• No results found

CU IRL? : sociale implicaties van internet als persoonlijk communicatiemedium

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CU IRL? : sociale implicaties van internet als persoonlijk communicatiemedium"

Copied!
96
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'··,

1

~it.'·

l~L.:

1

'temet als persoonlijk communicatiemedium

Bushuis Bibliotheek

Kloveniersburgwal 48

1012 CX Amsterdam

020-525 2403

;~ Marcel Oosterwijk Amsterdam, 26 augustus 2001 Universiteit van Amsterdam Faculteit de olitieke en Sociale Wetenschappen ctoraalscriptie Cultuursociologie

Begeleiders: Dr. Leon Deben Prof. Dr. Nico Wilterdink

(2)

Marcel Oosterwijk

Universiteit van Amsterdam - Faculteit der Politieke en Sociaal Culturele Wetenschappen Afdeling Cultuursociologie

Studentnummer 9857281

Mauritskade 107-3 1093 RS Amsterdam 06 22880954 - moosterwiik6@freeler.nl

(3)

Voorwoord

Je komt thuis, zet je computer aan en schenkt jezelf een glas cola in. Met ijsklontjes, want het is snikheet op je studentenkamer. 'Vierendertig nieuwe e-mailberichten in uw inbox!' schreeuwt je e-mailprovider geluidloos. Je vaste telefoon rinkelt en je mobieltje piept. Weer een sms-je om te vragen waarom je toch niet reageert op dat belangrijke voicemailbericht... Herkenbaar? Voor mij ook. Vandaar het onderwerp van deze scriptie. Ik wens je veel leesplezier, en in het gelukkigste geval steek je er nog wat van op ook.

Marcel Oosterwijk

(4)

Korte opzet van de scriptie

Kennis is niet het resultaat van objectieve waarnemingen van rationele individuen, maar ingebed in contextgebonden taalspelen, teksten, vertogen. Dit legitimeert een vorm van wetenschapsbeoefening die relativistisch is ('de' waarheid bestaat niet), pluralistisch (er is niet één wetenschappelijke methode - 'anything goes' in de woorden van Paul Feyerabend), reflexief en gericht op de bestudering van 'teksten' in de ruimste zin, dat wil zeggen van taaluitingen en andere symbolen (Wilterdink, 2000).

De uitgebreide inleiding van deze scriptie valt direct op. Er wordt dieper ingegaan op de geschiedenis van internet en theoretische invalshoeken met betrekking tot cyberspace omdat dit de broodnodige context aan het onderzoek geeft. Het is dus niet slechts een inleiding op wat komen gaat, maar levert vooral een theoretische achtergrond, die het begrijpen van de rest van de scriptie vergemakkelijkt. Na de inleiding en een beschrijving van het onderzoek begint de kern van de scriptie. In dit gedeelte wordt de vraagstelling in kleine stukjes ontleed. De resultaten van de enquête zijn zoveel mogelijk als eenvoudig leesbare tekst verwerkt. De citaten die zijn verkregen uit de interviews en de literatuur maken alle bevindingen levendig, zodat de lezer zich een beter beeld kan vormen van de vaak abstracte begrippen in deze scriptie. Resultaten en citaten uit de enquête en de interviews staan in 'blokken' afgedrukt, zodat ze gemakkelijk als zodanig te herkennen zijn en eventueel overgeslagen kunnen worden zonder dat er een gat in het verhaal valt.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Korte opzet van de scriptie 3

1 Inleiding 6

1.1 Internet en Cyberspace in vogelvlucht 6

1.2 Visies op internet 8

1.3 Collectief geloof en acceptatie 13

1.4 Mijn onderzoek 14 Maatschappelijke relevantie 15 1.4.1 Probleemstelling 17 1.4.2 Hypothesen en subhypothesen 18 1.4.3 Methodologie 20 Vooronderzoek 20 Methode 22

Analysetechnieken

om

van ruwe data naar interpretatie te gaan 23

Sociale differentiatie onderzoeksdoelgroep 23

2 Internetgebruik in het algemeen 25

3 Sociale implicaties van internet als persoonlijk communicatiemedium 27

3.1 Internet vergeleken met andere media en andere 'plekken' 31

Internet als plek 33

3.1.1 Chatten 35

3.1.2 E-mail 45

3.1.3 ICQ 47

3.1.4 Datingboxen 48

3.2 Verschillende soorten contacten (verschillende doeleinden) 50

Contacten onderhouden 50

Contacten leggen 53

3.3 Identiteit en anonimiteit op internet 57

3.3.1 Anonimiteit en persoonlijke communicatie 58

3.3.2 Spelen met identiteit 60

(6)

Conclusies 67

De resultaten 67

Kortom 71

Discussie 72

Implicaties voor de wetenschap 72

Implicaties voor de praktijk 72

Beperkingen en aanbevelingen 73

Bibliografie 76

Nawoord 78

Bijlage 1 'De enquete' 79

Bijlage 2 'Het e-mailinterview' 88

Bijlage 3 'Operationalisatie van de hypothesen' 90

Bijlage 4 'lijst met chatboxen' 92

(7)

1 Inleiding

Our wired pfanet is rapidfy becoming a torrent of bits circufating in a clear sheff of gfass fibers,

databases and input devices. (Sfouka, 1995:77)

Een jaar of vijftien geleden had nog bijna niemand van internet gehoord. Mensen communiceerden doorgaans vooral face-to-face, per post en via de telefoon. En als men informatie nodig had over een bepaald onderwerp ging men naar de bibliotheek of pakte de Winkler Prins uit de boekenkast. Er waren wel computers (Commodore 64, MSX, P2000, en andere) maar die dienden vooral als spelcomputer. Elke woensdagavond zond een radiostation b!iepjes en piepjes uit die op een cassettebandje getaped konden worden, en hop, weer een spelletje erbij! Op een gegeven moment kochten sommige mensen een heuse

personal computer, een grote beige kast en een aparte monitor met een monochroom scherm

in fleurig groen of oranje. Toen kon de digitale opmars in Nederland pas echt beginnen.

1.1 Internet en Cyberspace in vogelvlucht

Internet is al ongeveer dertig jaar geleden tot !even gewekt onder de naam ARPANET en werd toen slechts gebruikt door wetenschappers en het Ministerie van Defensie in Amerika. Steeds meer mensen werden bij het netwerk betrokken tot het uiteindelijk de oceaan overstak en de hele wereld in haar web ving. Nu is internet in de Westerse wereld gemeengoed geworden. (Moore, 1995:3)

ARPANET bestond aanvankelijk slechts uit vier computers die met elkaar verbonden waren. In de loop van de jaren '70 kwamen er steeds meer computers bij, en in 1981 bestond het netwerk uit 213 gekoppelde computers. In de Verenigde Staten was het zogenoemde Local Area Network (LAN) al een tijdje zeer populair. Ondernemingen en branches hadden zelf al een intern computernetwerk opgezet en wilden die afzonderlijke netwerken eigenlijk ook aan elkaar koppelen. Het ARPANET bleek dé oplossing te zijn. Ook in Europa en andere delen van de wereld waren soortgelijke netwerken ontstaan. Toen af deze net1Nerken aan elkaar gekoppeld waren, was internet geboren. Nu, jaren later, is het aantal aangesloten computers gegroeid van slechts vier stuks naar tientallen miljoenen. Vierentwintig uur per dag, 365 dagen per jaar vliegen triljarden nullen en enen door koperen kabels, glasvezelkabels en door de ruimte. Internet is in een betrekkelijk korte tijd uitgegroeid van een wetenschappelijk en militair speeltje tot een wereldwijde communicatie-infrastructuur, een bron van gigantische hoeveelheden informatie (Vanheste, 1995:35).

Omdat steeds meer interactie tussen mensen plaatsvindt op internet kunnen we bijna spreken van een parallelle werkelijkheid, een virtuele realiteit of 'cyberspace'. De term is ontleend aan de roman 'Neuromancer' van Wilfiam Gibson en refereert aan de geografisch niet-bestaande ruimte waar gecomputeriseerde communicatie plaatsvindt (Moore, 1995:209).

(8)

Of zoals Featherstone het beschrijft: cyberspace is a generic term which refers to a cluster of

different technologies, some familiar, some only recently available, some being developed and some still fictional, all of which have in common the ability to simulate environments within which humans can interact (Featherstone, 1995:5).

Cyberspace is nu een ingeburgerd begrip en heeft ervoor gezorgd dat zaken die iets met internet te maken hebben steevast het voorvoegsel cyber- krijgen toebedeeld. Cyberseks, cybershopping, het zijn zomaar wat woorden die we dagelijks tegen kunnen komen en waar we inmiddels niet meer van opkijken. Op kantoor en thuis gaan mensen massaal het wereldwijde web op om het laatste nieuws te lezen of om hun e-mail te

'checken'. In rap tempo zijn we eraan gewend geraakt dat we een deel van de fysieke realiteit

hebben afgestaan aan een virtuele realiteit. Wat zeggen wetenschappers en filosofen hierover? Mogen we dit verschijnsel beschouwen als een technologische revolutie of als een menselijke en natuurlijke devolutie? Hoe het ook zij, waar je ook kijkt, wat je ook leest, internet wint nog steeds aan populariteit.

(9)

1.2 Visies op internet

Freedom trom the flesh! Amputation is a metaphor tor liberation (Slouka, 1995:35).

Onder 'denkers', wetenschappers uit allerlei disciplines, heersen verschillende opvattingen over internet. Sommigen zijn optimistisch, anderen laten zich negatief of sceptisch uit over het nieuwe medium in het algemeen. In deze paragraaf worden eerst de positieve visies belicht die in de literatuur zijn gevonden en daarna de meer negatieve en relativerende.

Optimisten

Internet, of ruimer genomen, cyberspace maakt alles mogelijk wat mensen nooit voor mogelijk hebben durven houden. Alles kan en niks moet (vooralsnog). Onze stoutste dromen zullen werkelijkheid worden in de onwerkelijkheid van cyberspace. Althans, dat is wat de optimisten denken. In cyberspace gelden andere natuurwetten, andere tijdsystemen, andere omgangsvormen. Cyberspace wil! allow us to shed the ballast of materiality, escape trom the

earth, the grubby and all toa physical world, the limitations of space and time, the body,

impure, treacherous, and most annoying of all, mortal (Slouka, 1995:25). Eindelijk kunnen we

ons losmaken van het aardse, van het vergankelijke. We kunnen zijn wie we willen zijn, onze eigen identiteit creëren, met één muisklik aan de andere kant van de wereld vertoeven. Why

go through the trouble of moving your imperfect body through physical space when you can get there instantly? Why put up with flawed reality, when you can engineer your own 'surround'? Embrace the machine, it's your kith and kin, your soul, your savior

(Slouka, 1995:73). Dit is misschien wel erg lyrisch, maar in essentie klopt het wel degelijk. Via een simpele draad zijn we verbonden met miljoenen computers, de wereld ligt letterlijk aan onze voeten en we hoeven er onze stoel niet voor af te komen. Dit geldt natuurlijk alleen voor de mensen die toegang hebben tot internet. There is no type of demographic group not found

in cyberspace. While certain kinds of people are more likely to be found, evety sart of person is represented to some degree in cyberspace. There is nothing inherently disenfranchising about cyberspace for people with any one or another sart of demographic characteristic

(Ebo, 1998: 17). Uiteraard is dit laatste niet waar. Het gevaar dreigt juist dat bepaalde groepen mensen, zoals ouderen en allochtonen de digitale boot missen, waardoor er een kloof ontstaat die moeilijk te dichten is. En dan hebben we het nog niet eens over Derdewereldlanden.

Sommigen dichten aan internet eigenschappen toe die het medium boven alle oudere media stelt. Internet zou het eerste massamedium zijn dat individuele creativiteit op grote schaal stimuleert. Virtual reality is the first medium to come along which doesn't narrow the

human spirit ... and all you can do is be creative in virtual reality. VR wil/ free the imagination of the masses, help people to communicate and bring a new kind of spiritual understanding

(Chesher, 1984-1992). Een nieuw soort spiritueel besef? Het kan nog sterker, zogenoemde techno-evangelisten geloven dat er maar een ding mis is met het universum: it's currently

(10)

running someone e/se's program (Slouka, 1995:60). Deze evangelisten-nieuwe-stijl geloven

dat mensen zich steeds beter kunnen en zullen bemoeien met de natuurlijke, evolutionaire gang van zaken. Onze invloed is onbeperkt en zal zich niet slechts uitstrekken over de aarde". aldus de extreme optimisten.

Al sinds het begin van de technologische revolutie voorspellen optimisten de mooiste toekomstmogelijkheden en de pessimisten de meest gruwelijke en bedreigende scenario's, denk aan 1984 van Orwell of This perfect day van Levin. Machines die eerst in dienst van de mensheid staan en langzaam terrein veroveren totdat uiteindelijk de rollen omgedraaid zijn. Natuurlijk zijn dit toekomstvoorspellingen die uit de evocatieve pen van romanschrijvers zijn gevloeid, maar ook meer gerenommeerde denkers zoals de mediatheoreticus Marshall Mcluhan hadden een nogal verregaande kijk op de zaken die in het elektronische tijdperk op ons af zouden komen. Mcluhan dacht dat er op een gegeven moment alleen nog maar leraren zouden zijn, omdat alle andere beroepen geautomatiseerd konden worden. The

electronic age is literally one of illumination McLuhan says (Chesher,1984-1992). Wat

Mcluhan niet wist, is dat in de jaren '80 juist de budgetten van scholen gekort zouden worden ten koste van nieuwe militaire technologieën... een ironische inversie van Mcluhan's optimisme (Chesher, 1984-1992). Toch heeft hij een belangrijke aanzet gedaan die ervoor gezorgd heeft dat mensen anders over computers gingen denken. His broadening of the

definition of a medium, and his technologica/ utopian vision of the globa/ vil/age were the major contributions which have inf/uenced computer deve/opers. Researchers cite McLuhan as someone who changed their idea about computers: "The computer is a medium! I had always thought of it as a tool." Computers are now commonly considered media

(Chesher, 1984-1992). Anderen gaan nog verder en noemen de computer een werkelijkheidsgenerator, een machine die in staat is om een compleet nieuwe realiteit te creëren. Any technology which has the audacity to call itself a variety of reality must also

propose a paradigm shift. In essence, a paradigm shift expands the potential of an entire discipline". Computers are not just symbol processors, they are reality generators

(Chesher, 1984-1992).

De mening van de optimisten is samen te vatten met de idee dat cyberspace staat voor vrijheid, eindeloze mogelijkheden, vooruitgang en individualisme in positieve zin. Mensen kunnen in cyberspace veel bereiken met relatief weinig middelen. De komende decennia zal de vlucht van de techniek aanhouden en zal de virtuele realiteit steeds meer op de fysieke realiteit gaan lijken. Fantasie en werkelijkheid hoeven niet langer van elkaar te verschillen. lf someone told you to fuck yourself, you could actual/y do it! (Slouka, 1995:18).

(11)

Pessimisten

Cyberspace wil/ be the new bomb, a pacific blaze that wil/ project the imprint of our disembodied selves on the wal/sof eternity (Slouka, 1995:27).

Deze woorden liegen er niet om. Er zijn denkers die een minder positieve kijk hebben op de

cyberspace age waarin we leven. Meer en meer zetten we onze dagelijkse realiteit om in bits

en bytes, in computercode. Elke sensatie, elke belevenis is gedoemd tot een digitale, virtuele evenknie in cyberspace. Nog even en computersimulaties zijn zo realistisch dat we niet meer kunnen onderscheiden wat echt is en wat niet. Reality, in other words, may one day come with an asterisk (Slouka, 1995:6). Voorlopig is het nog lang niet zover, maar het is verstandig

om daar nu al goed over na te denken. De notie van wat normaal is en echt, is misschien vergankelijker dan we denken. Mensen hebben bewezen dat ze snel en ongemerkt aan nieuwe ontwikkelingen kunnen wennen, zodat ze erin verstrikt raken zonder het in de gaten te hebben. Denk aan de opmars van de auto, die aan het begin van de vorige eeuw geïntroduceerd werd als de Messias van het individuele transport, de bevrijding die ervoor zorgde dat we altijd konden gaan en staan waar we maar wilden. Nu zitten we met een enorm overschot aan milieuvervuilende auto's en zijn we zo aan ze gewend geraakt dat de wereld op zijn kop gezet moet worden om er weer vanaf te komen. Met internet zou het net zo kunnen gaan. De digitale revolutie is er een die zich geleidelijk en op de achtergrond voltrekt, maar stiekem terrein wint. Stukje bij beetje wennen we aan nieuwe technologieën en juist dat is zo gevaarlijk: het gevaar zit hem er in dat we er geen gevaar in zien. The fascination with science as a form of culture within cyborg postmodernism is perfectly compatible with a viewpoint that rejects science, insofar as once science has become subsumed within sociocultural life, its effects need no langer be seen as the feared 'external' ones of an instrumentaf domination of nature or society (Schroeder, 1996: 132).

Wellicht brengt cyberspace ons verder weg van onze menselijke natuur als we de oprukkende abstrahering van het leven toelaten. The new gfobaf citizen may turn out to be a new kind of exife, an efectronic wanderer wired to the world but seperated from much that matters in human fife (Slouka,1995:120). Weber heeft daar in een vroeg stadium reeds een

belangrijke opmerking over gemaakt. Hij sprak over rationalisering en onttovering, en dat zijn precies de keerzijdes van de sociale processen die technologische vooruitgang vergezellen:

the spread of instrumentaf-rationafity and the increasing impersonafity of the externaf conditions of fife (Weber in Schroeder, 1996:14). In dit licht is de fragmentarische cybercultuur

een perfect voorbeeld van postmoderniteit: het einde van de grote verhalen, of het ongeloof met betrekking tot de metaverhafen (Jean-Francois Lyotard, 1979 in Wilterdink, 2000).

Van onttovering is echter geen sprake bij internet: rond het begrip 'cyberspace' is een soort religie ontstaan, er is een dimensie bijgekomen, waarin we naar hartelust al onze fantasieën kunnen (en willen) uiten. Als dat geen betovering is ...

(12)

Wat echt is en wat niet kan nog wel eens een probleem worden. Zijn mensen er wel toe uitgerust om in verschillende werkelijkheden tegelijk te leven, zeker als het onderscheid tussen die realiteiten vager en vager wordt. Nu moeten we er doorgaans nog een computer voor aanzetten en is de monitor op ons bureau de visuele interface met de virtuele werkelijkheid, maar hoe lang duurt het nog voordat we permanent 'ingelogd' zijn op cyberspace zonder de tussenkomst van 'middeleeuwse' apparaten als toetsenborden en monitoren? Worden we dan gillend gek? Edgar Allan Poe had ca/led this blurring of realms,

this sudden suspension of the laws of cause and effect, 'the uncanny' (Slouka, 1995:46).

De Franse socioloog Baudrillard schrijft al sinds de jaren '60 over de negatieve gevolgen van het synthetische karakter van technologische beschaving. Het tast onze symboolsystemen aan, betekenissen worden vloeibaar en vluchtig. Hij deelt het civilisatieproces van onze betekenissystemen in drie fasen in: in de eerste fase, toen schrifttaal werd ingevoerd, verwezen tekens en symbolen naar dingen uit de realiteit. In de tweede fase, de vorige eeuw, brak de tijd aan van reclame en propaganda. Tekens en symbolen werden toen gebruikt om de realiteit juist te veranderen of te verbergen, om nieuwe waarden aan dingen in de realiteit toe te schrijven. De derde fase is net begonnen, we hebben de stap gezet in het hyperreële: tekens en symbolen verbergen het gebrek aan een realiteit... Signs naw help us pretend that they mean something (Rheingold, 1993:299). De drie symboolsystemen van Baudrillard lopen nu door elkaar, zodat we ingewikkelde betekenisstructuren in ons hoofd hebben. Er is een overlaad aan beelden met een overvloed aan symbolen. Our eyes are under siege, overloaded with visua/ riches until we are in danger

of being distracted info a sart of visual paralysis, our ability to discriminate homogenized and

du/led by surfeit (Schroeder, 1996: 158).

Tot nu toe lijkt de mens het allemaal wel bij te kunnen houden en valt de oververzadiging waar Schroeder over spreekt in de praktijk wel mee. Maar uitkijken moeten we zeker, want de vooruitgang zal voortduren, de illusies zullen groter en geloofwaardiger worden. We zullen steeds harder worden weggetrokken van de natuurlijke werkelijkheid.

Already barely hanging on to objective reality, daily dragged downward by the accumulated weight of the unrealities we consume, we are in no condition to absorb the shock of a new generation of illusion-making technologies that threaten to send us straight through the

looking glass (Slouka,1995:100). Het einde der tijden is nabij, nog even en de mensheid gaat

ten onder aan haar eigen uitvindingen, we klappen uit elkaar, ons biologische aanpassingsvermogen kan de technologische 'evolutie' niet langer bijhouden, aldus de doemdenkers.

(13)

Relativisten

Is het echt allemaal zo verschrikkelijk? Schrijven de technopessimisten niet teveel invloed toe aan onze uitvindingen, hebben ze niet te vaak gekeken naar films met een doemscenario zoals The Matrix, of sommige romans te serieus genomen zoals A brave new world? Misschien is het inderdaad zo dat nieuwe technieken ons afleiden van de dingen die er toe doen, maar is dat niet juist menselijk om dingen te verzinnen waarvan we denken dat ze het leven veraangenamen en dit vervolgens niet waar kunnen maken? Our inventions are want to

be pretty toys. They are but improved means to an unimproved end (Thoreau in

Moore, 1995:201 ). Dat is de kern van internet, het is en blijft een (soort van) machine. Oké, wel een hele interessante machine en groot ook, maar het is in essentie gewoon een apparaat dat data over lange afstanden kan transporteren in korte tijd. En internet is er ook niet de oorzaak van dat mensen zich steeds verder afzonderen van de fysieke werkelijkheid, internet is slechts een symptoom (Moore, 1995:199).

Fervente internetters gaan er prat op dat ze 'ingelogd' zijn op het net, we are

connected! But ultimately we are just connected to one another, we just are more in touch

(Moore, 1995:201 ). Even goed is dit een niet te onderschatten vernieuwing. De combinatie van computer- en telecommunicatietechnologieën heeft geleid tot revolutionaire tijdruimtelijke verdichting. Tijd is een relatief begrip geworden, evenals afstand. Hierdoor zijn volledig nieuwe mogelijkheden voor directe persoonlijke interactie en communicatie ontstaan. Bijna alle vormen van interactie en communicatie kunnen tegenwoordig via op het Internet aangesloten computers verlopen. Een geweldige menselijke prestatie die we moeten omarmen en relativeren (Benschop, 1998).

Achter elke aangesloten computer zit een mens, als het niet in persoon is dan is het wel omdat het programma dat we zien door een mens is bedacht en geschreven. Tientallen jaren geleden bedacht Marshall Mcluhan zijn beroemde these 'The medium is the message', waarmee hij bedoelde dat de media geen passieve transportkanalen zijn voor allerhande informatie, maar zelf ook van invloed zijn op de inhoud, de vorm en de structuur van de informatie. Neil Postman was het daar niet mee eens. Een medium is weliswaar machtig, maar niet als een beïnvloeder van de informatie, maar als een metaforisch voertuig waarin slechts bepaalde informatie die past bij dat specifieke voertuig wordt vervoerd. Oftewel: The

medium is the metaphor (Postman in Ebo, 1998:85). Internet is mensenwerk, zoals alles wat

door mensen bedacht en gemaakt is mensenwerk is. Of zoals Weber het zo mooi formuleerde: Machines are frozen spirits (Weber in Schroeder,1996:8).

Internet is niet zaligmakend en allesomvattend, maar een stap in de digitale evolutie.

Internet, we may remind ourselves, is just one wave/et in the sea change taking place, just

one yellow brick on the raad to digital Oz (Slouka, 1995:80). Toch kan niemand ontkennen dat

internet enorme gevolgen heeft voor de menselijke gemeenschap, net zoals eerdere media (telegraaf, telex, telefoon) dat hebben gehad. Het is een geheel nieuwe vorm van sociale interactie met vele implicaties. Werk te over voor sociologen dus.

(14)

1.3 Collectief geloof en acceptatie

lf people define situations as real, they are real in their consequences (W.I. Thomas)

Cyberspace bestaat niet in de echte ruimte, in de fysieke werkelijkheid. We kunnen het niet aanwijzen op de kaart, we kunnen het niet vastpakken, niet ruiken, niet voelen. Cyberspace is in essentie niets, het wordt alleen iets omdat mensen erin geloven en omdat ze er moeite voor doen deze collectieve hallucinatie in stand te houden. Without a belief in cyberspace,

people would not be able to talk about going somewhere as they surfed the world wide web

(Hamman, i 996). Het Thomas-theorema waar deze paragraaf mee begint, is perfect van toepassing op cyberspace. Als je er maar in gelooft, dan ga je echt naar een chatbox, dan

post je echt een brief in iemand anders' mailbox en is cyberspace echt een ruimte waar je in

vertoeft. Cyberspace bestaat geheel tussen de oren van mensen, met de techniek (glasvezelkabels, modems) als verbindingselement tussen die mensen. Gibson, die de term cyberspace bedacht heeft, omschrijft het in zijn boek 'Neuromancer' als volgt: a consensua/

hal/ucination experienced daily by bi!lions of /egitimate operators, in evety nation, by chi!dren being taught mathematica/ concepts ... A graphic representation of data abstracted from the banks of evety computer in the human system. Unthinkable complexity. Lines of light ranged in the nonspace of the mind, clusters and constellations of data. Like city lights, receding ...

(Gibson in Chesher, 1984-1992). En inderdaad krijg je die indruk als je 's avonds achter je computer inlogt op bijvoorbeeld The Microsoft Network en een enorme verzameling chatboxen ziet, waarin elke grote stad op aarde lijkt vertegenwoordigd, waarin elke hobby een plek heeft, waarin tienduizenden mensen tegelijk, verbonden door een netwerk van kabels hun collectieve geloof in de niet-bestaande wereld van cyberspace uitoefenen, like birds

crashing into windows (Slouka, 1995:99).

Het vreemde aan dit verschijnsel is dat het niet aan de mensen die eraan deelnemen wordt opgelegd. Hen wordt geen leugen voorgehouden, zij onderhouden zelf en geheel vrijwillig deze illusie, deze kolonisering van niet bestaande ruimte. Entering cyberspace

requires only one thing: that one be willing to take litteral/y what is basica!ly one big metaphor

(Slouka, 1995:44). Misschien is het wel zo dat er voor deze acceptatie slechts een initiële stap nodig is en dat de grootsheid, de uitgestrektheid en de prikkeling van cyberspace de rest doet. Dat mensen als het ware in een fuik van interactieve illusies worden gezogen ... of zich erin laten zuigen.

(15)

1.4 Het onderzoek

Of internet nu een zegen is voor de mensheid of niet, feit is dat miljoenen mensen er dagelijks gebruik van maken, en het aantal gebruikers groeit. Van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder maakte eind 2000 al ongeveer 7 ,4 miljoen personen gebruik van internet 1•

Soms wordt internet ingezet als tool, als gereedschap om bijvoorbeeld informatie over een bepaald onderwerp te vinden 'hoe heet die film uit 1948 met Orson Welles ook al weer?'. Of mensen gebruiken internet om een vakantie te boeken of een route uit te zetten in een routeplanner. Veel mensen doen hun bankzaken via het net of zelfs de dagelijkse boodschappen. Zo'n beetje elke service in de 'echte' wereld heeft een internetequivalent.

Behalve dat internet als gereedschap wordt gebruikt, wordt het minstens zo veel ingezet als communicatiemedium. Mensen sturen bijvoorbeeld steeds vaker een 'mailtje' in plaats van een brief. Velen bezoeken wel eens een chatbox of zijn lid van een nieuwsgroep. In deze scriptie gaat het om internet als persoonlijk communicatiemedium, om de rol die internet speelt in het sociale leven van mensen. Hoe maken mensen gebruik van internet om contacten te leggen of te onderhouden met anderen? Ik doel dan op persoonlijke contacten in de privé-sfeer, niet op zakelijke contacten, dat is een onderwerp op zichzelf.

De meerderheid van de respondenten (55.3%) surft vooral privé op internet. Slechts 8% zegt vooral om zakelijke redenen op het net te zitten, de rest (36.7%) geeft aan evenveel privé als zakelijk te surfen.

In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen vormen van persoonlijk contact met verschillende doelstellingen. Soms wordt internet gebruikt om mensen te ontmoeten, soms om gewoon te kunnen kletsen, om er 'cyberseks' mee te hebben of zelfs om met ze af te spreken in het 'echte' leven. Soms is internet een handig medium om afspraken te maken met vrienden 'morgen om acht uur bij de ingang van de bioscoop?' Vooral voor grotere groepen is het een tijdbesparend medium omdat met een druk op de knop tientallen mensen tegelijk bereikt kunnen worden. Internet overbrugt ook elke afstand en elke tijdzone alsof het niks is, zodat je ook die verre vriendin die een jaar in Australië zit niet uit het spreekwoordelijke oog hoeft te verliezen. Met internet kun je contacten actueel houden.

Zoals bij veel technologische vernieuwingen loopt de jongere generatie er als eerste mee weg. Daarna sijpelt de vooruitgang door naar de rest van de bevolking. Het is een veel voorkomend verschijnsel dat vader computerles krijgt van zijn zesjarige zoontje. 'Nee pap, dat is geen onderstreept woord, dat is een hyperlink'. Zulke kinderen groeien op met internet en vinden het net zo normaal als een mobiele telefoon, een magnetron en een breedbeeldtelevisie. Dit onderzoek richt zich op de generatie die de doorbraak van internet

1

Gegevens afkomstig van Multiscope, een intemetonderzoeksinstituut. Zie ook http://www.multiscope.nl/netscope/juli-augustus.pdf

(16)

nog heeft meegemaakt en inmiddels aan het medium gewend is geraakt. Dit zijn mensen in de leeftijd van 18 tot 25 jaar. Veel mensen zullen zich er misschien over verbazen dat ook het fenomeen 'nieuwsgroepen' niet bij dit onderzoek betrokken wordt. Tijdens de voorstudies, bleek dat dit zijpad van internet als communicatiemedium zo grootschalig en wijdverbreid is dat het de scriptie veel te uitgebreid zou maken. Hier volstaat dan ook de vermelding dat nieuwsgroepen en message boards een wereld op zich vormen binnen cyberspace die zeker de moeite van het onderzoeken waard is.

Er bestaan vele onderzoeken naar het gebruik van internet. Veel verder dan '18% van

de Nederlandse bevolking heeft thuis toegang tot internet' gaat het echter niet. Dit

onderzoek moet meer inzicht verschaffen in hoe mensen internet ervaren, welke betekenis internet heeft in hun sociale leven, hoe ze internet waarderen ten opzichte van de 'echte' wereld. Dit zijn hiaten in bestaande onderzoeken van instituten als Multiscope en in de literatuur die over internet is verschenen.

Maatschappelijke relevantie

In de 'kleine berichtjes op pagina zeven', maar ook in discussieforums op internet en in de krant duiken regelmatig verontrustende onderzoeken op naar de gevolgen van internet voor met name kinderen en jongeren. Internetverslaving, chat addiction, sociale degeneratie, verlies van werkelijkheidsbesef, het zijn zomaar wat termen die mensen angst in kunnen boezemen. Ouders vragen zich af of het wel zo gezond is voor hun zoon of dochter om dagelijks drie uur achter een beeldscherm te zitten. Komen ze wel genoeg buiten? Krijgen ze wel genoeg frisse lucht en gaan ze wel voldoende met 'echte' mensen om in plaats van met

avatars2 voorzien van de meest vreemde aliassen? Gaan ze niet te veel waarde hechten aan

hun virtuele contacten, verleren ze niet de alledaagse omgang met de fysieke medemens? Dit onderzoek kan eraan bijdragen meer inzicht te verschaffen in deze problematiek. Door een uitgebreide inventarisatie van het internetgedrag en een onderzoek naar de waarden die internetters aan internetcontact verbinden, kunnen we een genuanceerder beeld krijgen van de wereld die cyberspace is. We kunnen onze doemscenario's verwerpen omdat het allemaal wel meevalt, of ze juist staven met relevante argumenten in plaats van ons over te geven aan ongefundeerde bangmakerij. Door na te denken over virtuele contacten en parallelle 'werkelijkheden', door erover te filosoferen, door er gericht wetenschappelijk onderzoek naar te doen, kunnen we met een geruster gemoed de eenentwintigste eeuw met al haar nieuwe

2

(17)

technologische en culturele ontwikkelingen tegemoet zien en hoeven we niet bang te zijn dat de techniek ons inhaalt en we ons moeten afvragen hoe het toch allemaal zo ver heeft kunnen komen.

(18)

1.4.1 Vraagstelling

Vraagstelling

Welke rol speelt internet in het leggen en onderhouden van persoonlijke contacten tussen mensen van 18 tot 25 jaar en welke betekenis kennen ze er aan toe?

In de woorden rol en betekenis ligt niet alleen de verhouding tussen internet en de 'echte wereld', maar ook de sociale implicaties van internet besloten. Wat doet het medium met de interactie tussen mensen, in hoeverre is the medium the message? Zijn relaties op internet vergelijkbaar met relaties in de 'echte wereld'? Heeft er iemand nog wel eens een gesprek in de open lucht, of chat men in de privé-ruimtes van een of andere chatbox? Missen mensen niet soms de warmte van 'echt' fysiek contact met anderen als ze weer eens in een virtuele omgeving vertoeven? Missen ze niet de geuren, de gezichtsuitdrukkingen, de subtiele gebaren, de gedeelde omgeving? Hoe vangen mensen het gemis aan fysiek contact, oogcontact en lichaamstaal op in cyberspace? Wat zijn de voor en- nadelen van contact via internet in vergelijking met contact op andere 'conventionele' manieren? Hoe intensief en duurzaam zijn de contacten die via internet verlopen?

En lijken mensen wel op zichzelf als de transitie maken van realspace naar cyberspace? Een wereld van louter getypte woorden en desgewenst een grote anonimiteit nodigt immers (misschien) uit tot het experimenteren met identiteit en imago, je voor te doen als degene die je altijd al hebt willen zijn. Zijn er in cyberspace alleen maar superslanke blauwogige brunettes en gespierde Cassanova's terwijl hun reële equivalent een onderuitgezakte pizzaverslindende typemachine is met vierkante ogen van het staren naar de monitor? Wat hebben die (eventueel) aangenomen identiteiten te maken met de werkelijke identiteit, zijn het afspiegelingen, karikaturen, tegenpolen? Welke kunstgrepen halen internetters uit om hun (virtuele) identiteit te beschermen? Verschilt dit werkelijk zo veel van hoe het er in de echte wereld aan toe gaat?

Om op deze vragen antwoord te kunnen geven moet eerst onderzocht worden welke mogelijkheden internet eigenlijk biedt om contacten te leggen en te onderhouden. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen deze verschillende mogelijkheden? Van welke voorzieningen maken mensen het meest gebruik? En voor welke doeleinden gebruiken ze welke media? Kortom, een inventarisatie.

(19)

1.4.2 Hypothesen en subhypothesen

Hypothesen

Hypothese 1

Binnen de onderzoeksdoelgroep speelt internet een aanvullende rol in het sociale leven. Mensen gebruiken internet om het leggen en onderhouden van contacten te vergemakkelijken naast de conventionele manieren waarop dat mogelijk is. Onder conventionele manieren wordt hier verstaan: face-to-face-contact in horecagelegenheden, op verenigingen, in de supermarkt, op school en op het werk. Internet speelt slechts een aanvullende rol, geen vervangende.

Subhypothese 1 a

Er is een hogere waardering van persoonlijk (fysiek) contact dan van virtueel contact. Contact tussen mensen via internet wordt als afstandelijker en minder 'warm' ervaren dan persoonlijk contact. Bij louter virtueel contact missen mensen op den duur de prettige mogelijkheden van 'echt' contact (lichaamstaal, oogcontact, geur, aanraking, etc.) De meeste mensen communiceren op internet nog slechts met getypte woorden die alle nuances onmogelijk maken die fysiek contact wel kan bieden.

Subhypothese 1 b

Er bestaat een weerstand tegen de invoering van moderne Informatie- en Communicatietechnologie in het persoonlijke sociale leven. Bij de introductie van de telefoon was er ook weerstand omdat mensen het niet gewend waren in 'realtime' met anderen te communiceren zonder elkaar te zien, te ruiken en te voelen. Bij internet zijn vergelijkbare gevoelens aan de orde. Techniek en communicatie in de privé-sfeer is niet voor iedereen verenigbaar omdat het minder persoonlijk of intiem wordt gevonden dan fysiek contact. Om die reden worden veel internetsites 'vermenselijkt' door ze aan te kleden met herkenbare symbolen uit de fysieke werkelijkheid. The overt reason for portraying computers as human is

to reduce the anxieties of computerphobia that many people, particulary adults, experience. The computer inspires strong feelings of anxiety, impotence, frustration and fear

(Featherstone, 1995: 106).

Subhypothese 1 c

De grote anonimiteit van het medium internet maakt dat mensen sceptisch naar virtueel contact kijken. Een 'mooie single vrouw van vijfentwintig' op internet kan immers in de echte wereld best een lelijke oude getrouwde man zijn. Alles kan en niks is zeker, heel postmodern.

(20)

Subhypothese 1 d

De meeste mensen in de onderzoeksdoelgroep hebben internet bij hun sociale leven betrokken door het medium te gebruiken als middel om te communiceren met mensen die ze al langer kennen (contacten onderhouden) en niet om nieuwe mensen te leren kennen (contacten leggen).

Subhypothese 1 e

Mensen beoordelen de persoonlijke relaties die ze op internet onderhouden als minder intensief en minder duurzaam dan persoonlijke relaties in de 'echte' wereld.

Subhypothese 1f

Mensen gebruiken verschillende (sub)media voor specifieke doeleinden.

Hypothese 2

Het medium internet is van invloed op de presentatie van mensen. De grote anonimiteit nodigt uit tot het schaven aan of zelfs het compleet veranderen van de werkelijke identiteit.

Subhypothese 2a

Mensen doen, vooral in het contacten leggen, aan impressiemanaqement. Daarbij worden ze geholpen door de anonimiteit van het medium. Anders geformuleerd bestaat er dus een spanning tussen frontstage en backstage. Deze termen zijn ontleend aan Goffman (1963) en refereren aan de actuele presentatie van mensen (frontstage) en de achterliggende gedachten- en gevoelswereld van mensen (backstage). In de 'echte' wereld is hier ook sprake van maar op internet gaat dit nog een stap verder omdat mensen zich anders voor kunnen doen zonder dat dit bij de partij aan de andere kant van de 'lijn' zichtbaar of hoorbaar is. Dit vergroot de spanning tussen frontstage en backstage omdat het zo gemakkelijk en uitnodigend is.

Subhypothese 2b

Mensen gebruiken op internet verschillende identiteiten. De mogelijkheden om verschillende identiteiten aan te nemen zijn praktisch oneindig op internet. Mensen maken op grote schaal gebruik van die mogelijkheden. Internet is als het ware een virtueel laboratorium voor sociale experimenten.

(21)

1.4.3 Methodofogie

Postmodernisme is een paradoxale manier om aan de intellectuele verlamming waar dit toe

kan leiden te ontkomen door het relativisme tot absoluut principe te verheffen (Wifterdink,

2000).

Het gebruik van internet behoort tegenwoordig tot de vanzelfsprekende alledaagse handelingen binnen onze cultuur en is daarom een interessant onderwerp voor cultuursociofogisch onderzoek. Speciaal de cultuursociologie heeft tot taak de intellectuele verwarring waarin wij leven te verminderen. Daar kan zij toe bijdragen door, tegen de tendens van specialisering in, dwarsverbindingen te leggen tussen gebieden van de cultuur die gewoonlijk gescheiden worden behandeld en daarbij steeds te laten zien dat cultuur

voortkomt uit en ingebed is in de relaties die mensen met elkaar vormen (Wilterdink, 2000}.

Internet is niet alleen een medium in onze westerse cultuur, het is ook cuftuur, het fevert cultuur op, verandert cultuur, geeft cultuur door. Internet is een web dat culturen met elkaar verbindt, dat mensen met efkaar verbindt. Precies dat laatste vormt de kern van deze scriptie en levert de wetenschappelijke relevantie voor het onderzoek.

Om er achter te komen waar de zwaartepunten liggen als het gaat om de rol die internet speelt in het onderhouden en feggen van persQonHjke contacten, heb ik een uitgebreid associatief vooronderzoek gedaan. Vanuit dit vooronderzoek heb ik de hiervoor genoemde hypothesen opgesteld.

Vooronderzoek

Een befangrijk onderdeel van het vooronderzoek was de literatuurstudie. Al snel werd duidefijk dat er weinig concreets is geschreven over het medium internet. De beschikbare literatuur over internet is overweldigend in aantaf en daardoor onoverzichtelijk. Het lijkt wel alsof iedereen zijn mening wil geven over internet, afs het niet in een compleet boek fs, dan wel met een potig artikel dat op internet wordt gepubliceerd. In cyberspace is iedereen immers auteur en uitgever tegefijk. Erkende sociologen die aangehaald worden in colleges op de universiteit hebben over het algemeen nog niet zoveel geschreven over het (toch al niet meer zo nieuwe) medium. De overvloed aan artikelen en theoriëen komt vooral uit de Verenigde Staten waar ze het medium internet al veer eerder hebben omarmd en bestudeerd. Bij het selecteren van relevante literatuur (waaronder ook een aantal internetpublicaties) is steeds gelet op de autoriteit van de schrijver. Slechts de schrijvers die aangesloten zijn bij een universiteit, zijn in aanmerking gekomen voor bestudering en eventueel voor verwerking in de scriptie om bij te dragen aan de theoretische achtergrond. De literatuur is nadrukkelijk niet gebruikt om er kant-en-klare theorieën aan te onttrekken (dit was ook niet mogelijk). De literatuur heeft gediend als inspirator. Vooral Slouka en Turkle zetten me met hun ideeën en pakkende, bijna filosofische one-liners aan het denken.

(22)

Iedereen heeft een mening over internet. De meeste mensen kunnen wel zo'n beetje aanvoelen hoe de gemiddelde Nederlander tussen de 18 en 25 jaar gebruikmaakt van internet. Intuïtief komen termen als 'chatten', 'e-mail', 'nieuwsgroepen' en 'datingboxen' bovendrijven. Navraag bij enkele tientallen studenten op het universiteitsterrein en mensen in het Easy Internet café in de Reguliersbreestraat gaf exact dit resultaat. De vraag luidde "hoe speelt internet een rol in je persoonlijke sociale leven?"

Omdat ik zelf geen fanatieke chatter ben en ook geen fervent datingboxbezoeker, besloot ik om daar vóór het echte onderzoek meer over te leren. Ik heb avonden doorgebracht in chatboxen van allerlei pluimage, urenlang gekletst met mensen uit alle windstreken over alle mogelijke onderwerpen. Ik heb me voorgedaan als vrouw, als handelaar in oud ijzer, als scholier en als mezelf. Ik heb gezien wat mensen bedoelen met cyberseks, ik heb gezien dat mensen complexe hiërarchische structuren hebben opgebouwd in sommige chatboxen, ik heb gezien hoe operators lastige chatters zonder pardon toegang tot de chatbox ontzegden. Ik heb mensen zover gekregen dat ze privé met me wilden kletsen, telefoonnummers ontfutseld en soms zelfs huisadressen. Het was interessant, tijdens het chatten borrelden er steeds nieuwe onderzoeksvragen op, allemaal even interessant. Ik moest me echter beperken tot hoofdzaken, tot de vraagstelling.

Uit het vooronderzoek bleek dat er behalve ontelbare chatboxen, ook nog honderden datingboxen op internet zijn te vinden om contacten te leggen. Dertig ervan heb ik bezocht (zie bijlage 5). Ik heb vooral gekeken naar de bezoekersaantallen en het soort mensen dat zich inschrijft bij dergelijke boxen. De meeste datingboxen zaten behoorlijk vol, ook met mensen uit de onderzoekspopulatie.

Nieuwsgroepen en message boards spelen zonder enige twijfel een belangrijke rol in het leggen en onderhouden van contacten. Een vluchtige blik in de vele forums die er bestaan toont direct aan dat dit een wereld op zich vormt die te groot is om uitgebreid in dit onderzoek te betrekken.

Van alle submedia op internet is e-mail zonder meer het meest gebruikte. E-mail is

voor de meeste mensen niet meer weg te denken uit de dagelijkse gang van zaken. Zowel

voor zakelijke als voor privé-doeleinden sturen miljoenen mensen dagelijks miljoenen

(23)

Methode

Aan de hand van de literatuurverkenning en het vooronderzoek zijn de vraagstelling en de hypothesen scherpgesteld. De beste manier om de vraagstelling te onderzoeken leek mij in eerste instantie het houden van kwalitatieve interviews in combinatie met uitgebreide (participerende) observaties in chatboxen en datingboxen. Op die manier kun je erachter komen wat mensen precies beweegt als ze op internet zijn. Uit de voorstudies kwam echter naar voren dat mensen om zeer uiteenlopende redenen op internet surfen en dat niet veel mensen erg bewust met internet bezig zijn. Zoals de telefoon volledig ingeburgerd is als medium, denken veel mensen ook niet uitgebreid na over de implicaties van internet. Ze daar direct naar vragen in een diepte-interview zou dus geen effectieve methode zijn om alle onderzoeksvragen te beantwoorden.

In plaats daarvan heb ik gekozen voor een meer indirecte methode die het midden houdt tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek: een uitgebreide meerkeuze-vragenlijst. De vragenlijst is ook kwalitatief in de zin dat respondenten wordt gevraagd naar waardeoordelen. Met deze methode was ik in staat om veel meer mensen te bereiken om zodoende de statistische significantie van het onderzoek aanzienlijk te vergroten. In bijlage 3 staat beschreven met welke vragen welke hypothesen zijn getoetst.

Omdat een meerkeuze-vragenlijst nauwelijks ruimte laat aan nuancering van de antwoorden, heb ik aan de hand van de enquêteresultaten een interview gehouden per e-mail. Zodoende kon ik onduidelijkheden in de enquêteresultaten grotendeels ondervangen. Het materiaal waarop deze scriptie gebaseerd is, bestaande uit enquêteresultaten, e-mail interviews, een literatuurstudie en (participerende) observaties, vormt een combinatie van gegevens die gezamenlijk een accuraat beeld geven van de rol die internet speelt in het sociale leven van mensen in de onderzoeksdoelgroep. De enquête en de vragenlijst voor het interview zijn als bijlage in de scriptie opgenomen (bijlage 1 en 2).

Een belangrijke notitie is dat het in dit onderzoek dus vooral gaat om het geverbaliseerde gedrag van de respondenten en niet om geobserveerd gedrag. Uitspraken in deze scriptie berusten vaak op interpretatie, impressies en vermoedens, waardoor generalisaties maar beperkt mogelijk zijn. Het onderzoek is een explorerend onderzoek met hypothetische verklaringen.

Om zoveel mogelijk mensen in korte tijd te bereiken én omdat deze scriptie nu eenmaal over internet gaat, besloot ik de vragenlijst ook via datzelfde internet te verspreiden. Na een aantal weken ploeteren stond hij er: www.cybersocioloog.nl kon gelanceerd worden. Er moesten alleen nog heel veel mensen op af komen. Uiteindelijk heb ik naar 350 mensen (zo willekeurig mogelijk gekozen) een e-mail gestuurd met daarin een uitleg over mijn scriptie en het vriendelijke doch dringende verzoek mijn internetsite te bezoeken om aldaar de enquête online in te vullen. Geen sinecure, want de enquête behelste negentig vragen. Om mensen over de streep te trekken heb ik niet alleen een snelle heldere site gemaakt, maar ook een

(24)

boekenbon ter waarde van honderd gulden verloot onder alle inzenders. Of dat de reden is dat uiteindelijk binnen anderhalve week ruim hondervijftig mensen de enquête ingevuld hebben is moeilijk te zeggen. Wel heeft 89,3% van de respondenten aangegeven kans te willen maken op de boekenbon".

52,7% van de respondenten gaf op de internetsite aan .eventueel wel mee te willen doen aan eeh vervolginterview en maar liefst 74,7% wilde op de hoogte gehouden worden van de resultaten van het onderzoek.

De mensen die in de enquête hadden aangegeven wel mee te willen werken aan een vervolginterview heb ik een vragenlijst met open vragen gemaild met het verzoek ze te beantwoorden. Ruim dertig mensen hebben de tien vragen (behoorlijk uitgebreid) beantwoord.

Analysetechnieken om van ruwe data naar interpretatie te gaan

Om de dertienduizendvijfhonderd data-eenheden te verwerken heb ik het programma Excel van Microsoft ingezet. Met dit programma is het mogelijk om rechtstreeks gegevens van internet in te laden in een database. Die gegevens waren reeds gesorteerd door een PHP-script (PHP is een speciale programmeertaal die geschikt is voor grote aantallen resultaten die via internet verwerkt dienen te worden). Met de Excel-database was ik in staat eenvoudig percentages uit te rekenen en kruiskoppelingen te maken tussen verschillende variabelen. Vervolgens heb ik een selectie van relevante percentages en bevindingen omgezet in gemakkelijk leesbare tekst.

Sociale differentiatie onderzoeksdoelgroep

Ik hoopte van tevoren natuurlijk dat er een flinke spreiding zou zijn in de demografische en sociale kenmerken van de respondenten. Voor mijn onderzoek had ik immers weinig aan alleen maar studenten uit Amsterdam". Gelukkig is er vanuit het hele land gereageerd door zowel scholieren, als studenten, als werkende mensen. Van alle mensen die de vragenlijsten hebben ingevuld en teruggestuurd, komt slechts 19, 1 % uit mijn directe of indirecte kennissenkring. Iets meer mannen dan vrouwen hebben de enquête ingevuld en de meeste mensen (54,7%) van hen zijn tussen de 20 en 25 jaar oud (de gemiddelde leeftijd was 22). De jongste respondent is 16, de oudste 28. De meerderheid (57,3%) van de respondenten woont in een grote stad, maar toch nog 22,7% van hen woont in een dorp.

(25)

Ongeveer de helft van de respondenten is single (52.7%), de andere helft heeft een relatie of is zelfs getrouwd. Van de 'singles' is 65% man en 35% vrouw. Bij de mensen met een relatie is de man/vrouw-verhouding ongeveer gelijk.

De onderzochte groep is redelijk representatief voor de gehele groep Nederlanders tussen de (ongeveer) 18 en 25 jaar die gebruikmaken van internet. Uiteraard wordt de representativiteit vergroot als het aantal respondenten groeit, maar voor dit onderzoek is 150 respondenten afdoende.

(26)

2 Internetgebruik in het algemeen

Eens in de paar maanden staat het weer in de krant 'Het aantal huishoudens met internetaansluiting is weer gegroeid met x procent'. De ongelooflijk snelle opmars van internet de afgelopen vijf jaar lijkt nog wel een tijd door te zetten. Ook dit onderzoek wijst uit dat internet een belangrijk communicatiemedium is. Maar liefst 84% van de respondenten heeft thuis toegang tot internet2, terwijl 'slechts' 57,3% ook het meest thuis gebruikmaakt van

internet. Of mensen thuis internettoegang hebben is volgens dit onderzoek afhankelijk van of ze in een dorp, een middelgrote of grote stad wonen. Hoe kleiner de woonplaats, hoe meer mensen thuis toegang tot internet hebben.

Hebben veel mensen thuis toegang tot het net3, dat wil niet zeggen dat de meeste mensen ook het meest thuis internetten. Werkende mensen maken bijvoorbeeld meer op het werk gebruik van internet, terwijl mensen die een opleiding volgen wel het meest thuis surfen. Het verschil is misschien te verklaren door de hoeveelheid tijd die mensen doorgaans op hun werk respectievelijk op school doorbrengen. Bovendien zijn de internetfaciliteiten vaak goed en toegankelijk op bijvoorbeeld een kantoor. Op scholen en universiteiten zijn vaak te weinig computers beschikbaar en zitten mensen dicht op elkaar gepakt. Prettig internetten is er dan niet bij. Slechts één respondent gaf aan het meest op internet te zitten in een internetcafé, een andere surfte vooral in de stadsbibliotheek.

Bijna .een derde van de respondenten zegt meer dan 10 uur per week op internet te zitten. Van die groep bestaat het grootste gedeelte uit mensen die een opleiding volgen. Hoe lang mensen per week surfen hangt ook samen met de plaats waar ze wonen. Hoe groter de woonplaats, hoe minder tijd er per week gesurft wordt. (70% van de mensen uit een dorp zit per week meer dan zes uur op internet, tegen 50% van de mensen uit een middelgrote stad en 44% van de mensen die in een grote stad wonen).

In de enquêteresultaten valt onder meer op dat slechts de helft van de respondenten aangeeft dat internet een belangrijke rol speelt in hun sociale leven, terwijl de grote meerderheid van hen (86,7%) zegt bijna elke dag of vaker gebruik te maken van e-mail. Om hier een verklaring voor te vinden is in de interviews aandacht besteed aan de vraag 'wat versta je onder je sociale leven'? Hieruit blijkt dat voor de meesten geldt dat het sociale leven

2

Eind 2001 zal 58% van de huishoudens toegang tot internet hebben. Dit was 42% in het begin van dit jaar. Het verzadigingspunt is nog steeds niet bereikt. Deze resultaten komen voort uit Communication & Multimedia, een omvangrijk halfjaarlijks telefonisch onderzoek naar de markt van internet, personal computers en mobiele telefonie uitgevoerd door Multiscope (Netscope, nummer 3 augustus 2001 ).

3

42 procent van de mensen heeft alleen thuis toegang tot internet, 11 procent alleen op het werk, 28 procent op beide locaties en 19 procent elders (Bron: Multiscope)

(27)

zich in real life afspeelt en niet in cyberspace. Tot het sociale leven behoren uitgaan, naar concerten gaan, op school zitten, werken, winkelen en andere dingen die je met vrienden doet, aldus de meerderheid van de geïnterviewden. Voor sommigen behoort contact via internet wel tot het sociale leven. Mijn sociale leven is de interactie tussen mij en mijn

vrienden, zowel online al offline, waarbij online nooit 100% mag zijn. IRL contact is belangrijk maar niet altijd mogelijk. Toch is het verbazingwekkend dat zo weinig mensen vinden dat

internet een belangrijke rol speelt in hun sociale leven. We kunnen er waarschijnlijk vanuit gaan dat de respondenten het bijvoeglijk naamwoord 'belangrijk' hebben geïnterpreteerd als waardeoordeel en niet zozeer als kwantitatieve term. Strikt genomen is het sociale leven natuurlijk al dat leven dat zich rond en tussen mensen afspeelt. Slechts twee van de geïnterviewden gaven dit aan:

Het sociàle leven bestaat uit alle contacten die ik met mensen heb.

Onder het sociale leven versta ik: alles wat je niet alleen doet.

In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het gebruik van internet en de rol die het medium en enkele submedia spelen in het sociale leven van mensen. Het gaat daarbij vooral om de sociale implicaties van het medium.

(28)

3 Sociale implicaties van internet als persoonlijk communicatiemedium

Proponents of virtual communities say that electronic relationships can be as real as relationships that take place off-line. In many cases, they say, electronic pen pais become more like neighbors than the people who actua/ly live next door (Moore, 1995:82).

Mensen die nieuwe communicatietechnologieën bekritiseren, denken meestal dat internet persoonlijk contact doet verdwijnen en dat het mensen verdrijft van familie, vrienden en de gemeenschap. Durkheim en Tönnies waarschuwden al voor hetzelfde verschijnsel toen de agrarische samenleving veranderde in een stedelijke samenleving. Dat is destijds meegevallen (Hampton,2000:133). Verhoudingen tussen mensen veranderen wel, evenals de wijze waarop we met elkaar omgaan. De tijd die mensen op internet spenderen gaat wellicht af van de tijd die ze met 'echte' mensen doorbrengen, of niet, want het kan ook zo zijn dat die tijd hetzelfde blijft en mensen dus feitelijk meer 'onder de mensen' zijn dan voorheen. Internet zorgt er immers voor dat we sneller en goedkoper met elkaar kunnen communiceren. Het is dus niet zo eenvoudig om een oordeel te vellen over de sociale implicaties van internet.

Velen met een mening laten zich negatief uit over internet als medium. 'Het is toch geen echt contact hè'. 'Het heeft toch iets zieligs, dat chatten enzo'. Tegelijkertijd bevinden miljoenen zich iedere dag op het net. .. om te communiceren met anderen. Zijn dat dan allemaal contactgestoorde lelijkerds? Of zoals Moore het in krachttermen vatte: IRC (internet

relay chat) is used much of the time by college students, geeks, weirdos and bores who have nothing to say and can't stop saying it (Moore,1995:161). Gevoelsmatig lijkt deze observatie

correct te zijn als je even twee minuten deelneemt aan een gesprek in een willekeurige jongerenchatbox, maar is dat werkelijk zo? Dit is echter moeilijk te onderzoeken, omdat weinig mensen van zichzelf zullen zeggen dat ze contactgestoord zijn. Howard Rheingold formuleerde het iets genuanceerder: One honest answer to the question "Don't these people

have lives?" is that most people don't have a terribly glamorous life. They work, they subsist, they are lonely or afraid or shy or unattractive or fee! that they are unattractive. Or they are simply different. The phenomenon of fandom is evidence that not everyone can have a life as "having a !ife" is defined by the mainstream, and some people just go out and try to build an a!ternate life (Rheingold, 1993:167).

Dat er veel mensen in chatboxen rondhangen die kunnen worden aangeduid met de weinig flatteuze term 'geile pubers', lijkt welhaast een algemeen aanvaard principe. Slechts een zesde van de enquêterespondenten vindt nfet dat er vooral 'geile pubers' in chatboxen zitten. Zeker in de Groten onder de chatboxen (TMFWeb, MSN, Hotmail, Ilse, etc.) is het niveau van de 'gesprekken' meestal schrikbarend laag. In de interviews heb ik de respondenten gevraagd wat ze van deze types vinden en hoe ze daarmee omgaan. Op enkele mensen na storen de meesten zich niet echt aan de puberalen. Veel van hen vinden ze zelfs grappig en als het niet meer grappig is, negeer je ze gewoon. De meerderheid vindt de aanwezigheid

(29)

van losbandigen in chatboxen een logisch gevolg van de grote anonimiteit en ziet het dus als iets wat er nu eenmaal bij hoort en waar je je druk over kunt maken of niet. De meeste chatboxen hebben een negeerknop waarmee je bepaalde chatters kunt uitschakelen zodat je hun toevoegingen niet meer hoeft te lezen, bovendien kun je altijd naar een chatbox gaan met minder 'geile pubers'. De meeste respondenten hebben dus een nuchtere kijk op het fenomeen en storen zich er niet aan. Enkele opvallende citaten:

Geile pubers kunnen best grappig zijn. En er zijn twee soorten: de verlegen maar online wanhopig zoekenden, en de irritante jochies die nog niet weten hoe ze met hun hormonen om moeten gaan. De eerste groep is wel lief en makkelijk stil te krijgen, de tweede· is hardnekkig en moet vaak op 'ignore' gezet worden.

Hangt van mijn bui af. De ene keer ga ik er quasi serieus mee om, hoor hun verhaal aan en de andere keer lees ik ze flink de les. Heb er zelf eigenlijk nooit 'last' van. Ik vind dus ook niet dat ze de pret bederven.

Ze zijn wel grappig om af te zeiken, als je een kutbui hebt.

Geile pubers ...

mmm ...

ja die zijn er wel. Ook vaak geile mannen. Soms zijn zulke mensen

heel intelligent en charmant. Ik heb vaak cybersex gehad, maar dan alleen met mensen die zo kunnen schrijven dat het je wat doet. 99% is gewoon geile puber en komt niet verder dan

'wat heb je aan' en 'heb je grote tieten' (precies zoals in het echte leven ... hèhè).

Ligt er aan in wat voor bui ik ben, niks mis met wat geile praat, maar als je kop er niet naar staat is er nog altijd de ignore-button

Ik vind ze vaak wel grappig, ze bederven pas de pret als ze niet af te wimpelen zijn. Bovendien zijn geile pubers makkelijk te dollen!

De 'geilaards' zijn niet alleen pubers (ahum); in sommige boxen is het duidelijk dat geilaards de toon zetten: die kun je dus mijden. Als in een onderonsje in een 'normale' box erotische bijbedoelingen komen bovendrijven, wat snel het geval is waarschijnlijk, dan kun je stoppen. Niks geen pretbederf wat mij betreft.

Uit dit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de respondenten (64,7%) het er niet mee eens is dat mensen die een grote vriendenkring hebben, niet hoeven te chatten omdat ze het niet 'nodig' hebben. Slechts 9,3% van hen is het wel met die controversiële stelling eens. Chatten is dus niet vooral voor mensen die in het dagelijks leven sociaal gezien niet aan hun trekken komen.

(30)

Ik ga er vanuit dat internetters (dus ook chatters) 'normale' mensen zijn, al denk ik wel dat mensen met een contactstoornis of een zichtbare lichamelijke afwijking communiceren via internet als een opluchting kunnen ervaren, een manier om zichzelf te presenteren zonder gehinderd te worden door andermans vooroordelen. Belangrijker dan 'Wie zijn het?' is 'Wat doet het met ze?'. Wat voor gevolgen heeft communiceren via het medium internet voor de contacten en relaties tussen mensen? En wat voor invloed heeft internet op het communiceren zelf? What wil/ computer-mediated communication do to our

commitment to other people? Wil/ it satisfy our needs for connection and social participation,

or wil/ it further undermine fragi/e re/ationships (Turkle, 1995:178)? Hoe ervaren

internetgebruikers de virtuele contacten zelf, vergeleken met hun contacten in de echte wereld? En hoe zijn die contacten geïntegreerd, welke invloed oefenen ze op elkaar uit? Paragraaf 3.1 en 3.2 komen daar uitgebreid op terug.

De denkbeeldige symbolische werkelijkheid van internet wordt door de voortschrijdende technologische vooruitgang steeds meer tot een echte ervaring, die invloed uitoefent in de 'echte' werkelijkheid. Volgens Manuel Castells is dit 'de cultuur van de reële virtualiteit' (CasteHs, 1996:28).

De opvatting dat mensen constant doorhebben dat interactie via internet met een korrel zout dient te worden genomen, is wellicht verouderd. Mensen die zijn opgegroeid in een wereld van computerspelletjes, waarbij de computer zeff de tegenstander was, ervaren chatten bijvoorbeeld misschien als een vermenselijking, als een echt contact, omdat er mensen aan de andere kant zitten. "Disneyfand," writes the French social theorist Jean Baudrillard "is there to conceal the fact that it is the 'real' country, all of 'real' America, which is Disneyland. "Baudrillard means that once we experience the recreations of Disneyland, Los

Angeles wilf strike us

as

real. Once Disneyland's Main Streef, USA,

is

the standard for artifice,

Los Angeles's shopping ma/Is seem authentic, even though they, too, are recreations. The

shopping ma/Is enclose another dream:

a

golden age that never was of idy/lic sma/1-town life.

What we have are dreams within dreams (Turkle, 1995:234). Dat doet denken aan het tot de

verbeelding sprekende gedicht The Raven' van Edgar Allan Poe, en dan vooral aan de volgende strofe: Land with the world of dreams, where all that

we

see or have seen, is but a dream wifhin a dream.

Mensen die met het fenomeen internet opgroeien zijn misschien gewend aan het gegeven dat de verregaande anonimiteit, spelen met identiteit uitlokt en hebben daar allerlei methodes en technieken voor om dat probleem te omzeilen of juist uit te buiten. Misschien is de nieuwe generatie wel meer bewust van het feit dat computers amplifiers and extensions of

the human mind (Castefls,1996:32) zijn met al hun tekortkomingen én voordelen, dan de

wetenschappers en andere denkers die er groteske uitspraken over doen in hun publicaties. Misschien internaliseren kinderen wel een soort zesde zintuig voor het omgaan met virtueel contact dat hen beschermt tegen illusies, zodat het juist een aanwinst voor hen is in plaats van een bedreiging.

(31)

Hoe dan ook, niet iedereen is met internet opgegroeid en dus moeten we onszelf opnieuw gaan afvragen waar we staan in sociale relaties, wat onze identiteit eigenlijk is en hoe die wordt beïnvloed door internetcommunicatie. What is the connection between our physica/ and

virtual bodies? And is it different in different cyberspaces? These questions are framed to interrogate an individual, but with minor modifications, they are equally centra/ tor thinking about community. What is the nature of our social ties? What kind of accountability do we have for our actions in real life and in cyberspace? What kind of society or societies are we creating, bath on and off the screen (Turkle, 1995:231 )?

In de komende paragrafen bekijk ik hoe mensen internet gebruiken in hun contact met anderen en hoe (en óf) dit henzelf en die contacten verandert. Wellicht is het allemaal wel volledig anders dan ons in de literatuur wordt voorgespiegeld. De Wegen van het Web zijn misschien meer ondoorgrondelijk dan gedacht. And as William Gibson wrote in Neuromancer,

the book that gave us the word cyberspace, "the streef finds its own uses tor technology"

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de tabel zie je dat er in deze twee jaren in totaal 9726 namen waren die elk één keer aan een jongen zijn gegeven.. Van alle jongens geboren in 1996 en 1997 zijn er 19 988

Als moeders of vaders het leven niet meer zien zitten, zijn het de kinderen die hen de moed geven om door te gaan..

Onderzoek laat zien dat mensen met een laag inkomen minder maatschappelijk betrokken zijn, minder sociale contacten hebben en minder tevreden zijn met hun gezondheid.. De

Zodra de contract source van het smart contract klaar is, gebruikt de programmeur software (een compi- ler) om de contract source om te zetten (compi- leren) naar een code die door

In dit onderzoek werd gekeken of mensen flaming gedrag gaan vertonen als zij beïnvloed worden door andere mensen, de Aantal Flames, of door het Soort Foto die getoond werd.. 90

middelen; (4) het mogelijk maken van continuiteit in de uitvoering van ac- tiviteiten die regelmatig onderbroken (moeten) worden (arbeid en spel); (5) het mogelijk maken

Er zullen veel mensen zijn, die niet mee willen doen en onder hen zullen er veel zijn, die het daarom niet willen, omdat zij van de afgelopen eeuwen hebben geleerd, dat zij

• Maak gebruik van algemene communicatietips (https://www.dementie.be/ecdcontact/wp- content/uploads/sites/13/2018/01/D13-10- communicatietips.pdf) en omgangsadviezen