• No results found

Kalveren bij de koe uit de mode?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kalveren bij de koe uit de mode?"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

5-2009 | EKOLAND

16

A

nno 2009 prijkt ‘kalveren bij de koe’ als speerpunt op de Bioconnectfolder “ambities kennisprojecten 2013” van de Productwerkgroep Zuivel en Rundvlees. Het houden van kalveren bij de koe speelt ook een belangrijke rol in het ambitieuze project “Familiekudde” (ASG-LBI).

Drijfveren

Melkveehouders die met kalveren bij de koe aan de slag gingen, werden hiertoe aangezet door prikkelende vragen van consumenten die op het bedrijf kwamen. De vraag “waarom wordt dat kalfje direct bij de moeder wegge-haald na de geboorte?” was voor een aantal veehouders de aanleiding het voortouw te nemen met een alternatief opfoksysteem. Daarnaast waren er voldoende andere ar-gumenten om kalveren bij de koe een kans te geven. Bij-voorbeeld de groei en ontwikkeling van zoogkalveren, de mogelijkheid tot sociaal leergedrag en weerstandsopbouw tegen bedrijfsgebonden ziektekiemen. Bij elkaar genomen zouden gezoogde kalveren op termijn een beter aan het bedrijf aangepaste koe opleveren.

Systeemontwikkeling

Vanaf 2002 is het LBI aan de slag gegaan met ‘kalveren bij de koe’ in de praktijk. Het leverde de eerste ervaringen en

ONDErzOEK | Jan-paul wagenaar, lbi

inzichten op ten aanzien van wat het systeem voor bedrijf en ondernemer betekende. De kalvercrêche maakte op-gang. Spenen leverde tal van hoofdbrekens op. Blèrende kalveren, loeiende koeien en ongeruste veehouders. De winst die kalveren qua groei geboekt hadden tijdens de zoogperiode werd soms teniet gedaan door een niet goed verlopen speenproces. Het belang van geleidelijk spenen werd duidelijk: het pleegmoedersysteem werd populair en criteria voor het selecteren van pleegmoeders (moeder-eigenschappen versus celgetal) stonden centraal. Het op-fokken van kalveren bij de koe ging echter niet vanzelf. De rol van de veehouder veranderde van actieve verzorger naar toezichthouder. De mate waarin een veehouder succesvol kon bepalen op welk moment er al dan niet ingegrepen moest worden, bleek een graadmeter voor de houdbaar-heid van het systeem. Natuurlijk speelden huisvesting en mogelijkheden om deze aan te passen hierin een rol.

Harde resultaten

Uit onderzoek op drie praktijkbedrijven werd duidelijk dat kalveren die drie maanden bij de koe gezoogd hebben snel groeien. Het gewicht van gezoogde kalveren was op één-jarige leeftijd nog steeds significant hoger in vergelijking met niet-gezoogde kalveren.

Foto’s:

LBI

Biologische melkveehouders moeten nog verder over de streep worden getrokken

Kalveren bij de koe uit de mode?

Tien jaar geleden ontstond er in de biologische melkveehouderij

belangstelling om kalveren bij de koe te laten zogen. Vanuit onderzoek

en beleid is er voldoende aandacht, maar in welke mate zijn biologische

melkveehouders echt bereid om hiermee verder aan de slag te gaan?

(2)

EKOLAND | 5-2009 17

Als de kalveren die gezoogd hebben totdat ze in productie komen, gevolgd worden, dan wordt het lastiger verschil-len aan te tonen. Gezoogde kalveren kalfden niet vroeger af en/of hadden geen hoger gewicht bij afkalven. Noch qua melkproductie en melkkwaliteit (celgetal), noch qua gezondheid werden grote verschillen tussen gezoogde en niet-gezoogde kalveren waargenomen.

Zogende kalveren dronken meer melk. Globaal doorreke-nen gaf aan dat de kosten niet per definitie de pan uitrijzen. Belangrijk hierbij is wat je wel en niet als winst meerekent.

De praktijk

Een veelgehoorde vraag is: hoeveel melkveehouders hou-den nu eigenlijk de kalveren bij de koe? Voor het project “weerstand van biologisch melkvee” zijn in 2007 alle bio-logische melkveehouders benaderd voor projectdeelname. Van de ruim 130 geïnteresseerden gaven 22 melkveehou-ders (15%) aan iets met ‘kalveren bij de koe’ te doen. Door-dat melkveehouders ‘kalveren bij de koe’ op hun bedrijf individueel invullen, is de verscheidenheid aan praktische toepassingen groot.

Ondanks het feit dat gebleken is dat ‘kalveren bij de koe’ niet in iedere bedrijfssituatie en bij elke ondernemer past, en er ook melkveehouders met het systeem gestopt zijn, zijn er goede resultaten en ervaringen gescoord. Gezoogde kalveren ontwikkelen zich goed, ervaringen met kalveren in het melkkoppel en het inpassen van vaarzen zijn wisse-lend, maar overwegend positief, en qua melkproductie en diergezondheid zijn er geen grote hoofdbrekens naar voren gekomen. Toch is er voor veel biologische melkveehouders nog onvoldoende aanleiding om ‘kalveren bij de koe’ op te gaan fokken. Naast praktische overwegingen is er ook aarze-ling vanuit financieel oogpunt. De melkveehouder doet iets

“extra’s” voor dier en consument, investeert hierin zonder uitzicht te hebben op een financiële beloning hiervoor. Melkveehouders kunnen worden overtuigd door een goed werkend en renderend systeem. Het kunnen beoor-delen van het rendement van ‘kalveren bij de koe’ heeft tijd nodig. De resultaten van een klein aantal bedrijven die de eerste generaties gezoogde kalven in hun melkkoppel geïntroduceerd hebben, is een magere basis. Behalve 3 maanden zogen, bepalen ook voortschrijdend inzicht en hieruit voortkomende aanpassingen in het management, genetische aanleg en incidenten de prestatie van indivi-duele dieren. Het volgen van de bedrijven in het project “weerstand van biologisch melkvee” biedt een goede kans om kalveren bij de koe op termijn te beoordelen. Daarnaast is het belangrijk melkveehouders doorlopend van kennis en ondersteuning te voorzien.

Alternatieve kalveropfok

’Kalveren bij de koe’ roept bij menigeen het beeld op van een praktijk die, te maatschappijgericht, het imago van die-renwelzijn in de biologische melkveehouderij probeert te verbeteren, waarbij het de vraag is of ‘kalveren bij de koe’ meer voor- als nadelen oplevert. Op zich begrijpelijk, maar ‘kalveren bij de koe’ wordt daar tekort mee gedaan. Het kan een prima alternatief voor de gangbare manier van kalver-opfok zijn, dat past bij het imago van Bio. Dat dit alternatief niet zonder horten of stoten op een bedrijf in praktijk kan worden gebracht, doet daar niets aan af. Spenen, (over) consumptie van melk door zoogkalveren en aangepaste huisvesting blijven belangrijke aandachtspunten. Net zo-als hoe zogen bij de eigen moeder succesvol ingepast kan worden, of de mate waarin het pleegmoedersysteem een praktische concessie is. ‘Kalveren bij de koe’ is nog lang niet uit de mode!

”’Kalveren bij de koe’ kan een prima alternatief zijn voor de gangbare manier van kalveropfok en past bij het imago van Bio.”

Het lbi participeert vanaf najaar 2009 in een internationaal onderzoek (noorwegen, Zweden, nederland, Canada) waarin gerenommeerde onderzoekers gedrags-matige en economische aspecten van kalveren bij de koe gaan uit-werken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij het onderzoek naar de afbraak van cellulose in de pens van koeien kwamen onderzoekers op het idee om deze bacteriën in te zetten bij de productie van enkelvoudige suikers.

Uit het antwoord moet blijken dat de pH dan niet optimaal is voor de werking van de bacteriën

We thus see a gradual shift from talking about the validity of a test (as a measure of an ability) to talking about the development and validation of the proposed interpretation

The focus of this study was to investigate the current underground conventional mining systems used in the platinum mining industry and to design a mine production

saw dIe control of dIe landing and shipping operation go dIrough dIree distinct phases. But in dIe long term dIis fact made dIe system very ineffi- cient. Instead of

We have already noted that the expression torat moshe found in Daniel 9 does not appear in similar penitential prayer texts from the Second Temple period, specifically those

The literature study represents an attempt to synthesise and integrate the research findings, theories, and general conceptions of the most authoritative dream scholars in order

The transformation process from the old SADF to the new SANDF, as well as transformation in the Defence Force as from 1994, followed in the wake of the