• No results found

De boer en de huwelijksmarkt.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De boer en de huwelijksmarkt."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

)ordracht zit, heeft ioudkun- i een re- ekregen.

-IN

b i j het Ikemade, aat dat er i bestuur ; bestuur mt. n dit tijd- istisch t e )innen de lnd Inter- ?er volop n a a r ook met suc- I de huis- tten (Col- ~ i t k o m e n nlijk h e t gegeven. ; een tra- nal Fede- door het ? sympo- is echter adere i n - ?f of i n dit moment plannen ebruari 1988

D e boer en de huwelijksmarkt

C.

DE

HOOG

O u d e tradities e n n i e u w e o n t w i k k e l i n - g e n k u n n e n je als boer o o k d w a r s z i t t e n als j e e e n v r o u w zoekt. W a n t v o o r d a t j e een levensvatbaar eigen bedrijf h e b t k u n je d e h u w e l i j k s m a r k t n i e t o p e n b e n j e eindelijk zover, d a n z i t datzelfde be- d r i j f d e keuze v a n d e v r o u w v a n je d r o - m e n i n d e w e g

...

De laatstejaren zijn er alarmerende berichten in de pers verschenen over de moeilijkheden die de Nederlandse boer op de arbeidsmarkt lijkt te ondervinden (De Boerderijkrant, 1986). Door een (kleine) subsidie van het Landbouw- exportfonds was het mogehjk dat een drietal studenten van devakgroep Huishoudkunde in 1986 hiernaar onderzoek konden verrichten. lnmiddels is hierover een uitvoerig onder- zoeksrapport verschenen (Lohuis e.a., 1987). Dit artikel is mede gebaseerd op enkele tabel- len uit de arbeidskrachtentelling 1985 van het CBS, waarin ook de huwelijksfrequenJie van boeren is opgenomen. In deze bijdrage willen wij een poging wagen om deverschijn- selen met betrekking tot de huwelijksmarkt van boeren te inventariseren. Daarbij moet worden opgemerkt dat dit onderwerp ogen- schijnlijk van secondair belang lijkt te zijn voor de huishoudwetenschappen. Maar dat klopt niet. Het al dan niet aangaan van een relatie is bepalend voor de huishoudvorm. De laatste decennia kan een grote toename wor- den vastgesteld van de eenpersoonshuishou- dens. Een verdieping van Ben facet van dit fenomeen - in dit geval de huishoudens van boeren - isderhalveookvan betekenisvoor de huishoudwetenschappen.

In deze bijdrage worden in het eerstegedeelte de demografische ontwikkelingen op het ge- bied van huwelijkssluiting i n beeld gebracht. Vervolgens wordt bezien welke positie de boer anno 1986 op de huwelijksmarkt in- neemt. In het slotgedeelte zullen verklaringen worden aangevoerd voor de positie van de boer op de huwelijksmarkt, tevens wordt hier aangegeven welke factoren wellicht tot ver- andering van deze positie zouden kunnen lei- den.

Demografische o n t w i k k e l i n g e n De Wageningse socioloog Hofstee (1 962, pp. 27-28) heeft de demografische ontwikkelin- gen van de laatste twee eeuwen in Nederland grondig bestudeerd. In de eerste helft van de 19e eeuw wordt een agrarisch-ambachtelijk patroon gesignaleerd, waarin wordt uitge- gaan van een samenhang tussen huwelijks- sluiting en de huwelijksvruchtbaarheid, in de- mografische termen: tussen de nuptualiteit en de fertiliteit. In het kort komt deze theorie erop neer dat door aanpassing van de bevol- kingsgroei aan de aanwezige bestaansmoge- lijkheden, laat, of zelfs niet wordt gehuwd. Men gaat slechts tot het huwelijk over als men de zekerheid heeft een vaste bestaans- basis te hebben gevonden, in de regel een eigen bedrijf. Tussen 1850 en 1870 loopt dit patroon voor Nederland als geheel af. Via een tussenfase wordt een modern demografisch patroon bereikt.

Bij de agrarische populatie lijkt het alsof res- tanten van het agrarisch-ambachtelijk pa- troon - en de daarbij behorende lage nuptu- aliteit - nog aanwezig zijn.

In dit verband zijn de gegevens van belang die Frinking en van Poppel (1 979, p. 146 e.v.) bijeen hebben gebracht in de censusmono- grafie 1971 over de sociaal-demografische analyse van de huwelijkssluiting in Neder- land. Hierin worden differentiele huwelijks- cijfers gegeven, ook voor boeren (tabel 1). Uit tabel 1 blijkt dat de zelfstandigen in de land- bouw - in vergelijking met andere beroeps- groepen - een relatief lage huwelijksfrequen- tie hebben. Slechts de landarbeiders en de werkelozen vertonen een nog lagere huwe- liiksfrenllentie Deze ciifers ziin in 1971 ver- zameld; het samenwonen was toen een nog zeldzaam verschijnsel en dit fenomeen heefl deze cijfers dus niet kunnen vertekenen. Uit tabel 2 kan een andere samenhang h o r - den gehaald. Hierin worden de zelfstandigen bezien naar omvang van he1 personeel (Frinking en van Poppel, 1 979, p. 147 e.v.). Uit deze tabel bhjkt dat vooral de zelfstandigen i de landbouw, die neen personeel in dienJ

(2)
(3)

E'06 9'89 lee101 6'18 8'LP P U a 4a q uO 0 '0 0 L 0'9L uanhpaq aqosrlel6e ua~nai3a~la P'88 9'6L s~ as sl ~

?

6. ~8 E'L9 slaplaqlesoa 1 .6 , 8'99 s Ja p la q Je aLpSlJel6y

4

E'98 P'9L Mnoqpuel ap UI uafi~pueisjla~ j' 0'86 0'6L Mnoqulni ua -puq UI s~ap~alsjlupag @3k 9'E6 P'LL slayulnn UI law ua61pueis~la~

c

e ps

& $ 1'86 O 'E L ua ~l ei ql

~ ola ualeualqluy L L 'E g.06

a

%

!

&

6'06 P'OL sa ~i m~ j apuauapa~~sua~a P't6 8'LL sa~punj ala13~awwo3 L'88 E'99 salpunj ana~ie~is~u~wpy O'L6 1 ' 18 sa~punj apuana66u1p1al a~a6oq uaa s~ap~ao~sp~alaa L'Z9 uais1le13adsyen u a de43Suala~ 'iyJewa!ielaJ ua -sy!hla~ny ap do ijaaq uapaqy!!l!aour a 10 1 6 !!y iep

i!p iuayaiaq ua!za6

~P JO M Ja~lledsy!!laMnl( ay!!l~aa6aq uaa sle ia!u saIs!aur azap loop Jaoq ap sle 'p :uapJoM lq3oza6 sa!s!aw azap loop 6u!z!!Nye uen uau -a pa ~B aa ~a q ap Jeeu laow 'uapuln el JaIJl~ed -~ y[ !~ a~ ny uaa'i6eels u! ia!u la Jaoq ap s p 3 !uaJaoq ap uen ~auiledsyh(am -nq ay!!l~nnleu ap sle ua!za6 uapioM uauuny na!l!w 11 3 s! J eJ 6 e uaa y n G!iswoyye sa!s!aur .cp :Jeeyla uaMnq na!l!w y 3 s! l e~ 6 & ! uaa i!n 6!iswoy$e uaMnoJn ua uauuew 'e :a!~alndodsyaoz -1apuo ap Jeeu pleeilan s! uana6a6

$!a

'~ee6do a!lenl!s aspuepapaN ap JOOA yoo 'a ~w eb ur -04 ap 'ad13u!ld 1J O O S -Iy a O Z -1 1 00 s lay I&P UO y l -alqa6 Sl (286 1) 60 0~ ap UEA ~) !J Q~ sJ €~ QJ ~ lay I I ~ .~ u! J~ LJ ~~ €I J apua6lon ap uen ueetb6ion SI hq ~a !~.p~a!n~aiu!aS

s!

~a u~ ed sq f! pw mq ~ .a6!iswoyaoi. u !!z Jeew Jaoq a6uo! ep la!N .puelaileld iaq do sa!s!aw ap ~n ya 6u o uen a!l!sod ap is aa ~a b SI yaozlapuo i!p f!q rund -s6ue6l!n -p.a nean!us6u1p!aldo Beel uaa '~ ep -uelaueld ap uen iuawalos! ana!$elaJ lay "p q -3ads~adwwoyao~ 6uua6 uaa '6u!yp~lvq

q$

! !q o6ew! iq3als uaa pleaq~oon!l~q qr oz 'q ls w -a!lelaJ ua -sy!hla~nq ap do alilsod w f!z JWA uaurAon uauuny ua6u!~auuralaq ~qaylavc a!p Jaoq ap uen uayawuay Jaeu iy3oza6 la y s~

~3

6u!llais~apuo~an uaa uan ueeSaSl!n SI yaoz -1apuo a s6 u! ua 6e ~ aplawJan JapJaa ieq ul .pels ap uee s! uapuoqa6 yJals q3oi uaawou -a$ i~ p iepwo 'y3s!kq l ay .!.o iy!!l .aliuanba~# -cuooMualues. a6oy uaa mop uawoyl uauunq noz i ~p iep iu aw n6 ~e ua3 6u !y ~o ~a q a sp c ue 1 -rapaN uen waJ ap j!q yhlq~aiy3e ualaoq ap uen 6u!i!nlssyl1la~nq ap ga p oallatsisen ueu -uny ~I M uaqqaq ailaapa6 apuee6~e~oon ieq ul

(4)

Daarnaast is gekeken of de emancipatie van de agrarische meisjes wellicht invloed op hun eigen partnerkeuze kon hebben. Het oplei- dingsniveau van meisjes werd door de onder- zoekers gezien als hen van de instrumenten om tot zelfontplooiing te komen. Onder eman- cipatie werd dus zelfontplooiing verstaan, dit in navolging van Weeda (1 986) die stelt dat: 'Mannen en vrouwen vanaf de geboorte de- zelfde mogelijkheden en kansen moeten krij- gen om hun specifieke eigenschappen en ca- paciteiten te ontwikkelen en te gebruiken'. Bezien wij nu nader de positie van de meisjes afkomstig uit een agrarisch milieu dan dient eerst terug te worden gegaan naar het gezin van herkomst. Uit verschillende gesprekken met boeren en boerinnen is gebleken dat een grote waarde werd toegekend aan het volgen van een opleiding. In zeer vele gevallen bleek dat deze opvoedingswaarde samenhing met de positie van de bedrijfsopvalger. Veelal wordt de oudste zoon (in sommige streken de jongste zoon) gezien als de bedrijfsopvolger. Zijn toekomst lijkt verzekerd. Als het ook maar enigszins mogelijk is, stimuleren ouders en landbouwvoorlichters bij eventuele andere kinderen uit het gezin, ongeacht het geslacht, het volgen van een goede opleidi,ng. Dit niet alleen om deze kinderen een eigentoekomst- perspectief te bieden, maar ook om proble- men. bij eventuele erfenis te voorkomen. Waarmee niet gezegd is dat er op het platte- land geen meisjes te vinden zijn met slechts

een beperkte opleiding. I

:?'

Bij de meisjes afkomstig uit een agrar~sch mi- lieu werden een drietal centraleonderwerpen aan de orde gesteld. Deze onderwerpen wa- ren: de mate van streekgebondenheid, de ideeen over een boer als partner en over het tjoerin zijn. Uit het onderzoek blijkt ten aan- zien"an meisjes met een hogere opleiding het volgende. Deze meisjesvoelen zich niet al tt? srerk a m de streek gebonden. Zij vinden het sireekgebeuren minder belangrijk en zijn ook mobieler. Hun toekomstige woonplaats fi$natEWaarschiinliik meer acvan hun toe-

e.a., 1937).

Bij meisjes met een lagere opleiding - al dan niet van agrarische afkomst - werd een gro- tere bereidheid gevonden om met een boer te trouwen. Toch kan men zich afvragen of we hier te maken hebben met een populatie die de plaats kan innemen van de zich emancipe- rende zusters. Nog afgezien van religie- en standsverschillen is het de vraag of boeren onder deze meisjes een geschikte huwelijks- partner kunnen vinden, gezien de eisen die aan een boerin op een modern bedrijf gesteld worden.

Kortom de emancipatievan vrouwen en meis- jes afkomstig van het platteland kan ertoe bij- dragen dat de huwelijksfrequentie van de boer anno 1986 relatief laag is. Maar er zijn ook andere factoren te noemen, die nu aan de orde komen.

Andere intermedierende factoren

Wij hebbeln kunnen vaststellen dat er in Ne- derland enkele duizenden boeren moellijkhe- den lijken te hebben op de huwelijksmarkt en we hebben het vermoeden uitgesproken dat restanten van het oude agrarisch-ambachte- lijke patroon hiervoor aansprakelijk kunnen zijn. Een aspect van dit tradltionele patroon IS

het uitstellen van het huwehjk tot de boer een zelfstandige positie metvoldoende inkomens- mogelijkheden heeft bereikt. Is een elgen be- drijf op jonge leeftijd meestal al moeilijk te realiseren, de politieke en financieel-eco- nomische situatie kan daarbii noa een vertra- de consequenties die deze keuze met zich mee zou brengen voor hun loopbaan. Zeer velen opteren namelijk voor een zelfstandige loopbaan, niet gekoppeld aan het bedrijf van hun man. Het boerin zijn - in het bijzonder op veeteeltbedrijven - wordt massaal afgewezen (Lohuis e.a., 1987).

Hoger opgeleide meisjes uit agrarisch milieu willen blijkens dit verkennend onderzoek een eigen weg kiezen en zelf de kost verdienen. Dit vormt een bedreiging voor het gezinsbe- drijf, omdat juist het meewerkend gezinslid hier node gemist kan worden en in zeer vele gevallen is het meewerkend gezinslid in het agrarisch bedrijf de vrouw. Daarbij komt nog het volgende. Net als in het overige bedrijfsle- ven zien wij in het boerenbedrijf een toene- mende complexiteit en verzakelijking optre- den. Het lijkt aannemelijk dat in de veranderende bedrijfssituatie een boer er baat bij he'eft om een echtgenote te vinden, die redelijk geschoold is of veel praktische ervarina heefr met het boerenbedriif (Lohuis

r

(5)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals in de commissievergadering van 2 december door de portefeuillehouder is toegezegd, ziet u hieronder een drietal scenario's over

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Lange termijn: Onderzoek behoefte en mogelijkheden generieke oplossing Wanneer de combinatie van Allegro Manager en WebControl4u definitief niet kan voorzien in de ad

In de figuur zijn drie alkaloïden weergegeven die zijn ontstaan uit het aminozuur tyrosine.. De oorspronkelijke structuur van tyrosine is nog in de drie structuren

Tijdens de centrale examens wiskunde A, B en C van 2017 dient het geheugen van de grafische rekenmachine te zijn geblokkeerd door een examenstand, dan wel te zijn gewist door

It shows that the distribution of observations over distance is not constant. The choosen 0- 500 meters range as treatment group adds up to 8% of the total observations, and with

laanboomkwekers de productie op gang  Vereiste testen voor het behalen Keurmerk.

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van