• No results found

Het verband tussen zelf-controle conflict en negatieve emoties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen zelf-controle conflict en negatieve emoties"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband tussen Zelf-controle Conflict en Negatieve Emoties J.B. Scholte

Bachelorthese sociale psychologie Universiteit van Amsterdam Begeleider: Daniela Becker Studentnummer: 10353402 Datum: 29-05-2015

(2)

Abstract

Mensen ervaren dagelijks zelf-controle conflict, als korte termijn doelen in conflict komen met hun overkoepelende doelen. In dit onderzoek wordt gekeken naar het effect van zelf-controle conflict op negatieve emoties en of er interactie is met de soort keuze. Ook wordt gekeken naar ego depletion, het effect van zelf-controle conflict bij het maken van een keuze op een later moment, en of dit wel of niet gemedieerd wordt door motivationele oriëntatie zoals gesuggereerd door respectievelijk het process model en het resource model. 264 deelnemers vulden een vragenlijst in, waarvan 133 ook die over motivationele oriëntatie. Uit de resultaten kwam naar voren dat meer zelf-controle conflict leidde tot sterkere negatieve emoties. Soort keuze had geen invloed. Er is geen significant effect van zelf-controle conflict op de latere keuze, van zelf-controle op motivationele oriëntatie of van motivationele

(3)

Zelf-controle speelt een grote rol in het dagelijks leven van mensen. Van dilemma’s als kiezen tussen een gezond stuk fruit of een twix of gaan studeren in plaats van tv kijken, tot ervoor zorgen dat je niet in slaap valt tijdens een vergadering, iedereen maakt momenten mee waarop zelf-controle wordt uitgeoefend. Zelf-controle staat voor de mentale processen die mensen toestaan om hun gedachtes, emoties en gedrag te beheersen en ervoor te zorgen dat deze in lijn blijven met hun overkoepelende doelen (Inzlicht, Schmeichel & Macrae, 2014). Mensen worden dagelijks blootgesteld aan vele verleidingen en hebben ook moeite om hier mee om te gaan (Hofmann, Baumeister, Förster & Vohs , 2012). Het lijkt ook alsof er steeds meer verleidingen ontstaan waaraan mensen worden blootgesteld. De schappen in

supermarkten met eindeloos veel soorten snoep en ongezonde snacks worden steeds groter en ook virtuele verleidingen als games en internet worden steeds uitgebreider. Het is gebleken dat zelf-controle gedrag van zowel persoonlijk als maatschappelijk belang goed kan

voorspellen. Zo bleek bijvoorbeeld uit onderzoek van Inzlicht et al. (2014) dat de mate waarin iemand in staat was zelf-controle uit te oefenen overgewicht, gokken en academische prestaties kon voorspellen. Ook kwam uit onderzoek van Hofmann, Luhmann, Fisher, Vohs en Baumeister (2014) naar voren dat mensen die beschikken over meer zelf-controle over het algemeen hoger scoren op tevredenheid met hun huidige leven en algemeen welzijn. Omdat zelf-controle een grote rol speelt bij veel gedrag, mensen met meer zelf-controle gelukkiger zijn én omdat kennis over dit onderwerp zou kunnen helpen bij een aantal (maatschappelijke) problemen zoals verslaving en obesitas is het belangrijk dat hier onderzoek naar wordt

gedaan.

In het huidige onderzoek wordt gekeken naar zelf-controle conflict, het moment waarop een persoon kan kiezen tussen verschillende opties die conflicterende doelen bevredigen. Bijvoorbeeld het moment waarop je kan besluiten toe te geven aan je vermoeidheid, waarmee je het doel van slaap bevredigt, of toch nog even verder leren,

(4)

waarmee je het doel van een hoger cijfer behaalt. Het moment van zelf-controle conflict wordt gekenmerkt door het feit dat de keuze tussen twee opties moeite kost en er wordt afgewogen wat iemand zal kiezen.

Er zijn tegenstrijdige resultaten gevonden betreft het verband tussen zelf-controle conflict en emoties. Je zou namelijk denken dat als je voor jezelf het juiste besluit neemt, dus als er wordt gekozen voor een salade in plaats van een pizza wanneer je als doel hebt om gezond te eten, er achteraf veel tevredenheid is met betrekking tot de gekozen optie. Men is trots op het feit dat er gekozen is voor het doel van gezond eten en niet heeft toegegeven aan de impuls van een lekkere snack. Na het maken van een moeilijke keuze krijgt men te maken met een aantal zelf-bewuste emoties als trots, schaamte en spijt (Hofmann, Kotabe &

Luhmann). Dit kan worden gezien als een soort feedback systeem op hoe iemand omgaat met verleidingen of het maken van keuzes. Het spoiled pleasure effect houdt in dat men na het maken van een slechte keuze door zelfbewuste emoties een negatief gevoel ervaart, dat het fijne gevoel dat je normaal krijgt bij het toegeven aan een verleiding bederft (Hofmann, Kotabe & Luhmann, 2013). Het idee dat zelf-bewuste emoties een soort zelf-regulerende functie vervullen is bevestigd in veel onderzoeken (Baumeister, Vohs, DeWall & Zhang. 2007; Tangney, Mashek & Stuewig, 2007; Hofmann et al., 2013). Nu is echter uit een paar recente onderzoeken gebleken dat dit niet het geval is. Zo bleek uit onderzoek van Hofmann en collega’s (2013) dat men na het ervaren van een zelf-controle conflict sowieso meer spijt ondervond, en dat het geen verschil maakte of de deelnemers hun keuze als goed of slecht beoordeelden. Eenzelfde resultaat kwam naar voren uit onderzoek van Becker, Jostmann en Holland (in prep). Om te weten te komen waardoor deze tegenstrijdige resultaten zijn veroorzaakt, of men zich sowieso slechter voelt na zelf-controle conflict of dat er invloed is van de soort keuze, is het goed om hier nader onderzoek naar te doen. Dit is ook belangrijk omdat er nog relatief weinig onderzoek is gedaan naar zelf-controle conflict en de effecten

(5)

hiervan op emoties. In het huidige onderzoek wordt dan ook gekeken naar het verband tussen de mate van zelf-controle conflict en negatieve emoties.

Volgens onderzoek van Baumeister, Vohs, Schmeichel, Twenge, Nelson en Tice (2014) spreekt men bij het maken van keuzes dezelfde bron aan als bij zelf-controle. Uit de resultaten bleek dat het maken van een keuze leidde tot minder zelf-controle bij de

deelnemers. Aan de hand van dit onderzoek zou kunnen worden geconcludeerd dat er bij het maken van een keuze dus gebruik wordt gemaakt van een vorm van zelf-controle. Eenzelfde resultaat kwam naar voren uit onderzoek van Wang, Novemsky, Dhar en Baumeister (2010). Uit hun onderzoek kwam naar voren dat bij het maken van keuzes inderdaad zelf-controle wordt uitgeoefend, en dat dit vooral gebeurt als er sprake is van een trade-off, wanneer beide opties ongeveer gelijk zijn qua aantrekkelijkheid en het kiezen voor de ene optie betekent dat je de voordelen van de andere optie misloopt.

Een bekend fenomeen betreft zelf-controle is het ego depletion effect. Het ego depletion effect is het effect dat optreedt als een persoon na het uitoefenen van zelf-controle op een later moment beschikt over minder zelf-controle. Dit effect is aangetoond in veel onderzoeken, zoals het onderzoek van VanDellen en Hoyle (2010). In dit onderzoek werden deelnemers onderverdeeld in een zelf-controleconditie en een controleconditie. De

deelnemers werden allen aan een tafel gezet met daarop koekjes en worteltjes. De deelnemers in de zelf-controleconditie werd verteld dat zij niet aan de koekjes mochten komen, en de deelnemers in de controleconditie mochten pakken wat ze wilden. Op een tweede moment werden zij weer aan een tafel gezet met een schaal koekjes en hoefden de deelnemers uit beide condities zich niet in te houden. Nu bleek uit de resultaten dat de deelnemers uit de zelf-controleconditie, die eerder waren geïnstrueerd van de koekjes af te blijven, op het tweede moment veel meer koekjes aten dan de deelnemers die al de hele tijd de koekjes mochten eten. Zij beschikten op het tweede moment dus over minder zelf-controle doordat zij

(6)

hier al eerder gebruik van moesten maken. Er bestaan een aantal theorieën betreft het effect van ego depletion. Een van de bekendste theorieën hierover is het resource model of ego depletion. Dit model zegt dat zelf-controle een bron is die kan leegraken. Heb je op een bepaalde taak veel zelf-controle moeten gebruiken, dan zal het voor een volgende taak moeilijker worden niet toe te geven aan verleiding, omdat een persoon over minder zelf-controle beschikt (Inzlicht, 2014). In dit model wordt zelf-zelf-controle gezien als een bron met een limiet, die na veel gebruik van zelf-controle tijdelijk leeg is (Hagger, Wood, Stiff & Chatzisarantis, 2010). Op dat moment is men daarom minder goed in staat zelf-controle uit te oefenen. Er zijn veel onderzoeken die ondersteuning bieden voor het resource model (o.a. Mead, Baumeister, Gino, Schweitzer & Ariely, 2009; Baumeister, Vohs & Hofmann, 2012; Schmeichel, 2007).

Hoewel er veel onderzoeken zijn die bewijs leveren voor het resource model of ego depletion zijn er ook een aantal kritiekpunten. Zo bleek uit een aantal onderzoeken, zoals het onderzoek van Muraven en Slessavera (2003), dat deelnemers die ego-depleted waren alsnog heel goed in staat waren zelf-controle uit te oefenen op een later tijdstip wanneer zij hiervoor een beloning aangeboden kregen. Dit zou kunnen betekenen dat ego depletion een

motivationeel gebrek is. Het persoonlijke geloof dat zelf-controle niet op kan gaan leidt ook tot een zwakker effect van ego depletion (Job, Dweck & Walton, 2010). Tenslotte kwam uit onderzoek van Tice, Baumeister, Muraven en Shmueli (2007) naar voren dat als deelnemers in een positieve stemming werden gebracht dit ook ego depletion tegenging.

Door Inzlicht en Schmeichel (2012) wordt daarom een nieuw model voorgesteld dat de kritiek op het resource model verwerkt en alsnog de eerder genoemde

onderzoeksresultaten met betrekking tot ego depletion verklaart. Dit model is het process model of ego depletion. Dit model beweert dat het aanspreken van zelf-controle op tijdstip één een aantal onafhankelijke processen in beweging zet waardoor men minder zelf-controle

(7)

heeft op tijdstip twee. Na het aanspreken van de bron van zelf-controle ervaart men een verschuiving op twee gebieden. De eerste verschuiving is die van de motivationele oriëntatie die men op dat moment heeft en de tweede verschuiving is die van aandacht. De verschuiving in aandacht houdt in dat de aandacht verschuift van signalen die aangeven dat het nodig is controle uit te oefenen naar signalen die mogelijkheid geven tot bevrediging en beloning De verschuiving van motivationele oriëntatie houdt in dat de motivatie verandert van het onderdrukken van verlangens en impulsen naar het bevredigen daarvan. Er vindt een verschuiving plaats van ‘ought to’ naar ‘want to’ doelen, dus van een ideaalbeeld waar men naar streeft en hoe men denkt dat men zich hoort te gedragen naar wat men op dat moment graag wil. Dit heet ook wel regulatory focus (Higgins, 1997), en staat voor welke soort doelen op dat moment actief zijn en daadwerkelijk gedrag aansturen. Is men gemotiveerd om zich te houden aan de normen en beleefd gedrag te vertonen, dan zijn er meer ‘ought to’- doelen geactiveerd (preventie focus). Is men meer geneigd direct belonend gedrag na te streven , bijvoorbeeld snel wat suikers binnenkrijgen en daarvoor een chocoladereep kopen, dan zijn er meer ‘want to’-doelen (promotie focus) actief. Bij een preventie focus is men vooral gemotiveerd door behoefte aan veiligheid, bescherming en verantwoordelijkheid. Bij een promotie focus wordt gedrag voornamelijk aangestuurd door motivaties als de behoefte aan progressie, verlangens en prestaties. Iemand bij wie meer ‘ought to’ doelen actief zijn zal een dominantere preventie focus hebben, en als meer ‘want to’ doelen actief zijn dan zal de promotie focus de overhand hebben. Het effect van zelf-controle conflict op een volgend moment wordt dan gemedieerd door deze verschuiving in motivationele richting. Dit zou kunnen betekenen dat men inderdaad een grotere promotie focus heeft op dat moment, omdat dit het effect van ego depletion kan tegengaan. In het huidige onderzoek wordt dan ook gekeken naar het verband tussen zelf-controle conflict en motivationele oriëntatie. Verwacht wordt dat de mate van zelf-controle conflict in verband staat met de regulatory focus op dat

(8)

moment. Kost het iemand veel moeite om een beslissing te maken, dus ervaart iemand veel zelf-controle conflict, dan zal dit een grotere promotie focus tot gevolg hebben en een kleinere preventie focus.

Uit eerder onderzoek lijkt de conclusie te kunnen worden getrokken dat zelf-controle conflict in verband staat met negatieve emoties. Ook is naar voren gekomen dat als men naar eigen idee een goede keuze heeft gemaakt er sterkere positieve en minder sterke negatieve emoties zullen worden ervaren, en vice versa met een slechte keuze, dus dat er sprake is van zelf-regulering door middel van zelf-bewuste emoties bij het maken van een keuze

(Baumeister, Vohs, DeWall & Zhang. 2007; Tangney, Mashek & Stuewig, 2007; Hofmann et al., 2013). Ander onderzoek beweert echter dat de soort keuze niet uitmaakt, zelf-controle conflict zal sowieso betekenen dat iemand sterkere negatieve emoties zal ervaren (Hofmann, Kotabe & Luhmann, 2013; Becker, Jostmann & Holland, in prep.). Ook kan worden

geconcludeerd dat het effect van zelf-controle conflict op een volgend moment volgens het resource model wordt veroorzaakt door een algemene ego depletion (Hagger, Wood, Stiff & Chatzisarantis, 2010; Mead, Baumeister, Gino, Schweitzer & Ariely, 2009; Baumeister, Vohs & Hofmann, 2012; Schmeichel, 2007), en volgens het process model wordt dit effect

gemedieerd door een verschuiving van motivationele richting naar promotie focus (Inzlicht & Schmeichel, 2012; Muraven & Slessavera, 2003).

In het huidige onderzoek worden vragenlijsten afgenomen van personen die iets te eten hebben gekocht in een kantine van de UvA. Op deze vragenlijst worden de constructen gemeten waar in het huidige onderzoek naar wordt gekeken, namelijk zelf-controle conflict, negatieve emoties, motivationele richting en de soort keuze. Na het invullen van de

vragenlijst wordt de deelnemers een beloning aangeboden. Ze kunnen hierbij kiezen uit een gezonde of een ongezonde beloning.

(9)

zelf-controle conflict in verband staat met de sterkte van de negatieve emoties. Op basis van een aantal onderzoeken wordt verwacht dat men minder sterke negatieve emoties zal ervaren als naar eigen idee een gezonde keuze is gemaakt, en sterkere negatieve emoties bij een ongezonde keuze. Er zijn echter ook verscheidene onderzoeken die voorspellen dat de deelnemers ongeacht de soort keuze sterkere negatieve emoties zullen ervaren bij een hogere mate van zelf-controle conflict. Ook wordt verwacht dat deelnemers die veel zelf-controle conflict ervoeren frequenter de ongezonde beloning zullen kiezen. Vanuit het process model wordt verwacht dat dit wordt gemedieerd door een verschuiving in motivationele richting en volgens het resource model zal er geen sprake zijn van mediatie.

Methode

Deelnemers. In totaal hebben 264 deelnemers de hoofd- vragenlijst ingevuld met de basisvragen over zelf-controle conflict en stemming. Van de deelnemers waren 144 man en 120 vrouw, met een gemiddelde leeftijd van 25,9 (SD=10,3). 95,5% deed HBO of universiteit of had dit gedaan. De vragenlijst van de subhypothese met motivationele oriëntatie is door 133 deelnemers ingevuld, 75 mannen en 58 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 25,3 (SD=8,55). 99,2% deed HBO of universiteit, of had dit gedaan. De deelnemers zijn geworven door hen nadat ze iets te eten hadden uitgekozen en afgerekend te vragen of zij bereid waren een aantal vragenlijsten in te vullen. De vragenlijsten zijn afgenomen op twee plekken in de kantine, in de agora en op science park. De deelnemers bestonden vooral uit studenten en medewerkers van de UvA. Zij kregen voor het invullen van de vragenlijst een kleine beloning, dit wisten zij echter niet van tevoren. Er waren twee verschillende versies van de vragenlijst omdat er meerdere subhypotheses waren. De deelnemers werden random verdeeld over de versies van de vragenlijsten.

(10)

Materialen. Voor het onderzoek werden een aantal materialen gebruikt. Er werd een grote vragenlijst afgenomen, waarvan een aantal specifieke vragen de constructen maten die van belang waren voor de hypotheses. De mate van zelf-controle conflict werd gemeten aan de hand van de vraag: ‘In hoeverre was jouw keuze in conflict met een of meer van jouw doelen?’. De sterkte van de negatieve emoties (bestaande uit schuldig, ongelukkig, twijfel, stress en spijt) werd gemeten door te vragen in hoeverre een deelnemer deze emoties ervoer. Er is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd over de negatieve emoties. Hier kwam een Cronbach’s alpha uit van .84, wat betrouwbaar is. De negatieve emoties zijn samengevoegd in een variabele, waar een Cronbach’s alpha bij hoort van .89. Dit is een zeer betrouwbare alpha. Dit kon worden aangegeven op een likert-schaal van 1 tot 5, waarbij 1= helemaal niet en 5= heel erg. De soort keuze werd gemeten aan de hand van de vraag: ‘ik heb voor mijn gevoel: een gezonde/ongezonde keuze gemaakt’. Om de motivationele oriëntatie te meten voor de subhypothese is gekozen voor een vragenlijst ontworpen door Van Stekelenburg (2006). Deze bestond uit 14 spreekwoorden waarvan de helft kenmerkend was voor een preventie focus (bijv. ‘de kat uit de boom kijken’) en de andere helft voor een promotie focus (bijv. ‘ergens helemaal voor gaan’). De deelnemers konden aangeven in hoeverre deze gezegdes op hen als persoon van toepassing waren op een likert-schaal van 1-7, met 1= helemaal niet mee eens en 7= heel erg mee eens. Er is een betrouwbaarheidsanalyse

uitgevoerd over de spreekwoorden. Uit de betrouwbaarheidsanalyse van promotie gezegdes kwam een Cronbach’s alpha naar voren van .68, wat redelijk betrouwbaar is. Uit de

betrouwbaarheidsanalyse van de preventie spreekwoorden bleek dat α=.55, wat matig betrouwbaar is. Indien één item wordt verwijderd is α=.60. Deze is daarom verder niet meegenomen in de analyses. De spreekwoorden zijn samengenomen in twee variabelen, een promotie focus en een preventie focus variabele (items 3,4,7,8,11,12). Verder werden als gezonde beloning kleine appels en mandarijnen gebruikt en als ongezonde beloning een

(11)

variatie aan mini chocorepen van de Albert Heijn.

Procedure. De onderzoekers begonnen rond 11:00 s’ochtends met het werven van deelnemers, tot ongeveer 14:00. Er werden een aantal vragenlijsten met pennen klaargelegd op tafels. Het invullen van een vragenlijst duurde ongeveer acht minuten. De doos met de beloningen werd ook klaargezet met de deksel erop. De onderzoekers spraken mensen aan die iets te eten hadden uitgezocht bij de kantine van de agora of science park. Indien zij

instemden mee te doen aan het onderzoek konden zij aan de tafel gaan zitten en kregen ze willekeurig een van de twee verschillende vragenlijsten voor zich met het verzoek nog niet het eten te consumeren tijdens het invullen. De volgorde van de constructen gemeten aan de hand van de vragenlijst was mate van zelf-controle conflict daarna de sterkte van negatieve emoties en tenslotte motivationele richting. Nadat deelnemers de vragenlijst hadden ingevuld werden zij bedankt en werd hen een kleine beloning aangeboden voor de moeite. De gekozen beloning werd genoteerd achterop het ingevulde formulier met o= ongezond, g=gezond of x=geen keuze. Indien iemand toch had gegeten tijdens het invullen werd dit ook genoteerd.

Resultaten

Er zijn uiteindelijk 230 deelnemers meegenomen in de analyse van de hoofdhypothese. Van de 271 deelnemers zijn er 32 uitgesloten in verband met eten tijdens het invullen van de vragenlijst, zeven doordat er geen keuze is genoteerd bij het tweede keuzemoment, en nog twee omdat er data miste. De analyse van de subhypothese is uiteindelijk gedaan over 114 deelnemers. Van de 133 deelnemer zijn 18 uitgesloten in verband met het eten tijdens het invullen, en één deelnemer is uitgesloten doordat er te veel data miste.

Voor de hoofdhypothese is er een regressie-analyse uitgevoerd over de mate van conflict en negatieve emoties. Hier zijn de zelf-controle conflict en soort keuze de predictoren en het gemiddelde van de negatieve emoties de afhankelijke variabele. Er was een significant verband tussen zelf-controle conflict op sterkte van de negatieve emoties (R2=.22, F(2, 219) =

(12)

30.69, p <.001). Meer zelf-controle conflict voorspelde een hogere mate van negatieve emoties (β=.45, t= 7.37, p< .001). Er was geen interactie effect van soort keuze en conflict op negatieve emoties. Er was wel een significant verband tussen soort keuze (ongezond/gezond) en negatieve emoties (R2=.03., F(1, 220) = 5.6, p =.018). Beoordeelde men de keuze als ongezond dan voorspelde dit sterkere negatieve emoties (β=.16, t= 2.38, p=.018).

Voor de subhypothese is een regressie-analyse uitgevoerd over de mate van conflict en keuze voor beloning. Uit deze analyse blijkt dat de mate van conflict geen significante predictor is van de keuze voor beloning (R2=.001, F(1, 112) = .07, p=.79). Er is ook een regressieanalyse gedaan over conflict en motivationele richting. Uit deze analyse kwam geen significant verband naar voren (R2=.002, F(1, 112) = .26, p=.61). Tenslotte is nog een

regressie-analyse gedaan over motivationele richting en keuze voor beloning. Hieruit bleek dat er geen significant verband was tussen de sterkte van de promotie focus en keuze voor beloning ((R2=.03, F(1, 112) = 3.72, p=.06).

Discussie

Uit de resultaten is gebleken dat er een verband is tussen zelf-controle conflict en negatieve emoties. De mate van ervaren conflict is een goede voorspeller van de sterkte van de negatieve emoties die iemand ervaart. Hoe hoger de mate van conflict, des te sterker de negatieve emoties zij ondervonden. Ook kwam naar voren dat er geen interactie effect

bestond van de soort keuze (gezond/ongezond) en de mate van conflict op negatieve emoties. Dat betekent dat het niet uitmaakt of iemand zijn keuze als gezond of ongezond beoordeelt voor de sterkte van de negatieve emoties, bij meer zelf-controle conflict zijn deze sowieso in sterkere mate aanwezig.

De resultaten komen voor een deel overeen met de verwachtingen. Vanuit eerder onderzoek was voorspeld dat een hogere mate van conflict zou leiden tot sterkere negatieve

(13)

gedachtes en gevoelens. Dit is inderdaad gebleken uit het onderzoek. Echter waren er

tegenstrijdige voorspellingen betreft de interactie tussen de soort keuze en mate van conflict. Zo kon vanuit een aantal onderzoeken worden verwacht dat men na het maken van de juiste (gezonde) keuze minder sterke negatieve en sterkere positieve emoties zou ervaren, en bij een foute (ongezonde) keuze vice versa (Hofmann, Kotabe & Luhmann, 2013; Baumeister, Vohs, DeWall & Zhang. 2007). Er waren echter ook een gering aantal onderzoeken waaruit werd geconcludeerd dat een hogere mate van conflict sowieso zou leiden tot sterkere negatieve emoties, ongeacht of iemand zijn keuze beschouwde als goed of fout (Hofmann, Kotabe & Luhmann, 2013; Becker, Jostmann & Holland (in prep.)). Naar aanleiding van dit onderzoek kan worden gesuggereerd dat iemands soort keuze inderdaad geen relevante invloed heeft op de sterkte van de negatieve emoties die iemand ervaart. Het zou een goed idee zijn om te onderzoeken waarom dit leidt tot sterkere negatieve emoties, hoe dit eventueel kan worden voorkomen of tegengegaan en wat de gevolgen zijn van deze invloed. Het zou natuurlijk ook kunnen dat de gevonden samenhang is veroorzaakt door een andere factor. Zo zouden de resultaten van dit onderzoek ook kunnen worden verklaard door te suggereren dat de

deelnemers die veel conflict ervoeren over het algemeen vaak onzekerder zijn bij het maken van keuzes, en daardoor ook sterkere negatieve emoties ervoeren. De negatieve emoties én de mate van zelf-controle conflict zouden dan beiden worden veroorzaakt door de onzekerheid van de persoon, en niet door elkaar worden veroorzaakt of beïnvloed. Je zou dit kunnen onderzoeken door een experiment op te zetten waarbij deze drie variabelen worden gemeten, en vervolgens te kijken of er sprake is van mediatie.

Uit de resultaten is gebleken dat er geen verband bestond tussen de mate van zelf-controle conflict en de keuze voor beloning. Vanuit vele eerdere onderzoeken zou het zeker zo moeten zijn dat een mate van conflict ervoor zorgt dat men daarna minder zelf-controle heeft en eerder een ongezonde keuze maakt. Het oplossen van een conflict kost namelijk

(14)

zelf-controle, en er kan dus worden aangenomen dat hierdoor ook een effect van ego depletion zou optreden. Dit is echter niet gevonden in het huidige onderzoek. De voorspelling vanuit het process model of ego depletion, dat er een verband is tussen mate van zelf-controle conflict en motivationele richting is niet bevestigd. Volgens het process model zou men meer gefocust zijn op belonend gedrag na zelf-controle te hebben uitgeoefend. Dit is echter niet op te maken uit de resultaten. Tenslotte zou volgens het process model een sterkere promotie focus ervoor zorgen dat eerder werd gekozen voor de ongezonde beloning. Uit de resultaten bleek echter dat er geen verband bestond tussen motivationele richting en de keuze voor beloning. Een deel van deze resultaten komen wel overeen met de voorspellingen vanuit het resource model of ego depletion. Dit model voorspelde namelijk dat er geen verband zou bestaan tussen de mate van zelf-controle conflict en motivationele richting, en ook dat promotie focus geen predictor zou zijn van de keuze voor beloning. Door het huidige onderzoek wordt dus meer bewijs geleverd voor het resource model of ego depletion. Er waren wel een aantal kritiekpunten bij het huidige onderzoek. Dat er geen ego depletion effect is gevonden zou misschien kunnen komen doordat zelf-controle conflict niet goed is gemeten in het huidige onderzoek. Wat echter aannemelijker is, is dat het

zelf-controle conflict in hier niet uitputtend genoeg was om daadwerkelijk te zorgen voor een staat van ego depletion, waardoor niet het effect ontstond dat normaliter zou optreden. In

vervolgonderzoek is het daarom belangrijk dat er sterkere mate van conflict optreedt (eventueel door middel van een manipulatie) waardoor een staat van ego depletion wordt bereikt. Het is in het huidige onderzoek namelijk moeilijk om te zien of het effect van ego depletion nu wordt gemedieerd door een verschuiving in motivationele richting, omdat er geen effect is om te mediëren. Naast het punt dat het zelf-controle conflict wellicht niet uitputtend genoeg was om te leiden tot ego depletion. Een ander kritiekpunt op de vragenlijst die motivationele oriëntatie zou meten is dat de deelnemers worden gevraagd om aan te

(15)

geven in hoeverre de spreekwoorden op hen van toepassing zijn als persoon. Wat het

resource model zegt is dat de motivationele oriëntatie verschuift van preventie naar promotie focus door het zelf-controle conflict. Er wordt echter geïnformeerd naar wat op de

deelnemers van toepassing is als persoon. Het kan zo zijn dat daardoor niet de motivationele richting is gemeten die op dat moment dominant was, maar de richting die over het algemeen overheerst. Misschien is daardoor de verschuiving niet goed gemeten waardoor de resultaten vertekent kunnen zijn. In ander onderzoek is het daarom van belang dat goed wordt gemeten wat op dát moment de overheersende motivationele richting is, bijvoorbeeld door te

instrueren dat de deelnemers aangeven in hoeverre zij het op dat moment eens zijn met de spreekwoorden. Een ander kritiekpunt dat kan worden genoemd is dat de motivationele oriëntatie misschien niet juist is gemeten is doordat de gezegdes moeilijk begrijpbaar waren of doordat ze simpelweg niet de motivationele oriëntatie maten maar een ander construct. Er zijn echter geen vragen gekomen betreft het niet begrijpen van de gezegdes, hoewel wel een aantal opmerkingen over een spelfout in één van de gezegdes: ‘Met moet niet over één nacht ijs gaan’. Dit zou misschien voor ruis kunnen hebben gezorgd, maar dit is niet aannemelijk aangezien het nog steeds duidelijk is wat er moest staan. Ook is er zorgvuldig getest of deze vragenlijst valide en betrouwbaar was (Van Stekelenburg, 2006), aangezien er eerder al moeilijkheden waren met het meten van dit construct. Daarom lijkt het waarschijnlijk dat deze vragenlijst een goede manier is om motivationele oriëntatie te meten.

Wat eventueel ook voor ruis kan hebben gezorgd is dat het voor een aantal deelnemers erg duidelijk was dat de beloning die hen aan het einde werd aangeboden onderdeel was van het onderzoek. Hierdoor kan het zo zijn dat zij veel zelf-bewuster waren van hun keuze en daarom een andere optie kozen dan zij eigenlijk wilden. Misschien bestaat er wel een verband tussen de keuze voor beloning en zelf-controle conflict, maar is dit weggevallen doordat de deelnemers door zelfbewustzijn werden herinnerd aan hun ‘ought to’ doelen, waardoor ze

(16)

eerder de gezonde keuze maakten. Voor vervolgonderzoek zou het daarom een goed idee zijn om te benadrukken dat dit geen onderdeel is van het onderzoek, of een subtielere manier te vinden om de beloning achteraf aan te bieden. Verder zou kunnen worden gesuggereerd dat de vraag die zelf-controle conflict mat niet valide is. Er werd namelijk gevraagd in hoeverre de keuze voor consumptie in conflict was met een huidig doel. Het kan echter zo zijn dat een deelnemer wordt gemotiveerd door focal goals, doelen waarvan men zich bewust is, en background goals, die gedrag onbewust sturen (Kruglanski, 2002). Hierdoor zou alleen het bewuste conflict zijn gemeten, maarmisschien dat het conflict met de onbewuste doelen eigenlijk een veel grotere invloed had op iemands emoties. Het is echter zeer moeilijk om een manier te bedenken waarop dit wel te onderzoeken of te meten.

Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er samenhang is tussen de mate van zelf-controle conflict en de sterkte van negatieve emoties. Hoe meer controle conflict een deelnemer ondervond, des te sterker waren de negatieve emoties bij die persoon. Het is van belang dat hier meer onderzoek naar wordt gedaan, om te kijken wat een mogelijke manier is om hier mee om te gaan of dit te beïnvloeden, zodat men misschien minder last heeft van de consequenties van conflict. Denk bijvoorbeeld aan een manier om ervoor te zorgen dat als een rooksverslaafde het conflict ervaart tussen het wel of niet roken van een sigaret, en er uiteindelijk voor kiest om deze niet op te steken, er een trots en belonend gevoel aan

verbonden is zodat het maken van de juiste keuze gestimuleerd wordt. Dit kan namelijk erg breed worden toegepast; denk aan de eerder genoemde verleidingen waaraan men dagelijks word blootgesteld en waarmee men moeite heeft (Hofmann, Baumeister, Vohs, 2012). Ook is gebleken uit de resultaten er geen verband was tussen de mate van conflict en de keuze voor een beloning, en dat er ook geen interactie was van motivationele richting. Hoeveel conflict iemand ondervond was geen goede voorspeller van iemands keuze voor een gezonde of ongezonde beloning. Het is van belang om ego depletion en de processen erachter beter te

(17)

begrijpen, zodat men ondersteund kan worden bij het uitoefenen van zelf-controle, ook wanneer er meerdere momenten zijn waarop dit nodig is. Wanneer duidelijk is waardoor ego depletion veroorzaakt wordt, dan kan er een manier worden bedacht waardoor dit effect kan worden tegengegaan. Zo kunnen mensen geholpen worden weerstand te bieden aan de vele verleidingen en dilemma’s. Door het proces en de consequenties van zelf-controle conflict goed te begrijpen kan een grote bijdrage geleverd worden aan de samenleving.

(18)

Literatuurlijst

Baumeister, R. F., Vohs, K. D., DeWall, C. N., & Zhang, L. (2007). How emotion shapes behavior: Feedback, anticipation, and reflection, rather than direct

causation.Personality and Social Psychology Review,11(2), 167-203.

Becker, D. Jostmann, N & Holland, R. (in prep). Emotional and motivational consequences of self-control conflict.

Hagger, M. S., Wood, C., Stiff, C., & Chatzisarantis, N. L. (2010). Ego depletion and the strength model of self-control: a meta-analysis. Psychological Bulletin,136(4), 495. VanDellen, M. R., & Hoyle, R. H. (2010). Regulatory accessibility and social influences on

state self-control. Personality and Social Psychology Bulletin, 36, 251-263. Hengstler, M., Holland, R. W., van Steenbergen, H., & van Knippenberg, A. (2014). The

influence of approach–avoidance motivational orientation on conflict

adaptation.Cognitive, Affective, & Behavioral Neuroscience,14(2), 548-560. Higgins, E. T. (1997). Beyond pleasure and pain.American psychologist, 52(12), 1280. Hofmann, W., Baumeister, R. F., Förster, G., & Vohs, K. D. (2012). Everyday temptations:

an experience sampling study of desire, conflict, and self-control. Journal of Personality and Social Psychology,102(6), 1318.

Hofmann, W., Kotabe, H., & Luhmann, M. (2013). The spoiled pleasure of giving in to temptation. Motivation and Emotion,37(4), 733-742.

Hofmann, W., Luhmann, M., Fisher, R. R., Vohs, K. D., & Baumeister, R. F. (2014). Yes, But Are They Happy? Effects of Trait Self‐Control on Affective Well‐Being and Life Satisfaction. Journal of Personality,82(4), 265-277.

Hofmann, W., Vohs, K. D., & Baumeister, R. F. (2012). What people desire, feel conflicted about, and try to resist in everyday life.Psychological Science, 23(6), 582-588.

(19)

Inzlicht, M., & Schmeichel, B. J. (2012). What is ego depletion? Toward a mechanistic revision of the resource model of self-control.Perspectives on Psychological Science,7(5), 450-463.

Inzlicht, M., Schmeichel, B. J., & Macrae, C. N. (2014). Why self-control seems (but may not be) limited. Trends in Cognitive Sciences,18(3), 127-133.

Job, V., Dweck, C. S., & Walton, G. M. (2010). Ego depletion—Is it all in your head? Implicit theories about willpower affect self-regulation.Psychological Science. Kruglanski, A. W., Shah, J. Y., Fishbach, A., Friedman, R., Chun, W. Y., & Sleeth-Keppler,

D. (2002). A theory of goal systems. Advances in Experimental Social Psychology, 34, 331-378.

Mead, N. L., Baumeister, R. F., Gino, F., Schweitzer, M. E., & Ariely, D. (2009). Too tired to tell the truth: Self-control resource depletion and dishonesty.Journal of Experimental Social Psychology,45(3), 594-597.

Muraven, M., & Slessareva, E. (2003). Mechanisms of self-control failure: Motivation and limited resources.Personality and Social Psychology Bulletin, 29(7), 894-906. Schmeichel, B. J. (2007). Attention control, memory updating, and emotion regulation

temporarily reduce the capacity for executive control.Journal of Experimental Psychology: General,136(2), 241.

Tangney, J. P., Stuewig, J., & Mashek, D. J. (2007). Moral emotions and moral behavior.Annual Review of Psychology,58, 345.

Tice, D. M., Baumeister, R. F., Shmueli, D., & Muraven, M. (2007). Restoring the self: Positive affect helps improve self-regulation following ego depletion. Journal of Experimental Social Psychology,43(3), 379-384.

Van Stekelenburg, J. (2006). Promoting or Preventing Social Change: Instrumentality, Identity, Ideology, and Groupbased Anger as Motives of Protest

(20)

Participation.Unpublished Doctoral Dissertation. Vrije Universiteit, Amsterdam, the Netherlands.

Vohs, K. D., Baumeister, R. F., Schmeichel, B. J., Twenge, J. M., Nelson, N. M., & Tice, D. M. (2008). Making choices impairs subsequent self-control: a limited-resource account of decision making, self-regulation, and active initiative. Journal of Personality and Social Psychology,94(5), 883-898.

Wang, J., Novemsky, N., Dhar, R., & Baumeister, R. F. (2010). Trade-offs and depletion in choice.Journal of Marketing Research,47(5), 910-919.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We found that the presence of LN dopant atoms in the HfS 2 mono-layer signi ficantly alters its electronic ground states by introducing defect states as well as changes in the

The main intrinsic factors were the bacterial species and in particular the impact of the visco-elastic properties of the extracellular polymeric substances (EPS) matrix

The tool DFTCalc provides important support here: given an advanced maintenance strategy and a system model given as a fault tree, DFTCalc computes standard relia- bility measures

The third hypothesis proposed the moderating effect of self-concept clarity on the relationship between ego depletion and moral behavior, such that high self-concept

Comparing the studies by Hung and Labroo (2011), where muscle were slightly tightened, and Glass and Singer (1972), where muscles were fiercely tightened, the

To answer this question I have used a comparative literature study to research the global power structures that influence food waste, how individuals and local

It consists of four different positive sense RNAs encapsulated in three capsids of the same structure, made from 90 homodimers of the capsid proteins CP, which form the protein

The variable is positively significant, which indicates that profitable firms report more real earnings activities based earnings management to meet expectations of