• No results found

Upgrading en downgrading in de regio: de veranderende woningvoorraad en bevolking van de region Amsterdam - 294499

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Upgrading en downgrading in de regio: de veranderende woningvoorraad en bevolking van de region Amsterdam - 294499"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Upgrading en downgrading in de regio: de veranderende woningvoorraad en

bevolking van de region Amsterdam

Musterd, S.; van der Oord, M.

Publication date

2008

Published in

Trends in de metropoolregio Amsterdam en hun lokale impact

Link to publication

Citation for published version (APA):

Musterd, S., & van der Oord, M. (2008). Upgrading en downgrading in de regio: de

veranderende woningvoorraad en bevolking van de region Amsterdam. In W. Ostendorf, E.

Veldhuizen, & H. Wilken (Eds.), Trends in de metropoolregio Amsterdam en hun lokale

impact (pp. 19-25). Dienst Onderzoek en Statistiek.

http://www.metropoolregioamsterdam.nl/files/2008_trends%20in%20de%20metropoolregio.pd

f

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s)

and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open

content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please

let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material

inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter

to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You

will be contacted as soon as possible.

(2)

1

1

Literatuur

Gemeente Almere (2006) Wijkpeiling 2006.

Groot, C. de, (2005): Zwarte vlucht. De (sub)urbane locatiekeuze van klassieke allochtonen in Amsterdam.

Musterd, S. & W. Ostendorf (1996) Ethnicity and the Dutch Welfare State: The Case of Amsterdam. In C. Roseman, H.D. Laux & G. Thieme (Eds.) EthniCity, Geographic Perspectives on Ethnic Change in Modern Cities, pp. 121 140. Lanham, Maryland/ London: Rowman & Littlefield. Musterd, S. and S. de Vos (2007), Residential Dynamics in Ethnic Concen-trations. In: Housing Studies, Vol. 22, No. 3, pp 333-353.

O+S Amsterdam, Registratiegegevens over migratie binnen de regio. Perspectives on Ethnic Change in Modern Cities, pp. 121 140. Lanham, Maryland/ London: Rowman & Littlefield.

Sociaal en Cultureel Planbureau (2006) Investeren in Vermogen. Sociaal en Cultureel Rapport 2006. Rijswijk: SCP.

0 1.5 3 kilometers

Figuur 9 Concentraties niet­westerse allochtonen en koopwoningen in Almere, 2002

0 1.5 3 kilometers

Figuur 10 Concentraties niet­westerse allochtonen en koopwoningen in Almere, 2005 Bron: Regiomonitor Bron: Regiomonitor niet-westerse allochtonen: n>173, >36.7% koopwoningen: n>80, >49.3%

Inleiding

In het politieke en publieke debat bestaan veel meningen over de positie en ontwikkeling van wijken en buurten in de stad. De boven­ toon in die meningen is dat het vooral stadsbuurten zijn die negatieve ontwikkelingen meemaken in termen van concentraties van achterstand en op het gebied van leefbaarheid. Achteruit­ gang wordt met stadsbuurten verbonden en dikwijls nog vooral met oude stadsbuurten. In een recent interview in NRC Handels­ blad (16 februari 2008) gaf minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie aan dat zij achterstandwijken nog vooral met volksbuurten van vóór de Tweede Wereldoorlog associeerde en dat ze geschokt was te merken dat stedelijke vraagstukken zich ook manifesteren in wijken die gekenmerkt worden door een naoorlogse woningvoorraad. Dit interview illustreert op indrin­ gende wijze de onwetendheid bij de minister als het gaat om ontwikkelingen van wijken en buurten en eigenlijk is dat schok­ kend. elke stadsgeograaf had de minister kunnen vertellen dat er al vanaf begin jaren tachtig van de vorige eeuw, zo’n dertig jaar geleden dus, aanwijzingen werden gevonden van een herwaar­ dering van het stedelijk wonen, of althans een gentrification van stedelijk wonen, gepaard gaand met aanzetten tot fysieke en sociale upgrading (zie bijv. Cortie & van der Ven 1981). Die ontwikkeling had sociale, economische en demografische achter­ gronden die zich veel breder manifesteerden dan alleen in onze grote steden. De internationale literatuur over gentrification uit die tijd illustreert hoe algemeen de omslag was (zie bijv. Goetze 1979, Gale 1980, Laska & Spain 1980, Hamnett 1984). In Neder­ land is vanaf het begin van de jaren tachtig een stroom onderzoek op gang gekomen, waarmee de nieuwe positie van oude binnen­ stadsgebieden en aangrenzende 19e eeuwse wijken in beeld werd gebracht (bijv. Machielse 1985, Van Weesep 1986, Musterd & van de Ven 1991, Musterd 1991, ebels & Ostendorf 1991). De minister had dus allang kunnen weten dat het beeld van probleem­

cumulatie in oude wijken in zijn algemeenheid niet meer klopt, en ook dat allerlei ‘stedelijke’ vraagstukken zich inmiddels verplaatst hebben naar meer recent gebouwde wijken, of soms zelfs al naar de suburbane gebieden, die na verloop van tijd immers ook stedelijke eigenschappen beginnen te krijgen.

een interessante vraag is daarom hoe de dertig jaar geleden ingezette processen zich verder ontwikkeld hebben. Gaat de

Upgrading en downgrading in de regio:

de veranderende woningvoorraad

en bevolking van de regio Amsterdam

Sako Musterd (UvA) & Manilde van der Oord (O+S Amsterdam)

Kijken we naar de groepen niet-westerse alloch-tonen als geheel, dan geeft de Regiomonitor duidelijk inzicht in de sociale mobiliteit van de niet-westerse allochtone groepen als totaal. Evenals bij de Surinamers is te zien dat bij de niet-westerse allochtonen als totale groep in 2005 vaker overlap van concentraties van bewoners en koopwoningen te zien zijn dan in 2002, FIGUUR 9

eN FIGUUR 10.

Conclusie

Vaak wordt de positie van etnische minderheden in Nederland uitsluitend in negatieve termen geschetst. Er is echter ook positief nieuws te melden. Dit positieve nieuws blijkt vooral als men de moeite neemt om de ontwikkeling in de tijd in ogenschouw te nemen. De Regiomonitor vormt hiervoor een zeer behulpzaam instrument. In deze bijdrage hebben we laten zien dat er een allochtone middenklasse aan het ontstaan is. Geheel in overeenstemming met deze opwaartse sociaal-economische mobiliteit hebben we gecon-stateerd dat er ook bij allochtonen sprake is van een wooncarrière. Binnen Amsterdam, maar ook naar suburbane woonmilieus buiten Amsterdam. Almere, met een zeer ruim aanbod van eengezins-woningen met een tuin, blijkt hier een belangrijk vestigingsmilieu, vooral voor de Surinaamse middenklasse.

niet-westerse allochtonen: n>190, >34.4% koopwoningen: n>128, >59.7%

(3)

0

1

gentrification van de binnenstad nog altijd door? Hebben om­ ringende gebieden daar ook profijt van gehad? Of anders geformuleerd, zijn daar de mensen met een zwakkere sociaal­ economische positie inmiddels ook in de minderheid geraakt en is de woningvoorraad er in economische waarde op vooruit gegaan? Zijn de fysieke problemen en wellicht ook de sociale problemen in toenemende mate aan de buitenkant van de steden en in de stedelijke regio’s terechtgekomen, of hebben bepaalde suburbane milieus toch stand weten te houden tegen deze down­ grading processen?

In deze bijdrage willen we proberen een begin van een antwoord te geven op de hier gestelde vragen. We richten ons daarbij zowel op de gebouwde omgeving als op de bevolkingssamenstelling. Het gaat ons vooral om de dynamiek. Bovendien richten we de aandacht wat meer op de ontwikkelingen in de regio Amsterdam, hoewel zal blijken dat een aantal processen zich toch nog voor­ namelijk binnen de kerngemeente Amsterdam manifesteren. Het volgen van ontwikkelingen in de gebouwde omgeving en in de bevolkingssamenstelling is – voor de Amsterdamse regio – eenvoudiger geworden dankzij het beschikbaar komen van de Regiomonitor Amsterdam en de Stadsmonitor Amsterdam. Deze monitoren lenen zich ervoor om na te gaan hoe bepaalde plekken in de regio zich ontwikkelen. Ook op het gebied van de upgrading en downgrading van bepaalde gebieden kunnen de monitoren hun diensten bewijzen. Dat kan zowel in de sfeer van de gebouw­ de omgeving, als in de sfeer van de bewoners. In deze bijdrage zullen we dat illustreren. Omdat de Regiomonitor nog niet erg lang bestaat, is de periode waarover ontwikkelingen kunnen worden bezien op het niveau van de regio soms nog kort. Voor de gemeente Amsterdam hebben wij over het algemeen wat langere tijdreeksen tot onze beschikking.

Achtereenvolgens zullen we ingaan op de in de regio veranderen­ de woningvoorraad en de veranderende bevolkingssamenstelling. We beginnen op regionaal niveau en zoomen vervolgens in op milieus binnen de kerngemeente Amsterdam.

De veranderende woningvoorraad:

fysieke upgrading en downgrading

Een eenvoudige indicator van de upgrading en downgrading van de woningvoorraad is de woz-waarde van de woningvoorraad. Als we uitsluitend naar de concentraties van woningen met hoge en lage woz-waarden kijken, FIGUUR 1, wordt een

duidelijk patroon zichtbaar. Hoge waarden zien we vooral in het centrum van de regio, én in het westelijk gedeelte van de gemeente Haarlem. Dit patroon reflecteert de ontwikkeling van de afgelopen decennia, waarbij de meest stedelijke milieus sterk aan waarde hebben gewonnen en inmiddels – met het gebied aangrenzend rich-ting Zuidas – tot het duurste deel van de regio behoren.

Maar het is interessanter om de veranderingen te bezien. Zelfs veranderingen op korte termijn geven al indicaties van de recente processen die zich voordoen, zoals blijkt als we op regionaal niveau sterke concentraties met een lage woz-waarde met elkaar vergelijken, FIGUUR 2.

De ontwikkelingen op regionaal niveau geven te zien dat vooral de aan de binnenstad grenzende gebieden nog steeds aan waarde lijken te win-nen en dat het al decennia geleden ingezette proces van upgrading nog niet ten einde is, maar inderdaad, zoals verwacht zich voortzet in de 19e eeuwse wijken. Vooral de wijken die niet in de jaren tachtig onderwerp van door de overheid geleide stadsvernieuwing zijn geweest, vertonen nu duidelijk een stijging van de waarde van het onroerend goed. Tussen 2003 en 2005 zien we veel van de concentraties met een lage woz-waarde in de 19e eeuwse wijken aan de westkant van de Amsterdamse binnenstad verdwijnen. Maar ook in Zuidoost en in delen van Amsterdam-Noord zien we indicaties van fysieke upgrading, in die zin dat er concentraties met een lage woz-waarde verdwenen zijn tussen 2003 en 2005.

Figuur 1 Concentraties van woningen met hoge en lage woz­waarden, 20051

Bron: Regiomonitor

0 5 10

kilometers

hoge woz-waarden: n>150, >36% lage woz-waarden: n>150, >36%

Figuur 2 Sterke concentraties met een lage woz­waarde, 20032 en 2005

Bron: Regiomonitor

0 5 10

kilometers

2003: n>75, >60.7% 2005: n>50, >36%

1. In 2005 wordt de woz prijspeildatum 1 januari 2003 gebruikt. De grens van de

catego-rie ‘hoge woz-waarde’ ligt op een waarde van meer dan 350.000 euro, woningen met een waarde tot 130.000 euro vallen in de categorie ‘lage woz-waarde’.

2. Woz-gegevens over 2003 hebben prijspeildatum 1 januari 1999. In 2003 vallen

woningen met een waarde tot 85.000 euro in de categorie ‘lage woz-waarde’ van de Regiomonitor. In 2005, met prijspeildatum 2003, is de grens ‘tot 130.000 euro’ voor dezelfde categorie gehanteerd.

(4)





werkloosheid (NWW) bijstandsontvangers (ABW)

18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2007

Omdat zich aanzienlijke veranderingen voor- doen in de omgeving van de binnenstad van Amsterdam, is het zinvol om aan dat gebied speciale aandacht te besteden. Het is niet on-mogelijk dat de druk op de binnenstad en de 19e eeuwse wijken door de waardeverhoging dermate groot is geworden, dat ook andere aangrenzende gebieden waardestijging zullen vertonen. We kun-nen deze ontwikkeling in groter detail bezien met de Amsterdamse Stadsmonitor. In FIGUUR 3 is voor

de binnenstad en omgeving in beeld gebracht waar de sterke concentraties van woningen met een hoge woz-waarde te vinden zijn in 2001 en 2004.

Het beeld dat zich ontvouwde met de Regio-monitor, waar we het verdwijnen van concentra-ties met lage waarde in beeld konden brengen, wordt nog niet versterkt als we ons richten op de hoge waarden, althans, wanneer Amsterdam het referentiekader is. Concentraties met hoge woz-waarden lijken nog wel uit te breiden, maar dan vooral in de binnenstad. Toename van druk op de aan de binnenstad grenzende wijken is niet zichtbaar in systematische toename van concen-traties met hoge waarde. Eerder lijkt zich het tegendeel voor te doen, met name in het deel ten noorden van het Vondelpark, waar een sterke concentratie met hoge waarde in 2001 niet meer als zodanig zichtbaar is in 2004. Interessant is nog een confrontatie van concentraties met een lage en een hoge waarde, FIGUUR 4. Vooral in

Wester-park, dat grenst aan een groot en stabiel gebied met hoge waarde in de binnenstad, én waarin zich een aantal ontwikkelingen in het hogere waarde segment hebben voorgedaan, zien we interes-sante contrasten. Hier, vooral op deze locatie, ontwikkelt zich wellicht een gebied met hoog gentrification potentieel. Het is opvallend dat bijna nergens in Amsterdam sprake is van down-grading.

De veranderende bevolking: sociale

upgrading en downgrading

Wat betreft de bevolking kan een soortgelijke analyse worden verricht. Er zijn hier in principe meer indicatoren bruikbaar. We beschikken over gedetailleerde werkloosheidsgegevens voor de regio uit 2000 en 2003; voor de stad Amsterdam kunnen we de periode 1994-2007 bestrijken. Daarnaast is er recente informatie over bijstands-0 0,4 0,8

kilometers

2001: n>190, 56.3% 2004: n> 237, 64%

Figuur 4 Sterke concentraties van woningen met een hoge en lage woz­waarde, in ingezoomd op de Amsterdamse binnenstad, 20044

0 0,4 0,8

kilometers Figuur 3 Sterke concentraties van woningen met een hoge woz­waarde, ingezoomd op de Amsterdamse binnenstad, 2001 en 20043

Figuur 5 De ontwikkeling van de werkloosheid5 en het percentage bijstandsontvangers6 in Amsterdam, 1994­2007

Bron: O+S Amsterdam

3. Woz-gegevens over 2001 hebben prijspeildatum 1 januari 1999. In 2001 vallen

wonin-gen met een waarde van meer dan 330.557 gulden in de categorie ‘hoge woz-waarde’ van de Stadsmonitor Amsterdam. In 2004, eveneens prijspeildatum 1999, is een grens van meer dan 150.001 euro voor dezelfde categorie gehanteerd.

4. In 2004 wordt woz prijspeildatum 1 januari 1999 gebruikt. De grens van de categorie

‘hoge woz-waarde’ ligt op een waarde van meer dan 150.001 euro, woningen met een waarde tot 100.000 euro vallen in de categorie ‘lage woz-waarde’ van de Stadsmonitor Amsterdam.

5. Niet-werkende werkzoekenden (NWW) als percentage van de bevolking van 15-64 jaar. 6. ABW/WWB thuiswonend jonger dan 65 jaar, als percentage van de bevolking van

15-64 jaar (in 1994 en 1996 is de RWW meegeteld).

Upgrading en downgrading in de regio: de veranderende woningvoorraad en bevolking van de regio Amsterdam

uitkeringen beschikbaar. Omdat op regionaal niveau de concentraties van werkloosheid vooral in de gemeente Amsterdam zichtbaar worden, richten we ons opnieuw op Amsterdam. Een vergelijking van de informatie tussen 1994 en 2007 levert twee soorten dynamiek op. Ten eerste neemt de werkloosheid af in de beschouwde periode, FIGUUR 5.

Bron: Stadsmonitor Amsterdam

hoge woz-waarde: n>354, >79% lage woz-waarde: n>237, >63.2%

(5)





Ten tweede schuiven de concentraties van werk-loosheid enigszins naar buiten. Dat is goed te zien als we de jaren 1994, 2000 en 2007 met elkaar vergelijken, FIGUUR 6.

Duidelijk is te zien waar sociale upgrading zich voordoet in de beschouwde periode.

Analyse van de ontwikkeling van het aandeel van de potentiële beroepsbevolking dat een bijstands-uitkering ontvangt, wijst uit dat zich tegen de trend van daling in de regio in, een toename van het aantal concentraties van bijstandsontvangers in Almere voordoet, FIGUUR 7. De ‘urbanisation of

the suburb’ (Masotti & Hadden 1974) die zich hier voordoet, wordt, zelfs over een korte periode van één jaar (2006-2006), treffend in beeld gebracht. Er is hier duidelijk sprake van relatieve down-grading in sociale zin.

Binnen de gemeente Amsterdam is opnieuw een analyse over een langere periode mogelijk (1996-2007). In figuur 5 is aangegeven dat de ontwikkeling in de gemeente als geheel parallel-len vertoont met de werkloosheidsontwikkeling. Wel daalt de werkloosheid wat sneller dan het niveau van de bijstand. Het ruimtelijk patroon van de ontwikkeling van concentraties van bijstands-ontvangers vertoont veel overlap met dat van de werkloosheid, reden om de kaarten hier niet opnieuw te presenteren. 0 2,5 5 kilometers 0 2,5 5 kilometers 0 2,5 5 kilometers

Bron: Stadsmonitor Amsterdam

Figuur 7 De ontwikkeling van concentraties bijstandsontvangers in Almere, 2005 en 2006 Bron: Regiomonitor 0 1,5 3 kilometers 2005: n>25, 14.3% 2006: n>50, 13.9%

Fysiek en sociaal

De fysieke en sociale ontwikkelingen in de regio Amsterdam zijn niet onafhankelijk van elkaar. De sociale upgrading in stadsdelen zoals Zuid-oost en Westerpark gaat gepaard met een sterke fysieke upgrading in de vorm van stedelijke her-structurering. Afnemende werkloosheid lijkt even-eens samen te hangen met deze vernieuwing. Omdat de recente ontwikkeling, met name in de laatste tien jaren, gepaard is gegaan met een algehele daling van werkloosheid en bijstands-problematiek, is een eventuele verplaatsing van werkloosheid en bijstand door fysieke interventies niet direct zichtbaar, of eerder ‘verdampt’. Een minder direct verband tussen fysiek en sociaal vinden we in de suburbane gebieden, en in het bijzonder in Almere, waar het meer stedelijk worden van de lokale gemeenschap zich ook manifesteert in meer werkloosheid en bijstand. Dat zijn typisch sociale indicatoren die hogere waarden bereiken in steden.

Conclusie

De regio Amsterdam, en daarbinnen in het bijzon-der de stad Amsterdam, vertoont in haar recente geschiedenis meer upgrading dan downgrading. Vooral de Amsterdamse binnenstad is een gebied geworden dat voor velen niet meer financieel bereikbaar is. In de aangrenzende 19e eeuwse wijken vinden we bovendien steeds minder concentraties van woningen met een lage woz-waarde, wat eveneens duidt op waardestijging. De traag veranderende gebouwde omgeving leidt er waarschijnlijk toe dat deze gebieden niet eenvoudig tot de top van de markt opklimmen, maar dat ze in waarde stijgen lijkt onmiskenbaar. Westerpark is een dergelijk gebied waar zich, als de conjunctuur dat toelaat, wellicht gentrification gaat voordoen in de komende jaren. Structureel zien we met het meer stedelijk worden van een deel van het ommeland, dat zich daar ook enige stedelijke problemen naar toe verplaatsen. Daar manifesteert zich lichte downgrading.

Literatuur

Cortie, C. & J. van de Ven (1981) Gentrification, keert de woonelite terug naar de stad? Geografisch Tijdschrift XV, pp. 429-446.

Ebels, H.J. & W.J.M. Ostendorf 1991) Achter de schermen van de gentrification. De bewoners van dure woningen in de centra van Amsterdam en Den Haag. Amsterdam: Stedelijke Netwerken, 35.

Goetze, R. (1979) Understanding Neighborhood Change; the Role of Expectations in Urban Revitalization. Cambridge, Mass.: Ballinger.

Gale, D.E. (1980) Neighborhood resettlement: Washington, D.C. In: S.B. Laska & D. Spain (Eds.), Back to the City, Issues of Neighborhood Renovation, pp. 95-115. New York: Pergamon Press.

Hamnett, C. (1984) Gentrification and residential location theory: a review and assess-ment. In:

D.T.Herbert and R. Johnston (eds.) Geography and the Urban Environment, pp 283-322. Chichester: Wiley and Sons.

Laska, S.B. & D. Spain (1980) (Eds.), Back to the City, Issues of Neighbor-hood Renovation. New York: Pergamon Press.

Machielse, E.C.M. (1985) De hernieuwde belangstelling voor binnen-stedelijke woonlocaties. Plan 12, pp. 10-16.

Masotti, L. H. & J.K. Hadden (Eds.) (1974) Suburbia in transition. New York: New Viewpoints.

Musterd, S. & J. van de Ven (1991) Gentrification and residential revi-talization in Amsterdam. In: J. van Weesep & S. Musterd (Eds.) Urban Housing for the Better-Off: Gentrification in Europe, pp. 89-97. Musterd, S. (1991) Neighbourhood change in Amsterdam. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, nr 1, pp. 30-39.

NRC Handelsblad (16 februari 2008)

Weesep, J. van (1986) Condominium; a new housing sector in the Netherlands. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht.

Upgrading en downgrading in de regio: de veranderende woningvoorraad en bevolking van de regio Amsterdam

Figuur 6a Concentraties van werkloosheid in Amsterdam, 1994

Figuur 6b Concentraties van werkloosheid in Amsterdam, 2000

n>207, >28.3%

Figuur 6c Concentraties van werkloosheid in Amsterdam, 2007

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze factsheet lees je wanneer een delier optreedt, wat de gevolgen kunnen zijn en hoe je een delier kunt voorkomen door inzet van het Amerikaanse Hospital Elderly Life

De vrijwilliger is aansprakelijk voor schade die door het ziekenhuis en/of haar patiënten wordt geleden, doordat de vrijwilliger niet de waarheid heeft gesproken over

Dit is te herleiden uit opmerkingen als ‘iets te veel pr’, ‘minder informatie, liever concretere informatie dan procesmatige verhandelingen’, ‘er ontbreekt

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Voor alfa1 en beta1 zijn de LVB-kinderen met ogen open vergelijkbaar met kinderen uit de normgroep (Figuur 3).. Gemiddelde power van delta bij geopende ogen op de voor-,

bewees hieruit de valschheid van het ovaal of eirond, als een algemeene regel by de Schilders in gebruik, die het zelve in de hoogte verdeelen in vier gelyke deelen, plaatsende de

The Dutch American network grew in the 1850s with two bases in the Midwest, the mostly Gelderland-South Hol- land colony of Pella, Iowa, and the more diverse Holland, Michigan..