• No results found

Coccidiose bij vleeskuikenouderdieren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Coccidiose bij vleeskuikenouderdieren"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Coccidiose bij vleeskuikenouderdieren

R. Meijerhof, onderzoeker vleeskuikenouderdieren

Coccidiose is bij de opfok van vleeskuikenouderdieren een voortdurende zorg. De

problematiek bij deze ziekte ligt duidelijk anders dan bij bijvoorbeeld vleeskuikens.

Enting tegen coccidiose met Paracox@ lijkt goede mogelijkheden voor de toekomst

te bieden.

Inleiding

Omdat vleeskuikenouderdieren op gedeeltelijk strooisel worden gehuisvest is de bestrijding van coccidiose een voortdurende zorg. Tijdens de opfok en de vroege legperiode kan coccidio-se voor veel problemen zorgen. Vooral in het begin van de legperiode wordt regelmatig coc-cidiose geconstateerd, met vaak vérstrekkende gevolgen. Niet alleen veroorzaakt een coccidio-se uitbraak in deze periode een daling van de technische resultaten, ook het percentage grondeieren en de broedeikwaliteit kan sterk beïnvloed worden. Vooral een hoog percentage grondeieren kan ook in de verdere produktiepe-riode voor veel problemen zorgen.

Coccidiose

Coccidiose wordt veroorzaakt door een darmpa-rasiet. In de darm kan deze parasiet zich explo-sief vermeerderen, hetgeen uiteindelijk leidt tot ziekteverschijnselen en sterfte. Na deze explo-sieve vermeerderingsfase worden grote aantal-len coccidiën uitgescheiden door het zieke dier, die op hun beurt weer andere dieren kunnen besmetten. Deze uitgescheiden coccidiën kun-nen lange tijd in het strooisel aanwezig blijven. Bij kippen komen een zevental verschillende soorten coccidiose voor, die allemaal hun eigen

.

specifieke kenmerken hebben. Binnen een soort kunnen weer verschillende stammen voor-komen. Kippen, die besmet zijn, ontwikkelen een zekere immuniteit tegen coccidiose, die hen later in hun levensfase kan beschermen tegen nieuwe besmettingen. Besmetting met

een bepaald soort coccidiose geeft echter geen immuniteit tegen andere coccidiose soorten.

Vleeskuikens en ouderdieren

De coccidiose problematiek ligt voor vleeskui-kenouderdieren heel anders dan voor bijvoor-beeld vleeskuikens. Bij vleeskuikens ligt het accent vooral op het zoveel mogelijk voorkomen van coccidiose. Dit wordt vooral bereikt door, naast het handhaven van een goede hygiëne, anti-coccidiose middelen via het voer toe te dienen. Tijdens de legperiode van vleeskuiken-ouderdieren is dit als standaardmethode verbo-den. Daarom willen we bij deze dieren juist een (lichte) besmetting tijdens de opfokperiode, om immuniteit te veroorzaken. Wanneer deze im-muniteit niet in de opfokperiode wordt opge-bouwd, kan dit tot problemen in de vroege legperiode leiden. Aan de andere kant willen we echter ook geen zware besmetting in de opfok-periode, om grote uitval, slechte uniformiteit en een verminderde kwaliteit van de dieren te voor-komen. Juist dit evenwicht en het feit dat be-smetting met een soort coccidiose geen immuniteit geeft voor de overige soorten maakt coccidiose bestrijding tijdens de opfok tot een moeilijke en belangrijke aangelegenheid. Be-langrijk is het om te bedenken, dat de belangen van opfokker en vermeerderaar in dit verband niet helemaal gelijk op gaan. Een opfokker zal een koppel als goed beoordelen, als het zonder ziekteproblemen door de opfok is gekomen en in principe dus ziekte tijdens de opfok willen

(2)

voorkómen. Voor een vermeerderaar is het ech-ter gunstig als het koppel wel ziekte, namelijk coccidiose, heeft gehad en dit goed te boven is gekomen.

Enting tegen coccidiose

Sinds enige tijd is de entstof Paracox@ op de markt gebracht, die speciaal voor de vermeer-deringssector goede perspectieven lijkt te bie-den voor de coccidiose bestrijding. Deze entstof is gebaseerd op levende coccidiën, die geselec-teerd zijn op een vroege rijpheid (verkorte le-venscyclus) zonder de bekende explosieve vermeerdering. Alle voorkomende soorten coc-cidiën zijn in de entstof aanwezig. Door deze entstof krijgen alle dieren in een vroeg stadium in geringe mate coccidiose en bouwen immuni-teit op. Doordat de coccidiën doorlopend op-nieuw uit het strooisel worden opgenomen, blijft de immuniteit in stand.

Bij toepassing van deze enting moeten een aan-tal factoren in de gaten worden gehouden. De enting moet op een jonge leeftijd, tussen de 5e en ge levensdag plaatsvinden, om te voorkomen dat de “reguliere” coccidiën de kans krijgen om de dieren te infecteren alvorens immuniteit is opgebouwd. Daarnaast blijft strikte hygiëne in de stal een eerste vereiste, om te voorkomen dat de dieren voortijdig met “normale” coccidien worden geïnfecteerd. Er dienen geen coccidio-statica door het voer gebruikt te worden, omdat daardoor de levende coccidiën van de entstof worden gedood en dus geen immuniteit wordt opgebouwd. Ook dienen de dieren niet behan-deld te worden tegen de coccidiose verschijnse-len die optreden als gevolg van de enting.

Eerste ervaringen

Bij het Praktijkonderzoek voor de Pluimveehou-derij is, in samenwerking met de Gezondheids-dienst voor Dieren in Doorn, enige ervaring opgedaan met Paracox@ bij moederdieren. We hebben een opfokkoppel geënt met Paracox@ (drinkwater enting) en daarna gevolgd tijdens

de legperiode. Deze dieren zijn nu voorbij de produktietop. De eerste indruk van de enting is goed. Tijdens de opfokperiode viel op, dat de coccidiose verschijnselen als gevolg van de en-ting zich ernstig laten aanzien. Dit komt waar-schijnlijk doordat alle dieren vrijwel tegelijkertijd ziekteverschijnselen vertonen, terwijl normaal gesproken een koppel niet ineens volledig ziek is. Om in een dergelijke situatie af te blijven wachten en niet tegen coccidiose te behandelen blijkt niet mee te vallen. We hebben de dieren tijdens de perioden dat ze duidelijke coccidiose verschijnselen vertoonden niet behandeld en ons beperkt tot het instellen van een iets hogere staltemperatuur. Tijdens de verdere opfokperi-ode hebben we geen problemen met coccidiose meer gehad. Uit de bepalingen van het aantal coccidiën blijkt dat, na een groot aantal cocci-diën in de periode direct na de enting, geen hoge aantallen coccidiën meer zijn voorgeko-men. In een aantal afdelingen was in de tweede helft van de opfokperiode nog een kleine piek in het aantal coccidien waar te nemen. Dit wordt ook in de praktijk waargenomen.

In het begin van de legperiode hebben we geen problemen met coccïdiose-uitbraken gehad. Momenteel (topproduktie) is bij uitval in 4 van de 16 afdelingen ernstige coccidiose geconsta-teerd. Het betreft hier Eimeria Necatrix, waarte-gen momenteel met Amprolium wordt behandeld. Blijkbaar geeft de methode dus niet in alle gevallen een volledige bescherming. Dit kan veroorzaakt worden doordat niet alle dieren de entstof of onvoldoende entstof hebben bin-nengekregen. Ook kan een te lage bescherming tegen één van de coccidiose stammen de oor-zaak zijn. Nader onderzoek zal hier meer duide-lijkheid over moeten geven.0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Koud’ huisvesten houdt in dat gedurende de eerste tien dagen na het werpen van de zeug alleen het biggennest verwarmd werd (middels vloerverwarming). De vloerverwarming in de overige

Embodied in the policies and legislations is a fundamental recognition that a developing society inherited a construction sector that support s a

Maar het is net zoals bij ieder groot bedrijf: als iets nieuw is en mensen nog niet goed weten wat ze kunnen ver- wachten, dan vinden ze het lastig om werk uit handen te geven..

Een analyse van de meetresultaten met behulp van een regressieberekening toonde aan, dat het zoals reeds werd verwacht niet mogelijk is om voor het gehele traject van afvoeren

Alle drie de winkels zijn suc- cesvol, maar de winkel Zwolle zit nog in de opstartfase. Omdat je als ondernemer niet én op je eigen bedrijf kan zijn én in drie winkels, is

De kolommen worden op cylinders geplaatst, waarin het niet door de grond opgenomen water wordt gemeten. In het voorjaar, waarschijnlijk mei en in een tijd dat de grond nog meer

Voor het begroten van de voedervoorziening zijn enkele nieuwe computer- programma’s ontwikkeld op het PR waarmee de voeropname en de voerverwerking van een koe en van een

Het percentage hennen bezig met lopen en "alleen" staan was bij de tussen 11 en 13 weken leeftijd uitgevoerde waarnemingen het laagst bij de tweemaal per dag gevoerde