• No results found

De steekproef voor het rentabiliteits- en financieringsonderzoek van de fruitteelt in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De steekproef voor het rentabiliteits- en financieringsonderzoek van de fruitteelt in Nederland"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L. van Noort

DE STEEKPROEF VOOR HET RENTABILITEITS- EN FINANCIERINGSONDERZOEK VAN DE FRUITTEELT IN NEDERLAND

Interne nota No. 250

Oktober 1980 ^ DEN HAAQ £ L 2

13 NOV. 1980

7JÖ • HBUOTHEHC A •

ri

Landbouw-Economisch Instituut Afdeling Tuinbouw

- 2 - H ~z-

(2)

WOORD VOORAF

Door de afdeling Tuinbouw wordt jaarlijks onderzoek verricht naar de rentabiliteit, de inkomensvorming, het financieringsge-drag en de vermogenspositie in de belangrijkste takken van Tuin-bouw.

Het onderzoek van de fruitteelt in Nederland is met ingang van het boekjaar 1980 op een nieuwe steekproef gebaseerd.

In deze publikatie wordt een verantwoording gegeven van de wijze waarop de steekproef is samengesteld.

De steekproefbedrijven zijn geworven door B. Mouris en A.J.L. Pieterse.

Het Hoofd van de afdeling Tuinbouw,

(3)

I. DE FRUITTEELT IN NEDERLAND

1.1 De populatie van bedrijven met pit- en steenvruch-ten

De steekproeven ten behoeve van het Rentabiliteits- en finan-cieringsonderzoek worden eenmaal in de vijf jaar vernieuwd. De steekproef van de fruitteelt is met ingang van het boekjaar 1980 vernieuwd. Als basis hiervoor is gebruik gemaakt van de Landbouw-telling 1978.

Volgens de Landbouwtelling 1978 waren er in Nederland 7.942 bedrijven met pit- en steenvruchten. De oppervlakte met pit- en steenvruchten bedroeg 27.863 ha. Van deze 7.942 bedrijven bleken 1928 te voldoen aan de criteria die voor deelneming aan het onder-zoek zijn gesteld. Het onderonder-zoek heeft namelijk alleen betrekking op bedrijven:

a. waarvan de ondernemer een agrarisch hoofdberoep heeft; b. met een bedrijfsomvang van 70 en meer sbe 1);

c. waarvan 60% en meer van de sbe betrekking heeft op pit- en s teenvruchten.

Een specificatie van het aantal bedrijven en de teeltopper-vlakte met pit- en steenvruchten is opgenomen in tabel 1.1.

In tabel 1.2 zijn de voornoemde 1928 gespecialiseerde be-drijven naar bedrijfsomvang-op basis van sbe- ingedeeld. De 9% grotere bedrijven (340 en meer sbe) vertegenwoordigen 21% van het

totaalaantal sbe. De kleinere bedrijven (van 70 - 160 sbe)44% van het totaalaantal bedrijven nemen slechts 26% van het totaalaantal sbe voor hun rekening.

De procentuele verdeling van de totale oppervlakte pit- en steenvruchten - over de onderscheiden groepen van bedrijven - is gelijk aan die van het totaalaantal sbe.

i) De omvang van een agrarisch bedrijf en van de afzonderlijke produktierichtingen binnen een bedrijf kan worden uitgedrukt in sbe (standaardbedrijfseenheden).

Een sbe komt overeen met een bepaald bedrag aan toegerekende factorkosten (arbeid, rente en netto-pacht) in een basisperiode bij een doelmatige bedrijfsvoering en onder normale omstandig-heden.

(4)

Tabel 1.1 Berekening van het aantal gespecialiseerde fruitteelt-bedrijven die in eerste aanleg geschikt zijn voor on-derzoek

Aantal bedrijven

Oppervlakte pit- en steenvruchten (ha) Bedrijven met pit-en

steenvruch-ten gelegen in:

Groningen,Friesland,Drenthe en Overijssel

Gelderland,Utrecht en IJsselm.p. Nrd.-Hoi 1.,Zd.-Holl. en Zeeland Nrd.-Brabant en Limburg Totaal

Bedr. met minder dan 60% van de sbe aan pit- en steenvruchten 3adr. met 60% en meer van de sbe aan pit- en steenvruchten Te kleine bedr. (minder dan 70 sbe) Bedr. met 60% en meer van de sbe aan pit- en steenvruchten en meer dan 70 sbe 2)

Niet-agrarisch hoofdberoep Basis voor de steekproef

118 3997 2202 1625 2 50 28 20 479 13282 8466 5636 2 48 30 20 7942 4137 1928 100 52 24 27863 6669 100 24 3805 1699 1) 2106 178 48 22 26 2 21194 2590 18604 1191 76 9 67 4 17413 63

1) Incl. 1097 bedrijven waarvan de ondernemer een niet-agrarisch hoofdberoep heeft.

2) Excl. bedrijven met minder dan 70 sbe.

Tabel 1.2 Het aantal bedrijven van de te onderzoeken populatie alsmede het aantal sbe en de oppervlakte pit- en steen-vruchten

Bedr. met 6 0 % en meer Aantal Aantal pit- en steenvruchten bedrijven sbe

Oppervl. pit- en steenvr. (in ha) w.v. bedrijven met: 70 - 160 sbe 160 - 340 sbe 340 sbe en meer Totaal 855 897 176 1928 % 44 47 9 100 98617 200381 82201 381199 % 26 53 21 100 4539 9192 3682 17413 % 26 53 21 100

(5)

2. DE STEEKPROEF

2,1 De theoretische steekproef

Voor de samenstelling van de steekproef zijn de 1928 bedrij-ven geografisch onderscheiden. Per regio zijn de bedrijbedrij-ven naar grootteklasse gesorteerd. Binnen de onderscheiden grootteklasse is een volgorde naar bedrijfsomvang - op basis van sbe -

aange-bracht. Uit deze voorgesorteerde bedrijven is vervolgens een wil-lekeurige keuze gedaan door voor elke grootteklasse een aantal bedrijven in de steekproef te betrekken.

Het aantal steekproefbedrijven alsmede de steekproefpercen-tages zijn opgenomen in tabel 2.1.

Tabel 2.1 Het aantal bedrijven van de te onderzoeken populatie en van de theoretische steekproef alsmede de steek-proefpercentages

Bedrijven met 60% en meer pit- en steenvruchten

waarvan bedrijven met: 70 - 160 sbe 160 - 340 sbe 340 sbe en meer Totaal van de popula-tie 855 897 176 1928 Aantal be van de steek-proef !8 37 15 70 :drij ven v.d. steek-proef in % v.d.popula-tie 2,1 4,1 8,5 3,6

Uit tabel 2.1 blijkt dat de grotere bedrijven sterker in de steekproef zijn vertegenwoordigd dan de kleinere bedrijven 1). Bij de berekening van de gemiddelde cijfers van het grondgebruik, de kosten en de opbrengsten, het inkomen en de gegevens met be-trekking tot de financiering wordt uiteraard met de verschillende steekproefpercentages rekening gehouden.

1) Door rekening te houden met de verschillende mate waarin "gro-tere" en "kleinere" bedrijven tot de totale produktie bijdragen wordt de betrouwbaarheid van de informatie over de bedrijfs-resultaten van de fruitteelt, die op basis van een beperkt aantal waarnemingen kan worden gegeven, verbeterd.

(6)

Op basis van de gegevens uit de Landbouwtelling werden 5

s Leekproeven volgons voornoemde uitgangspunten samengesteld. Eén

van dv/,v steekproeven diende voor de uiteindelijke bedrij f skeuze.

2.2 De gerealiseerde steekproef

Uitgaande van de in tabel 2.1 voornoemde steekproefpercenta-ges werden 70 bedrijven voor deelname aan het onderzoek bezocht. Van de 70 fruitteeltbedrijven bleken 18 bedrijven niet geschikt te zijn voor deelname aan het rentabiliteitsonderzoek (zie tabel 2.2).

Het. onderzoek naar de bedrijfsresultaten is - zoals reeds eerder is vermeld - beperkt tot bedrijven, die overwegend op de produktie van pit- en steenvruchten zijn gericht. Bovendien mogen de ondernemers geen hoofdberoep hebben buiten de agrarische sec-tor. Voorts moet de bedrijfsomvang minimaal 70 sbe zijn. Bij de werving bleken een aantal bedrijven toch niet aan voornoemde eisen

te voldoen (zie de onder 5 t/m 7 genoemde bedrijven in tabel 2.2). Dit betekent dat de 18 ongeschikte bedrijven niet zijn vervangen. Bij de vaststelling van de omvang van de "theoretische" steek-proef is rekening gehouden met het feit dat niet alle bedrijven voor het onderzoek geschikt zouden zijn. Van de resterende 52 be-drijven waren de ondernemers van 29 bereid tot deelname aan het onderzoek. Van 19 bedrijven weigerden de ondernemers aan het on-derzoek deel te nemen. Deze 19 bedrijven zijn, evenals de onder punt 3 genoemde 4 bedrijven, vervangen. Hiervoor werden 23 bedrij-ven van nagenoeg dezelfde structuur en bedrijfsomvang bezocht, hiervan werden 13 bedrijven in de tweede, 3 bedrijven in de derde en 7 in de volgende ronden gerealiseerd.

Tabel 2.2 Het resultaat van de werving van 70 fruitteeltbedrijven Aantal bedr. v.d. steek-proef 29 19 4 52 13 2 3 Geaggregeerd aantal bedrij-ven 696 539 72 1307 430 48 143 opp, . pit- en s teenvruchten (in ha) 7114 4523 1119 12756 3167 509 675 1. geschikt voor en bereid tot

deelname

2. geschikt voor, doch niet be-reid tot deelname

3. om administratieve redenen niet geschikt

4. sub-totaal

5. gemengd met andere takken van bedrijf of beroep 6= bedrijven worden onteigend 7. de omvang van de bedrijven

is te klein

(7)

(LS O U (X 0) 01 0) ai -i M a) 60 0) U e • H P . O Ö eu o X > ai 01 TD 03 > 5? 01 Ci) M 0) > r-4 OJ cd H fx CX O • S - H S-t cfl -U CX > «J flld «"*"1 a) e~? 3 o) a. •u ö o en -r4 e x ,M 4-1 a) a) 0 o •n M en ex 1 a) 3 - H (X 4J O <T) C X r - : 01 M cö « CX > cd Ai - I 0) S-^i 3 ai a 4-1 c o en - H ex I •M U-! o) a a) o u u m ex a> 3 - H EX 4J o ta (X M <u • C - H s-i ta 4-1 e x r> cd £i r-4 ai K 3 0) tx 4-1 c o C0 -r^ ex i ,M u-i Oi 01 o) o 4-1 U 02 CU I 01 =) - H CX 4-1 o ta f X f < 0) en co Cd I r-l CO , « H-l 01 •i-> 4-1 • H 4-1 U o 'Ö o 01 M PQ 00 O CN vß -o-CN ON T__ m 00 en m -<r un ON

o

00 en LTi o <N ON .—» Os CN t~-\o <JN CN <f en CN 00 <D en en .—< o r-r-» O ON CN . — 1 -* r-— r-— m oo en LO ,— r-» O CN r~-i — r~-i \o 00 ON ~-00 • — • 00 , , 00 en O O CN o ON <r vO r_< o CN CN 00 O) -ï r--VD ON ON •—* i — t 00 en m m 00 r~-ON 00 vO r-~ — < 00 CN ON Ö l) > •i-i • M )-< 13 0) ,43

e

m

> u et) cd • e 4-) 01

e

0) rO en o vO i — • l o r^. 0) -Q co O vl-CI 1 O vO * — i H 0) 0)

e

e

0) 0) CO O -a-en r-t cd cd 4-1 O H

(8)

De mate waarin de bedrijven van de gerealiseerde steekproef (inclusief de 18 niet vervangen bedrijven) over de bedrijfsgroot-teklasse zijn verdeeld, blijkt uit tabel 2.3 waarin zowel t.a.v. het aantal bedrijven, het aantal sbe en de oppervlakte pit- en steenvruchten de gerealiseerde steekproef met de populatie is vergeleken. Hieruit blijkt dat de grotere bedrijven (340 en meer sbe) met betrekking tot het aantal sbe en de oppervlakte pit- en steenvruchten een weinig zijn ondervertegenwoordigd in de steek-proef. Dit komt ook in tabel 2.4 tot uiting waar de cijfers van de te onderzoeken populatie met betrekking tot het aantal sbe, de oppervlakte pit~ en steenvruchten en de belangrijkste produkten

(voor alle "grootteklassen") gezamenlijk zijn vergeleken met de geaggregeerde cijfers van de gerealiseerde steekproef (inclusief de 18 niet vervangen bedrijven).

Als gevolg van de verschillende steekproefpercentages is een vergelijking van de totale steekproef alleen mogelijk na

aggrega-tie van de cijfers van de steekproefbedrijven. De geaggregeerde cijfers van de steekproefbedrijven zijn berekend door voor de on-derscheiden bedrijfsgrootteklasse, de sbe en de oppervlakte te vermenigvuldigen met de wegingsfactoren 1) en deze uitkomsten te sommeren.

Het blijkt dat de peren wat sterker in de steekproef zijn vertegenwoordigd dan de appelen (zie tabel 2.4).

De 52 uiteindelijk in het onderzoek betrokken bedrijven ver-tegenwoordigen een populatie van 1307 bedrijven met een oppervlak-te van 12.756 ha pit- en soppervlak-teenvruchoppervlak-ten; dat is respectievelijk 5 6% en 46% van alle bedrijven met pit- en steenvruchten in Neder-land (zie tabel 2.2).

Tabel 2.4 Vergelijking van de te onderzoeken populatie met de gerealiseerde steekproef (na aggregatie)

Gerealiseerde Kolom 2 Populatie steekproef in % van

(na aggrega- kolom 1 tie)

Aantal bedrijven Aantal sbe

Opp. pit- en steenvr. (in ha) waarvan appelen (in ha) waarvan peren (in ha)

1.928 381.199 17.413 13.517 3.437 1.928 372.807 17.107 13.100 3.711 100,0 97,8 98,2 96,9 107,9 1) De wegingsfactoren zijn afhankelijk van de steekproefpercentages.

Bij een steekproef van twee procent is de wegingsfactor vijf tig, nl. honderd gedeeld door twee.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De opsommingen van stakeholders, beleid en financiering in voorgaande hoofdstukken geven aan dat de Marker Wadden in alle opzichten een complex project is. Er zijn in het

De contouren van het ontwerp voor de verlengde nevengeul zijn neergezet in twee ontwerpsessies met inbreng hydrologie en ecologie van het waterschap Vechtstromen en begeleid

Hierbij is dus uitgegaan van een vast middenpeil van +20 cm NAP (40 cm hoger dan het huidige winterpeil) om inzicht te geven in de gevolgen van zeespiegelstijging voor het

- Onderhoudt materialen en middelen zorgvuldig en zorgt dat materialen en informatie per klant bij elkaar blijven - Werkt bij de vervaardiging van het model volgens de afspraken met

Vlak voor het onderzoek wordt meestal gevraagd dat je kind nog eens plast, zodat de blaas leeg is.. • Indien de begeleider van het kind zwanger is, meld dit dan op voorhand even

Immunohistochemische kleuring voor E-cadherine kon een deel van de pathogenese verklaren door aan te tonen dat de pagetoïde spreiding in dit geval veroorzaakt werd door een

Progression of radiographic findings included increased soft tissue swelling (also involving the right stifle), increased conspicuity of the radiolucent areas within

nog niet gereed. Het drogestofgehalte en de refractie waren in de tweede parallel van de proef zeer betrouwbaar hoger, dan in de eerste parallel. De osmotische waarde gaf tussen