De tumulus van Texel
Een archeologisch en historisch onderzoek naar de
Romeinse grafheuvel de Sommeltjesberg
Colofon
De tumulus van Texel
Een archeologisch en historisch onderzoek naar de Romeinse grafheuvel de Sommeltjesberg
Afstudeeronderzoek voor de bachelor opleiding Archeologie aan Saxion Hogeschool te Deventer, in opdracht van Archeologie West-‐Friesland (AWF).
Auteur: N.M.J. Huitema Studentnummer: 442394
Afstudeerbegeleider opdrachtgever: M. Bartels Afstudeerbegeleider Saxion: W.K. Vos
Onderzoeksperiode: januari 2020 tot en met april 2021
Datum: 12 april 2021 Versie: Definitief
© Saxion Archeologie, Deventer, april 2020 Handelskade 75
7417 DH Deventer
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden doormiddel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Inhoudsopgave
VOORWOORD ... 5 SAMENVATTING ... 6 LEESWIJZER ... 7 HOOFDSTUK 1: INLEIDING ... 8 HOOFDSTUK 2: PROJECTOPDRACHT ... 9PROBLEEM-‐ EN DOELSTELLING ... 9
VRAAGSTELLING ... 9
HOOFDSTUK 3: ONDERZOEKSSTRATEGIE ... 11
METHODE EN VERANTWOORDING ... 11
Literatuuronderzoek ... 11
Booronderzoek ... 12
Typologisch onderzoek ... 12
METHODIEK PER DEELVRAAG ... 13
Micro ... 13
Meso ... 14
Macro ... 14
HOOFDSTUK 4: ACHTERGRONDEN ... 15
HOOFDSTUK 5: SAMENLEVING DOOR DE TIJD ... 17
DE IJZERTIJD SAMENLEVING IN NOORDWEST EUROPA ... 17
DE ROMEINSE SAMENLEVING TEN ZUIDEN VAN DE RIJN ... 18
DE SAMENLEVING TEN NOORDEN VAN RIJN ... 19
GERMANEN IN ROMEINSE DIENST ... 20
HOOFDSTUK 6: GRAFRITUELEN ... 22
GRAFRITUELEN IN DE IJZERTIJD ... 22
GRAFRITUELEN IN HET ROMEINSE RIJK ... 24
GRAFRITUELEN BUITEN HET ROMEINSE RIJK ... 25
HOOFDSTUK 7: DE LOCATIE VAN DE SOMMELTJESBERG ... 27
DE AANWIJZINGEN VAN PIETER VAN CUIJCK ... 28
BOUWHISTORIE VAN HET PERCEEL ... 31
ARCHIS ... 32
DE RIJKSDIENST VOOR HET OUDHEIDKUNDIG BODEMONDERZOEK ... 33
ACTUEEL HOOGTEBESTAND NEDERLAND ... 34
LUCHTFOTO’S ... 36
BODEMOPBOUW VAN HET PERCEEL ... 40
CONCLUSIE ... 41
HOOFDSTUK 8: DE VONDSTEN UIT DE SOMMELTJESBERG ... 43
PAARDENBITTEN ... 45
RUITERSPOREN ... 47
BIJLEN EN DISSELS ... 48
Handbijl ... 50 Noordsbijl ... 51 Dissel ... 52 SPEER ... 53 MES ... 54 KETTING ... 55 WETSTEEN ... 57 BESLAGWERK ... 58
BRONZEN LEPEL EN VERGIET ... 61
KETEL EN ‘’DEKSEL’’ ... 63
CONCLUSIE ... 65
HOOFDSTUK 9: DE SAGE ONTLEED ... 68
DE SOMMELTJES ... 68
SOMMELTJES EN KABOUTERS ... 69
HERKOMST ... 71
EEN SPECULATIEVE CONCLUSIE… ... 71
HOOFDSTUK 10: DISCUSSIE EN CONCLUSIE ... 72
DISCUSSIE ... 72
BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ... 73
Deelvragen ... 73
Hoofdvraag ... 77
HOOFDSTUK 11: AANBEVELINGEN EN REFLECTIE ... 78
AANBEVELINGEN ... 78 REFLECTIE ... 80 BRONNEN ... 81 LITERATUUR ... 81 INTERNETPAGINA’S ... 84 AFBEELDING VERANTWOORDING ... 85
BIJLAGE I: VERKLARENDE WOORDENLIJST ... 89
BIJLAGE II: HET VERSLAG VAN PIETER VAN CUIJCK ... 91
BIJLAGE III: DE KOPERGRAVUREN VAN PIETER VAN CUIJCK ... 100
PLAAT I ... 100 PLAAT II ... 101 PLAAT III ... 102 PLAAT IV ... 103
Voorwoord
Voor u ligt de scriptie ‘’De tumulus van Texel’’, deze is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Na een eerste mislukte scriptiepoging bij de Rijksdienst voor Cultureel
Erfgoed met als resultaat een fikse deuk in mijn zelfvertrouwen moest ik op zoek naar een nieuwe opdracht. Michiel Bartels, archeoloog voor de gemeente Hoorn en Texel, had gelukkig genoeg vertrouwen in deze oud-‐stagiair. Na een verkennend telefoongesprek, waarin ik de voorkeur uitsprak om iets voor het eiland Texel te doen, kreeg ik de mededeling dat er nog wel een leuk onderwerp op de plank lag. Of ik wist wat Sommeltjes waren en of ik wist dat er in de zeventiende eeuw een crematiegraf was aangetroffen net buiten het dorpje De Waal, waar allerlei Romeins aandoende vondsten bij hoorden. Ik kreeg een uitdraai van een verslag van een toen nog voor mij onbekende persoon in mijn handen niet wetende dat dat de voornaamste bron van mijn
scriptieonderzoek zou worden. Nu bijna een jaar later, een jaar van afwisselende hoogte-‐ en dieptepunten, kan ik mijn voorwoord schrijven en iedereen die mij op wat voor manier dan ook heeft geholpen, tijdens het schrijven van mijn scriptie bedanken!
Speciale dank gaat allereerst uit naar Michiel Bartels, die genoeg vertrouwen in mij had om mij een opdracht te geven en mij vervolgens leerde dat ‘’scriptie schrijven een
topsport is’’. Bedankt voor het vertrouwen, het geduld, het luisteren, het uitleggen en het (snelle) nakijken. Daarnaast wil ik graag Wouter Vos bedanken als begeleider vanuit Saxion, ik weet dat ik zijn geduld en vertrouwen op de proef heb gesteld. Het
afstudeergroepje van Saxion dat geleid word door Anja Fischer verdient ook een
speciale vermelding. Ik wil graag Dr. P.J. Woltering, Dr. J.A.W. Nicolay, Dr. A. Koster en de heren Dr. Jasper de Bruin, Robert Jan Looman van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden bedanken voor het verstrekken van informatie, de hulp bij het determineren en dateren van vondsten en het toesturen van beeldmateriaal. Tevens wil ik Gerrit Gerrits, oud correspondent van de ROB, bedanken voor het mogen gebruiken van de unieke prenten van Van Cuijck. Jolien Faber, mijn schoonmoeder, wil ik graag bedanken voor de taalkundige correctie en de scherpe vragen en opmerkingen van een leek op het gebied van archeologie. Ik wil graag het team van Archeologie West-‐Friesland bedanken voor de gastvrijheid toen ik besloot om mij voor de volle 100% in te zetten voor mijn scriptie. In het bijzonder wil ik Petra Leek bedanken voor het aanmelden elke week zodat ik verantwoord op kantoor kon komen en natuurlijk Bart ter Steege en Sander Gerritsen als kantoormaatjes die mij konden laten lachen maar, zij het met moeite, ook serieuze antwoorden konden geven op de nodige vragen. Ondanks dat ik weet dat hij liever geen vermelding in dit voorwoord wilde wil ik toch mijn man Ramses niet onbenoemd laten. Bedankt voor het onuitputtelijke vertrouwen en geduld dat je hebt getoond, zonder jou was deze taak nog vele malen lastiger geweest.
Veel leesplezier toegewenst aan een ieder die meer wil weten over Texel, de inheems-‐ Romeinse samenleving van het eiland, de Sommeltjes en hun bergje en natuurlijk het bijzondere crematiegraf. Alkmaar, 25 januari 2021 Noa Huitema
Samenvatting
De Sommeltjesberg was tot november van het jaar 1777 een in het oog springende berg aarde die ten oosten van het dorp De Waal lag op het eiland Texel. Bewoners van het dorp kenden de berg onder de naam Sommeltjesberg door de sage die eraan verbonden was over de Sommeltjes. Sommeltjes waren volgens de eilandbewoners een soort aardmannetjes die in de berg leefden. Zij waren goedaardig en kwamen alleen ’s nachts uit hun bergje tevoorschijn. In dit onderzoek is gebleken dat het verhaal van de
Sommeltjes overeenkomsten vertoont met Europese kabouterverhalen en dat de herkomst van de naam ‘’Sommeltjes’’ terugvoert tot Scandinavië.
Door de ontwikkeling van het eiland Texel en de hiermee gepaarde groei van het dorp De Waal was meer opbrengst van de landbouw noodzakelijk. De vruchtbare gronden rondom De Waal waren hier zeer geschikt voor. Vandaar dat de knecht van de
toenmalige eigenaar van het land waar de Sommeltjesberg gesitueerd was in het genoemde jaar, 1777, de opdracht kreeg om de Sommeltjesberg te egaliseren zodat meer land beschikbaar kwam voor de landbouw. Tijdens de werkzaamheden werden 47 cm onder de top verschillende artefacten aangetroffen waaronder een bronzen ketel, bronzen lepels, paardentuigage en delen van een wapenuitrusting. Dit alles is bekend geworden door een verslag en verschillende gravuren van de achttiende-‐eeuwse kunstschilder Pieter van Cuijck. Pieter van Cuijck maakte zijn verslag en gravuren ongeveer drie jaar na het vinden van de vondsten, de vondsten waren toen al
grotendeels vergaan volgens zijn verslag. Van Cuijck heeft in zijn verslag verschillende aspecten van de opgraving en de vondsten beschreven. Zo heeft hij bijvoorbeeld een situatieschets gegeven van de locatie van de Sommeltjesberg. Daarnaast heeft hij de vondsten getracht te plaatsen aan de hand van eigen kennis en vergelijkingen en
uiteindelijk het geheel geprobeerd te duiden. Daarmee is het verslag van Van Cuijck een van de oudste archeologische verslagen van ons land. Deze belangrijke bron heeft als wezenlijke leidraad voor dit onderzoek gediend.
Aan de hand van de aanwijzingen van Pieter van Cuijck in combinatie met moderne bronnen is getracht de exacte locatie van de Sommeltjesberg te achterhalen. Het vooraf geplande booronderzoek ter toetsing kon helaas geen doorgang vinden door moderne verstoringen in het gebied waar de Sommeltjesberg verwacht werd. De vondsten die destijds werden aangetroffen in de Sommeltjesberg zijn, op basis van de gravuren die Van Cuijck maakte, gedateerd en gedetermineerd. De vondsten konden zo geplaatst worden in de vroege Romeinse tijd. Door ook de samenstelling van het vondstcomplex te onderzoeken, werden verschillende verklaringen onderbouwd voor een graf met een Romeins grafritueel in een gebied dat niet onder directe Romeinse invloed verkeerde. Mogelijk was de overledene een welgesteld leider van de gemeenschap die op Texel woonde en onderhield hij goede contacten met de Romeinen. Echter kan op basis van de vondstsamenstelling ook verondersteld worden dat het ging om een Germaan die in dienst was van het Romeinse leger. Uit literatuuronderzoek blijkt dat dit vaker gebeurde, dat soldaten na hun diensttijd terugkeerden naar hun geboortegrond.
Op basis van de vondsten, de vondstcontext en de locatie kan gesteld worden dat de Sommeltjesberg een unicum is in het vrije Germanië. In combinatie met de lokale mythe over de Sommeltjes is het een buitengewoon puzzelstuk in het onderzoek naar de samenleving en grafrituelen van de bewoners van het gebied ten noorden van de Rijn.
Leeswijzer
Dit afstudeerwerk bestaat uit verschillende hoofdstukken, waarbij elk hoofdstuk ingaat op een deelonderwerp van de studie. De hoofdstukken worden allemaal ingeleid door een korte tekst waarin het desbetreffende onderwerp wordt toegelicht met uitzondering van het 1ste hoofdstuk. Het 1ste hoofdstuk biedt een algemene inleiding op de
totstandkoming van het onderzoek en het onderzoek zelf. Vervolgens wordt in
hoofdstuk 2 de probleem-‐ en doelstelling van het onderzoek uiteengezet met de daaruit voortvloeiende onderzoeksvragen. In het 3de hoofdstuk worden de methode en
technieken die zijn gebruikt voor het onderzoek toegelicht. Vanaf hoofdstuk 4 wordt het verslag meer inhoudelijk. Hoofdstuk 4 biedt algemene achtergrondinformatie over het eiland Texel, de afgraving van de Sommeltjesberg en het verslag van Pieter van Cuijck. Hierop volgen hoofdstukken 5 en 6 die respectievelijk ingaan op de samenleving en het grafritueel binnen en buiten het Romeinse rijk. In hoofdstuk 7 wordt voor het eerst inhoudelijk ingegaan op de Sommeltjesberg. Op basis van verschillende bronnen wordt in dit hoofdstuk getracht de exacte locatie van de Sommeltjesberg te achterhalen. In hoofdstuk 8 worden de vondsten stuk voor stuk gedetermineerd en gedateerd, dit resulteert in een schematische weergave van de vondstdateringen. Het hierop volgende hoofdstuk, hoofdstuk 9, behandelt de sage van de Sommeltjes. Hierin wordt gekeken naar de herkomst en ontwikkeling van het verhaal over de Sommeltjes die volgens de sage in het bergje woonden. Hoofdstuk 10 betreft de discussie en conclusie. Hierin worden verschillende aspecten van het onderzoek ter discussie gesteld en vervolgens de onderzoeksvragen beantwoord. Vervolgens worden de aanbevelingen voor de gemeente Texel uiteengezet waarna zowel een korte persoonlijke als onderzoekstechnische
reflectie plaatsvindt. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 11, worden de gebruikte bronnen op een rijtje gezet.
Hoofdstuk 1: Inleiding
Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd ter afronding van de bachelor studie Archeologie aan Saxion Hogeschool te Deventer. Het onderwerp van dit onderzoek is de
Sommeltjesberg, gelegen op het eiland Texel. De achttiende-‐eeuwse Haagse kunstschilder en historicus Pieter van Cuijck schreef een verslag aangaande deze bijzondere grafheuvel.
Vanuit het team erfgoed (afdeling beleid) van de gemeente Texel bestond al lange tijd de wens om dit belangrijke, maar inmiddels verdwenen, archeologische fenomeen op Texel -‐de Sommeltjesberg-‐ nader te laten onderzoeken. Ondanks dat veel over de grafheuvel is geschreven naar aanleiding van Van Cuijcks verslag en elke archeoloog die zich in Texel verdiepte er een visie op had, is het nooit gekomen tot een systematische ordening van archeologische, historische en topografische gegevens. Daarom is besloten om nu, 243 jaar na het onderzoek van Van Cuijck, een basisrapportage te maken met daarin alle bekende gegevens aangaande de grafheuvel en het verslag van Pieter van Cuijck. Tevens is de gedachte om op enige termijn de Sommeltjesberg op te nemen in de
cultuurhistorische route van Texel. Hierbij behoren een mogelijke reconstructie en erfgoedbeleving tot de wensen van de gemeente Texel. Om dit op een verantwoorde manier te doen is een overzicht van de bekende gegevens van groot belang.
Het verslag van Pieter van Cuijck dient als basis voor dit onderzoek. Daarnaast hebben de onderzoeksresultaten en bevindingen van voornamelijk Nederlandse archeologen aangaande de Sommeltjesberg gezorgd voor een complete overzichtsstudie van de bekende gegevens. Na het samenvoegen en ordenen van de bekende gegevens bleek dat er op twee vlakken nog behoorlijke lacunes bestonden in de kennis over de
Sommeltjesberg: ten eerste was de kennis aangaande de vondsten die in de achttiende eeuw gedaan zijn in de Sommeltjesberg nauwelijks bruikbaar vanwege een groot gebrek aan geanalyseerde data en beargumenteerd onderzoek. Ten tweede was de informatie over de exacte locatie en afmetingen van de unieke grafheuvel niet toereikend. Om aan de wens van de gemeente Texel, een mogelijke reconstructie en erfgoedbeleving, zo goed mogelijk tegemoet te komen is getracht deze beide lacunes op te vullen door vooral typologisch onderzoek uit te voeren naar zowel de vondsten als de locatie en omvang van de grafheuvel.
Het onderzoek is begeleid door Michiel Bartels, archeoloog voor de gemeente Texel, en Wouter Vos, scriptiebegeleider vanuit Saxion. Het onderzoek heeft plaatsgevonden tussen januari 2020 en januari 2021. Het resultaat van dit onderzoek, een
overzichtsstudie van zowel bekende als minder bekende gegevens over de
Sommeltjesberg, zal worden gepresenteerd aan de gemeente Texel en aan de bachelor opleiding Archeologie van Saxion Hogeschool in Deventer.
Hoofdstuk 2: Projectopdracht
Probleem-‐ en doelstelling
Hoewel elke archeoloog die het eiland Texel heeft aangedaan bekend is met het fenomeen ‘Sommeltjesberg’ en een visie heeft op het bijzondere fenomeen, is er nooit een eenduidig onderbouwde conclusie getrokken over het ontstaan, bestaan en
vervolgens verdwijnen van de grafheuvel. Binnen het archeologisch werkveld dat zich richt op de archeologie van het eiland worden de beschrijvingen, die Van Cuijck in de achttiende eeuw maakte op basis van zijn eigen waarnemingen en onderzoek, voor waar aangenomen. Toch heeft de grafheuvel nooit de aandacht en bekendheid genoten die hoort bij zo’n uniek monument. Door alle bekende onderzoeksresultaten aangaande de Sommeltjesberg netjes te ordenen en deze aan te vullen met recente
onderzoeksresultaten, is getracht een eenduidige conclusie te formuleren. Het overzicht van alle resultaten en de eenduidige conclusie moeten als basis dienen voor de
mogelijke reconstructie en erfgoedbeleving van de Sommeltjesberg, zodat het unieke grafmonument eindelijk de aandacht en bekendheid krijgt die het verdient. Het doel van dit onderzoek is hierdoor tweeledig; het vervaardigen van een basisrapportage waarin alle gegevens over de grafheuvel netjes geordend zijn opgenomen en het leveren van data voor een mogelijke erfgoedbeleving van deze eeuwenoude en unieke maar nu helaas onzichtbare grafheuvel.
Vraagstelling
Om het onderzoek naar de Sommeltjesberg een goede richting te geven is een
hoofdvraag opgesteld. Deze hoofdvraag is vervolgens opgedeeld in elf deelvragen welke logischerwijs zouden moeten bijdragen aan het beantwoorden van deze hoofdvraag. De deelvragen zijn onderverdeeld in drie schaalniveaus: micro-‐, meso-‐, en macroniveau. Hieronder zijn de hoofdvraag en deelvragen weergegeven. Bij elk schaalniveau is aangegeven waar de desbetreffende vragen betrekking op hebben.
Hoofdvraag
Wat is het cultuurhistorisch belang van de Sommeltjesberg op Texel?
Deelvragen
Micro: Locatie, gebiedsontwikkeling en vondsten
1. Wat is, volgens historische bronnen, de locatie van de Sommeltjesberg en is dit door middel van een karterend booronderzoek te toetsen?
2. Wat is het huidige gebruik van de locatie waar voorheen de Sommeltjesberg lag?
3. Hoe heeft het gebied rond de Sommeltjesberg zich ontwikkeld vanaf circa 100 v. Chr. tot heden met betrekking tot de bewoningsgeschiedenis en het landgebruik en welke redenen kunnen er geweest zijn voor het egaliseren van de Sommeltjesberg?
4. Welke vondsten kwamen er uit de Sommeltjesberg en wat is hun zeggingskracht?
5. Wat is op basis van de vondsten de datering van de Sommeltjesberg?
Meso: Texelse literatuur, begraafwijze en vergelijkbare sites
6. Hoe komt het verhaal van de Sommeltjes terug in de Texelse literatuur? 7. Is de geromaniseerde wijze van begraven, zoals de Sommeltjesberg, uniek
voor Texel of zijn er mogelijk nog meer van deze grafheuvels geweest? 8. Zijn er andere vondsten bekend die getuigen van een grafritueel met een
sterk geromaniseerd karakter?
9. Zijn er elders in het kustgebied vergelijkbare sites bekend en wat zijn daar de vondsten en dateringen van?
Macro: Late-‐IJzertijd/inheems-‐Romeinse maatschappij op Texel
10. Hoe valt de Sommeltjesberg te plaatsen in de Late-‐IJzertijd/inheems-‐ Romeinse maatschappij van het gebied van het huidige Texel en dat van de kuststrook in het vrije Germanië?
11. Wat zijn de mogelijke verklaringen voor het gebruik van dit grafritueel binnen een regio die niet direct onder Romeinse invloed verkeerde?
Hoofdstuk 3: Onderzoeksstrategie
Methode en verantwoording
Vanuit de opleiding archeologie van Saxion is het verplicht om bij het schrijven van een scriptie gebruik te maken van minimaal twee onderzoeksmethoden. Door gebruik te maken van twee verschillende onderzoeksmethoden dient het onderzoek gevarieerd en goed onderbouwd te worden en toont de onderzoeker aan dat hij/zij meerdere
onderzoeksmethoden kan hanteren. Voor dit onderzoek is gekozen voor een
literatuuronderzoek en een karterend booronderzoek. Beide zijn gebruikelijk binnen het archeologisch werkveld. Na het beantwoorden van de eerste deelvragen en het opdoen van de eerste inzichten bleek een booronderzoek helaas niet de juiste weg. Een
typologisch onderzoek naar de vondsten en de grafheuvel zelf bleek echter onmisbaar om kennislacunes op te vullen. In de volgende paragrafen zullen de gebruikte en ongebruikte methoden nader worden toegelicht.
Literatuuronderzoek
Literatuuronderzoek is een onderzoeksmethode die op basis van bestaande geschriften informatie verschaft over het gekozen onderwerp. In het geval van deze scriptie is gebruik gemaakt van wetenschappelijke publicaties, historische geschriften en vakliteratuur. Het historische verslag van Pieter van Cuijck heeft uiteraard als primaire bron gediend voor het literatuuronderzoek. Zoals
aangegeven in de inleiding wordt het verslag van Pieter van Cuijck (1777) door archeologen voor waar aangenomen. De aannamen en bevindingen van Pieter van Cuijck worden in deze scriptie onderbouwd of juist weerlegd door gebruik te maken van hedendaagse kennis. Met name de recente publicatie
Bewoningsgeschiedenis van Texel door Dr. P.J. Woltering (2017) heeft gezorgd
voor nieuwe inzichten aangaande de geschiedenis van het eiland Texel. Daarnaast hebben archeologische rapportages van opgravingen in het Noord-‐ Hollandse kustgebied bijgedragen aan het vinden van parallellen en het bepalen van de uniekheid van de Sommeltjesberg. De rapportages van de opgravingen Castricum-‐Oosterbuurt en Schagen-‐Muggenburg, waar eveneens resten zijn gevonden van begravingen met Romeinse grafgiften, hebben voorzien in goede informatie met betrekking tot dit onderwerp. Om de scriptie tot een goede en complete overzichtsstudie te maken, is ook gebruik gemaakt van buitenlandse literatuur, met name Duitse publicaties hebben veel bijgedragen. De publicatie van Dr. M. Erdrich in het boek Germania Inferior is hier een goed voorbeeld van. Veel van de gebruikte literatuur is online geraadpleegd, ten tijde van het
bestuderen en verwerken van de literatuur golden in Nederland bepaalde maatregelen ter bestrijding van het corona-‐virus. Dit maakte het zoeken en vinden van de juiste literatuur lastig, maar niet onmogelijk. Toch kan worden toegegeven dat het onderzoek wellicht andere of meer literatuurverwijzingen zou hebben bevat als bibliotheken en archieven in 2020 makkelijk bereikbaar waren geweest.
Booronderzoek
Booronderzoek is een veel voorkomende vorm van onderzoek binnen het archeologische werkveld. Een booronderzoek is een onderzoeksmethode die in het veld plaatsvindt. Het booronderzoek dient ter toetsing van de bevindingen uit het literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek van deze scriptie heeft een plaats opgeleverd waar de Sommeltjesberg mogelijk gelegen zou kunnen hebben. Bij het opstellen van het plan van aanpak voor deze scriptie werd ervan
uitgegaan dat een booronderzoek meer uitsluitsel zou kunnen geven over de exacte locatie van de Sommeltjesberg. Helaas bleek uit het literatuuronderzoek op basis van verschillende bronnen en kaarten dat de aangewezen locatie niet te toetsen is met een booronderzoek. Het voorgenomen plan moest aangepast worden omdat het booronderzoek geen doorgang kon vinden wegens moderne bodemverstoringen en bebouwing. Een verdere onderbouwing hiervoor is terug te lezen in hoofdstuk 7 over de locatie van de Sommeltjesberg. Tijdens het onderzoek zijn echter enige kabels en leidingen vervangen in de buurt van het perceel waardoor een unieke kans ontstond om de bodemopbouw te bekijken. De bevindingen hiervan zijn eveneens opgenomen in hoofdstuk 7.
Typologisch onderzoek
Tijdens de uitvoering van het onderzoek bleken, zoals eerder vermeld, op twee plekken behoorlijke kennislacunes te zijn in het onderzoek naar de
Sommeltjesberg. Er is gekozen deze kennislacunes op te vullen door het uitvoeren van typologisch onderzoek. Onderzoek op basis van typologieën is eveneens een bekende onderzoeksmethode binnen het archeologisch werkveld. Het typologisch onderzoek naar de vondsten en de omvang van de grafheuvel heeft plaatsgevonden op basis van de schetsen die Pieter van Cuijck maakte bij zijn verslag. Pieter van Cuijck was een vooraanstaande kunstschilder die zeer realistische beelden vastlegde. Het sfeerbeeld dat Pieter van Cuijck van de afgraving van de Sommeltjesberg maakte is waarschijnlijk niet honderd procent accuraat, datzelfde geldt voor de schetsen van de vondsten. Van Cuijck is namelijk zelf niet aanwezig geweest bij de afgraving, hij tekende en schetste de beelden pas drie jaar na de afgraving. In het verslag is te lezen hoe Pieter van Cuijck bij omwonenden en de eigenaar van het land te rade ging en zo een beeld kreeg van de afgraving en de staat van de vondsten toen deze uit de grond kwamen. In totaal vulde Van Cuijck vijf platen met de gedane vondsten en maakte hij één sfeerbeeld. De vondsten zijn bij het thans uitgevoerde voornamelijk vergeleken met de online-‐collectie van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO). Het gebruik van de online-‐collectie was handig in verband met het vanaf 2020 heersende corona-‐virus waardoor bezoek aan het RMO niet mogelijk was. Daarnaast hebben vooraanstaande materiaalspecialisten zoals Dr. J.A.W. Nicolay en Dr. A. Koster geholpen met de determinatie en datering van de vondsten. De grafheuvel is voornamelijk vergeleken op basis van beschrijvingen uit archeologische rapportages. Dit betrof zowel binnen-‐ als buitenlandse rapportages zoals
Rapportage Archeologische Monumentenzorg 53: Castricum-‐Oosterbuurt (1999) en een rapport van RAAP aangaande drie Gallo-‐Romeinse tumuli in Grimde (1986) .
Methodiek per deelvraag Micro
1. Wat is, volgens historische bronnen, de locatie van de Sommeltjesberg en is dit door middel van een karterend booronderzoek te toetsen?
Deze deelvraag is beantwoord door middel van literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden op basis van historische geschriften, historisch en modern kaartmateriaal en hedendaagse publicaties. Om antwoord te geven op de vraag of een karterend booronderzoek uitsluitsel kan geven over de exacte locatie van de Sommeltjesberg is gebruik gemaakt van recente
publicaties zoals de leidraad inventariserend veldonderzoek van Stichting
Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) en is hulp ingeroepen van experts op het gebied van booronderzoek. Gezien het feit dat een booronderzoek geen meerwaarde bood bij het bepalen van de exacte locatie van de
Sommeltjesberg is in overleg met de opdrachtgever besloten de tweede helft van de onderzoeksvraag te schrappen.
2. Wat is het huidige gebruik van de locatie waar voorheen de Sommeltjesberg lag?
Om deze deelvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van
literatuuronderzoek. Moderne publicaties hebben uitsluitsel gegeven over hoe het gebied er tegenwoordig bij ligt. De bevindingen zijn getoetst door een gebiedsbezoek.
3. Hoe heeft het gebied rond de Sommeltjesberg zich ontwikkeld vanaf circa 100 v. Chr. tot heden met betrekking tot de bewoningsgeschiedenis en het landgebruik en welke redenen kunnen er geweest zijn voor het egaliseren van de Sommeltjesberg?
Voor het beantwoorden van deze deelvraag is gebruik gemaakt van
literatuuronderzoek. Publicaties die betrekking hebben op het ontstaan en de bodemontwikkeling van Texel hebben bijgedragen aan een gedegen
beantwoording van deze deelvraag.
4. Welke vondsten komen er uit de Sommeltjesberg en wat is hun zeggingskracht?
Deze deelvraag is in eerste instantie beantwoord door gebruik te maken van het verslag van Pieter van Cuijck. Hij heeft in zijn verslag de vondsten opgesomd en hierbij kleine aantekeningen gemaakt. Vervolgens heeft hij de vondsten
vereeuwigd op vier losse kopergravuren en onderzoek gedaan naar de in zijn ogen voornaamste vondsten. In eerste instantie is dus gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Vervolgens is het typologisch onderzoek leidend geworden, zoals vermeld is gezocht naar overeenkomstige vondsten in de online-‐collectie van het RMO en in diverse publicaties, en zijn ook nog enkele vondsten
voorgelegd aan experts uit het werkveld.
5. Wat is op basis van de vondsten de datering van de Sommeltjesberg?
De hierboven vermelde deelvraag is beantwoord aan de hand van de resultaten van deelvraag 4 en aanvullend literatuuronderzoek.
Meso
6. Hoe komt het verhaal van de Sommeltjes terug in de Texelse literatuur?
Deelvraag 6 is beantwoord door middel van literatuuronderzoek. Er is gebruik gemaakt van moderne wetenschappelijke publicaties maar ook mythologie en volksvertellingen hebben een rol gespeeld in de beantwoording.
7. Is de geromaniseerde wijze van begraven, zoals de Sommeltjesberg, uniek voor Texel of zijn er mogelijk nog meer van deze grafheuvels geweest?
Literatuuronderzoek is leidend geweest bij het beantwoorden van deze deelvraag, Daarnaast is een kleine start gemaakt met de zoektocht naar
vergelijkbare grafheuvels, wat bij heeft gedragen aan het typologisch onderzoek.
8. Zijn er andere vondsten bekend die getuigen van een grafritueel met een sterk geromaniseerd karakter?
Voor het beantwoorden van deze deelvraag is gebruik gemaakt van zowel literatuur-‐ als typologisch onderzoek. Er is gezocht naar overeenkomstige vondsten binnen archeologische rapportages en recente wetenschappelijke publicaties. Hierbij was het typologisch onderzoek van deelvraag 4 handig.
9. Zijn er elders in het kustgebied vergelijkbare sites bekend en wat zijn daar de vondsten en dateringen van?
De beantwoording van deze deelvraag heeft plaatsgevonden op basis van de rapportages en bevindingen van eerdere opgravingen in het kustgebied. De rapportages van Schagen-‐Muggenburg en Castricum-‐Oosterbuurt hebben een grote bijdrage geleverd.
Macro
10. Hoe valt de Sommeltjesberg te plaatsen in de Late-‐IJzertijd/inheems-‐Romeinse maatschappij van het gebied van het huidige Texel en dat van de kuststrook in het vrije Germanië?
Voor het beantwoorden van deze deelvraag zijn de resultaten van de voorgaande deelvragen zeer behulpzaam geweest. Met de al bekende resultaten, aanvullend literatuuronderzoek en aanwijzingen van experts is de vraag zo goed mogelijk beantwoord.
11. Wat zijn de mogelijke verklaringen voor het gebruik van een grafritueel binnen een regio die niet direct onder Romeinse invloed verkeerde?
Het beantwoorden van deze deelvraag heeft grotendeels plaatsgevonden op basis van de gegevens die verkregen zijn door de beantwoording van de voorgaande onderzoeksvragen. Daarnaast heeft het verslag van Pieter van Cuijck bijgedragen en heeft aanvullend literatuuronderzoek plaatsgevonden.
Hoofdstuk 4: Achtergronden
Ten noorden van Nederland en Duitsland en ten zuiden van Denemarken vindt men de Waddeneilanden.1 De Waddeneilanden vormen een ononderbroken keten van eilanden die ontstaan zijn aan het einde van het Pleistoceen (2,6 miljoen Bp – 9700 v. Chr.) en het begin van het Holoceen (9700 v. Chr. -‐ nu). De meeste Waddeneilanden bestaan
voornamelijk uit holocene afzettingen, dat wil zeggen opgestoven duinen en marien sediment uit de holocene tijdsperiode. Texel vormt hierop een uitzondering: de kern van het eerste en grootste Waddeneiland bestaat namelijk uit een pleistocene afzetting die stamt uit de op een na laatste ijstijd, het Saalien.2 De pleistocene kern van Texel kent meer overeenkomsten met het voormalig eiland Wieringen ten zuidoosten van Texel. In figuur 5.1 zijn beide pleistocene ophogingen zichtbaar als twee oranje-‐gele vlekken in het noordwesten van de kaart.3
Deze hoger gelegen pleistocene delen bestaan uit keileem, dekzand en zwerfkeien. Zowel de pleistocene afzettingen van Texel als van Wieringen zijn achtergebleven na het Saalien en hebben lange tijd deel uitgemaakt van het vaste land. Texel werd pas in 1170 tijdens de Allerheiligenvloed een echt eiland.4 Hoewel de bodemontwikkeling van Texel al vanaf het begin geheel verschillend is van wat tegenwoordig het vaste land is, toonde de maatschappelijke ontwikkeling en de bewoners lange tijd geen verschillen met het vaste land. In de twaalfde eeuw, na de Allerheiligenvloed, raakten de bewoners van 1 Van Oosten 1986, 11. 2 Woltering 1994, 189. 3 Vos 2011, 39. 2 Woltering 1994, 189. 3 Vos 2011, 39. 4 Van Tent/Woltering 1973, 51.
Figuur 4.1: Noord-‐Nederland 9000 v. Chr. De oranje-‐gele gebieden binnen de zwarte cirkel zijn de pleistocene keileem opduikingen van Texel (noord) en Wieringen (zuid).
Texel pas dusdanig geïsoleerd dat zij een meer eigen cultuur ontwikkelden die overeenkomsten vertoonde met die van de andere Waddeneilanden, Friesland en Wieringen.
Pieter van Cuijck, de Haagse kunstschilder en historicus, heeft over al deze aspecten geschreven.5 Het boek ‘’Brieven over Texel en de naby gelegen eilanden’’ bestaat uit veertien brieven die verschillende onderwerpen behandelen. Het boek is circa drie jaar na het overlijden van Pieter van Cuijck samengesteld door een dierbare vriend van hem, de heer T. Van Oldenbarnevelt en werd vervolgens uitgegeven door uitgeverij
Roelofsweart, Mattheus Delft. De heer Van Oldenbarnevelt koos ervoor om een eerder verslag van Pieter van Cuijck, het verslag over de Sommeltjesberg, toe te voegen aan het boek.6 Hij schreef in de inleiding dat hij het verslag een mooi sieraad ofwel toevoeging vond aan het boek in zijn geheel. Pieter van Cuijck had dit verslag zelf al eens
uitgegeven, maar het verslag heeft nooit veel publiciteit gekregen en is tegenwoordig dan ook alleen nog terug te vinden als onderdeel van het boek. Dat het verslag
uiteindelijk een plek heeft gekregen in zijn boek over Texel maakt dat het nu de grootste bron van informatie is over de opgraving van de Sommeltjesberg.
In het verslag schreef Pieter van Cuijck dat tijdens zijn vroegere bezoeken aan het eiland Texel hem een bijenkorfvormige heuvel in de buurt van De Waal was opgevallen.7 Hij had vanaf het begin het idee dat de heuvel geen natuurlijk verschijnsel was en dat het wellicht een oude begraafplaats was. Circa twee jaar na het egaliseren van de
Sommeltjesberg kreeg Pieter van Cuijck pas het nieuws over de egalisatie en de gevonden artefacten. Hierop besloot hij vanuit zijn woonplaats Den Haag af te reizen naar het eiland om de site en vondsten met eigen ogen te bekijken. Eenmaal op het eiland trof Van Cuijck de vondsten in zeer slechte staat aan.8 Een deel van de vondsten trof hij buiten in een mand, half vergaan, een ander deel van de vondsten was al
verdwenen, alleen twee bronzen lepels waren goed bewaard gebleven. De boerin, van het land waar de Sommeltjesberg had gelegen, had de lepels opgeschuurd en ze netjes in haar kast bewaard. Pieter van Cuijck heeft alle vondsten vereeuwigd als kopergravuren, dit leverde vijf kopergravuren op. Sommige vondsten tekende Van Cuijck deels uit het hoofd omdat deze al ver vergaan waren. Naast de vijf kopergravuren met de vondsten maakte Pieter van Cuijck een sfeerimpressie van de afgraving. Dit deed hij op basis van zijn eigen herinneringen en de informatie die hij kreeg van de boerenknecht die de afgraving had uitgevoerd, de boerin en dorpsbewoners.
Nadat Pieter van Cuijck alle mogelijk informatie op Texel vergaard had, ging hij terug naar Den Haag voor verder onderzoek naar de bijzondere heuvel en de vondsten.9 Hij wilde graag zijn vermoeden over een oude begraafplaats bevestigen door de vondsten te duiden. Doordat Van Cuijck een vooraanstaand man was in Den Haag kon hij de
bibliotheek van de erfstadhouder Willem V van Oranje-‐Nassau gebruiken. Hier vond hij informatie over wat de vondsten vermoedelijk geweest waren en waar zij vandaan kwamen. Pieter van Cuijck kwam met zijn onderzoek tot de conclusie dat de heuvel een oude tumulus geweest moest zijn geweest uit de tijd dat de Romeinen machtig waren.10
5 Van Cuijck/Van Oldenbarnevelt 1789, 1-‐143. 6 Van Cuijck/Van Oldenbarnevelt 1789, 3. 7 Van Cuijck 1780, 3.
8 Van Cuijck 1780, 7-‐8. 9 Van Cuijck 1780, 11. 10 Van Cuijck 1780, 26-‐27.
De vondsten waren volgens hem in elk geval overduidelijk Romeins en deden denken aan het graf van een persoon uit de streek die enig aanzien genoot bij de Romeinen.
Hoofdstuk 5: Samenleving door de tijd
Van Cuijck opende zijn verslag met de mededeling over de gedane vondsten maar wilde graag volledig zijn in zijn werk.11 Daarom leidde hij zijn verslag in met een stukje
geschiedenis van De Waal, het dorpje nabij de voormalige locatie van de Sommeltjesberg, informatie over haar bewoners en een omschrijving van haar omgeving. Hij schreef dat de naam De Waal terug te voeren was op een oude dijkdoorbraak en het achtergebleven wiel na deze doorbraak. Vervolgens schreef hij dat de bewoners van het dorp welgestelde mensen waren die allen een goed huis hadden met een tuin vol vruchtbomen. De meeste inwoners legden zich sinds een aantal jaren toe op het telen en verkopen van groenten. De omgeving van het dorp, de Waalenburgerpolder, was volgens Van Cuijck zeer vruchtbaar en bestond uit een mooi vlak landschap. De informatie is aantrekkelijk om te lezen, maar draagt jammer genoeg weinig bij aan de zoektocht naar het ontstaan, voortbestaan en verdwijnen van de Sommeltjesberg. Om hierachter te komen is gekeken naar de samenleving en gebruiken in de Late IJzertijd/Romeinse Tijd in zowel het vrije Germanië ten noorden van de rijksgrens van het Romeinse Rijk als het sterk geromaniseerde gebied ten zuiden van de rijksgrens.
De IJzertijd samenleving in Noordwest-‐Europa
In het noordwesten van Europa begint de IJzertijd rond 800 v. Chr, in Nederland worden de eerste ijzeren voorwerpen pas rond 600 v. Chr. gedateerd.12 Vanaf die periode gaan de bewoners van het gebied ijzer gebruiken om artefacten van te fabriceren,
voornamelijk wapens en gereedschappen. Brons blijft in gebruik voor bijvoorbeeld sieraden. Het begin van de IJzertijd wordt echter niet alleen gemarkeerd door het in gebruik nemen van ijzer, er treden ook economische en sociale veranderingen op. Deze veranderingen zijn door archeologen moeilijk vast te stellen maar zijn voornamelijk terug te zien in het grafritueel. Aan het begin van de ijzertijd lijkt er sprake te zijn van een redelijk egalitaire samenleving. Dit wordt verondersteld op basis van een egalitair begrafenisritueel waarbij eigenlijk iedereen gecremeerd wordt en in een urnenveld wordt bijgezet. Archeologen kunnen weinig zeggen over de midden IJzertijd, uit die periode zijn maar weinig graven aangetroffen binnen de huidige Nederlandse
landsgrenzen. Aan het einde van de IJzertijd, op de grens met de Romeinse Tijd, lijkt er sprake te zijn van een meer elitaire samenleving waarbij een kleine vooraanstaande groep meer macht heeft dan de gemiddelde persoon. Waar deze macht op gebaseerd is, is eigenlijk niet te achterhalen. Het zou kunnen dat deze verworven is op basis van handel, maar het zou ook kunnen dat de elite word gevormd door vooraanstaande krijgers. Een andere optie is dat er mensen kwamen die een andere dagelijkse occupatie hadden dan de gemiddelde persoon. De meeste mensen waren in de IJzertijd boer, zij hadden een eigen boerderij waar vaak een gemengd bedrijf werd gevoerd bestaande uit vee houden en agrarische werkzaamheden. Wellicht kregen sommige mensen de kans om zich te bekwamen in een andere beroep, bijvoorbeeld dus als smit, en daar aanzien en rijkdom meer mee verwierven. Pas vanaf het moment dat de Romeinen het huidige
11 Van Cuijck 1780, 1-‐3.
12 Van Ginkel/Verhart 2009, 100-‐144.
Nederlandse grondgebied betreden komt er meer duidelijkheid over de samenleving, de Romeinen schrijven namelijk voor het eerst over de bewoners van noordwestelijk Europa.
De Romeinse samenleving ten zuiden van de Rijn
Vermoedelijk betraden de Romeinen het huidige Nederland voor het eerst rond 55 v. Chr. Gaius Julius Caesar schreef in zijn boek De Gallische Oorlog dat hij heel Gallië, respectievelijk het huidige Frankrijk, België en een deel van Nederland, veroverde.13 Er bestaat echter twijfel over hoe noordelijk Caesar uiteindelijk is gekomen.
Archeologische vondsten wijzen erop dat hij niet veel verder dan het zuiden van
Limburg kwam.14 Hoewel Caesar zelf rond het jaar 50 v. Chr. terug werd geroepen naar Rome, vormden zijn veldslagen het startsein voor verschillende veldtochten in de meest noordelijke gebieden van Europa, waaronder Nederland dat toen deel uitmaakte van Germanië.
De lokale bevolking van Germanië kwam in deze periode voor het eerst in aanraking met de Romeinse cultuur, hoewel dit waarschijnlijk op sporadische basis was.15 Meerdere Romeinse veldheren trokken achtereenvolgens Germanië binnen in een poging de lokale bevolking te onderwerpen.16 Drusus, een bekende Romeinse veldheer, voer via het Almere rond 12 v. Chr. richting het noorden, waarschijnlijk sloot hij in die tijd een
verdrag met de lokale bewoners. Hierdoor lijkt het erop dat de lokale bewoners, Friezen, in het begin vreedzaam omgingen met de Romeinen. De Friezen betaalden belasting door middel van de levering van koeienhuiden of jonge mannen voor het leger zo weten we uit historische bronnen,17 en vormden zo een soort vazalstaat van het Romeinse Rijk.
Na verloop van tijd ontstonden echter schermutselingen tussen Germaanse stammen en het Romeinse leger; in 28 na Chr. kwam het tot een echte Friese opstand. De Romeinse belastinginners eisten huiden van de grote oerossen, terwijl de Friezen veel kleinere dieren hielden. De Friezen kruisigden de belastinginners en trokken naar het meest noordelijk gelegen fort van de Romeinen dat in de omgeving van het huidige Velsen lag, fort Flevum.18 De Romeinen moesten het onderspit delven en trokken zich verder terug, hoewel zij eerst de waterputten onklaar maakten zodat de Friezen het fort niet in
gebruik konden nemen. Pas rond 47 na Chr. werd er weer een poging gedaan om de Friezen opnieuw te onderwerpen. Ditmaal door de strijdlustige veldheer Corbulo, hij kreeg echter het bevel vanuit Rome om zich terug te trekken tot achter de Rijn en keizer Claudius verbood alle acties boven de Rijn.19
De Rijn wordt vanaf die periode gezien als de grens tussen het Romeinse zuiden en het vrije Germanië.20 Langs de Rijn werden door de Romeinen verschillende legerplaatsen gebouwd waar zowel Romeinse soldaten als Germaanse hulptroepen gestationeerd waren. Rond de legerplaatsen ontstonden dorpen, zogenaamde vici. In de dorpen
13 Van Ginkel/Verhart 2009, 144. 14 Roymans 2014, 77-‐79.
15 Van Ginkel/Verhart 2009, 148. 16 Van Ginkel/Verhart 2009, 150-‐152. 17 Tacitus, Annales IV.72.
18 https://Romeinen.info/jeugd/de-‐soldaten/. 19 Tacitus, Annales XI.19-‐20.