• No results found

Wet en werkelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wet en werkelijkheid"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wet en werkelijkheid

Citation for published version (APA):

Hooge, F. N. (1988). Wet en werkelijkheid. Technische Universiteit Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1988 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

I

I

L

'

I

r

I '

II

I

h

1j /, I

'!~'

' I '

'i

' I' If

RcBJdk~

~98889

Wet en

Werke~ijkheid

(3)

Rede

ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar

f988ii989

(4)

Rede door Prof. dr. F.N. Hooge, uitgesproken bij de opening van het academisch jaar 1988-1989 van de Technische Universiteit Eindhoven op 5 september 1988.

~ I

(5)

. .'(

Dames en heren,

Als titel van mijn derde en laatste rede bij de opening van het academisch jaar heb ik gekozen Wet en Werkelijkheid. Het thema zou ook behandeld kunnen worden onder de nog fraaier

allitererende titel Waan en Waarheid. Maar in de rustige,

objectieve, academische steer van hedenmiddag heeft de eerste titel toch mijn voorkeur; dus Wet en Werkelijkheid.

De Wet waar we hier over spreken betreft de Nederlandse wetten die het wetenschappelijk onderwijs regelen, zowel de wet in strikte zin als de daarmee samenhangende regels en richtlijnen zoals deze bijvoorbeeld zijn neergelegd in het Academisch Statuut. lk bedoel hier niet de door onszelf gemaakte reglemen-ten van de Technische Universiteit Eindhoven of van onze faculteiten. De wet komt van buiten.

De werkelijkheid waar we het over hebben is die van de TUE en in wijdere zin die van orize zusters in Delft en Twente. Hoewel veel van wat ik zeggen zal ook geldt voor andere dan technische wetenschappen, voor universiteiten en studenten in het alge-meen, beperk ik mij met opzet tot onze eigen werkelijkheid om niet steeds in afgrenzingsproblemen te verzeilen.

Hiermee zijn we meteen gestuit op een bron van moeilijkheden . De wet is er voor iedereen, voor alle wetenschappen, alle studenten, alle (rijks-)instellingen. Waar restrictieve maatregelen hun oorsprong vinden in de noodzaak tot bezuinigen zou men zich af moeten vragen of die bezuinigingen homogeen over het wetenschappelijk onderwijs verdeeld moeten warden. Teveel mensen langdurig opleiden tot werkloosheid kan niet meer. Opleiden tot werkloosheid doet zich echter bij de technische wetenschappen niet voor. lntegendeel, de drie Technische Universiteiten kunnen het voor de Nederlandse economie noodzakelijke aantal ingenieurs niet opleiden.

Een ontmoedigingsbeleid ten opzichte van de studenten is hier onjuist.

Gezien de grate toeloop naar het wetenschappelijk onderwijs zien wij ook in dat we onze bijdrage moeten leveren aan het binnen de perken houden van de uitgaven. Eeri van de maatregelen die genomen zijn, is het voorschrijven van een beperkte cursusduur. Beperking in cursusduur is bij ons

nauwelijks mogelijk. Het eindniveau ligt in internationaal verband vast. De afgelopen jaren zijn we voor onoplosbare problemen gesteld. We hebben niet geprobeerd ons er goedkoop vanaf. te maken. Zo de studieduur te lang zou zijn, dan geven we

(6)

daarvoor niet gemakshalve de schuld aan de studenten. Zowel binnen de faculteiten als op het centrale instellingsniveau zijn programma's en studiegedrag geanalyseerd. Programma's zijn aangepast, en de begeleiding van studenten is geintensiveerd.

De

discussies die zich over lange tijd hebben uitgestrekt, hebben recentelijk geleid tot een officieel instellingsstandpunt, dat is neergelegd in het TUE Ontwikkelingsplan 1989-1992. Op pagina 14 van dat plan vinden we par. 3.2.2.1., waarin we het volgende lezen:

Orie onverenigbare taken

'De faculteiten zien zich voor de onmogelijke opgave gesteld drie onverenigbare taken uit te voeren.

a. De duur van de aangeboden cursus mag niet ranger zijn dan vier jaar.

b. Een ir. opleiding moet een zekere breedte en een zeker niveau hebben. Niet-technische vakken zijn noodzakelijk.

c. De examenrendementen mogen niet onaanvaardbaar laag zijn. De opleiding van Nederlandse w.o.-ingenieurs kan niet wezenlijk afwijken- bv. in nominale duur - van opleidingen in andere landen; zeker niet in het Europa na 1992. Het diploma van de Nederlandse w.o.-ingenieur moet inhoudelijk van hetzelfde niveau zijn als soortgelijke diploma's in de andere Europ~se

landen.

De TUE zoekt naar compromissen waarbij er zo weinig mogelijk van de drie taken geofferd wordt. Er is slechts een manier om gewrongen constructies te vermijden: de TUE zal voor de technisch-wetenschappelijke studies een vijfjarige cursusduur bepleiten.' Einde van dit citaat uit het Onwikkelingsplan. Is dit peidooi voor een vijfjarige cursusduur redelijk in een tijd van hollende bezuinigingen? lk denk het wel.

Nu is de vierjarige cursusduur de basis voor een zesjarige inschrijvingsduur waaraan gekoppeld is een zesjarige studiefinan-ciering. Een vijfjarige cursusduur hoeft niet automatisch tot een zeven- of zeveneneenhalfjarige financiering te leiden. De inhoud van onze vierjarige cursussen is acceptabel, ook op Europees niveau. Met afgesproken sleutels is deze inhoud omgerekend tot 1680 uur studielast voor de student. De afgelopen jaren zijn er enige studenten geweest, die inderdaad in vier jaar afstudeerden, daarmee het bewijs leverend dat zo een programma in vier jaar voltooid kan worden. De stof hoeft niet uitgebreid te worden,

4

" '

(7)

r

'

I' I i. l1 ,,

maar moet over vijf jaar verdeeld worden, daarmee de student de mogelijkheid gevend de stof goed te verwerken. Enige redun-dancy moet helpen dwarsverbanden zichtbaar te maken. Er moet meer tijd beschikbaar komen voor het afstudeerwerk en voor stages. Deze hoeveelheid stof wordt nu door bijna alle studenten binnen zes jaar met succes verwerkt. Wat mij voor ogen staat is dus hetzelfde programma in een vijfjarige cursusduur met een zesjarige inschrijfduur.

Een belangrijke maatregel die ons kan helpen efficienter te werken is toegangsselectie. Wij zouden hogere numerieke rendementen kunnen realiseren als we de kwaliteit van de instroom mochten bepalen. In verschillende faculteiten is de studievoortgang geanalyseerd. Hierbij bfijkt dat de eindexamencij-fers van het VWO voor wis- en natuurkunde een hoge

voorspellende waarde hebben voor .het succes in de P-fase en zelfs voor succes in de 0-fase. De faculteitsanalyses geven het beeld dat wie op zijn eindexamen niet minstens een zeven voor wis- en natuurkunde heeft gehaald, beter maar niet aan een technische studie moet beginnen. Wij mogen niet selecteren. Wat we wel kunnen is zorgen voor een realistische voorlichting in het V.W.O. Onze boodschap daarbij moet zijn: 'Zessen? Sorry, dan niet!'.

lk weet dater pedagogen en psychologen zijn, die niet in de voorspellende waarde van eindexamencijfers geloven. Wellicht geeft de werkelijkheid daartoe in het algemeen ook voldoende aanleiding, maar voor onze vakken is die voorspellende waarde wel degelijk hoog. In het komende jaar kunnen de resultaten van zulke analyses naar buiten gebracht worden, zodat wij anderen met feiten kunnen overtuigen.

Het is denkbaar dat het wetenschappelijk onderwijs moet gaan selecteren, met andere woorden drempels op moet werpen in de toegang. In principe is dit verdedigbaar. De vraag is echter waar leggen we die drempels? Welke groepen maken we de toegang onmogelijk? Voor technische universiteiten kan veilig geselec-teerd worden op eindexamencijfers. Dit selectiecriterium schijnt voor andere disciplines aanvechtbaar te zijn. Maar als er geen verantwoorde selectie plaats kan vinden dreigt er, gewild of ongewild, selectie op grond van financiele positie; eenvoudigweg door de beperkte hoeveelheid geld, die beschikbaar is voor studiefinanciering. lk durf hier de stelling aan dat voor alle discip!ines de cijfers op de eindexamenlijst een beter criterium zijn dan de cijfers op de girorekening van pa.

(8)

Dit was het principiele probleem van selectie en toegankelijkheid. Aan dit probleem kan ik nog twee voorbeelden toevoegen, die duidelijk illustreren dat de wetgever nu op zo grote afstand regelt dat hij moeilijkheden krijgt met zijn beeld van de werkelijkheid. In het concept-WHW staan twee voorstellen die in de nog te houden discussies wellicht afgezwakt worden. Maar hoe afge-. zwakt ook, ze blijven onrealistischafge-. Het betreft het zogenaamde

omnivalente V.W.0.-pakket en de numerus fixus, gebaseerd op onderwijscapaciteit.

Het concept-WHW stelt een V.W.O. diploma als enige vooropleidingseis. Omdat wij dan geen nadere eisen kunnen stellen -bijvoorbeeld ten aanzien van wiskunde - zullen er geen studenten zijn die tekort schieten in de samenstelling van hun pakket. Met andere woorden: deficienties komen niet meer voor; zeer consequent wordt de deficientieregeling dan ook afgeschaft. De idealistische schrijvers van de HOAK-nota melden dat de gedachte hierachter is, dat een hoger percentage van de bevolking aan het hoger onderwijs moet deelnemen.

Het tweede voorstel zal onze faculteit Bedrijfskunde treffen. Het principe is helder: alle studenten die aan de vooropleidingseisen voldoen moeten worden toegelaten. Er mag bij uitzondering een numerus fixus ingevoerd worden ofwel wegens te kleine

onderwijscapaciteit, ofwel wegens te beperkte vooruitzichten op een loopbaan in specifieke beroepen. Ons raakt alleen de onderwijscapaciteit bij Bedrijfskunde. Die capaciteit is zo laag omdat we mensen niet kunnen aantrekken of houden. De WHW zou ons verplichten jaar op jaar 25% meer studenten toe te laten dan het gemiddelde aantal eerstejaars van de voorafgaande drie jaren. Waar de capaciteit nu 320 eerstejaars is bij meer dan 600 vooraanmeldingen, zouden we op deze wijze binnen enige jaren van de numerus fixus at zijn en waarschijnlijk ook van onze grootste faculteit, die sterk bepalend is voor het Eindhovens profiel.

Dames en heren.

lk wil u in deze academische plechtigheid een niet geheel academische vraag voorleggen. Wat gebeurt er als de wet ons verplicht vierkante cirkels te construeren? Deze vraag is niet zo academisch als we onze aandacht richten op de zogenaamde vertikale doorstroming. In de technische wetenschappen bestond er een lange traditie waarin veel HTS-ers na het behalen van hun HTS-diploma hun studie voortzetten aan een TH. De namen van

(9)

de scholen zijn gewijzigd; wat belangrijker is ook de mogelijkhe-den tot deze wijze van studeren. Voor ons was dit een normale variant, waartegen ik nog nooit enig bezwaar heb vernomen. lntegendeel. Waar een opleiding in het Hoger Technisch Onderwijs volgens de wet vier jaar duurt, krijgt zo een student nog drie jaar voor het volgen van een tweejarige cursus, die de aanvulling tot het ir-diploma geeft. Het beoogde systeem legt niet alleen beperkingen op aan deze vertikaal doorstromende studen-ten, maar verplicht de faculteiten tot het aanbieden van

tweejarige cursussen waarin een ing. tot ir. wordt. De Universi-teitsraad zou een faculteit op kunnen dragen zo een tweejarige aanvullingscursus op te zetten.

-Dit kunnen wij niet. Hoewel beide opleidingen zich op dezelfde disciplines richten en beide vierjarig genoemd worden, is er een groot verschil in de aard van de opleidingen. Ruwweg gezegd: de een past bekende kennis toe, de ander probeert de talenten te ontwikkelen om kennis te vermeerderen. Doorstromen van HTO naar TU vraagt om het leggen van zware fundamenten onder een reeds bestaand gebouw. Oat kan geen efficient proces zijn. Daardoor vraagt de doorstroming om fundamentele elementen uit het begin van de TU-opleiding. In de praktijk van tientallen jaren werd aan HTS-ers vrijstelling gegeven van enige vakken en vooral van practica. Maar in principe begonnen ze met het eerste-jaars-programma. In enige disciplines waar grote aandacht voor toepassingen voortbouwt op een betrekkelijk eenvoudig fundament zonder te veel wiskunde, zou er over een driejarige aanvulling misschien nog gedacht kunnen worden. Maar een tweejarige aanvullingscursus is ondenkbaar, net als een vierkahte cirkel.

Nederlandse wet en Europese werkelijkheid

Aan Wet en Werkelijkheid zal ik nu twee predicaten toevoegen, waardoor ons thema als een schrille dissonant gaat klinken: Nederlandse Wet en Europese Werkelijkheid.

Binnenkort gaan de Europese grenzen open. lngenieurs uit andere Europese landen kunnen zonder belemmeringen in Nederland werken. Onze ingenieurs kunnen hun beroep uitoefe-nen in welk Europees land zij maar w,illen. Vrij verkeer voor ingenieurs! Maar kunnen ingenieurs uit verschillende landen elkaars taken zomaar overnemen? Het antwoord is neen. Want de titel van ingenieur wordt verkregen.na afsluiting van zeer ongelijke studies. De op universiteiten verkregen -titels, analoog aan onze ir., zijn naar inhoud en niveau van de ervoor vereiste

(10)

studie wel ongeveer gelijkwaardig. Maar beneden het universi-taire niveau zijn er vele ingenieurstitels die nauwelijke of niet vergefijkbaar zijn. Er bestaan talen waarin monteur vertaald wordt met een woord waarin ons ingenieur duidelijk herkenbaar is. Verder is er de Engelse bijzonderheid om de ingenieurstitel niet door universiteiten te laten verlenen maar door beroepsverenigin-gen, waar na bewezen succes in de praktijk registratie in een charter plaats vindt. Het hoogste dit wil zeggen universitaire -niveau geeft eigenlijk geen andere moeilijkheid dan de afgrenzing naar beneden, waar bijna een continuum van opleidingen en diploma's gevonden wordt.

Wat wel en wat niet tot dit hoogste ir.-niveau gerekend kan warden zou men kunnen vinden door programma-vergelijking. Maar dat is in de praktijk wel zeer moeilijk gebleken. Voor gelijke programma-onderdelen worden verschillende woorden gebruikt; en gelijke woorden worden gebruikt voor verschillende vakken. Wat moeten we aan met een programma-onderdeel Advanced Mathematics, Part 3 ?

We worden ook niet veel wijzer als we vernemen dat hier eigenlijk Fourieranalyse bedoeld is. Is dat dan het gebruiken van tabellen van Fourierparen waarbij de grootste moeilijkheid is of deze inclusief of exclusief factoren TT zijn? Of bedoelt men

integraaltransformaties op hoog abstractieniveau waarbij men zich om een triviale factor TT toch niet druk kan maken?

Waar inhoudelijke vergelijking vrijwel onmogelijk is, zoekt men naar andere goed meetbare, maar minder betekenisvolle criteria. In het Europese circuit in Brussel circuleren tabellen waarin de hogere ingenieursopleidingen in de verschillende landen op zeer overzichtelijke wijze gepresenteerd worden. De gegevens komen van de nationale ministeries van onderwijs. Als eenvoudig te hanteren criterium vindt men in kolom 4 de cursusduur en in kolom 5 staat aangegeven of de ingenieurstitel toegang geeft tot de academische promotie.

Orn met de cursusduur te beginnen. Meestal vindt men daar vijf jaar of meer. Duitsland vermeldt vier jaar, maar voegt daaraan toe 'nominal' en vermeldt verder dat 5-6 jaar 'usual' is. Er komen meer van dit soort nadere specificaties voor. De toegang tot de promotie blijkt een scherp criterium voor het onderscheid van universitaire en andere ingenieursopleidingen. Soms geeft een lagere dan de universitaire ingenieurstitel toegang tot de

promotie. In het overzicht komen dan altijd nadere voorwaarden voor, zoals examens of een aantal jaren aanvullende studie.

(11)

Bij Nederland vindt men vlak boven elkaar de technische

universiteiten en het H.T.O. Kolom 4 van de cursusduur vermeldt beide keren: 4. kolom 5 van de toegang tot de promotie toont: yes, yes. So what's the difference?

De technische universiteiten hebben er geen enkele behoefte aan om hun eigen toppositie veilig te stellen door het H.T.O. zover mogelijk naar beneden te drukken. Maar omgekeerd mag de terechte zorg voor de juiste internationale inschaling van het H.T.0. niet leiden tot het volkomen onzichtbaar maken van alle verschillen, die in werkelijkheid aanwezig zijn en die binnen

Nederland door niemand ontkend worden.

Het enige dat redelijk en duidelijk is, is gewoon in Brussel te zeggen, dat we vijfjarige ingenieursopleidingen hebben. Als dat niet kan, dan zou de acinduiding vier jaar voorzien moeten worden van toevoegingen zoals 'nominal'

De toegang tot de academische promotie vanuit het H.T.O. zou ook eenvoudig naar waarheid beschreven kunnen worden met een toe-voeging 'in principle only' of iets anders zuinigs. .· Het niet kunnen vermelden van vijf jaar is alleen verdedigbaar op argumenten ontleend aan binnenlandse politiek. Beschouwd in Europees kader krijgt deze nationale politiek de gevaarlijke dimensie van dorpspolitiek. Als binnenlandse politiek ons verhindert toe te geven dat onze opleidingen vijf jaar duren, dan zou desnoods een land, dat zijn staatssecretaris in het buitenland minister noemt, zijn vijfjarige ingenieursopleidingen in het binnenland vierjarig kunnen noemen.

We kunnen natuurlijk proberen uit te leggen dat de werkelijkheid achter de Brusselse tabellen iets subtieler is dan 4.4. yes, yes. Eerlijk gezegd staat boven kolom 4 niet cursusduur maar duration; en dat is nu juist het probleem. We kunnen de

Nederlandse woorden cursusduur, studieduur en inschrijvingduur wel in hun elementen ontleden en voor deze elementen

ondubbelzinnige Engelse vertalingen vinden; maar als we de woorden weer samenstellen ontstaan constructies die iedere buitenlander als synoniemen op zal vatten. Eenvoudig omdat zulke begrippen in zijn systeem ontbreken. Orn het gewicht van het ingenieursdiploma in welke taal dan ook aan te geven, moet eerst een moeizaam betoog over ons universitaire stelsel gegeven worden in termen die bedacht zijn pour besoin de la cause, terwijl iedereen _toch duidelijk ziet 4.4. yes yes. Er is nog niets beslist. Maar we gaan de strijd in met zeer gebrekkige wapens, ons ter beschikking gesteld door ons eigen ministerie.

Er worden op de naar voren gebrachte bezwarE!n tWee als

(12)

geruststelling bedoelde antwoorden gegeven. Het eerste bagatelli-seert diploma's of afspraken daarover. Een flirike vent bewijst zichzelf door zijn prestaties: Europa als uitdaging! Voor de grote Europese industrieen geldt tot op zekere hoogte dat zij weinig behoefte hebben aan door de politiek gemaakte afspraken. Daar kent men de belangrijke Europese technische universiteiten. Daar weet men ze or1derling te vergelijken en kan men op grond van eigen ervaring zijn inschaling maken. We moeten evenwel

bed~nken dat veel ingenieurs in overheids- of

semi-overheidsbedrijven gaan werken. In een bureaucratisch Europa beslissen diploma's over benoembaarheid. lk denk dat de Europese bureaucratie niet veel verschilt van de Nederlandse. Het lijkt me dan ook gevaarlijk naief om door bureaucratie gelegde drempels als persoonlijke uitdaging te bestempelen. Het tweede geruststellende antwoord luidt: 'Er is nu toch de Feani-ingenieur'. Feani staat voor Federation Europeenne d'Asso-ciations Nationales d'lngenieurs. Binnen de Feani heeft men zich terecht gerealiseerd dat diplomavergelijking inhoudelijk moeilijk is. Daarom wil men de titel van Feani-ingenieur verlenen op grond van werk in de ingenieurspraktijk. Na een schoolse

opleiding - die heel kort mag zijn - moet echt ingenieurswerk met managementaspecten leiden tot het Feani-diploma. In de eerste plaats is deze weg onbegaanbaar voor hele categorieen

ingenieurs die niet als n:ianagers werkzaam zijn, maar act!ef zijn in b.v. research of in commercieel werk. Verder reduceert het ons ingenieursdiploma tot een eerste stap in de Feani-procedure; een stap die niet eens verplicht is, want via het H:B.O. kan het ook. Voor sommigen kan het Feani-diploma een interessante Euro-pese toevoeging zijn. Maar het is geen vervanging voor een Europees erkend, Nederlands wo-ingenieursiploma. Wij moeten de intrinsieke waarde blijven verdedigen van een diploma dat door een Nederlandse Technische Universiteit verleend wordt.

Overdracht van het rectoraat

Keren we van Europa terug naar Eindhoven. Dadelijk, aan het slot van deze rede zal ik het rectoraat overdragen aan Professor Tels.

~

.. is door H.M. de Koningin tot Rector Magnificus benoemd op v · ordracht van het College van Dekanen. Het College van

ekanen is een advieslichaam met weinig door de wet gegeven formele macht. De voordracht van de Rector Magnificus is een van de weinige rechten. Vergeleken met andere universiteiten is de Technische Universiteit Eindhoven eenzijdig te noemen. Het

(13)

grate voordeel daarvan is een homogeniteit van denken en cultuur. Dientengevolge is het College van Dekanen ook vrij homogeen. Deze homogeniteit is zijn sterkte. In discussies kan ieder de argumenten van de anderen echt beoordelen en wegen. De feitelijk grate invloed vari het College door weloverwogen adviezen vraagt daarom niet meer formele macht.

Van dit College heeft collega Tels jaren deel uitgemaakt; de laatste jaren als conrector van de Technische Universiteit Eindhoven. Het College van Dekanen heeft zeer overwogen een van zijn leden, die men goed kende, voorgedragen. lemand met bestuurlijke ervaring en met goede contacten buiten de Techni-sche Universiteit Eindhoven, oak internationaal. Dit zal collega Tels in zijn rectoraat tot grate steun zijn: zijn draagvlal<"is het College van Dekanen. Samen met dit College zal hij kunnen werken aan wat ik beschouw als het moeilijkste probleem van de TUE: de relatie tussen centraal bestuur en de faculteiten.

lk feliciteer de Technische Universiteit Eindhoven met haar nieuwe Rector Magnificus, Prof. Tels.

Tinus, ik nodig je uit naar voren te komen, opdat ik je de rectorale keten om kan hangen.

SALVE RECTOR MAGNIFICE ITERUMQUE SALVE

Gaarne betuig ik mijn dank aan Mevr.Mr. M.A. van Oven-Zaneveld voor juridische advlezen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Over het algemeen worden grote verschil- len waargenomen in de werking en opbrengsten van wetgeving, onder andere tussen regio’s, gemeenten, instellingen, (typen) bedrijven, scholen

De gewestwaarborg bedraagt ook in 1998 90 %, wat 2.160.000.000 frank nieuwe ge- waarborgde schuld maakt onder het huidige finan- cieringssysteem voor de gewone investeringspro-

VIZO-advertentie – Sollicitatievoorwaarden In de Beverse Post van 14 januari 1999 verscheen een personeelsadvertentie van CMO Waasland (centrum voor middenstandsopleiding), een

Kan de minister vice-president mij een overzicht geven van de data van de inherzieningstelling van de BPA's voor de jaren 1995, 1996, 1997 en 1998, met de respectieve data van

Van deze inzet kon men zich maar verzekeren mits de deelnemers de nodige tijd werd gegarandeerd voor de voorbereiding en organisatie van hun deelname.. Tussen het moment van

Over welke gebouwen beschikt de Vlaamse Gemeenschap in Oost-Vlaanderen in het alge- meen en in Gent in het bijzonder om haar (ad- ministratieve) diensten te huisvesten.. Wat is

Welke concrete projecten zitten in de fase voorontwerp en voor wanneer is voor deze projecten de fase van definitief ontwerp ge- pland?. Welke concrete projecten zitten in de fase