• No results found

De beslag- en executiemogelijkheden van (buitenlandse) scheepshypotheekhouders onder het Beslagverdrag 1952

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De beslag- en executiemogelijkheden van (buitenlandse) scheepshypotheekhouders onder het Beslagverdrag 1952"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De beslag- en executiemogelijkheden van (buitenlandse)

scheepshypotheekhouders onder het Beslagverdrag 1952

Naam: D.A. (Doortje) Sneller Datum: 17 augustus 2014

(2)

Naam: D.A. (Doortje) Sneller Studentnummer: 10498648

Datum: 26 augustus 2014

Begeleider: mr. H.P.D. den Teuling 2e lezer: mr. drs. M.L. Hendrikse

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

Hoofdstuk 1: Conservatoir scheepsbeslag in Nederland ... 5

1.1 Conservatoir (scheeps)beslag in Nederland ... 5

1.2 Historisch kader Beslagverdrag 1952 ... 6

1.3 Toepassingsgebied ... 7

1.4 Rechtsmacht ... 10

1.5 Beslagverdrag 1999 ... 11

Hoofdstuk 2: Grensoverschrijdend executoriaal beslag ... 13

2.1 Bevoegdheid ... 13

2.1.1 Rechtsvordering ... 13

2.1.2. EEX-Verordening ... 14

2.2 Erkenning & tenuitvoerlegging ... 16

2.2.1. Titel ... 17

2.2.2. Erkenning en tenuitvoerlegging volgens EEX-Verordening ... 19

2.2.3. Artikel 31 EEX-Vo ... 21

2.2.4. Herschikking EEX-Vo ... 23

Hoofdstuk 3: HERO ... 26

3.1 Feitencomplex ... 26

3.2 Rechtbank Rotterdam ... 27

3.3 Hof ‘s-Gravenhage ... 28

3.4 Analyse ... 31

Conclusie ... 34

Literatuurlijst ... 36

Jurisprudentie ... 38

(4)

Inleiding

De scheepvaartindustrie is big business. Aan het begin van dit kalenderjaar kocht de Belgische tankerrederij Euronav vijftien eurotankers van Maersk tankers te Singapore voor een totaal bedrag van 980 miljoen dollar, wat neerkomt op meer dan 727 miljoen euro.1 Dergelijke bedragen hoesten jij en ik niet zomaar op. Hier zijn - vaak syndicaten van - banken nodig om de financiering rond te krijgen. Scheepseigenaren en rederijen dienen leningen af te sluiten om de aankoop van schepen te kunnen bekostigen. Logischerwijs verwachten banken een zekerheid dat zij zullen worden terugbetaald. Dit geschiedt in de vorm van een scheepshypotheek. Hierdoor heeft de bank niet alleen een voorrangspositie in geval van faillissement, maar heeft zij ook een pressiemiddel in handen om terugbetaling op openstaande vorderingen te (be)vorderen door middel van beslaglegging.

Nederland staat in de internationale maritieme wereld bekend als een beslagparadijs, gezien de snelle en relatief eenvoudige beslagprocedure. 2 In deze scriptie richt ik mij allereerst met name op het scheepsbeslag in Nederland. Voor een beter begrip van het algehele beslagrecht, zal ik in Hoofdstuk 1 het algemene conservatoir beslag in Nederland bespreken, waarna ik dit zal toespitsen op schepen. Vanwege het internationale karakter van de scheepvaartindustrie ga ik in op de mogelijkheden voor buitenlandse hypotheekhouders om beslag te leggen in Nederland, op basis van het Beslagverdrag 1952. Dit verdrag voorziet in een regeling met betrekking tot conservatoir beslag op zeeschepen, in grensoverschrijdende geschillen. In dit verdrag wordt onderscheid gemaakt naar verdragsluitende schepen en niet-verdragsluitende schepen. Dit verschil is in de rechtspraak niet onopgemerkt gebleven. November jongstleden heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage zich in de zaak HERO onder andere uitgesproken over de eventuele verschillen in rechtspositie ten gevolge van dit onderscheid.3

Als het conservatoir beslag eenmaal gelegd is, is het doel van de hypotheekhouder echter nog niet bereikt. Hij heeft nog geen betaling op zijn openstaande vordering ontvangen. Dit kan hij bewerkstelligen door het conservatoire beslag om te zetten in een executoriaal beslag. Hoofdstuk 2 staat in het teken van het grensoverschrijdende executoriale beslag. Hierin wordt uitgebreid aandacht besteed aan de diverse vereisten van dergelijke procedures, zo komt aan bod hoe een in het buitenland verkregen rechterlijke beslissing of hypotheekakte in Nederland kan worden omgezet in een geldige executoriale titel en wat onder titel dient te worden verstaan. Het tweede deel van 1http://www.schuttevaer.nl/nieuws/zeevaart/nid20170-euronav-koopt-15-vlccs-van-maersk.html

2Boersen, TVR 2012/1, p. 1-12.

3 Hof ‘s-Gravenhage 19 november 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4912, S&S 2014/20 (HSH Nordbank/Hero Shipping).

(5)

Hoofdstuk 2 gaat verder in op de erkennings- en tenuitvoerleggingsprocedure van een in het buitenland verkregen titel aan de hand van de Verordening inzake de bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken (de EEX-Verordening). Vraagstukken als wanneer tegen erkenning kan worden opgekomen door de verweerder en hoe de tenuitvoerlegging verkregen wordt zal hier de revue passeren. Als de rechterlijke beslissing of hypotheekakte uitvoerbaar wordt verklaard, kan het beslagene eindelijk worden geëxecuteerd om vervolgens de openstaande vordering te voldoen. Kort komt voorbij hoe executie precies kan worden bewerkstelligd. Ten slotte treedt per 10 januari 2015 de Herschikking van de EEX-Vo in werking, dit brengt enige noemenswaardige gevolgen met zich mee die ik in de laatste paragraaf vermeld. In het laatste hoofdstuk staat HERO centraal. Zowel de procedure bij de voorzieningenrechter als de appelprocedure worden besproken. Deze uitspraak heeft Nederland een nog aangenamer beslagklimaat voor hypotheekbanken gemaakt. Waarom dat zo is staat in paragraaf 3.4. De besproken theorie uit Hoofdstuk 2 wordt hier, voor zover relevant, aan de hand van het arrest van het hof toegepast.

De antwoorden op bovenstaande vraagstukken dienen handvatten te bieden om ten slotte een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag:

Wat zijn de (on)mogelijkheden voor buitenlandse scheepshypotheekhouders om op basis van het Beslagverdrag 1952 in Nederland, ten laste van al dan niet verdragsstaten conservatoir beslag te leggen, een toewijzend vonnis te verkrijgen en dat vonnis vervolgens ten uitvoer te leggen?

(6)

Hoofdstuk 1: Conservatoir scheepsbeslag in Nederland

In dit hoofdstuk zal ik nader ingaan op het conservatoire (scheeps)beslag in Nederland. Vaak wordt daarbij toepassing gezocht bij het ‘Brussels verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen van 10 mei 1952’. Het ontstaan, het toepassingsgebied en de rechtsmacht van de rechter bij dat verdrag zullen hier centraal staan. Ik sluit af met een omschrijving van de belangrijkste wijzigingen in het Beslagverdrag 1999.

1.1 Conservatoir (scheeps)beslag in Nederland

Conservatoir beslag op basis van artikel 700 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) is een bewarende maatregel die voorkomt dat de beslagene het in beslag genomen goed vervreemdt terwijl de procedure in de hoofdzaak nog aanhangig is, waarin de vordering van de beslaglegger wordt getoetst.4 Het verzoek tot verlof van beslag dient bij de kortgedingrechter te worden ingediend, deze treedt dan op als voorzieningenrechter. Lid 1 van artikel 700 Rv. geeft ook aan welke voorzieningenrechter bevoegd is. De rechter in wiens rechtsgebied de betrokken zaak of één van de zaken zich bevindt, is bevoegd. De beslagsyllabus van augustus 2014 dient daarbij als handleiding voor de rechtbank bij de beoordeling van beslagrekesten.5 Bij een verlofverzoek dient aan de formaliteiten van een verzoekschrift ex art. 278 Rv. te zijn voldaan. Ook dient de beslaglegger de vrees voor verduistering aan te tonen. Die vrees houdt in dat er een redelijke verwachting moet zijn dat de schuldenaar de goederen aan verhaal zal onttrekken.6 De rechter toetst het verzoek summier. Dat wil zeggen dat hij slechts afgaat op de mededelingen van de verzoeker en de stukken die deze aanbiedt. Ook beoordeelt hij het verzoek zonder de beslagene of de beslaglegger te horen; oftewel ex parte. Hij mag echter besluiten wel te horen, als hij daar reden toe ziet. Meijsen en Jongbloed stellen in de door hen samengestelde beslagsyllabus dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit dienen te worden meegewogen. Voorts bepleiten zij implementatie van het full-disclosure beginsel in de verzoekprocedure. Dit betekent dat in het verzoek een volledige weergave van de feiten en omstandigheden moet worden gegeven.

Om als scheepshypotheekhouder of anderszins schuldeiser een schip aan de ketting te leggen om verhaal op de vordering te krijgen dient een soortgelijke procedure te worden doorlopen. Op een aantal zaken wijkt de procedure echter af. De beslaglegger van een schip hoeft bijvoorbeeld geen angst voor verduistering aan te tonen. Een schip wordt dusdanig mobiel geacht dat die angst wordt aangenomen.

4 Hendrikse & Margetson 2004, p.293. 5 Meijsen & Jongbloed 2014 (online).

6 Gieske, in: T&C Rechtsvordering, art. 700 Rv, aant. 3 en 4 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2014).

(7)

De artikelen 728 tot en met 728b Rv. zien op het beslag op schepen die in Nederland zijn ingeschreven in de daarvoor bestemde registers zoals genoemd in art. 3:3 jo 3:10 BW. Voor schepen die niet in Nederland te boek zijn gesteld gelden naast de artikelen omtrent vreemdelingenbeslag (art. 765-767 Rv.) ook de bepalingen van het ‘Brussels verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen van 10 mei 1952’ (hierna: Beslagverdrag 1952).7 Voor de schuldeiser die beslag wil leggen op basis van het Beslagverdrag 1952 geldt als aanvullende eis dat dit op een maritieme vordering gebaseerd moet zijn. De maritieme vorderingen zijn limitatief opgesomd in lid 1 sub a tot en met q van artikel 1 van het verdrag. Een uitgebreide onderbouwing van de vordering mag niet worden gevergd, de vordering dient slechts aannemelijk gemaakt te worden, zo blijkt uit het verdrag.8

In Nederland wordt het beslag daadwerkelijk gelegd middels een deurwaarder die met een proces-verbaal van inbeslagneming aan boord van een schip gaat. Ook worden de havendiensten gewaarschuwd zodat het vrijwel onmogelijk wordt voor het beslagen schip om de haven in het geniep te verlaten. In sommige landen wordt een ketting om het stuur gelegd, wat de kans op eventueel vertrek van een schip tot een minimum beperkt.9

1.2 Historisch kader Beslagverdrag 1952

Een van de oudste bestaande rechtsgebieden is het maritieme recht. De basis voor het zeerecht zoals we dat nu kennen werd gelegd rond 500 voor Christus met zesenzestig uniforme regels omtrent zeerechtelijke geschillen als averij-grosse en aansprakelijkheid voor ladingschade. Deze waren opgenomen in de Lex Rhodia de iactu. Zoals de naam al weggeeft waren de regels afkomstig van het eiland Rhodos. Rhodos was een sterke handelsnatie, liggend in het zuiden van het destijds financieel florerende Griekenland. De regels uit de Lex Rhodia werden grotendeels beschouwd als de geldende regels op het gebied van zeerecht om te voorzien in een voorspelbare behandeling van kooplieden en hun schepen. Met het afnemen van de Griekse macht en de opkomst van het Romeinse Rijk is de invloed van het Rhodesische zeerecht veranderd. Een uniforme ‘code’ die gebaseerd was op de Lex Rhodia werd als essentieel middel beschouwd om de handel rondom de Middellandse Zee in harmonie te laten verlopen. Doordat de omvang van het Romeinse Rijk meer en meer groeide werden meer havens van landen aangedaan door de handelsschepen, die aldus te maken kregen met diverse gewoonten en regels. 10 De uniformiteit was niet langer te handhaven

7 Jongbloed & Van den Heuvel, in: T&C Rechtsvordering, art. 728b Rv (online, laatst bijgewerkt op 1 januari

2014).

8 Boersen, TVR 2012/1, p. 1-12. 9 Hendrikse & Margetson 2004, p. 297.

10 Paulsen, Tulane Law Review 1982-83/57, p. 1068.

(8)

doordat staten door groeiende nationalistische gevoelens en politieke invloeden meer hun eigen regels gingen en bleven hanteren.11

Eeuwen later is een poging gedaan om het zeerecht (weer) te uniformeren. Onder andere het beslagrecht werd onder de loep genomen. Sinds 1897 heeft het “Comité Maritime International”, oftewel het CMI, zich hierover gebogen. Het CMI is een in Antwerpen opgerichte non-gouvernementele internationale organisatie. Zijn doel is bij te dragen aan het uniformeren van alle aspecten van het maritieme recht, waaronder het scheepsbeslagrecht.12 Bij conservatoire beslagen op schepen in het tussenlandelijk verkeer moeten steeds twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Die van scheepseigenaren tegenover die van schuldeisers van maritieme vorderingen. Vanuit het schuldeisersperspectief is het recht om beslag te leggen het meest kostbare gereedschap om maritieme vorderingen op te eisen en schulden hersteld te krijgen. Aan de andere kant staan de scheepseigenaren die willen voorkomen dat hun handelspraktijk door een eventueel wrongful arrest (onrechtmatig gelegd beslag) wordt onderbroken.13 Zo staat de verwerkelijking van het materiële recht, bestaande uit een doeltreffende reeks van conservatoire maatregelen, tegenover een zo gering mogelijke onderbreking van de scheepvaart door maatregelen wegens zeerechtelijke aanspraken.14 De onderhandelingen om tot ‘Het Verdrag tot het vaststellen van eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen 1952’ te komen zijn, niet geheel onverwachts, een lang en moeizaam proces van bijna dertig jaar geweest. Dit was mede te wijten aan de grote verschillen tussen common law en het civiele recht met betrekking tot het leggen van beslag op zeeschepen. Een van die verschillen lag in de wijze van beslag leggen. In de common law landen dient een zogenaamde ‘action in rem’, oftewel een vordering tegen het schip of de eigenaar zelf te worden ingesteld, waar Europese rechtssystemen bij de bevoegde (juridische) instelling een verzoekschrift moesten indienen. Ook gold in Engeland dat alleen voor maritieme aanspraken beslag kon worden gelegd. Dat is in het Beslagverdrag 1952 overgenomen. Het verdrag moet dan ook worden gezien als een juridisch compromis.15

1.3 Toepassingsgebied

Volgens de preambule van de authentieke Engelse verdragstekst heeft het verdrag tot doel uniforme regels op internationaal niveau te stellen, inzake het leggen van conservatoir beslag op zeeschepen. Het verdrag zelf geeft echter aan dat het afwijkende nationale regelgeving van verdragsluitende

11 Yessiou-Faltsi, Aegean institute of the law of the sea and maritime law 2011, p. 175-180. 12http://www.comitemaritime.org/part-1-general/0,2736,13632,00.html

13 Islam, Journal of Maritime Law & Commerce 2007/38-1, p. 75. 14 Cleveringa 1961, p. 138 e.v.

15 Yessiou-Faltsi, Aegean institute of the law of the sea and maritime law 2011, p. 175-180.

(9)

staten onverlet laat. Dat brengt met zich mee dat in bepaalde gevallen ons eigen Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of het Burgerlijk Wetboek van toepassing kan zijn.

Het Beslagverdrag 1952 is van toepassing op conservatoire beslagen op in het buitenland geregistreerde zeeschepen die de vlag voeren van een van de verdragsluitende staten, op basis van een maritieme vordering. Artikel 1 somt onder aanhef en onder lid 1 de maritieme vorderingen op, maar acht het ook noodzakelijk de begrippen ‘beslag’, ‘persoon’ en ‘schuldeiser’ nader te definiëren. Zo geeft het aan dat beslag betekent het aanhouden van een schip met verlof van de bevoegde rechterlijke autoriteit ter verzekering van een zeerechtelijke vordering, maar dat het niet omvat het leggen van beslag op een schip ter tenuitvoerlegging van een executoriale titel. De schuldeiser is de persoon die het bestaan van een zeerechtelijke vordering te zijnen gunste inroept. Hij legt het beslag dus op een zeeschip. Het begrip ‘zeeschip’ wordt in het verdrag echter niet nader gedefinieerd. In Nederland moet voor een nadere uitleg aansluiting worden gezocht bij art. 8:1 en 8:2 van het BW. Onder zeeschepen worden aldus de schepen verstaan die als zeeschip teboekstaan in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 BW, en de schepen die niet teboekstaan in die registers en blijkens hun constructie uitsluitend of in de hoofdzaak voor drijven in zee zijn bestemd. Het beslag kan worden gelegd op het zeeschip waar de maritieme vordering betrekking op heeft. In het arrest Constanza M. van de Hoge Raad is echter bepaald dat ook beslag kan worden gelegd op “zusterschepen”, zijnde schepen van dezelfde debiteur, ongeacht of de debiteur daar het gezag of de feitelijke macht over heeft.16

Het formele toepassingsgebied is neergelegd in artikel 8. Het eerst lid hiervan bepaalt dat de bepalingen van het verdrag in iedere verdragsluitende staat van toepassing zijn, op elk schip dat de vlag van een verdragsluitende staat voert. Het verdrag van de Verenigde Naties inzake Voorwaarden voor de Registratie van Schepen van 1986 stelt in lid 2 van artikel 4 dat ‘schepen de nationaliteit hebben van de staat onder welke vlag zij gerechtigd zijn te varen.’ Waar het schip geregistreerd staat bepaalt de vlag en wordt dus gezien als de nationaliteit van het schip.17 De vlag van een schip is dus relevant voor de toepasselijkheid van het verdrag. Dit zou betekenen dat eisers niet van de voordelen van het Beslagverdrag kunnen profiteren op het moment dat een schip tijdelijk onder de vlag van een niet-verdragsluitende staat vaart, zoals bijvoorbeeld Cyprus of Malta.18 Dit hangt onder meer af van de interpretatie van art. 8 lid 2, welke bepaalt dat beslag op niet-verdragsluitende staten niet beperkt is tot maritieme vorderingen, voor zover de lex fori het beslag toestaat. De lex fori-regel houdt in dat onder het toepasselijke recht van de staat waar de rechtsvordering wordt 16 HR 09 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2708, NJ 2012/243, m.nt. K.F. Haak (Constanza M.). jo. Travaux

Preparatoires Beslagverdrag 1952, p. 339.

17 Berlingieri, Journal of Maritime Law and Commerce 1991/22-3, p. 406, jo. Berlingieri 2011, p. 455. 18 Berlingieri, Journal of Maritime Law and Commerce 1991/22-3, p. 406.

(10)

ingesteld, het beslag mogelijk moet zijn. Onduidelijk is of het gewenste effect van deze bepaling is om de lex fori te integreren voor zover de vordering van het beslag is toegestaan, of om de bepalingen van het verdrag te integreren met de relevante bepalingen van de lex fori met betrekking tot vorderingen waarvoor beslag is toegestaan.19 De travaux préparatoires, een verslag van de onderhandelingen van het verdrag, dienen de achterliggende gedachten bij de diverse bepalingen te verhelderen. In dit geval hebben zowel het CMI als The British Maritime Law Association zich hierover uitgelaten. Laatstgenoemde instantie beargumenteert dat er geen reden is dat een schip die onder de vlag vaart van een niet-verdragsluitende staat beter behandeld zou moeten dan een schip die onder de vlag van een verdragsluitende staat vaart.20 Uit de amendering van de Britse associatie van het voorstel van het CMI blijkt volgens Berlingieri duidelijk dat het de intentie van de British Maritime Law Association was om het verdrag van toepassing te verklaren op alle (zee)schepen, onafhankelijk van de vlag. Ook was het de intentie de toepassing van de regel dat beslag op schepen alleen kan worden gelegd op basis van een maritieme vordering op schepen die onder de vlag van een verdragsluitende staat varen, te beperken.21 Het doel van de travaux préparatoires is geweest een zo uniform mogelijke uitleg van de bepalingen van het Beslagverdrag in de civiele en commune rechtsstelsels te bewerkstelligen.

Ook lid 3 is voor het toepassingsgebied van belang. Op basis van dat lid wordt aan verdragstaten de mogelijkheid geboden de voordelen van het verdrag geheel of ten dele te ontzeggen aan elke staat die niet verdragsluitend is en op een ieder die op de dag van beslaglegging, zijn gewone verblijfplaats of voornaamste vestiging niet in een verdragsluitende staat heeft.22 Berlingieri is van mening dat dit strikt moet worden uitgelegd en de ‘letter van de wet’ dient te worden gevolgd.23 Aldus kan een verdragsluitende staat elke eiser van de voordelen van het verdrag uitsluiten die niet zijn gewone verblijfplaats of voornaamste vestiging in een verdragsluitende staat heeft.

Het enige artikel van het Beslagverdrag dat niet geldt voor niet-verdragsluitende staten, is artikel 2. Voor niet-verdragsluitende staten hoeft het beslag aldus niet gebaseerd te zijn op een maritieme vordering. Dit wordt in de travaux préparatoires bevestigd.24

Uit de travaux blijkt verder onder meer dat het verdrag niet te ruim moeten worden uitgelegd. Er wordt expliciet aangegeven dat het niet op bunkerbeslag van toepassing is. In lagere rechtspraak is

19 Berlingieri 2011, p. 457. 20 Berlingieri 2011, p. 457. 21 Berlingieri 2011, p. 459.

22 Berlingieri, Journal of Maritime Law and Commerce 1991/22-3, p. 407. 23 Berlingieri 2011, p. 467.

24 Travaux preparatoires Beslagverdrag 1952, p. 444.

(11)

tevens bepaald dat het verdrag niet te ruim mag worden uitgelegd en het begrip schade beperkt moet worden geïnterpreteerd.25

“De voorzieningenrechter is van oordeel, dat — wat er ook zij van de zeer enge interpretatie van Seventh Ocean van artikel 1 lid 1 sub a van het Beslagverdrag — dit artikellid niet zo ruim moet worden uitgelegd dat een schade als deze daaronder valt. Het schip voer niet, de schade vloeit niet zozeer rechtstreeks voort uit de constructie van (de ruimen van) het schip maar veeleer uit de omstandigheid dat die constructie aan R.B.T. (en Mariteam) niet bekend was en evenmin bekend gemaakt, waardoor schade is ontstaan bij lossing.”

1.4 Rechtsmacht

De vraag welke rechter bevoegd is recht te spreken over zowel het beslag als het geding in de hoofdzaak, betreft de rechtsmacht. Bij de rechtbank waar het beslagverzoek aanhangig is gemaakt, kan ook de hoofdzaak worden aangebracht en worden beslecht. De bepalingen omtrent bevoegdheid van de rechter in het bodemgeschil zijn opgenomen in artikel 7 Beslagverdrag 1952. De rechter is bevoegd, mits hij dat ook krachtens interne wet van zijn staat is. In Nederland gelden de regels van conservatoir beslag van Burgerlijke Rechtsvordering, in combinatie met de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) voor grensoverschrijdende casus. Over de verhouding tussen het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de EEX-Vo gaat paragraaf 2.1.2.

De meest gunstige jurisdictie om te procederen hangt af van de feiten en omstandigheden en is dus per geval anders. Vanwege het internationale karakter van de scheepvaart is ‘forum shoppen’ een veel voorkomend fenomeen dat gedaan wordt door schuldeisers overal ter wereld. 26 De reden achter forum shoppen is het krijgen van een zo gunstig mogelijk vonnis. De crediteur kan door de hantering van twee verschillende methoden forum shoppen, op de reactieve en de proactieve manier.

Bij de reactieve methode achtervolgt de schuldeiser het schip tot deze de ‘juiste’ haven heeft bereikt. Hier kan veel tijd overheen gaan, aangezien schepen lange tijd op zee zijn. Wil forum shoppen het gewenste effect hebben, dan dient de schuldeiser te weten in welke jurisdictie zijn beslag de grootste kans van slagen heeft, zowel in procedureel als materieel opzicht. Deze reactieve manier van forum shoppen komt regelmatig voor, maar veel (rechts)personen keuren het principe

25 Rb. Rotterdam (vzr.) 24 februari 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BL7866, S&S 2010/133, r.o. 3.4 (Seventh Ocean

GmbH & Co/Indalo Shipping Transport & Consultancy B.V.).

26 Lynn, University of Miami Law Review 2000-2001, p. 478.

(12)

af.27 Iemand die hier anders over dacht is Lord Denning. Hij was een vooraanstaande Engelse rechter met gedegen kennis van het zeerecht. In de zaak Atlantic Star heeft hij zich uitgelaten over forum shoppen. In Atlantic Star heeft een Nederlands motorschip (de Atlantic Star) in dichte mist een aanvaring gehad met twee Belgische schepen die als gevolg daarvan zijn gezonken.28 De Belgische schuldeisers hebben daartoe eerst hun vordering ingediend bij gerechten in Antwerpen, waar zij onsuccesvol bleven nu de aanvaring aan de dichte mist werd toegerekend en aldus niet aan de Atlantic Star te wijten was. Vervolgens hebben zij de Engelse rechter aangezocht voor een oordeel. De vraag was of dit zomaar kon. Lord Denning heeft hier als rechter bij de Court of Appeal uitspraak over gedaan. Volgens hem was forum shoppen zowel een noodzakelijk kwaad als een compliment voor gerechten in Engeland. Het zou de snelheid en kwaliteit van de behandeling van het proces alleen maar ten goede komen. Er is echter tot aan de House of Lords over geprocedeerd, alwaar Lord Reid zijn standpunt naar voren bracht. Hij was duidelijk een andere mening toegedaan dan Lord Denning. Lord Reid concludeerde dat een aangezochte rechtbank in ieder afzonderlijk geval moet nagaan of het aannemen van jurisdictie redelijk is gezien de (persoonlijke) positie van de gedaagde. Als beide partijen dus instemmen met de aangezochte rechtbank, is er geen reden hier op tegen te zijn.29

Tegenover de reactieve methode staat de proactieve methode. Deze methode kenmerkt zich door het gebruik van vooraf per overeenkomst afgesproken forumkeuze clausules met betrekking tot waar onderlinge geschillen zullen worden uitgevochten. Partijen kunnen zo het voor hen gunstigste rechtsstelsel uitzoeken om uiteindelijk voor te procederen, mocht het tot een proces komen. De mogelijkheid tot het maken van een forumkeuze is terug te vinden in lid 3 van artikel 7 van het Beslagverdrag. In de zaak The Bremen v. Zapata Off-Shore Co. is voor het eerst dergelijk beding gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat ‘dergelijke clausules moeten worden uitgevoerd tenzij dat onder de gegeven omstandigheden onredelijk zou blijken’.30

1.5 Beslagverdrag 1999

Door de opkomst van grotere, snellere en gespecialiseerde schepen, computer en satelliet-communicatie en meer concurrentie, was de scheepvaartindustrie inmiddels flink veranderd. De industrie had zich in grote delen van de wereld verspreid. Om deze veranderingen door te voeren in

27 Lynn, University of Miami Law Review 2000-2001, p. 479.

28 Court of Appeal (Verenigd Koninkrijk) The Atlantic Star, Lloyd’s Law Reports [1972] volume 2, p. 446 & 451. 29 House of Lords (Verenigd Koninkrijk) The Atlantic Star, Lloyd’s Law Reports [1973] volume 2, p. 197 & 199. 30 Supreme Court (Verenigde Staten) 12 juni 1972, The Bremen v Zapata Off-Shore Company, volume 407 U.S.

1 (1972).

(13)

de heersende regelgeving is de United Nations Conference on Trade and Development (hierna: UNCTAD) in maart 1999 opnieuw bijeen gekomen om een herziene versie van het Verdrag inzake de uniformering van regels omtrent scheepsbeslag in het leven te roepen.31 Net als zijn voorganger voorziet het Beslagverdrag 1999 in een gesloten, limitatieve opsomming van de maritieme vorderingen op basis waarvan beslag kan worden gelegd.32 Een verschil is dat die lijst is uitgebreid. Nieuwe vorderingen zijn onder andere claims uit milieuschade en wrakverwijdering. Een reden om wederom voor een gesloten lijst te kiezen, was dat verschillen in interpretatie in de diverse rechtsstelsels op deze manier zoveel mogelijk worden voorkomen en het doel van een uniforme uitleg zoveel mogelijk wordt nagestreefd. Een open stelsel van vorderingen daarentegen, had de mogelijkheid opengelaten dat het verdrag met de ontwikkelingen van de techniek mee zou veranderen en dus voorbereid zou zijn op eventuele (technische) veranderingen in de maritieme industrie.33

De wijzigingen zijn te uitgebreid om hier allemaal te bespreken. Een wijziging die ik desalniettemin kort zal bespreken is artikel 7. Dit artikel betreft de bevoegdheid van de rechter in de bodemzaak. Het gewijzigde artikel versterkt de mogelijkheid van proactief forum shoppen, nu het toestaat dat beslag op schepen wordt gelegd in de jurisdictie waar het schip ligt, terwijl tegelijkertijd de bodemzaak aanhangig kan worden gemaakt bij het gerecht dat is aangewezen door partijen in het forumkeuzebeding.34 Forum shoppen blijft mogelijk zo lang niet alle (relevante) staten de vernieuwde versie van het verdrag aannemen.

Nederland heeft deze versie overigens (nog) niet ondertekend. Met de toetreding van Albanië op 14 maart 2011 is het verdrag op 14 september 2011 in werking getreden.35 Daarmee is het van toepassing op alle schepen die binnen de jurisdictie van een verdragsluitende staat varen, het is dan irrelevant of het schip onder de vlag van een al dan niet verdragsluitende staat vaart.36

31 Lynn, University of Miami Law Review 2000-2001, p. 454. 32 Islam, Journal of Maritime Law & Commerce 2007/38-1, p. 76. 33 Islam, Journal of Maritime Law & Commerce 2007/38-1, p. 76. 34 Lynn, University of Miami Law Review 2000-2001, p. 482.

35http://unctad.org/en/pages/newsdetails.aspx?OriginalVersionID=366&Sitemap_x0020_Taxonomy=Transport

%20Policy%20and%20Legislation

36 Art. 8 Beslagverdrag 1999.

(14)

Hoofdstuk 2: Grensoverschrijdend executoriaal beslag

Met conservatoir beslag is het beslagen schip slechts even veilig gesteld voor onttrekking aan verhaal. Het conservatoire beslag heeft tot doel te worden omgezet in executoriaal beslag, om aan het einde van de rit te kunnen uitwinnen en voldaan te krijgen op de openstaande vordering. Hoe het beslag kan worden omgezet en op welke gronden de Nederlandse rechter bevoegdheid kan aannemen staat centraal in het eerste deel van het hoofdstuk. Vervolgens besteed ik aandacht aan de erkenning en tenuitvoerlegging van een executoriale titel aan de hand van de EEX-Vo. Niet geheel onbelangrijk hierbij is wat precies een geldige titel is. Ook worden twee alternatieve wijzen om beslag te leggen nader verklaard. Afsluitend bespreek ik de wijzigingen die de herschikking van de EEX-Verordening met zich meebrengt.

2.1 Bevoegdheid

2.1.1 Rechtsvordering

Met betrekking tot de bevoegdheid van de Nederlandse rechter voor conservatoir beslag op zaken die zich in Nederland bevinden geldt de hoofdregel van artikel 700 Rv. Deze bepaalt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welk rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, bevoegd is. Specifiek op schepen zijn de bepalingen 728 tot en met 728b Rv. van toepassing. Op grond daarvan is mede bevoegd, de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welk rechtsgebied het schip wordt verwacht.

De rechter die toestemming heeft verleend om beslag te leggen, stelt als voorwaarde dat er op korte termijn – binnen minstens acht dagen – over de hoofdzaak geprocedeerd moet worden, tenzij die al elders aanhangig is of aanhangig gemaakt moet worden.37 Die hoofdzaak heeft tot doel een executoriale titel te verkrijgen die in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Zonder executoriale titel kan er met het beslagen goed niks gedaan worden, waardoor aan het doel van het conservatoir beslag voorbij wordt gegaan.38

Indien de schuldenaar geen bekende woonplaats in Nederland heeft, kan in Nederland alsnog beslag worden gelegd overeenkomstig de hoofdregel. Er hoeft dan geen vrees voor verduistering te worden aangetoond, indien het beslagobject zich in Nederland bevindt. Daarbij is het irrelevant of de schuldeiser een ingezetene van Nederland is. Deze vorm van beslag leggen staat bekend als

37 Ex 700 lid 3 Rv. Op verzoek van de beslaglegger kan de voorzieningenrechter deze termijn verlengen. 38 Westenberg, in: Commentaar Burgerlijk Procesrecht, art. 767 Rv., aant. C1 (online, laatst bijgewerkt op 01

oktober 2011).

(15)

vreemdelingenbeslag.39 In principe is het gewoon conservatoir beslag, waarbij de voorschriften afhangen van de aard van het in beslag te nemen goed. Zowel de bepalingen van scheeps- als vreemdelingenbeslag zijn van dus toepassing met betrekking tot schepen. Wil dit conservatoire beslag zin hebben, dan moet de beslaglegger ook de mogelijkheid hebben jegens de beslagschuldenaar een in Nederland executeerbare titel te verkrijgen. Als er geen andere weg is om deze te verkrijgen, dan kan de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht in de hoofdzaak ontlenen aan het enkele feit van het vreemdelingenbeslag. De rechter die zijn bevoegdheid ontleent aan het gelegde vreemdelingenbeslag wordt forum arresti genoemd. Hij kan dus pas rechtsmacht aan artikel 767 Rv. ontlenen als hij niet op een andere grond bevoegd is. Hierbij valt te denken aan verdragen, verordeningen, de wet of forumkeuzeclausules. 40 Wanneer de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, dient te worden gekeken of de in het buitenland verkregen uitspraak in Nederland een executoriale titel kan opleveren via een exequaturprocedure of verdrag. Dan kan de conservatoire fase overgaan in de executoriale fase en zo worden afgewikkeld. In de volgende paragraaf onder ‘Erkenning en tenuitvoerlegging’ ga ik uitgebreid op het exequatur en geldige executoriale titels in. Kan een buitenlandse titel in Nederland niet ten uitvoer worden gelegd, dan komt de rechter toe aan toepassing van artikel 767 Rv. en dient geprocedeerd te worden voor de rechtbank waar de voorzieningenrechter het beslagverlof heeft uitgevaardigd.41

Een verdrag waar de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid op kan stoelen is het Beslagverdrag 1952. Artikel 7 hiervan betreft de internationale bevoegdheid van rechters. Dit artikel bepaalt dat de gerechten van de staat waar het beslag is gelegd, rechtsmacht hebben een uitspraak te doen in het bodemgeschil, indien deze gerechten bevoegd zijn krachtens de interne wet van die staat waar het beslag is gelegd of op een van de gronden, limitatief opgesomd in sub a tot en met f van lid 1.

2.1.2. EEX-Verordening

In Europese grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging, is het Nederlandse beslagrecht niet meer toereikend, waardoor naar Europese regelgeving dient te worden gekeken. Om de bepalingen uit de EEX-Vo toe te kunnen passen dient deze zowel materieel als formeel en temporeel van toepassing te zijn. Het materiële toepassingsgebied is neergelegd in artikel 1 van de Verordening en bepaalt dat het van toepassing is in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Het verklaart zich daarbij expliciet niet van toepassing in het tweede deel van lid 1 en lid 2. Formeel geldt het voor de verweerders die 39 Art. 765 Rv.

40 Essed, BER 2012/4, p. 3.

41 Westenberg, in: Commentaar Burgerlijk Procesrecht, art. 767 Rv., aant. C1 (online, laatst bijgewerkt op 01

oktober 2011).

(16)

woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.42 De verordening is op 1 maart 2002 in werking getreden.

De bepalingen inzake beslag uit het Wetboek van Rechtsvordering zijn grotendeels gebaseerd op het EEX-Verdrag, de voorloper van de EEX-Verordening. Het EEX-Verdrag was een traite double, wat inhoudt dat het bepalingen bevatte omtrent erkenning, tenuitvoerlegging en bevoegdheid in plaats van alleen erkenning en tenuitvoerlegging, ook bekend als een traite simple.43 Met het verdrag was een uniform stelsel van internationaal bevoegdheidsrecht in het leven geroepen. Artikel 81 van het Werkingsverdrag van de Europese Unie, het VWEU, zet het verdrag om in een verordening. De preambule van de verordening benadrukt het belang van de waarborging van de continuïteit tussen het verdrag en de verordening.44 Dit houdt in dat waar de verordening niet afwijkt van het verdrag, de jurisprudentie van het Hof van Justitie over bepalingen van het EEX-Verdrag zijn betekenis houdt voor de uitlegging van de EEX-Vo.

Het kan voorkomen dat er een samenloop is van de EEX-Vo met (specifieke) verdragen. In dat geval vervangt de verordening de tussen de lidstaten onderling geldende opgesomde multi- en bilaterale executieverdragen.45 Die verdragen blijven van kracht voor zover de onderwerpen buiten het materiële toepassingsgebied van de verordening vallen.46 Bij bijzondere verdragen, zijnde verdragen die specifieke onderwerpen betreffen, gelden de bepalingen daarvan, in plaats van die van de verordening zo stelt artikel 71 EEX-Vo. Een verdrag dat onder deze categorie valt is het Beslagverdrag 1952. Het bevoegdheidsvraagstuk in grensoverschrijdende zaken inzake beslag op schepen moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7 van het Beslagverdrag. In de rechtspraak is artikel 71 EEX-Vo enigszins begrensd. Het Hof van Justitie heeft in de zaak TNT/AXA bepaald dat de toepassing van een bijzonder verdrag geen afbreuk mag doen aan de beginselen die aan de justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken binnen de EU ten grondslag liggen. De voornaamste beginselen zijn de rechtszekerheid en een gemakkelijke en doeltreffende toegang tot de rechter. Om dat te bereiken is onder andere een eenvoudige bepaling van de bevoegde rechter noodzakelijk, zo volgt uit artikel 81 lid 1 VWEU.47 De bevoegdheidsbepaling moet verder binnen de kaders blijven die door het Hof van Justitie zijn geformuleerd in TNT/AXA, en vervolgens zijn herhaald in de zaak Kaliakra.48 Het Hof kwam tot de volgende overwegingen:

42 Art. 2, 3 en 4 EEX-Verordening 43 Strikwerda 2012, p. 242.

44 Preambule nr. 19 EEX-Verordening. 45 Art. 69 EEX-Verordening.

46 Art. 70 EEX-Verordening, Strikwerda 2012, p. 242.

47http://www.europarl.europa.eu/aboutparliament/nl/displayFtu.html?ftuId=FTU_5.12.5.html 48HvJEU 4 mei 2010, C-533/08, NJ 2010, 482 (TNT/AXA) jo. Rb. Rotterdam 14 maart 2012,

ECLI:NL:RBROT:2012:BV9334, S&S 2012/86 (Kaliakra).

(17)

“De regels inzake rechterlijke bevoegdheid die in bijzondere verdragen in de zin van art. 71 EEX-Verordening zijn neergelegd mogen binnen de Unie slechts worden toegepast voor zover;

- zij in hoge mate voorspelbaar zijn,

- een goede rechtsbedeling vergemakkelijken,

- risico van parallel lopende processen zo veel mogelijk kunnen beperken en

- het vrije verkeer van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en wederzijds vertrouwen in rechtsbedeling binnen de Unie waarborgen.”49

De ratio van artikel 71 EEX-Vo is in 1994 door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen al eens naar voren gebracht. Destijds was dit artikel nog bekend als artikel 57 van het EEG-Verdrag. In de zaak Tatry werd dit artikel uitgelegd in samenhang met de artikelen 21 en 22 van dat verdrag, inzake achtereenvolgens hetzelfde onderwerp, dezelfde oorzaak of dezelfde procespartijen bij een zaak en samenhangende vorderingen van aanhangig gemaakte zaken. Bekend is dat art. 57 een uitzondering vormt op de hoofdregel dat het Executieverdrag voorrang heeft op andere verdragen. Het doel van de uitzondering is de in bijzondere verdragen, zoals het Beslagverdrag 1952, neergelegde bevoegdheidsregels in acht te doen nemen omdat bij de vaststelling van deze regels rekening is gehouden met de bijzondere kenmerken van de onderwerpen waarop zij betrekking hebben. Als antwoord op de prejudiciële vraag hoe artikel 57 EEG-Executieverdrag (oud) moet worden uitgelegd, antwoordt het Hof van Justitie als volgt:

“Gelet op dit doel, moet art. 57 aldus worden begrepen, dat het de toepassing van het Executieverdrag enkel uitsluit voor onderwerpen die door een bijzonder verdrag worden geregeld. Een tegenovergestelde uitlegging zou onverenigbaar zijn met het doel van het Executieverdrag, dat volgens zijn considerans erop is gericht, binnen de Gemeenschap de rechtsbescherming van degenen die er gevestigd zijn, te vergroten en de erkenning van de beslissingen te vergemakkelijken teneinde de tenuitvoerlegging ervan te verzekeren. In die omstandigheden zijn de art. 21 en 22 Executieverdrag van toepassing wanneer een bijzonder verdrag weliswaar bepaalde bevoegdheidsregels, maar geen enkele bepaling inzake aanhangigheid en samenhang bevat.”50

2.2 Erkenning & tenuitvoerlegging

Conservatoir beslag eindigt door overgang in executoriaal beslag of doordat het komt te vervallen met de afwijzing van de eis in de hoofdzaak.51 Conservatoire beslagen dienen executoriaal te worden door verkrijging van een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing in de hoofdzaak, zoals bedoeld in

49 HvJEU 4 mei 2010, C-533/08, NJ 2010, 482, r.o. 49, 53 & 56 (TNT/AXA).

50 HvJ EG 6 december 1994, C-406/92, NJ 1995/659, r.o. 24 & 25 (Tatry).

51 Gieske, in: T&C Rechtsvordering, art. 704 Rv, aant. 1-3 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2014).

(18)

artikel 700 lid 2 Rv. Nadat de eis in de hoofdzaak is toegewezen beschikt de beslaglegger – eventueel na een exequatur; toestemming van de nationale rechter voor de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing – over een titel in de zin van 430 lid 1 Rv of 431 Rv. Om de tenuitvoerlegging compleet te maken dient de titel geldig betekend te zijn aan de partij tegen wie de executie zich zal richten.52 De eerstvolgende paragraaf staat in het teken van de geldige titel en betekeningsvoorschriften. In de daaropvolgende paragraaf wordt het exequatur en de verdere erkennings- en tenuitvoerleggingsvereisten aan de hand van de EEX-Verordening besproken. Afsluitend zal ik aandacht besteden aan de veranderingen die de herschikking van de verordening met zich meebrengt, zoals de afschaffing van het exequatur.

2.2.1. Titel

Nadat de bevoegde rechter is aangezocht en uitspraak heeft gedaan met betrekking tot het verstrekken van een beslagexploot, dient naar de erkennings- en tenuitvoerleggingsvereisten te worden gekeken om executoriaal beslag te kunnen (laten) leggen. Voor een geldige tenuitvoerlegging van het beslagexploot, oftewel de omzetting van conservatoir beslag in executoriaal beslag, is een geldige titel vereist. Mogelijke geldige titels naar Nederlandse recht zijn neergelegd in de artikelen 430 en 431 Rv.

Artikel 430 Rv. bepaalt in lid 1 dat de grossen van in Nederland gewezen vonnissen, van beschikkingen van de Nederlandse rechter en van in Nederland verleden authentieke akten alsmede van andere bij de wet als executoriale titel aangewezen stukken in geheel Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd. De stukken van lid 1 zijn van pas aan te merken als grossen als zij voorzien zijn van het waarmerk ‘In naam des Konings’, dan vormen zij een geldige executoriale titel. Authentieke akten dienen te zijn opgemaakt door een notaris, door een aangewezen ambtenaar of iemand door de wet aangewezen.53 Hieronder vallen bijvoorbeeld akten van de burgerlijke stand en notariële akten, waaronder de hypotheekakte. De Hoge Raad heeft in Rabobank/Visser de eis gesteld dat een notariële akte alleen dan een executoriale titel oplevert indien deze betrekking heeft op vorderingen die op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaan en in de akte zijn omschreven, of op toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.54

Waar het gaat over ‘andere bij de wet aangewezen stukken’ kan gedacht worden aan ‘de vele bepalingen in bijzondere wetten betreffende bevelschriften en dergelijke die een executoriale titel

52 Art. 430 lid 3 Rv. 53 Art. 156 Rv.

54 HR 26 juni 1992, NJ 1993/449, m.nt. HJS (Rabobank/Visser).

(19)

opleveren’, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis.55 Rechterlijke uitspraken zijn vonnissen en beschikkingen van rechters.

Genoemde titels hebben directe executoriale kracht in Nederland en kunnen dus zonder rechterlijke tussenkomst ten uitvoer worden gelegd. Wanneer dergelijke titels uit het buitenland afkomstig zijn, moet een exequaturprocedure gevoerd worden om de betreffende titel in Nederland uitvoerbaar te maken, zo volgt uit artikel 431 Rv.56 De strekking hiervan is dat uit het buitenland afkomstige vonnissen en authentieke akten in Nederland alleen krachtens de wet of een verdrag ten uitvoer kunnen worden gelegd.57 Het artikel staat niet in de weg aan de erkenning van de rechtsgeldigheid van dergelijke stukken. Tenuitvoerlegging kan niet eerder geschieden dan na een daartoe verkregen rechterlijk verlof, afgegeven door de Nederlandse rechter. Dit verlof is bekend als het exequatur. De regeling in de artikelen 985 tot en met 994 Rv. bepaalt welke formaliteiten nodig zijn om een exequatur te verkrijgen. Het verlof wordt per verzoekschrift gevraagd en partijen dienen te worden opgeroepen om te worden gehoord. Indien er een afwijkende regeling is in een verdrag of bijzondere wet, heeft deze voorrang op het bepaalde in art. 985 e.v. Zo geniet de EEX-Vo voorrang boven de regeling uit Rechtsvordering. Wanneer een grondslag voor tenuitvoerlegging in Nederland ontbreekt, dan bestaat de mogelijkheid om op basis van art. 431 lid 2 Rv. het geding opnieuw bij de Nederlandse rechter in behandeling te laten nemen en af te laten doen om alsnog een executoriale titel te verkrijgen. De gedaagde moet die nieuwe procedure dulden. Sinds het Bontmantel-arrest uit 1924 wordt het oordeel van een vreemde rechter alleen aan de kant gezet als deze in strijd is met de beginselen van de nationale openbare orde.58 Daarbij geldt ook dat hoe meer het vonnis naar maatstaven van commuun internationaal privaatrecht in aanmerking komt voor erkenning, hoe meer minder belangstelling bij de rechter zal bestaan voor een inhoudelijke beoordeling. Met betrekking tot rechterlijke vonnissen dient naast de eisen van behoorlijke procesvoering, zoals het beginsel van hoor en wederhoor, gelet te worden op de aanvaardbaarheid van de grond waaraan de buitenlandse rechter zijn bevoegdheid ontleende.

In het geval van forumkeuze- en jurisdictieclausules kan worden volstaan met het stellen van die clausule en de uitspraak van een buitenlandse rechter, terwijl de vordering beperkt kan blijven tot een veroordeling in hetgeen waartoe de wederpartij bij die uitspraak is veroordeeld, zo volgt uit de Esmil-arresten.59

55MvA I Inv., Parl. Gesch. Wijzigingen Rv e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 88.

56 Giekse, in: T&C Rechtsvordering, art. 430 Rv, aant. 3b (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2014). 57 Hof ‘s-Gravenhage 29 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA1195, JBPR 2013/55, m.nt. Freudenthal. 58 Giekse, in: T&C Rechtsvordering, art. 431 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2014), jo. HR 14

november 1924, NJ 1925/91 (Bontmantel).

59 HR 17 december 1993, NJ 1994/348 en 350 (Esmil/Enka Arabia resp. Esmil/PGSP).

(20)

Voordat ten uitvoer kan worden gelegd, moet de executoriale titel geldig zijn betekend aan de partij tegen wie de executie zich zal richten en eventuele derden.60 Op deze manier krijgt de schuldenaar de mogelijkheid alsnog zijn schuld vrijwillig te voldoen.61 Voor een geldige betekening gelden de regels die gelden voor exploten zoals opgenomen in art. 45 e.v. Rv. Tussen 20.00 en 07.00 uur, op zondagen en op erkende feestdagen, is het niet mogelijk te betekenen.62 Vaak wordt er een termijn van twee dagen gegeven om nog te betalen voordat daadwerkelijk beslag wordt gelegd.

Voor de verzending van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken tussen lidstaten voorziet de EG-Betekeningsverordening II (hierna BetVo II) in de relevante regelgeving. De verordening is gebaseerd op het EG-verdrag, welke is vervangen door het VWEU.63 Het eerder genoemde artikel 81 VWEU bepaalt dat maatregelen kunnen worden genomen met betrekking tot samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen. Daaronder valt de verbetering en vereenvoudiging van grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van (buiten)gerechtelijke stukken. Een aanpassing van het interne recht van lidstaten is noodzakelijk, mede om uitvoering te geven aan de voorschriften van de BetVo II. In Nederland is daarvoor de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening in werking getreden.

Specifiek op bescherming van buitenlandse verweerders ziet artikel 19 BetVo II.64 Lid 1 bepaalt dat in geval van een niet-verschenen verweerder de rechter zijn beslissing moet aanhouden totdat de betekening in de aangezochte lidstaat op de juiste manier heeft plaatsgevonden, het stuk is afgegeven aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in deze verordening voorziene wijze is.

2.2.2. Erkenning en tenuitvoerlegging volgens EEX-Verordening

Met betrekking tot de lidstaten is Hoofdstuk III van de EEX-Vo van toepassing. Dit hoofdstuk betreft de Erkenning en Tenuitvoerlegging van burgerlijke en handelszaken die onder het toepassingsbereik vallen. Het begrip erkenning werd zowel in het verdrag als in de verordening niet ander gedefinieerd. Het rapport van de Belgische minister van buitenlandse zaken en handel, de heer P. Jenard, omtrent het EG-Verdrag uit 1979 moet hierbij uitweg bieden. Deze vermeldt dat de erkenning tot gevolg moet hebben ‘dat de beslissingen het gezag en het effect worden verleend die zij genieten in het

60 Art. 430 lid 3 Rv. & art. 432 Rv.

61 Jongbloed, in: Commentaar Burgerlijk Procesrecht, art. 430 Rv, aant. C4 (online, laatst bijgewerkt op 1

november 2013).

62 Art. 64 Rv.

63 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, Bet-Vo II, aant. 1 (online, laatst bijgewerkt op 15 mei

2010).

64 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 19 Bet-Vo II, aant. 10 (online, laatst bijgewerkt op 15

mei 2010).

(21)

land waar zij zijn gewezen.’65 Op grond van artikel 33 lid 1 EEX-Vo worden de in een lidstaat gegeven

beslissingen in de overige lidstaten erkend zonder vorm van proces.66 Alleen dat deel van de beslissing dat onder het materiële toepassingsgebied van de verordening valt, komt voor erkenning in aanmerking. Er kan dus sprake zijn van een (gedeeltelijke) niet-erkenning.67 De gevolgen van een eventuele gedeeltelijke erkenning worden door het commune recht van de betreffende staat beheerst, nu executie een aangelegenheid is van nationaal recht.68 De verordening gaat in principe uit van erkenning. Er kan alleen sprake zijn van niet-erkenning als een van de weigeringsgronden uit art. 34 of 35 EEX-Vo zich voordoet. Mogelijke weigeringsgronden voor erkenning zijn: de erkenning is kennelijk strijdig met de openbare orde van de aangezochte lidstaat, de dagvaarding is niet juist of niet tijdig betekend, de beslissing is onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing of de beslissing is onverenigbaar met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust. Op deze gronden kan een beroep worden gedaan op het moment dat een rechtsmiddel is en kan worden ingesteld.69 Ook de mogelijkheid van erkenning ten principale wordt opengesteld. Dit houdt in dat de erkenning onafhankelijk van een proces en zonder gedwongen executie zal zijn.70

Anders dan de erkenning, geschiedt tenuitvoerlegging niet automatisch. Artikel 38 e.v. EEX-Vo regelt hoe een verlof tot tenuitvoerlegging kan worden verleend. De Nederlandse Uitvoeringswet van de EG-executieverordening verklaart de art. 985-991 Rv. expliciet niet van toepassing op het verlof. De voorzieningenrechter die moet beslissen over het verlof toetst slechts of aan de formele vereisten van art. 53 en 54 EEX-Vo is voldaan. Bij het verzoekschrift moet een authentiek afschrift van het vonnis waarvan de tenuitvoerlegging wordt verzocht en het certificaat dat voldoet aan eisen van bijlage V van de verordening worden afgegeven. De procedure is met de introductie van de verordening zeer gesimplificeerd. De weigeringsgronden van 34 en 35 kunnen wederom pas tijdens het rechtsmiddel worden ingesteld.71 Om te voorkomen dat de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd de gelegenheid wordt geboden zijn goederen aan de maatregelen van

65 Rapport-Jenard, p. 44.

66 Jongbloed, in: Commentaar Burgerlijk Procesrecht, art. 431 Rv, aant. C (online, laatst bijgewerkt op 01

november 2013).

67 Analoge toepassing art. 48 EEX-Vo; deelexequatur.

68 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 33 EEX-Vo, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 juli

2009).

69 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 33 EEX-Vo, aant. 3 (online, laatst bijgewerkt op 1 juli

2009) jo. Art. 43 EEX-Vo.

70 Art. 33 lid 2 EEX-Vo jo. Rapport-Jenard, PbEG 1979, C 59.

71 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 38 EEX-Vo, aant. 1 (online, laatst bewerkt 1 juli 2009).

(22)

tenuitvoerlegging te onttrekken, wordt die partij (nog) niet in het proces betrokken of gehoord.72 Indien het verlof tot tenuitvoerlegging niet wordt verleend, houdt dat in de praktijk vaak verband met het ontbreken van de vereiste documenten die moeten worden overlegd met het verzoekschrift.73

Wanneer een voor tenuitvoerlegging vatbare (executoriale) titel is verkregen, kan er geëxecuteerd worden. De eiser kan dan, de procedurele stappen uit titel 4 afdeling 1 van het tweede boek van rechtsvordering in acht nemend, het schip verkopen om zijn openstaande vordering uit de opbrengst te voldoen. In principe dienen schepen die in het buitenland geregistreerd zijn ten overstaan van een bevoegde notaris of voor de rechtbank ter openbare terechtzitting te worden verkocht.74 Schakelbepaling 579 Rv. bepaalt dat de executie ten overstaan van een rechtbank door een hypotheekhouder van een in het buitenland geregistreerd schip alleen mogelijk is als eerst beslag is gelegd. 75 Volgens de wetsgeschiedenis is onderhandse verkoop van een schip door hypotheekhouders niet de bedoeling gezien wenselijkheid van een snelle tenuitvoerlegging, in de praktijk komt dit echter wel voor nu deze wijze niet per se trager hoeft te zijn.

2.2.3. Artikel 31 EEX-Vo

Het verzoek tot verlof van conservatoir beslag wordt in Nederland geregeld via een kort geding. Het kort geding, en het conservatoir beslag zelf, vallen onder het begrip ‘voorlopige maatregel’ zoals genoemd in artikel 31 EEX-Vo. In het arrest St. Paul Dairy is bepaald dat maatregelen die geen conservatoir karakter hebben, zoals een voorlopig getuigenverhoor, niet onder het begrip voorlopige of bewarende maatregelen vallen.76 Het artikel regelt dat voorlopige en bewarende maatregelen, die in de wetgeving van een lidstaat zijn voorzien, bij de rechterlijke autoriteiten van die staat kunnen worden gevraagd, zelfs indien de rechter van een andere lidstaat krachtens de verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.77 Volgens het Hof van Justitie is het artikel alleen van belang als de voor het treffen van een voorlopige of bewarende maatregel aangezochte rechter niet bevoegd is op grond van een van de andere bevoegdheidsregels van de verordening. Wanneer de rechter al bevoegd is op een van de regels uit de artikelen 2, of 5-24 EEX-Vo, dan is hij ook bevoegd voorlopige en bewarende maatregelen te treffen zonder artikel 31.78

72 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 41 EEX-Vo, aant. 1 (online, laatst bewerkt 1 juli 2009). 73 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 41 EEX-Vo, aant. 2 (online, laatst bewerkt 1 juli 2009),

jo. Rb Arnhem 18 mei 2005, NJF 2005/334.

74 Art. 570 jo 575 Rv.

75 Mierlo, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 579 Rv., aant. 1 (online, laatst bijgewerkt op 1

augustus 2002).

76 HvJEU 28 april 2005, C-104/03, NJ 2006/363 (St Paul Dairy/ Unibel Exser). 77 Art. 31 EEX-Vo.

78 HvJ 27 april 1999, C-99/96, NJ 2001/90 (Mietz/Intership).

(23)

De maatregelen van art. 31 vertonen qua aard en strekking per lidstaat grote verschillen. Om daar verandering in te brengen zijn in Mietz/Intership Yachting Sneek en Van Uden/Deco-Line prejudiciële vragen gesteld. Waaronder de vraag of het Nederlandse kort geding onder het bereik van art. 31 EEX-Vo valt. Deze vraag is bevestigend beantwoord.79 Het incasso kort geding valt echter slechts onder het artikel indien gegarandeerd is dat het toegewezen bedrag aan de verweerder wordt terugbetaald wanneer in de bodemprocedure de eiser alsnog in het ongelijk wordt gesteld, en de gevorderde maatregel slechts betrekking heeft op vermogensbestanddelen van de verweerder die zich in de territoriale bevoegdheidssfeer van de aangezochte rechter bevinden.80 Als niet aan deze twee voorwaarden wordt voldaan, dan is er geen sprake van een voorlopige maatregel die ex 31 kan worden toegestaan en komt het kort geding vonnis niet in aanmerking voor erkenning en tenuitvoerlegging onder de verordening in de andere lidstaten.

Uit deze rechtspraak volgt ook dat er een reële band moet bestaan tussen het voorwerp van de gevraagde maatregelen en de op de territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de lidstaat van de aangezochte rechter.81 Dit betekent dat maatregelen op grond van 31 alleen gevraagd kunnen worden bij de rechter van het land waar de verzochte maatregel gerealiseerd moet worden, wat neerkomt op de plaatselijke rechter.

Artikel 47 EEX-Vo voorziet vervolgens in de regeling met betrekking tot voorlopige en bewarende maatregelen in de fase van de tenuitvoerlegging. Een beroep op voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgever van de aangezochte staat voorziet kan aan de verzoeker niet geweigerd worden, indien een beslissing erkend moet worden overeenkomstig de verordening, ook al is op de beslissing nog geen exequatur verleend.82 Als het recht van de aangezochte staat dit voorschrijft, is dan rechterlijke tussenkomst noodzakelijk. Op grond van lid 2 van dit artikel houdt de verklaring van uitvoerbaarheid tevens het beslagverlof in. Afzonderlijke rechterlijke tussenkomst is dan niet vereist bij het verzoek van een verklaring van uitvoerbaarheid op grond van dit artikel. Gedurende de termijn van het rechtsmiddel ex 43 EEX-Vo en tot daar op is beslist kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen, zo volgt uit het derde lid. De schuldeiser moet kunnen bewerkstelligen dat de schuldenaar zijn goederen niet aan het beslag onttrekt, terwijl hij niet bevoegd is over te gaan tot executoriale maatregelen. Het is dus niet nodig een apart verlof te vragen voor het leggen van beslag, of enige andere bewarende maatregel.De schuldeiser hoeft de vrees voor verduistering of spoedeisend belang ook niet aan te tonen.83 De bewarende maatregel

79 Strikwerda 2012, p. 267.

80 HvJ 17 november 1998, C-391/95, Jur. 1998, p. I-7091; NJ 1999/339, m.nt. PV (Van Uden/Deco-Line). 81 HvJ 17 november 1998, C-391/95, Jur. 1998, p. I-7091; NJ 1999/339, m.nt. PV , r.o. 40 (Van Uden/Deco-Line). 82 Hof ’s-Gravenhage 30 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ7444, NIPR 2009/296 (SNP/NIS OIL).

83 Vlas, in: Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 47 EEX-Vo, aant. 3 (online, laatst bewerkt 1 juli 2009).

(24)

gaat over in een executoriale zodra de termijn van art. 43 is verstreken, of op het moment dat de tenuitvoerlegging is toegestaan en daarmee beslist is op het rechtsmiddel. Het beslag is dus in principe conservatoir van aard en loopt vooruit op de tenuitvoerlegging van de uitvoerbaar verklaarde executoriale titel. Het hof bepaalt als volgt: “De beslissing die afkomstig is uit een andere EEX-Staat is voorzien van de verklaring van uitvoerbaarheid in de aangezochte Staat, maar wacht als het ware nog op definitieve werking in verband met de mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel. Het op deze wijze gelegde beslag op een schip, is aan te merken als een exequatur op een vreemde executoriale titel en valt daarmee onder de uitzondering van art 1 lid 2 van het Beslagverdrag 1952.”84 Die uitzondering hield in dat beslag op grond van het Beslagverdrag niet inhoudt het leggen van beslag op een schip ter tenuitvoerlegging van een executoriale titel.

2.2.4. Herschikking EEX-Vo

Tegenwoordig kan de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen op het terrein van burgerlijke en handelszaken in de Europese Unie op drie verschillende manieren.

Via de EEX-Vo: Erkenning geschiedt dan automatisch en voor de tenuitvoerlegging is een exequatur vereist in de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Via de EET-Verordening (de Verordening tot invoering van een Europese Executoriale Titel voor niet-betwiste schuldvorderingen): Onder bepaalde voorwaarden kan een rechterlijke beslissing met EET worden aangemerkt en voor de tenuitvoerlegging is geen exequatur nodig. Voor Denemarken is dat echter anders, daar is wel een exequatur vereist.

Via de EBB- en de EPGV-Verordening (Europese Betalingsbevelprocedure en Europese Procedure voor Geringe Vorderingen): Geharmoniseerde procedures in het leven geroepen en een rechterlijke beslissing, gegeven in dergelijke geharmoniseerde procedure, behoeft bij grensoverschrijdende tenuitvoerlegging in andere lidstaat geen exequatur en geen EET.85

De Europese Commissie is voornemens het exequatur ook onder de EEX-Vo af te schaffen. Dat zou er op neer komen dat een rechterlijke beslissing in een andere lidstaat automatisch erkend wordt en voor de tenuitvoerlegging geen exequatur meer nodig is. Het bestaan van een Interne Markt in aanmerking genomen, is het niet wenselijk dat de kosten en de duur die verbonden zijn aan de exequaturprocedure per lidstaat verschillen. Dit is nu echter wel het geval, zo bleek uit het Impact Assessment.86 Ook kwam hierin naar voren dat in de meeste gevallen geen rechtsmiddel (ex 43 EEX-Vo) werd ingesteld tegen de exequaturverlening, wat betekent dat er geen toetsing aan de

84 Hof ’s-Gravenhage 30 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ7444, NIPR 2009/296, r.o. 21 (SNP/NIS OIL). 85 Zilinsky, WPNR 2011/6892, p. 543.

86 Impact Assessment, SEC (2010) 1547.

(25)

weigeringsgronden van de ten uitvoer te leggen beslissing plaatsvindt. De Europese Commissie pleit daarom voor een eenvoudiger, goedkoper en meer automatisch systeem voor het vrije verkeer van vonnissen in de EU en aldus een afschaffing van het exequatur.87

In het voorstel geschiedt de erkenning van een uitvoerbare rechterlijke beslissing die onder het toepassingsgebied van de verordening valt automatisch. Als gevolg daarvan bepaalt art. 40 van het voorstel dat een uitvoerbare rechterlijke beslissing van rechtswege het verlof inhoudt tot het leggen van bewarende maatregelen in de lidstaat van tenuitvoerlegging. Op de wijze van het leggen van beslag en de wijze van tenuitvoerlegging van de rechterlijk beslissing blijft het nationale recht echter van toepassing.88 Artikel 42 van het voorstel bepaalt dat, met het oog op een eenvormige uitleg van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, de belanghebbende een afschrift van de beslissing en een ingevuld standaardformulier moet overhandigen. Uit laatst genoemd document moet blijken of de beslissing uitvoerbaar is, tegen wie het ten uitvoer kan worden gelegd en wat de aard van de beslissing is. De beoordeling van de juistheid van deze stukken is niet aan de rechter opgedragen, maar aan de daartoe aangewezen tenuitvoerleggingsautoriteit. Waarschijnlijk wordt de deurwaarder als bevoegde autoriteit op dat gebied aangemerkt.

Met de afschaffing van het exequatur wordt een drietal waarborgen ter rechtsbescherming van de verweerder geïntroduceerd. Namelijk het rechtsmiddel ter heroverweging in de lidstaat van herkomst in te stellen bij een gerecht. Ten tweede een rechtsmiddel in de lidstaat van tenuitvoerlegging voor wanneer de erkenning en tenuitvoerlegging in strijd is met de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan het recht op een onpartijdig gerecht (ook in te stellen bij een gerecht). Als laatste kan de verweerder ex 43 van het voorstel de bevoegde autoriteit verzoeken de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de tenuitvoerlegging onverenigbaar is met een tussen partijen gegeven andere rechterlijke beslissing.89 Door het gebruik van de woorden “de bevoegde autoriteit”, wordt het mogelijk gemaakt dat een lidstaat een niet-rechterlijke autoriteit als bevoegde instantie tot kennisneming van dit verzoek kan aanwijzen. Dit zou betekenen dat de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteit, oftewel de deurwaarder, treedt in de beoordeling van de rechtmatigheid van rechterlijke beslissingen. Dit kan mijns inziens niet de bedoeling zijn geweest, nu de deurwaarder dan binnen het speelveld der Trias Politica over de grens gaat.

Door de afschaffing van het exequatur kan het voorkomen dat de tenuitvoerleggingsautoriteit een maatregel ten uitvoer dient te leggen, die niet, of alleen in een andere vorm, in het recht van de

87Herschikking Brussel-I, COM (2010) 748, p. 6.

88 Zilinsky, WPNR 2011/6892, p. 544.

89 Zilinsky, WPNR 2011/6892, p. 545, jo. art 46 en 43 Herschikking.

(26)

lidstaat van tenuitvoerlegging voorkomt. Artikel 66 van het voorstel komt hiervoor met een oplossing. Op grond hiervan kan de aangewezen autoriteit een dergelijke maatregel zoveel mogelijk in overeenstemming met maatregelen brengen als die in het eigen recht bestaan. Het doel hiervan is grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van in het buitenland verkregen titels mogelijk te maken. Nogmaals benadruk ik dat het nationale executierecht onaangetast blijft. De Europese Commissie was (en is) niet voornemens de rechtsstelsels van de diverse lidstaten op dit punt te harmoniseren. Voor twee typen rechterlijke beslissingen blijft de exequaturprocedure nog bestaan. Namelijk voor beslissingen uit smaadprocedures en beslissingen uit groepsacties. De reden dat deze onaangetast blijven is dat de regelingen op deze terreinen te divers zijn en er een gebrek heerst aan vertrouwen in elkaars rechtspreken. 90

Ook omtrent artikel 31 EEX-Vo wordt het een en ander opgehelderd in de herschikking. Met name de plaats van voorlopige en bewarende maatregelen in het executieregime wordt verhelderd.91 Zo bepaalt art. 2 sub a EEX-Vo Herschikking dat het begrip ‘beslissing’ niet inhoudt een voorlopige of bewarende maatregel die door een gerecht, dat overeenkomstig de verordening bevoegd was om van het bodemgeschil kennis te nemen, wordt bevolen zonder dat de verweerder is opgeroepen te verschijnen. Dit gaat niet op als de beslissing die de maatregel bevat voor de tenuitvoerlegging aan de verweerder is betekend.92 De verandering houdt dus in dat alleen maatregelen die zijn uitgevaardigd door een gerecht dat in de bodemprocedure bevoegd is, kunnen worden erkend en ten uitvoer gelegd. De regel van het Mietz-arrest, dat er een reële band tussen de gevraagde maatregel en het territoir van de aangezochte rechter moet bestaan, komt te vervallen. Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van voorlopige maatregelen wordt in 42 lid 2 van de herschikking de eis gesteld dat naast het afschrift van de beslissing, ook het certificaat van art. 53 EEX-Vo moet worden overlegd, waaruit blijkt dat het gerecht bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.93 Sub c van art. 42 lid 2 vereist nog dat indien de maatregel werd gelast zonder dat de verweerder was opgeroepen te verschijnen, de verzoeker dient te bewijzen dat de beslissing aan de verweerder is betekend.

De tekst van de herschikking is op 12 december 2012 vastgesteld en is per 10 januari 2015 toepasselijk.

90 Herschikking Brussel-I, COM (2010) 748, p. 7. 91 Hazelhorst & Kramer, TCR 2013/2, p. 42.

92 HvJEU 21 mei 1980, C-125/79, Jur. 1980/1553, NJ 1981/184, m.nt. JCS (Denilauler/Couchet). 93Art. 42 lid 2 sub b Brussel-I bis Vo.

(27)

Hoofdstuk 3: HERO

In komend hoofdstuk zal ik de zaak HERO van 19 november 2013 uitgebreid bespreken.94 Diverse beslag- en executiemogelijkheden voor buitenlandse scheepshypotheekhouders op basis van het Beslagverdrag 1952 komen hierin aan bod. Daarbij besteed ik aandacht aan het feitencomplex, de twistpunten en de betekenis van het arrest voor de rechtsvorming.

3.1 Feitencomplex

Op vrijdag 6 juni 2008 heeft de Duitse bank HSH Nordbank A.G. (hierna: HSH) een overeenkomst van geldlening gesloten met onder meer het in Malta gevestigde Hero Shipping Ltd. (hierna: Hero), waarbij HSH een bedrag van maximaal 107.800.000,- dollar ter beschikking heeft gesteld voor de aankoop van twee Suezmax tankschepen, de HERO en de ROYAL.95 Het relevante schip, HERO, staat geregistreerd te Malta. Malta is geen partij bij het Beslagverdrag 1952, wat de HERO een niet- verdragsschip maakt. De overeenkomst tussen partijen heeft ook een bepaling met betrekking tot de jurisdictie. Hierin staat dat de gerechten in Engeland bevoegd zijn onderlinge geschillen te beslechten die voortvloeien uit de onderhavige overeenkomst. Verderop in die bepaling wordt aan de Finance Party, zijnde HSH, het recht gegeven een proces te starten bij ieder gerecht van een mogelijke jurisdictie die bevoegd is op basis van het Beslagverdrag 1952. De exacte bewoording is: ‘Any other court of competent jurisdiction..’.

Bijna vijf jaar later, op 28 februari 2013, was een termijnbetaling van de lening opeisbaar geworden. Hero is echter in gebreke gebleven deze te betalen, waarop HSH per 12 maart 2013 Hero heeft gesommeerd de volledige lening met rente en kosten af te lossen. Deze sommatie bleek vruchteloos. Dan, op 15 augustus 2013, verkrijgt HSH verlof van de (beslag-)voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam om vervolgens op 22 augustus 2013 conservatoir beslag te doen leggen op het schip HERO voor het bedrag van 53.680.000,- dollar. Daarbij is in het verlof bepaald dat de eis in de hoofdzaak binnen drie maanden moet worden ingesteld.

Hero meldt op 11 september 2013, per brief, aan HSH dat zij wel bereid is om medewerking te verlenen aan een vrijwillige onderhandse verkoop van de HERO, maar niet om medewerking te verlenen aan een openbare executieveiling van de HERO.

De uiteindelijke vordering in de hoofdzaak voor de rechtbank te Rotterdam van HSH betreft veroordeling van Hero tot betaling van 49.419.870,83 dollar, vermeerderd met rente en kosten.

94 Hof ’s-Gravenhage 19 november 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4912, S&S 2014/20 (HSH Nordbank/Hero

Shipping).

95 Voor een beter beeld bij een Suezmax tankschip: http://en.wikipedia.org/wiki/Suezmax

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In accordance with Article 431 of the Dutch Code of Civil Procedure (hereinafter: DCCP) foreign judgments in civil and commercial matters cannot be enforced in

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Weliswaar is het wenselijk dat een jeugdige jeugdhulp zoveel mogelijk binnen de regio kan krijgen, echter verplicht de Jeugdwet gemeenten niet om alle vormen van

De baas kijkt naar zijn werk en zegt zelfs dat Raimon het goed doet?. De jongen is verbaasd, dat is nog

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Burgers zijn meer gaan investeren in hun tuin, maar bomen en het beheer van de openbare ruimte moet misschien wel een stevige veer laten. Groen is afwezig in de lobby die