben tot de coffeeshop en uitsluitend aan hen softdrugs worden verkocht. Aan de coffeeshophouder de taak vast te stellen dat hij met een ingezetene van Nederland te maken heeft, doormiddel van een geldig identiteits-bewijs of een verblijfsvergunning (Tweede Kamer, 2012). Naast de AHOGJI-criteria waar we momenteel over spreken kunnen gemeenten ook aanvullende criteria hanteren. Zo staat het gemeenten vrij om een zogeheten afstandscriterium (vestigingscriterium) vast te stellen. Dit houdt in dat er een minimale afstand moet zijn tussen een coffeeshop en een school voor basis of voortgezet onderwijs. Op deze manier kunnen gemeenten anticiperen op de lokale situatie als deze daarom vraagt.

(9)

9 1.2 Het coffeeshopbeleid van de gemeente Kampen1

De landelijke voorwaarden die worden gesteld voor het gedogen van een coffeeshop zijn in de vorige paragraaf besproken. Gemeenten hebben de vrijheid om zelf hun coffeeshopbe-leid in te vullen. Ze mogen zelf weten of ze een coffeeshop toestaan en kunnen eigen criteria toevoegen in de vorm van bestuurlijke voorwaarden. Het gemeentelijke beleid mag dus strenger zijn dan het landelijke beleid, maar niet soepeler. Het beleid van de gemeente Kampen is grotendeels gebaseerd op het landelijke coffeeshopbeleid en dateert uit mei 2011.

Doelstellingen en het maximumstelsel

Uitgangspunt van het gemeentelijke coffeeshopbeleid is dat er gestreefd wordt naar minder gebruik(ers) en dat de overlast beperkt blijft. Om de overlast te beperken beschikt de

cof-feeshop over een portier. .

De gemeente Kampen geeft slechts één gedoogbeschikking af. Meer dan één coffee-shop in Kampen zou indruisen tegen de kaderstellende uitspraken van de raad, hierin is als doel gesteld dat het aantal gebruikers moet verminderen. De gedoogbeschikking wordt af-gegeven voor een periode van twee jaar en is persoonsgebonden, locatiegebonden en niet overdraagbaar.

AHOJGI criteria en aanvullende voorwaarden

De omschrijving van de AHOJGI criteria door de gemeente Kampen bevatten geen aanvullin-gen of afwijkinaanvullin-gen ten opzichte van de richtlijnen, zoals die zijn opgesteld door het College van procureurs-generaal. In het coffeeshopbeleid worden de AHOJGI criteria als volgt om-schreven: geen affichering; geen harddrugs; geen overlast; geen verkoop aan jeugdigen; en geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie (5gram). Er mag maximaal 500 gram softdrugs op voorraad aanwezig zijn in de coffeeshop en er mag geen alcohol aanwezig zijn in het pand. De bovenstaande criteria zijn per 1 januari 2013 uitgebreid en de verkoop van softdrugs is sindsdien alleen toegestaan aan ingezeten van Nederland (I-criterium) van 18 jaar of ouder. Als aanvullende voorwaarden stelt de gemeente dat er alleen softdrugs mogen worden verkocht aan personen die in het bezit zijn van een ledenpas. De coffeeshop is van

1

(10)

10

maandag tot en met vrijdag geopend van 17u tot 22,30u en op zaterdag van 15u tot 22.30u. Tijdens de openingsuren is er te allen tijden een portier aanwezig.

Vestigingscriteria

Het pand moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet het een horecabestemming hebben op grond van het bestemmingsplan. De coffeeshop mag niet zijn gevestigd binnen een straal van 350 meter van een school voor basis of voortgezet onderwijs en is tijdens de schooluren gesloten. Tot slot moet de coffeeshop voldoen aan de inrichtingseisen die gelden voor de horeca. Dit zijn eisen met betrekking tot: afmetingen, veiligheid, hygiëne en sociale controle, daarom is het niet toegestaan ramen af te plakken of te verduisteren.

1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen

De probleemstelling luidt als volgt: Hoe is het besluit tot het officieel gedogen van een

cof-feeshop in Kampen tot stand gekomen en welke rol vervult deze cofcof-feeshop binnen de lokale cannabismarkt?

Onderzoeksvragen

Uit de probleemstelling vloeien de volgende onderzoeksvragen voort:

1. Welke actoren hebben een rol gespeeld en welke hindernissen zijn er genomen binnen de besluitvormingsprocedure die heeft geleid tot het gedogen van de coffeeshop?

2. Hoe functioneert coffeeshop ’t Keldertje?

3. Welke rol heeft de coffeeshop voor lokale cannabisgebruikers?

4.Op welke wijze heeft de coffeeshop bijgedragen aan de ontwikkelingen op de lokale can-nabismarkt?

1.4 Methode en benadering

Om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen heb ik in de maanden maart tot en met mei van 2016 onderzoek verricht. Verschillende dataverzamelingsmethoden zijn daarbij gecombineerd in één onderzoeksopzet, dit wordt triangulatie genoemd en verhoogt de vali-diteit van mijn onderzoeksresultaten (Decorte & Zaitch, 2010). De volgende methoden zijn gebruikt: deskresearch, observaties en interviews.

(11)

11 Literatuuronderzoek

Literatuur

Ik heb literatuurstudie gedaan naar verschillende criminologische theorieën, om bepaalde gedragingen van coffeeshopbezoekers te kunnen verklaren.

Deskresearch

Beschikbare lokale rapporten en documenten over coffeeshop ’t Keldertje en over de ont-wikkeling van het gemeentelijke coffeeshopbeleid zijn verzameld en bestudeerd. Op deze manier is de lokale situatie en haar ontwikkeling zo goed mogelijk in beeld gebracht, evenals de veranderingen die hebben plaatsgevonden en ervaringen van buurtbewoners die zijn ge-deeld met de gemeente tijdens buurtevaluaties.

Observaties

De coffeeshop is geobserveerd van zowel de binnen- als de buitenkant. Ook de omgeving rond de coffeeshop is geobserveerd, evenals haar bezoekers.2

Interviews

Er is een interview afgenomen met de procesmanager van de gemeente Kampen. Bovendien hebben er twee interviews plaatsgevonden met de coffeeshophouder. Ook zijn een vijftien-tal bezoekers geïnterviewd en een tienvijftien-tal omwonenden.3 Na een aantal interviews met handhavers, heb ik besloten deze buiten ogenschouw te laten. De interviews leverde onvol-doende relevante informatie op om te kunnen bijdragen aan de beantwoording van de on-derzoeksvragen.

1.5 Opbouw

In het volgende hoofdstuk zal de besluitvorming ter sprake gekomen. Welke stappen zijn er gezet richting het gedogen van de coffeeshop, welke actoren hebben hierbij een rol ge-speeld en welke hindernissen zijn er genomen? Het hoofdstuk wordt afgesloten met een criminologische duiding aan de hand van de morele paniek benadering.

In het derde hoofdstuk gaat het om de coffeeshop zelf. De geschiedenis van de

2

Zie bijlage 1, in deze bijlage staat de topiclijst vermeld. Hierin valt te lezen waar ik op heb gelet bij het observeren.

3

(12)

12

feeshop zal ter sprake komen en er zal een algemene sfeerimpressie worden gegeven van zowel de binnen- als de buitenkant van ’t Keldertje. Verder is in dit hoofdstuk onderzocht welke functie zij heeft in de buurt en gekeken hoe de gestelde regels door de coffeeshop-houder in de praktijk zijn gebracht.

Vervolgens komt in het vierde hoofdstuk de lokale cannabisgebruiker en dan vooral de coffeeshopbezoeker aan bod. Relevant daarbij is: wie komt er in de coffeeshop, waar koopt men drugs, wat koopt men, waar blow je en met wie, wanneer blow je en de belang-rijkste vraag waarom kom je in deze coffeeshop of juist waarom komen mensen hier niet? Het hoofdstuk wordt afgesloten met een criminologische duiding aan de hand van de routi-ne activiteiten theorie, gelegenheidstheorie en de ratiorouti-nele keuzebenadering.

Daarna concentreer ik me in hoofdstuk vijf op de invloed van de coffeeshop op de ontwikkeling van de lokale cannabismarkt. Heeft de coffeeshop te maken met concurrentie van andere coffeeshops in omliggende gemeenten en illegale concurrentie van lokale 06-dealers en thuisadressen? Ook de vraag of het coffeeshopbeleid van de gemeente Kampen de lokale cannabisgebruiker heeft beïnvloed komt aan bod in dit hoofdstuk. In de laatste paragraaf zal aan de hand van de routine activiteiten theorie, de gelegenheidstheorie en de rationele keuzebenadering een criminologische duiding worden gegeven.

Ten slotte zal in de conclusie antwoord worden gegeven op de probleemstelling en elke onderzoeksvraag zal apart worden beantwoord.

(13)

13 2. Besluitvorming

’t Keldertje is sinds begin jaren negentig gevestigd in de Schoolstraat te Kampen. De kelder van waaruit cannabis wordt verkocht houdt de gemoederen van het begin af aan flink bezig. Officieel heeft Kampen namelijk geen coffeeshop, echter is het een openbaar geheim dat in ’t Keldertje cannabis wordt verkocht. Er staat namelijk in de drugsnota van de gemeente dat er gedeald wordt vanuit ’t Keldertje (Korf et al., 2005). Zowel in 2003 als in 2007 blijft het drugsbeleid van de gemeente Kampen onveranderd en komt het voorstel om ’t Keldertje te gedogen niet door de gemeenteraad (Handhavingsarrangement, 2009). De insteek van de raad is namelijk het handhaven van de nuloptie wat inhoud dat er geen coffeeshop in de gemeente Kampen wordt gedoogd. Het gedogen van een coffeeshop zou geen wezenlijke bijdrage leveren aan de bestrijding van drugsproblematiek onder jongeren en aan het ver-minderen van de overlast van drugshandel. De meerderheid wordt gevormd door christelijke partijen en die zijn tegen het loslaten van de nuloptie. Niettemin kan er cannabis worden gekocht op een locatie (’t Keldertje) die officieel geen coffeeshop is. Uit bestudering van de verschillende nota’s, moties en raadsverslagen wordt duidelijk dat er twee coalities zijn in de gemeente die lijnrecht tegenover elkaar staan. Een groep die vindt dat blowers in ieder geval op één plek in de gemeente hun cannabis moeten kunnen kopen en een andere groep die daar niets van wil weten en fel tegen het gebruik van cannabis is.

Op donderdagavond 23 september 2010 vindt uiteindelijk, nadat de spanning in de raadszaal en op de publieke tribune hoog is opgelopen, toch een ommekeer plaats tijdens de raadsvergadering (Raadsverslag, 2010). De PvdA onder leiding van mevrouw Tabak dient een motie in die na enige wijzigingen middels een amendement wordt gesteund door een meer-derheid van de raad. Vanaf dat moment besluit de raad dat onder strenge voorwaarden een proef met een officieel gedoogde coffeeshop mogelijk is voor een periode van vijf jaar. In dit hoofdstuk zal de wijze waarop de besluitvorming tot stand is gekomen worden besproken. Via beleidsnota’s, moties, raadsverslagen en een interview met de procesmana-ger drugsbeleid wil er ik achter komen op welke wijze er stappen zijn gezet richting het ge-dogen van coffeeshop ’t Keldertje wat tot vijf jaar geleden niet het geval was. Welke actoren hebben hierbij een rol gespeeld; welke hindernissen zijn er genomen en wat waren de ar-gumenten ter beslechting van deze hindernissen; en wat was het feitelijke probleem vanuit de morele paniek benadering?

(14)

14 2.1 Actoren

Voordat de actoren worden besproken die een rol hebben gespeeld binnen de besluitvor-mingsprocedure die heeft geleid tot het gedogen van coffeeshop ’t Keldertje, wil ik eerst even kort de coalities vanaf 2006 tot heden bespreken.

De gemeente Kampen telt tweeënvijftig duizend inwoners en ligt in de zogeheten bijbelgordel(Overheid Overijssel, 2016). Politiek gezien uit zich dit in een hoog percentage stemmen op christelijke partijen: CDA, SGP en ChristenUnie. De christelijke partijen hebben in de periode 2006-2014, altijd een meerderheid gehad in de gemeenteraad (verkiezingsuit-slagen, 2016). In de periode 2006-2007 bestond het college van burgemeester en wethou-ders SGP, PvdA, ChristenUnie en GBK (Gemeente Belangen Kampen). Het vertrouwen in de GBK-wethouder werd in november 2007 opgezegd door de gemeenteraad. Een jaar later, in november 2008, stapte wethouder Mark Markusse van de SGP uit de politiek wegens het bedreigen van de zondagsrust. Daarop volgde de gehele fractie van de SGP. De PvdA wilde namelijk dat winkels bij grote evenementen op zondag open zouden zijn, terwijl de SGP hier principieel op tegen was. Eind december 2008 wordt er een nieuwe coalitie gevormd door ChristenUnie, CDA en PvdA. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 bestond de coalitie uit PvdA, VVD, CDA en ChristenUnie. In 2014 veranderde er na de gemeenteraadsverkiezing weinig en de coalitie bestaat op dit moment uit de VVD, CDA, ChristenUnie en SGP (Bakker, 2016).

De regelbedenkers in het Engels de ‘rule creators’, zijn onder te verdelen in vier ty-pen actoren: politieke partijen, de burgemeester, deskundigen en de procesmanager.

Partijen (Raadsverslag 2007)

GroenLinks onder leiding van de heer Edy Prick is de morele entrepreneur van het gedogen van coffeeshop ’t Keldertje. Zij hebben daarbij steun gekregen van de burgemeester en de procesmanager, maar op hun initiatief werd het gedogen van ’t Keldertje op de politieke agenda gezet van de gemeente Kampen. “Een van de raadsleden van GroenLinks is ook jongerenwerker en hij loopt veelvuldig tegen problemen aan met betrekking tot softdrugs waarvan de kwaliteit slecht is en die wordt aangeboden in het illegale circuit van thuisdealers of 06-dealers. De controle op het gebruik van soft-drugs, de kwaliteit en een direct aanspreekpunt ontbreken’’ zo vertelt de procesmanager tijdens een interview. GroenLinks heeft daarom in de raadsvergadering van 22 november 2007 voor het eerst in de geschiedenis van de gemeente Kampen een initiatief voorstel ingediend voor het

(15)

15

gedogen van coffeeshop ’t Keldertje, aangezien het huidige drugsbeleid niet heeft gewerkt, zo constateren zij (motie, 2007). Na stemming in de raadsvergadering blijkt GroenLinks uit-eindelijk alleen steun te krijgen van de VVD en K.ij.K op Kampen. Het initiatief voorstel was van de baan en pas in de raadsvergadering van 23 september 2010 kreeg GroenLinks op-nieuw een kans.

Tijdens deze raadsvergadering diende de PvdA-fractie onder leiding van mevrouw Tabak, ondersteund door GroenLinks, D66, SP, GBK en VVD, een amendement in waardoor het voorstel tot handhaving van het nul-beleid coffeeshops als volgt werd gewijzigd:

1. De procedure voor sluiting van ’t Keldertje op de huidige locatie onverminderd voort zet-ten.

2. Gedurende vijf jaar een experiment aan gaan met een legaal verkooppunt op een locatie die nader wordt bepaald door de raad en de politie.

3. Jaarlijks evalueren op basis van de doelstellingen die zijn geformuleerd in het kader van veiligheid, openbare orde en volksgezondheid.

4. De primaire doelstelling blijft het terugdringen van het gebruikersaantal. 5. Tussentijds voortdurend monitoren en jaarlijkse terugkoppelen.

Het voorstel wordt uiteindelijk aangenomen met 16 stemmen voor en 15 stemmen tegen (Besluitenlijst, 2010).

De burgemeester

Van januari 2001 tot oktober 2009 was Jan Oosterhof (VVD) Burgmeester van Kampen. Tij-dens het interview vertelt procesmanager Jurjen Bakker: “Vanuit de raad kreeg de burge-meester meermaals de opdracht om iets te doen aan de uitvoering van het gemeentelijk drugsbeleid, dat versterking nodig had op het terrein van handhaving en bewijsvoering. Oos-terhof deed niets met de kritiek vanuit de raad en dit leidde uiteindelijk tot een motie.’’ De raad concludeerde dat uit een eerdere evaluatie niet kon worden opgemaakt dat het gebruik en verhandelen van softdrugs in de periode 2004 tot 2007 was verminderd. Daarop verzocht de raad de burgemeester tot het versterken van de personele capaciteit in de vorm van een procesmanager en daarvoor financiële middelen beschikbaar te stellen, zodat het drugsge-bruik in de gemeente Kampen wordt teruggedrongen (motie, 2007). De gebeden van de raad werden gehoord en een procesmanager werd aangesteld.

(16)

16

burgemeester en hij vervult dit ambt tot op heden. Op 19 februari 2010 dient de gemeente-raad opnieuw een motie in waarin zij de burgemeester verzoekt ’t Keldertje onmiddellijk te sluiten (motie, 2010). Koelewijn ziet echter nog voldoende ruimte om tot een zorgvuldige afweging te komen, doordat het woordje ‘onmiddellijk’ uiteindelijk wordt geschrapt. Wel interpreteert hij het als een duidelijk signaal van de gemeenteraad. Onmiddellijke sluiting is volgens hem namelijk onzorgvuldig en juridisch bijzonder problematisch. In de raadsverga-dering geeft hij aan meer tijd nodig te hebben om informatie te verzamelen bij de officier van justitie, Tactus (bureau voor verslavingszorg) en de politie. Hij wil duidelijk in kaart bren-gen wat de effecten zijn als ’t Keldertje wordt gesloten. Waar gaan de mensen naartoe die hun cannabis daar kopen? In april 2010 wordt de verzamelde informatie aan de gemeente-raad voorgelegd, met als doel een zorgvuldige afweging te maken. De achterliggende ge-dachte, zo vertelt procesmanager Jurjen Bakker, is dat de burgemeester voor legalisering van coffeeshop ’t Keldertje is en hij voorzag in april, na de gemeenteraadsverkiezingen, een an-dere samenstelling van de raad. Met eventuele nieuwkomers als de SP en D66, die voor het gedogen van een coffeeshop in Kampen zijn, zou de kans groter zijn dat coffeeshop ’t Kelder-tje wordt gedoogd. Tijdens de vergadering op 19 mei 2010 van de commissie bestuur en middelen haalt de burgemeester nog eens alles uit de kast om de raad op andere gedachten te brengen (commissie bestuur en middelen, 2010). ‘’Begrijp me goed, ik ben tegen drugsgebruik, maar van alle oplossingen is legalisatie van de coffeeshop de minst slechte. Drugsgebruik is niet uit te bannen en op deze wijze hou je zelf een vinger in de pap.’’ De procesmanager die de vergadering heeft bijge-woond vertelt mij in maart 2016 dat de burgemeester op dit punt principieel was tijdens de vergadering. Volgens Bakker richtte hij zich tot de tegenstanders van het legaliseren van cof-feeshop ’t Keldertje en sprak de woorden: ‘’als je niet mee gaat in het positieve advies van meerdere partijen als de officier van justitie, de procesmanager en Tactus, dan wil ik achteraf ook geen gezeur horen als ik niet handhavend optreedt bij overlast veroorzaakt door drugsgebruikers in de stad.’’ De burgemeester heeft dagelijks te maken met de politie en het openbaar ministerie en deze adviseerde hem de coffeeshop te legaliseren en dit heeft hij overgenomen en tot het laatst stellig verdedigd tegenover de raad (Bakker, 2010).

De deskundigen

Op verzoek van de burgemeester, zoals hierboven beschreven, brengt een aantal deskundi-gen advies uit. In het verslag van de commissie bestuur en middelen (commissie bestuur en

(17)

17

middelen, 2010) en de adviesnota voor het college van burgemeester en wethouders geven zij hun mening over het eventueel gedogen van coffeeshop ’t Keldertje (Bakker, 2010). De officier van justitie, de heer Berden, zegt dat het probleem niet meer beheersbaar is als het verkooppunt dat ’t Keldertje nu is wordt gesloten. Op een andere manier moeten gebruikers aan hun drugs komen en dat zullen ze doen via mobiele koeriers en deze zijn moeilijk te pak-ken. Opsporing technisch is dit voor de politie een drama, omdat de handel op bestelling gaat en nooit op hetzelfde tijdstip en dezelfde plek plaatsvindt. Om de huidige nuloptie te handhaven is veel opsporingscapaciteit nodig en deze is er niet. Pak daarom overlast van straathandel aan met de hulp van BOA’s (buitengewoon opsporingsambtenaar) en ga effec-tief om met je politiecapaciteit als gemeente zijnde, zo sluit hij af.

Teamchef Pieter van der Linden van de politie Kampen sluit zich aan bij de heer Ber-den. Wil de raad het bestaande softdrugsbeleid handhaven dan moet er gericht worden op-gespoord en dit is tijdrovend en het rendement hiervan staat ter discussie. Bij een illegale situatie is er meer politiecapaciteit nodig en dat vraagt om extra financiële middelen en BOA’s kunnen dan niet worden ingezet, wat bij overlast wel het geval is. Hij ziet dan ook lie-ver dat ’t Keldertje wordt gedoogd, zo kan er toezicht worden gehouden op de aanwezigheid van harddrugs en jongeren, middels het opstellen van gedoogvoorwaarden en vergunnings-voorschriften. Tevens kan er dan gecontroleerd worden op de kwaliteit van de softdrugs en er kan contact gelegd worden met de exploitant. Qua capaciteit maakt dat het handenhaven een stuk eenvoudiger

De heer Lamslag van Tactus verslavingszorg Kampen richt zich voornamelijk op drugsgebruikers onder de achttien jaar, omdat binnen deze groep de meeste winst te beha-len valt. Het drugsgebruik van jongeren in de omgeving zal niet veranderen als ’t Keldertje wordt gesloten, zij worden namelijk niet toegelaten in een coffeeshop. Volwassenen hebben echter vaak hun keuze al gemaakt en zijn minder beïnvloedbaar, wel wordt geprobeerd voor hen de drempel naar hulpverleners zo laag mogelijk te maken. Als ’t Keldertje wordt geslo-ten blijven deze mensen cannabis gebruiken, er zijn genoeg verkooppungeslo-ten in de omgeving. Lamslag geeft tot slot aan dat het contact tussen Tactus en de coffeeshop een onderdeel zal worden van de gedoogvoorwaarden, zo kan verslaving eerder worden gesignaleerd. Hij staat positief tegenover het gedogen.

(18)

18

De procesmanager

Sinds begin november 2008 is Jurjen Bakker procesmanager alcohol en drugs van de ge-meente Kampen. Door zijn benoeming wordt voldaan aan een motie ingediend door de ChristenUnie op 22 november 2007 (motie, 2007). Het doel dat de gemeente nastreeft met het in het leven roepen van deze functie is dat er uitvoering wordt gegeven aan de regietaak van de gemeente op het gebied van terugdringen van de productie, handel en gebruik van verdovende middelen (Raadsbesluit 2008). De taken van de procesmanager zijn de volgende (Taaktypering, 2008). Het rapporteren en adviseren aan het college met betrekking tot de handhaving van het drugsbeleid. Het opstellen van een handhavingsarrangement tussen politie, justitie en de gemeente. Actief verzamelen en analyseren van informatie op het ge-bied van drugs in de gemeente Kampen en evalueren van het huidige drugsbeleid.

In een interview met Bakker laat hij weten dat vanaf het begin van zijn aanstelling de gemeenteraad als uitgangspunt had de nuloptie te handhaven. Meerdere malen is hem van-uit de raad de vraag gesteld of hij kan voorkomen dat er illegaal wordt gehandeld als ’t Kel-dertje dichtgaat en hij heeft telkens aangegeven te denken dat dit niet lukt. Tactus, Trimbos, het openbaar ministerie en de politie hebben aangegeven in meerdere gesprekken met Bak-ker dat het beter is als ’t Keldertje een coffeeshop wordt met een gedoogvergunning. Dit advies heeft hij als procesmanager overgenomen en ook uitgedragen in zijn advies naar de raad en de burgemeester toe. Zijn eigen mening is ook gevormd op basis van dit advies en hij staat volledig achter het gedogen van de coffeeshop. ‘’Het epicentrum van drugsgebruik bevindt zich op één plek in de stad en dat maakt dat de sociale controle groter is en dat het politieteam makkelijker langs kan gaan en handhavend kan optreden’’ zo vertelt hij.

2.2 Discussie 2007

De gemeenteraad heeft bij besluit van 26 maart 2003 uitgesproken geen coffeeshop in de gemeente Kampen te willen gedogen, de zogeheten nuloptie (Raadsbesluit, 2003). De doe-len van het lokale drugsbeleid zijn in navolging hiervan als volgt geformuleerd: het verhinde-ren van het gebruik van harddrugs, het terugdringen van het gebruik van softdrugs en over-last voor de woonomgeving. In de evaluatie van het drugsbeleid van de gemeente in sep-tember 2007 wordt opgemerkt dat het gebruik en verhandelen van softdrugs in de periode 2004 tot 2007 niet verminderd is (Evaluatie, 2007). Op basis daarvan dient, zoals eerder ge-noemd, GroenLinks ondersteund door K.ij.K op Kampen en de VVD een initiatiefvoorstel in

(19)

19

voor het gedogen van coffeeshop ’t Keldertje tijdens de raadsvergadering van 22 november 2007 (Raadsvergadering, 2007). Zij geven aan dat het makkelijker is om diegenen die zich in de gevarenzone begeven, de mogelijkheid te bieden om op een bepaalde plaats softdrugs te kopen. Zodoende wordt geprobeerd te voorkomen dat zij in een crimineel circuit komen waar harddrugs worden aangeboden. In een coffeeshop kan namelijk worden gecontroleerd dat er alleen softdrugs worden verkocht en zo worden de markten van de soft- en harddrugs gescheiden. Over de capaciteit van politie en justitie merken zij op dat deze onvoldoende is om een nulsituatie te bereiken, dit houdt in een drugsvrije gemeente. “De politie-inzet is gewoon niet anders dan deze is’’, merkt de heer Weever van de VVD op en deze moet daar-om sterker worden ingezet, namelijk door een strategische insteek te kiezen met behulp van een coffeeshop. Verder merkt Weever op dat ’t Keldertje al meer dan twintig jaar de facto wordt gedoogd als verkooppunt van softdrugs. Daar heeft hij moeite mee, want de zaak wordt niet gesloten maar het nulbeleid wordt op papier wel gehanteerd. Dat gaat volgens Weever niet samen en er kan volgens hem beter worden gehandhaafd als er een coffeeshop wordt gedoogd, dan is namelijk de situatie met betrekking tot softdrugs beter in beeld.

De andere fracties in de gemeenteraad geven tijdens de raadsvergadering aan tegen het initiatiefvoorstel van GroenLinks te zijn. De christelijke partijen geven aan dat er steeds een afweging moet worden gemaakt tussen de huidige, gewenste en de mogelijk te realise-ren situatie. De gewenste situatie is een drugsvrije gemeente, maar men beseft dat dit on-haalbaar is. Het is een utopie, zo zeggen zij, te denken dat de nulsituatie zou kunnen worden uitgevoerd. Als een gebruiker wil kan hij altijd aan drugs komen. De christelijke partijen zien dan ook geen meerwaarde in het gedogen van een coffeeshop als het er om gaat dat deze een bijdrage zal leveren in het bestrijden van de drugsproblematiek. Het doel is een veilige samenleving met gezonde burgers. Naast de negatieve invloeden die drugshandel en gebruik van drugs hebben op de openbare orde, zijn zij er stellig van overtuigd dat het ook schadelijk is voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. Daarom moeten de handel en het gebruik van verdovende middelen worden bestreden. Dit betekent dat alle verkooppunten van soft-drugs moeten worden geëlimineerd, zodat het gebruik onder jongeren en volwassen zoveel mogelijk wordt ingeperkt. Het gedogen van een coffeeshop geeft een verkeerd signaal af aan de eigen bevolking en zeker aan de jeugd, zo beweren zij. Het is volgens hen ook niet in overeenstemming met het landelijk beleid, dat is er namelijk op gericht het aantal coffee-shops terug te dringen. Daar komt bij dat het gedogen van een coffeeshop geen garantie

(20)

20

biedt dat de handel, teelt en gebruik worden teruggedrongen. Ook de middelen die de lokale driehoek heeft tot ingrijpen worden niet vergroot. De PvdA wijst de raad erop dat zij zich niet alleen moet richten op het gebruik van softdrugs, maar ook op alcohol en harddrugs die volgens hen een groter gevaar vormen dan softdrugs. Gemeente Belangen Kampen merkt op dat er een nationaal beleid wordt gevoerd om roken in horecagelegenheden terug te drin-gen. Hoe kan roken in een coffeeshop dan worden toegestaan? Coffeeshops zouden op hun retour zijn in Nederland en dit signaal moet de raad overnemen. Er moet een drugsbeleid worden opgesteld waarbij eenduidig wordt verwoord dat binnen de grenzen van de ge-meente Kampen geen verkooppunten van softdrugs worden gedoogd.

2.3 Discussie 2010

Uiteindelijk wordt coffeeshop ’t Keldertje in 2007 niet gedoogd. Drie jaar later tijdens de raadsvergadering van 23 september 2010 is dat wel het geval. Hoe hebben de voorstanders destijds de tegenstanders overtuigd en hoe verliep de totstandkoming, stapsgewijs of plotse-ling? Zijn er bij de besluitvorming compromissen gesloten en hoe is de gemeente tot de hui-dige locatie en de huihui-dige eigenaar gekomen?

De totstandkoming

De christelijke partijen hielden tijdens de raadsvergadering van 23 september 2010 vast aan hun standpunten uit 2007 en hun argumenten tegen het gedogen van een coffeeshop waren nauwelijks veranderd. Enige uitzondering is het CDA, dat enige nuance aanbrengt in haar standpunt. Het CDA wil een overgangssituatie waarin wordt toegewerkt naar een volledig nulbeleid, maar deze situatie wordt in Kampen al 24 jaar verhinderd door de aanwezigheid van ’t Keldertje. Zij zijn zich ervan bewust dat bij sluiting de bestaande bezoekers op zoek gaan naar andere mogelijkheden en dat verwaaiing naar duistere delen van Kampen moet worden voorkomen. De effecten moeten worden gemonitord en over vijf jaar worden beke-ken en geëvalueerd. Het beleid kan tegen die tijd worden aangepast en heroverwogen.

De overige partijen volgen het advies van de eerder genoemde deskundigen en vin-den dat de christelijke partijen niet langer in hun standpunten kunnen volharvin-den. De politie, het openbaar ministerie en Tactus verslavingszorg wijzen allen de nuloptie af vanwege de gevaren voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Deze drie pijlers zijn de be-langrijkste binnen het drugsbeleid van de gemeente Kampen.

(21)

21

Op basis daarvan dient de PvdA dient onder leiding van mevrouw Tabak en onder-steund door D66, VVD, SP, GroenLinks en Gemeente Belangen Kampen tijdens de vergade-ring een amendement in met als doel een vijf jarige experiment aan te gaan met een tijdelijk legaal verkooppunt. ‘’De omslag bij deze partijen, buiten de VVD en GroenLinks, ten opzichte van 2007 wordt veroorzaakt aan het begin van de vergadering. De insteek van de vergade-ring was dat ’t Keldertje zou worden gesloten en aan het einde van de avond lag er plotseling een pilot die coffeeshop ’t Keldertje vijf jaar gedoogd’’ zo vertelt de procesmanager tijdens het interview. De burgemeester hield ‘een ijzersterk pleidooi’ ter verdediging van het gedo-gen van een coffeeshop in de gemeente op basis van het advies gegeven door de deskundige (Bakker, 2010). In mijn ambtsperiode als burgemeester van Kampen heb ik geen raadsvoorstel gezien waar-bij een ieder zo eensgezind was over het doel, namelijk het terugdringen van drugs. Alleen over het middel daar-toe is men het oneens. Ik ben als burgemeester verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, maar ik heb helaas beperkte invloed op de capaciteit van de politie. De handhaving van een coffeeshop kost de politie minder tijd dan het opsporen van mobiele handelaren. Daarom neem ik het advies van de deskundigen over en vind ik dat een gelegaliseerde coffeeshop de minst slechte oplossing is. Hij besluit met het feit dat er is een pro-cesmanager alcohol en drugs is aangesteld en dat deze heeft bevestigd dat het gevoerde drugsbeleid van de gemeente nog niet zo gek is met het huidige Keldertje. Op basis van bovenstaand betoog werd de ver-gadering geschorst en nog tijdens de verver-gadering een initiatiefvoorstel geschreven in de vorm van een amendement. Na stemming wordt het amendement met een kleine meerder-heid aangenomen en was de kogel plots toch door de spreekwoordelijke kerk: kampen gaat een coffeeshop gedogen voor een periode van vijf jaar.

Het compromis

Bij deze kwestie worden politiek en bestuur met elkaar gemengd, ingegeven door een juridi-sche component, zo zegt de procesmanager tijdens het interview. De voorstanders geven wat toe en de tegenstanders leveren wat in. Duidelijk is dat alle partijen hetzelfde doel voor ogen hebben, namelijk voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord binnen een veilige gemeente met gezonde burgers. Het compromis dat daarvoor wordt gesloten is het gedogen van coffeeshop ’t Keldertje. Merendeel van de partijen denkt dat middels het gedogen van een coffeeshop deze doelstellingen het beste kunnen worden bereikt.

(22)

22

Huidige locatie en de huidige eigenaar

De vorige locatie van ’t Keldertje was aan de Schoolstraat in Kampen, de procesmanager heeft uitgemaakt dat dit geen ideale locatie is voor een coffeeshop (Bakker, 2010). De be-woners geven in een handhavingsverzoek aan dat zij veel overlast ondervinden van ’t Kelder-tje. Het gaat daarbij om vervuiling, wildplassen, parkeeroverlast, geluidsoverlast en drugsge-bruik op straat. Dit heeft te maken met de geschiktheid van de locatie, zo geeft de proces-manager aan. Er is binnen in het pand beperkte ruimte om softdrugs te gebruiken en som-mige klanten hebben niet de mogelijkheid om dit thuis te doen, dus doen zij dit buiten op straat. Door een gebrek aan ruimte wordt ’t Keldertje een afhaalpunt en dit veroorzaakt par-keeroverlast. Veel klanten zetten namelijk de auto voor de deur, lopen even naar binnen en vertrekken weer. Er is in het gebouw ook geen toilet aanwezig, waardoor wildplassen ont-staat.

Coffeeshop ’t Keldertje is daarom verhuisd naar de Boven Nieuwstraat 119 in Kam-pen. Er is bewust gekozen voor de binnenstad, omdat als de coffeeshop verbannen wordt naar het industrieterrein, de burgemeester bang is dat straatdealers de binnenstad overne-men. Er ontstaat dan een gebrek aan sociale controle, zo vertelt de procesmanager tijdens het interview. Een gecertificeerde portier moet eventuele parkeeroverlast voorkomen, rondhangende bezoekers wegsturen en voorkomen dat zij afval op straat gooien. Tevens rust er van oudsher een horeca-bestemming op het pand, dit is nodig voor het exploiteren van een coffeeshop. De afstand tot de dichtstbijzijnde school is meer dan 400 meter en zo-doende in overstemming met het afstandscriterium dat de gemeente heeft opgesteld in haar coffeeshopbeleid (gemeente Kampen, 2011). Ook zijn er meerdere toiletten aanwezig in het pand wat wildplassen moet voorkomen (Bakker, 2010).

Tijdens de raadsvergadering waarop werd besloten over te gaan tot een proef met een legaliseerde coffeeshop, diende de heer Sellis een aanvraag in voor de exploitatie van de coffeeshop. Sellis was eigenaar van coffeeshop ’t Keldertje aan de Schoolstraat en huurde dit pand. De burgemeester vraagt in een brief, aan de teamchef politieteam Kampen Pieter van der Linden, om advies op 22 november 2010 (Van der Linden, 2010). Sellis wordt door Van der Linden onderworpen aan een bibob-onderzoek, met als doel het controleren van de in-tegriteit van Sellis. De gemeente laat onderzoeken of er een kans is dat de gedoogvergun-ning wordt misbruikt voor banden met criminele organisaties. De conclusie is dat uit onder-zoek door Bijzondere Wetten geen relevante justitiële antecedenten komen om de aanvraag

(23)

23

voor de gedoogbeschikking af te wijzen. Uiteindelijk wordt op 30 mei 2011 een gedoogbe-schikking afgegeven aan Sellis voor een periode van twee jaar en deze begedoogbe-schikking is per-soonsgebonden, locatiegebonden en niet overdraagbaar. De zoon van de eigenaar van het voormalige pand aan de Schoolstraat dient nog wel beroep in tegen de beschikking, maar wordt door de rechter niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen belanghebbende is.4

2.4 Het feitelijke probleem

Het feitelijke probleem dat ik wil bespreken in deze paragraaf wordt inzichtelijker vanuit de morele paniek benadering. Deze benadering die veelal betrekking heeft op de jeugd gaat over de bedreiging van de bestaande maatschappelijke normen en waarden (Korf, 2010). De verontwaardiging die ontstaat door deze bedreiging wordt veroorzaakt door verontrustende burgers die om krachtige maatregelen vragen. De media haken hier op in en spelen een be-langrijke rol in het proces dat zich voltrekt, namelijk het creëren van een hype die aanzet tot morele paniek. Hierbij moet u denken aan ’t Keldertje in de tijd dat deze niet werd gedoogd. Bij morele paniek worden drie fasen onderscheiden (Bovenkerk, 2006). De identificatie fase, iemand introduceert een verschijnsel dat al langer bestaat. Zo bestond coffeeshop ’t Kelder-tje al meer dan twintig jaar, voordat deze werd gedoogd. Vervolgens ontstaat in de volgende fase verbreding of uitvergroting. De christelijke partijen willen de nuloptie handhaven en de overige partijen willen drugsgebruik beheersbaar maken en verwaaiing naar duistere delen van Kampen voorkomen. De collectieve beleving van het probleem groeit. In de derde en laatste fase reageren belanghebbende personen vanuit bijvoorbeeld de politiek en wordt er actie ondernomen. De christelijke partijen willen dat er strenger wordt opgetreden tegen drugsgebruik en de nuloptie handhaven. De overige partijen willen juist soepeler zijn bij het gebruik van drugs en een coffeeshop gedogen.

De theoretische gedachte is dat de commotie niet gaat over het echte probleem, maar slechts over een detail daarvan (Young, 2005). Korf beantwoordt in zijn proefschrift drie vragen en deze drie vragen wil ik gebruiken, om te begrijpen waar het bij het gedogen van ’t Keldertje om gaat vanuit het perspectief van de morele paniek benadering (Korf, 2010). De eerste vraag is: hoe en door wie (welke actoren) wordt het probleem van het ge-dogen van coffeeshop ’t Keldertje geïntroduceerd? Men spreekt liever niet over ’t Keldertje dat een afhaalpunt van softdrugs was zonder gedoogvergunning. Uiteindelijk stapten een

(24)

24

aantal buurtbewoners die hinder ondervinden van ‘t Keldertje naar de media, die op hun beurt op zoek zijn naar een sensationeel verhaal. De regionale krant de Stentor schrijft stuk-ken en IJssel TV maakt items over de niet-gedoogde coffeeshop. Zij beweren dat er in Kam-pen een coffeeshop is, zonder vergunning, waar softdrugs worden verkocht aan onder ande-re de jeugd. De niet-gedoogde coffeeshop die al meer dan twintig jaar bestaat, wordt aan-gewezen als de oorzaak van het kwaad. Op deze manier dragen de buurtbewoners en de media, als morele ondernemers, bij aan de uitvergroting van de coffeeshopproblematiek. Vanaf dit moment gaat ook de politiek zich ermee bemoeien in de vorm van regelmakers. De SGP pikt het probleem op en dient een motie in tijdens de gemeenteraadsvergadering van 22 november 2007. Op basis van deze motie wordt een procesmanager aangesteld die uit-voering moet geven aan de regietaak van de gemeente op het gebied van terugdringen van de productie, handel en gebruik van verdovende middelen. De procesmanager moet het drugsbeleid evalueren en een handhavingsarrangement opstellen. Regelhandhavers zoals de politie, justitie en ook hulpverleners moeten er uiteindelijk voor zorgen dat het opgestelde beleid ook wordt uitgevoerd. Normaal gesproken volgen de actoren elkaar op in chronolo-gische volgorde, dus eerst de morele ondernemers dan de regelmakers en tot slot de regel-handhavers. Tijdens het proces dat heeft geleid tot het gedogen van coffeeshop ’t Keldertje is dit niet het geval. De regelhandhavers nemen een deel van de taak van de regelmakers voor hun rekening door de regelmakers van advies te voorzien dat uiteindelijk wordt over-genomen. Tevens dragen de regelhandhavers op deze manier bij aan, de eerder besproken, uitvergroting van het probleem.

Vraag twee heeft betrekking op wat er feitelijk aan de hand is, is er sprake van een nieuw fenomeen? Coffeeshops bestaan in Nederland al sinds het begin van de jaren zeven-tig. Ook in de omgeving van Kampen is het geen nieuw fenomeen, begin jaren negentig kwamen ook daar de eerste coffeeshops (Bieleman et al., 2001). Zonder uitputtend te zijn wil ik aan de hand van drie factoren bekijken waarom de focus na twintig jaar plotseling ligt op handhavend optreden tegenover ’t Keldertje. Laten we beginnen met de toenemende overlast veroorzaakt door bezoekers in de vorm van wildplassen, parkeeroverlast, vervuiling en rondhangende jongeren die drugs gebruiken en baldadig worden. Ten tweede worden op straat softdrugs verstrekt, afkomstig uit ’t Keldertje, aan minderjarigen. Men is bang dat dit leidt tot verslaving en schade aan de gezondheid van de jeugd. Tot slot ontstaat er een ge-voel van onveiligheid door de rondhangende bezoekers. De buurtbewoners ge-voelen zich

(25)

on-25

veilig als er groepjes gebruikers voor hun deur staan te blowen (Bakker, 2012).

Uit het proefschrift van Marije Wouters blijkt dat coffeeshops in de omgeving van Kampen geen uitzondering meer zijn (Wouters, 2013). Dit leidt tot de derde en laatste vraag. Vormt coffeeshop ‘t Keldertje het echte probleem of staat zij symbool voor andere en brede-re maatschappelijke ontwikkelingen? Twee hypothesen wil ik u voorleggen, waarvan één overgenomen uit de oratie van Korf (Korf, 2010). Ten eerste kan de ongerustheid over de coffeeshop een metafoor zijn voor de ondergang van de traditionele normen en waarden. Vele tradities behoren tot het verleden. De wekelijkse gang naar de kerk, vooral onder de jeugd, is geen vanzelfsprekendheid meer. Restaurants in het centrum van Kampen zijn op zondag geopend evenals de winkels tijdens evenementen.

Ten tweede zou het gedogen van een coffeeshop een uiting van jaloezie kunnen zijn onder de winkeliers uit Kampen. Er is veel leegstand in het centrum en het aantal winkelbe-zoekers loopt terug. Winkeliers zien het niet zitten dat een ‘illegale’ winkel wordt toegelaten die forse winst maakt, terwijl zij zich keurig aan de regels moeten houden en nauwelijks winst maken, zo vertelt de procesmanager tijdens het interview. Hij vervolgt met het feit dat veel winkeliers in de binnenstad lid zijn van een christelijke partij en zij willen als achterban steun vanuit de partij tegen de coffeeshop.

2.5 Samenvatting en conclusies

 Officieel heeft Kampen begin jaren negentig geen coffeeshop, echter is het een openbaar geheim dat in ’t Keldertje cannabis wordt verkocht. Een bijzondere situatie die GroenLinks in 2007 graag ziet veranderen. Zij willen samen met een aantal andere regelbedenkers die zijn onder te verdelen in vier typen actoren, te weten politieke partijen, de burgemeester, deskundigen en de procesmanager, dat Kampen gaat be-schikken over een gedoogde coffeeshop. Verschillende deskundigen waaronder de OvJ en de teamchef van de politie Kampen geven aan dat het verstandig is een cof-feeshop in Kampen te gedogen. Volgens hen is er namelijk veel opsporingscapaciteit nodig om de ‘huidige’ nuloptie te handhaven en deze is er niet. De burgemeester en de procesmanager nemen het advies van de deskundigen over en beweren tevens dat drugsgebruik niet is uit te bannen. Daarom is volgens hen legalisatie van een cof-feeshop in de gemeente Kampen de minst slechte oplossing.

(26)

26

 In zowel 2007 als 2010 vinden er discussies plaats tijdens de gemeenteraadsvergade-ringen over het wel of niet gedogen van een coffeeshop in de gemeente Kampen. In 2007 lukt het GroenLinks, met ondersteuning van de VVD, niet haar initiatiefvoorstel voor het gedogen van een coffeeshop door de gemeenteraad te krijgen. Op 23 sep-tember 2010 dient de PvdA met steun van GroenLinks, VVD, D66 en de Gemeente Belangen Kampen tijdens de raadsvergadering een amendement in met als doel een vijfjarig experiment aan te gaan met een legaal verkooppunt voor softdrugs. Het amendement wordt met een kleine meerderheid plots toch aangenomen en Kampen krijgt een coffeeshop voor een periode van vijf jaar.De omslag van de andere partij-en om nu wel in te stemmpartij-en met het gedogpartij-en van epartij-en coffeeshop partij-en in 2007 niet, wordt veroorzaakt door een ijzersterk pleidooi van de burgemeester tijdens deze raadsvergadering. De christelijke partijen blijven evenals in 2007 tegen het gedogen van een coffeeshop in de gemeente Kampen.

 Alle partijen in de gemeenteraad streven hetzelfde doel na, namelijk voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord binnen een veilige gemeente met gezonde bur-gers. Het merendeel van de partijen denkt dat middels het gedogen van een coffee-shop deze doelstellingen onder andere bereikt kunnen worden. Het compromis dat dus wordt gesloten is het gedogen van coffeeshop ’t Keldertje. De partijen hopen zodoende dat het aantal softdrugsgebruikers in Kampen zal worden teruggedrongen door de komst van een coffeeshop. Het terugdringen van het gebruikersaantal is na-melijk de primaire doelstelling van het coffeeshopbeleid van de gemeente Kampen.

 Aan de hand van de morele paniek benadering wordt het feitelijke probleem inzich-telijker. De theoretische gedachte is dat de commotie niet gaat over het echte pro-bleem, maar slechts over een detail daarvan.Vormt coffeeshop ‘t Keldertje het echte probleem of staat zij symbool voor andere en bredere maatschappelijke ontwikkelin-gen? Ten eerste kan de ongerustheid over de coffeeshop namelijk een metafoor zijn voor de ondergang van de traditionele normen en waarden. Vele tradities behoren tot het verleden. De wekelijkse gang naar de kerk, vooral onder de jeugd, is geen vanzelfsprekendheid meer.Ten tweede zou het gedogen van een coffeeshop een ui-ting van jaloezie kunnen zijn onder de winkeliers uit Kampen. Er is veel leegstand in het centrum en het aantal winkelbezoekers loopt terug. Winkeliers zouden het niet kunnen zien zitten dat een ‘illegale’ winkel wordt toegelaten die forse winst maakt,

(27)

27

terwijl zij zich keurig aan de regels moeten houden en nauwelijks winst maken. Veel winkeliers in de binnenstad zijn lid van een christelijke partij en zij willen als achter-ban steun vanuit de partij tegen de coffeeshop.

(28)

28 3. ’t Keldertje

In dit hoofdstuk gaat het om de coffeeshop zelf. Hoe functioneert coffeeshop ’t Keldertje? De beantwoording van deze onderzoeksvraag staat centraal in dit hoofdstuk. Aan de hand van een interview met de eigenaar en door middel van literatuuronderzoek, wil ik erachter komen hoe de situatie was voordat ’t Keldertje beschikte over een gedoogvergunning. Daar-op volgend wordt ter verduidelijking een sfeerimpressie gegeven middels een observatie. Daarna worden de regels besproken waaraan de coffeeshop moet voldoen vanuit het ge-meentelijk beleid. Gekeken wordt hoe de gestelde regels door de coffeeshophouder in de praktijk zijn gebracht. Door middel van een interview met de eigenaar en een checklist opge-steld (aan de hand van het coffeeshopbeleid) door de gemeente Kampen. Ook de positie van de coffeeshop in de buurt wordt onderzocht aan de hand van observaties, gespreksversla-gen, politieverslagespreksversla-gen, evaluatienota’s en interviews met omwonenden en de exploitant. Na een aantal handhavers te hebben geïnterviewd, heb ik besloten hen buiten ogenschouw te laten. De informatie die ik heb verkregen uit deze interviews is onvoldoende om een bijdra-ge te kunnen leveren aan de beantwoording van de onderzoeksvraag. Tot slot wordt ter ver-duidelijking een samenvatting/conclusie gegeven

3.1 Geschiedenis

De kelder van een woonhuis aan de Schoolstraat in Kampen was de voormalige locatie van ‘t Keldertje. Eind jaren tachtig ontstond het idee om vanuit een kelder softdrugs te gaan ver-kopen aan de gebruikers in Kampen en omstreken. Coffeeshops in de buurt waren schaars, dus richtten de heer Sellis samen met de zoon van de eigenaar van het pand de kelder in als verkooppunt voor softdrugs (Bieleman et al., 2001). In de ruimte die niet meer dan tien vier-kante meter besloeg, was het in de begin jaren mogelijk te zitten en tafelvoetbal te spelen. Daar kwam snel een einde aan, naar aanleiding van verschillende invallen van de politie. Na verloop van tijd werd de houding van de politie toleranter. Zolang er niet aan minderjarigen werd verkocht en er geen harddrugs in omloop waren, werd er niet handhavend opgetreden (Korf et al., 2005). ’t Keldertje werd sindsdien een afhaalpunt voor softdrugs, waar plek was voor niet meer dan vijf personen. Door het behouden van de vensterbank links naast de in-gang bleef het wel mogelijk om staand een joint te draaien of te blowen. Achter het ‘loket’ voorzien van glas werd wiet of hasjiesj verkocht aan ongeveer honderdtwintig klanten per dag.

(29)

29

Aan de hand van identiteitsbewijzen registreerde ’t Keldertje twaalfhonderd verschil-lende klanten per jaar. Bij binnenkomst werd er gevraagd naar een identiteitsbewijs. Hier werd echter soepel mee omgegaan, wat opmerkelijk is gezien de streng geformuleerde leef-tijdseis voor coffeeshopbezoekers uit de AHOGJI-criteria. Sellis zegt in het interview: ‘’ Er

werd soepel omgegaan met het vragen naar een identiteitsbewijs, alleen bij twijfel over de leeftijd werd erom gevraagd. Wij hadden er belang bij dat er niet werd verkocht aan minder-jarigen. Dat zou onze naam schade toebrengen in de buurt en de ‘goodwill’ vanuit de ge-meente kon dan verdwijnen. ’t Keldertje was immers illegaal, maar werd toch gedoogd, al-leen werd er niet handhavend opgetreden.’’

De openingstijden waren doordeweeks van 17u tot 22.30 en zaterdags van 15u tot 22.30. Opvallend was dat ’t Keldertje ook geopend was op zondag van 15u tot 22.30, aange-zien Kampen geen koopzondagen kent. Sellis zegt hierover het volgende: ‘’Er werd niet handha-vend opgetreden tegen het feit dat wij op zondag open waren. Zou de gemeente dit wel hebben gedaan dan zouden ze ons hebben erkend en dat wilde ze niet, want ’t Keldertje was in principe een illegaal verkooppunt.’’ Hij vervolgd zijn verhaal en zegt ‘’de burgemeester zei dat Kampen geen coffeeshop had, bij bezoek van hoog-waardigheidsbekleders, terwijl hij op de hoogte was van ons bestaan.’’ Sellis wil hiermee aangeven hoe ongewoon de situatie meer dan twintig jaar lang is geweest.

Doordat het ‘illegale’ verkooppunt was gevestigd in een klein donker hol, letterlijk in een kelder, was er geen sociale controle van buitenaf. ‘’Mensen zagen van buiten immers niets en zo-doende deden de wildste verhalen de ronde. Er zouden rare dingen gebeuren in de louche kelder waar criminele zich zouden verzamelen, niets van dit alles is waar,’’ zo sluit hij zijn verhaal rondom de geschiedenis van ’t Keldertje

af.

Figuur 1. Met een pijl is de oude locatie van ’t Keldertje aangegeven in de Schoolstraat te Kampen.

(30)

30 3.2 Sfeerimpressie

Door middel van het observeren van zowel de binnen- als de buitenkant van ‘t Keldertje wil ik een sfeerimpressie geven, waardoor de lezer zich een beeld kan vormen van de coffee-shop (Decorte & Zaitch, 2010). ’t Keldertje is gevestigd in het centrum van Kampen aan het eind van een lange smalle straat met veel woonhuizen. Aan de overkant van de coffeeshop zit een sportcentrum en een vrije evangelische kerk. In dezelfde straat, op vijftig meter van de coffeeshop, bevinden zich een café en Waypoint verslavingszorg. Verder zijn er uitbaters gevestigd met kleine winkeltjes, zoals een bakker, een brocanterie en een tapasrestaurant. De naam is van buitenaf zichtbaar op een zilvergrijs bordje, waar ook de openingstijden op vermeld staan. Er is geen logo zichtbaar en als de coffeeshop is gesloten staat Bob Marley groot afgebeeld op een ijzeren rolgordijn.

De coffeeshop heeft plek voor ongeveer veertig personen en is dus middelmatig van grootte. Op de avonden van mijn aanwezigheid, tussen 19u en 22u, worden er veel softdrugs verkocht. De exploitant zegt dat het rond 17 uur tijdens de opening vaak op zijn drukst is bij de coffeeshop. Dan komen bezoekers uit hun werk en kopen zij softdrugs om ’s avonds thuis of in ’t Keldertje te gebruiken. Ook vlak voor sluitingstijd is het vaak druk. ‘’Gebruikers komen dan nog even snel softdrugs kopen, voordat de coffeeshop dicht gaat om 22.30 uur,’’ zo sluit de eigenaar af. Er zijn gemiddeld genomen meer dan vijfentwintig personen binnen. De meeste zitten aan een tafeltje en een enkeling zit aan de bar. Deze personen gebruiken wiet of hasjiesj in ‘t Keldertje, de zogeheten ‘zitters’. Het merendeel van de bezoekers vertrekt echter weer na-dat zij softdrugs hebben gekocht, de zogenoemde ‘halers’. Achter de bar staan twee perso-nen, een man en een vrouw, van Nederlandse afkomst. De eigenaar is op één van de zes avonden dat ik aanwezig ben zelf ook aanwezig. Er wordt muziek gedraaid van verschillende genres en de sfeer is gemoedelijk en ontspannen. ’t Keldertje telt twee verdiepen en op de eerste verdieping kan worden gebiljart. De wanden zijn wit en de inrichting is neutraal. Er hangen krantenknipsels aan de muur die betrekking hebben op ‘t Keldertje. De naam van de coffeeshop is binnen nergens zichtbaar en er is geen reclamemateriaal aanwezig. Er is een uitgebreide digitale menukaart waar alle wiet en hasjiesj op vermeld staan die te koop zijn, inclusief de prijzen. Ook zijn er op de toonbank formulieren aanwezig van Tactus verslavings-zorg. Verder kunnen er koffie, snoep, aanstekers en crushers worden gekocht.

(31)

31

Figuur 2. De eerste afbeelding is een vooraanzicht van ’t Keldertje aan de Boven Nieuwstraat te Kampen. De tweede afbeelding geeft de straat weer (de Boven Nieuwstraat) waarin ’t

Keldertje gevestigd is.

3.3 De AHOGJI-criteria en aanvullende voorwaarden in de praktijk

Uiteindelijk heeft ’t Keldertje na meer dan twintig jaar een persoons- en locatiegebonden gedoogbeschikking gekregen. In deze gedoogbeschikking staat dat iedere bepaling in de be-schikking gecontroleerd en geregistreerd dient te worden waarna na afloop van iedere con-trole aan de driehoek (politie, openbaar ministerie en gemeente) gerapporteerd wordt (Ge-doogbeschikking, 2011). Dit houdt in dat de exploitant moet voldoen aan de AHOGJI-criteria en een aantal aanvullende voorwaarden die zijn gesteld aan het exploiteren van coffeeshop ’t Keldertje. Verder vermelden de werkinstructies dat er zes controles per jaar plaats vinden (Toezicht, 2014). De politie en de gemeente stellen onderling aan het begin van het jaar de datums vast van de controles en deze vinden onaangekondigd plaats. De politie, gemeente, belastingdienst, brandweer en het openbaar ministerie zijn betrokken bij deze controles. Door middel van een observatie, een interview met de exploitant en een checklist (opgesteld aan de hand van het coffeeshopbeleid) die de gemeente Kampen mij ter beschikking heeft gesteld, heb ik onderzocht hoe de gestelde regels door de exploitant in de praktijk zijn ge-bracht.

(32)

32

AHOGJI-criteria (checklist, 2014)5

In het coffeeshopbeleid van de gemeente Kampen worden de AHOJGI criteria als volgt om-schreven: geen affichering; geen harddrugs; geen overlast; geen verkoop aan jeugdigen; en geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie (5gram). Er mag maximaal 500 gram softdrugs op voorraad aanwezig zijn in de coffeeshop en er mag geen alcohol aanwezig zijn in het pand. De bovenstaande criteria zijn per 1 januari 2013 uitgebreid en de verkoop van softdrugs is sindsdien alleen toegestaan aan ingezeten van Nederland (I-criterium) van 18 jaar of ouder. Toepassend op ’t Keldertje betekent dit het volgende.

Geen Affichering, coffeeshops mogen geen reclame maken voor drugs, dit blijkt uit art. 3b Opiumwet: Elke openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop, afleve-ring of verstrekking van een middel als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 te bevorderen is ver-boden. De landelijke gedoogvoorwaarden uit de Aanwijzing Opiumwet, zeggen dat er niet strafrechtelijk wordt opgetreden als er niet meer dan een summiere reclame aanduiding wordt aangebracht aan de gevel van de coffeeshop (Staatscourant, 2012). De gemeente Kampen heeft de landelijke gedoogvoorwaarden met betrekking tot affichering letterlijk overgenomen in haar coffeeshopbeleid (gemeente Kampen, 2011). Uit mijn observatie blijkt dat er aanstekers worden verkocht met de naam van de coffeeshop daarop en de coffee-shop heeft geen logo. Buiten de openingstijden wordt het pand beschermd door een ijzeren rolgordijn waarop Bob Marley staat afgebeeld, waardoor er een link kan worden gelegd met de blowcultuur. Zowel binnen in de coffeeshop als buiten wordt geen reclame gemaakt en ook tijdens de uitgevoerde controles door de gemeente blijkt niet dat het afficheringscriteri-um is overtreden.

Geen Harddrugs, dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of ver-kocht mogen worden in de coffeeshop. Aan deze eis voldoet de coffeeshop. Er zijn nooit harddrugs aangetroffen in het pand tijdens een controle uitgevoerd door de gemeente. Geen Overlast, onder overlast wordt verstaan parkeeroverlast of geluidshinder rond de coffeeshop. In de volgende paragraaf over de positie van de coffeeshop in de buurt komt dit criterium uitgebreid aan bod.

Geen verkoop van Grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (5 gram). Verder mag de handelsvoorraad niet groter

5

(33)

33

zijn dan 500 gram. Aan deze dubbele eis van het G-criterium voldoet de coffeeshop, aange-zien de gemeente tijdens controles nooit een overtreding van dit criterium heeft geconsta-teerd. Tijdens een van de controles betrof de voorraad 359,80 gram en waren er 94 losse joints aanwezig ( Team Kampen, 2014).

Geen aanwezigheid en verkoop aan Jeugdigen beneden de achttien jaar. Controles hebben geen overtreding van dit criterium opgeleverd. De exploitant vertelt mij tijdens het interview dat als hij het idee krijgt dat een van zijn klanten doorverkoopt aan minderjarigen hij daar actie tegen onderneemt. Hij trekt de ledenpas in en stelt de politie op de hoogte. Geen verkoop aan personen die geen Ingezetenen van Nederland zijn. Een overtre-ding van dit criterium is niet geconstateerd tijdens controles uitgevoerd door de gemeente. De gemeente Kampen heeft een groot asielzoekerscentrum en recent zijn er vluchtelingen opgevangen in de sporthal en het zwembad. Alleen diegenen die beschikken over een geldig Nederlands identiteitsbewijs of een (tijdelijke) verblijfsvergunning kunnen softdrugs kopen bij ’t Keldertje. De exploitant geeft tijdens het interview aan zorgvuldig om te gaan met dit criterium, door de vele asielzoekers die softdrugs komen kopen bij ’t Keldertje. ‘’Ik ben zelf erg zorgvuldig en verlang dit ook van mijn medewerkers. Het is het mij namelijk niet waard, mijn gedoogvergunning kwijt te raken door softdrugs te verkopen aan iemand zonder geldige verblijfsvergunning,’’ dicteert de eige-naar. Hij vervolgt zijn verhaal en zegt, ‘’ook aan toeristen mag ik geen softdrugs kopen, want je moet in het bezit zijn van een geldig Nederlands identiteitsbewijs, zo vermeld het coffeeshopbeleid van de gemeente.”

Aanvullende voorwaarden (checklist, 2014)6

Zoals in de inleiding is besproken heeft de gemeente Kampen een aantal aanvullende voor-waarden verbonden aan de gedoogbeschikking van coffeeshop ‘t Keldertje. Zo dienen de gedoogbeschikking en de exploitatievergunning te allen tijde aanwezig te zijn, evenals ten-minste één persoon welke genoemd is in de exploitatievergunning als zijnde exploi-tant/beheerder of leidinggevende. Aan deze voorwaarden is tijdens alle controles voldaan.

De inrichtingseisen worden gecontroleerd, zoals genoemd in de gedoogbeschikking. Dit betekent dat er geen alcoholhoudende dranken aanwezig mogen zijn en er geen soft-drugs in de vorm van etenswaar, zoals spacecake, mogen worden verkocht. Voorlichtingsma-teriaal moet zichtbaar beschikbaar zijn, er mag geen terras aanwezig zowel voor als achter

6

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vóór de handhaving van het Besloten club en het Ingezetenencriterium in de drie zuide- lijke provincies kocht 91% van deze gebruikers naar eigen zeggen de cannabis in een

In ongeveer een derde (8 van de 23) van de steekproefgemeenten zeggen coffeeshopeigenaren- en medewerkers dat er illegale verkoop in de omgeving van hun coffeeshop

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat