• No results found

Geoplaza Offline - Een SAGeo middag in het GeoFort

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geoplaza Offline - Een SAGeo middag in het GeoFort"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vakblad van Geo-Informatie Nederland

2012 - jaargang 9

GEO-

INFO

9

pagina 5

Stadsbomen monitoren

per satelliet

pagina 11

ICT-innovatieplatform Geo

pagina 16

Sociale Media als bron

voor ruimtelijke informatie

(2)

Stichting Arbeidsmarkt Geo (SAGEO) levert een bijdrage aan een gezonde geosector door de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan te pakken. Onze aanpak is gebaseerd op drie pijlers: vernieuwing van het onderwijs, werving van jongeren voor het geovak, en bevorderen van samenwerking tussen onderwijs en werkgevers. Kijk voor meer informatie op www.arbeidsmarktgeo.nl.

Enthousiasme over

Nationale GI Minor

In september startte de Nationale GI Minor met maar liefst 23 studenten, van heel verschillend pluimage: geografen, aardwetenschappers, hbo en wo, van Groningen tot Velp. Een bijzonder initiatief: een nationale minor op het gebied van geo-informatie, waarin zes universiteiten hun kennis en kunde bundelen. Natuurlijk kent zo’n constructie organisatorische en andere praktische hobbels, bijvoorbeeld omdat de deelnemers elke week een andere docent te zien krijgen. Inmiddels hebben de studenten twee cursussen achter de rug, en is een deel van hen aan een stage begonnen. De rest doet dat begin volgend jaar. Gezien het enthousiasme bij alle betrokkenen, het hoge niveau van de studenten en de goede resultaten tot nu toe, is de minor zeer goed gestart.

Geoplaza Offline: voor herhaling vatbaar!

Op 3 oktober organiseerde SAGEO het evenement Geoplaza Offline. De naam verwijst uiteraard naar Geoplaza.nl, de digitale marktplaats voor geostages en –vacatures. Geoplaza Offline draait om het idee dat het goed is om elkaar

af en toe in de ogen te kijken. Geostudenten, werkgevers en opleiders gaven massaal gehoor aan de oproep om elkaar in het GeoFort te ontmoeten. Naast presentaties en discussie was er veel ruimte voor samen (stamppot) eten, om in een ontspannen sfeer nader kennis te maken. Afgaand op de vele positieve reacties is Geoplaza Offline voor herhaling vatbaar.

SAGEO op Twitter

Voor updates over arbeidsmarkt en onderwijs in geocontext, kunt u SAGEO (@arbeidsmarktgeo) nu ook volgen op Twitter.

www.topcon.eu

- Lichte, waterdichte en valbestendige netwerkrover - Superieure tracking door 226 “universal tracking” kanalen

Good things come

in small packages

grafit-werbeagentur

(3)

Stadsbomen monitoren

per satelliet 5

Verslag - Geoplaza Offline 30

Inhoudsopgave

Basisbestand Bomen 8

Verslag - Geosector 3.0! 24

Colofon 2

Redactioneel - Herfst

3

Innovatie in het kort

4

Stadsbomen monitoren per satelliet

5

Basisbestand Bomen

8

Column - Dit gaat echt helemaal nergens over…

10

ICT-innovatieplatform Geo –

aanjagen en verbinden in de gouden driehoek

11

Sociale Media als bron voor ruimtelijke informatie

16

Open Kaart - Smeltend poolijs

21

Hartstikke mooi

22

Verslag - Geosector 3.0!

24

Op zoek naar de laatste millimeter

26

Geo-Info op onderzoek -

Interview met Remco van de Craats

28

Innovatie door kruisbestuiving

30

Verslag - Geoplaza Offline

34

Informatie 35

Sociale Media als bron

(4)

Agenda

GIN

GIN-werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie: Blaeu-symposium Datum: 14 december 2012

Locatie: Universiteitsbibliotheek Utrecht Informatie: www.geo-info.nl

Open geodata in de toekomst PDOK, een eerste stap in breed gebruik van open overheidsdata

Datum: 16 januari 2013

Locatie: Theater Orpheus, Apeldoorn Informatie: www.pdok.nl

Partners Geo-Informatie Nederland

Foto omslag: Fragment van de VOORT methode van Gijs van Wulfen; pag. 4 en 25.

Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren

Adri den Boer Klaas van der Hoek Bart Huijbers Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip

Bladmanagement

Motivation Office Support bv, Nijkerk

Colofon

Inzenden kopij

Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatie

Murre Management Leen Murre

Telefoon: 06 22697261

E-mail: advertentie@geo-info.nl Algemene e-mail: gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag

Vormgeving en druk

VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: administratie@geo-info.nl Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap

wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2012

Persoonlijk lidmaatschap: € 57 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 103 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 232 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 32 (excl. 19% btw) en buiten Europa € 59 per jaar (excl. 19% btw).

Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl

Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar.

© 2012. Het overnemen evenals het

vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.

ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)

www.geo-info.nl redactie@geo-info.nl

GIN-congres (vooraankondiging) Datum: 24 en 25 april 2013

(5)

Redactioneel

Klaas van der Hoek

Herfst

In het themanummer Innovatie is het mijn beurt om u te verwel-komen in dit nummer. Bij deze nodig ik u uit om te lezen hoe wij als redactie een poging hebben ondernomen om verschillende kanten van innovatie in ons werkgebied te belichten. Een hele uitdaging overigens. Want wat is nu eigenlijk innovatie? Als je deze vraag stelt dan pakt de jongste generatie direct zijn/haar smartphone. En ziet op Wikipedia dat Innovatie meer is dan alleen een technische verbetering. Innovatie kan ook in bijvoor-beeld management of marketing plaatsvinden. Vroeger zouden we misschien wel zeggen dat het gewoon vernieuwing is, of aanpassen aan voortschrijdend inzicht. Kortom, alles wat we tot op heden niet deden en anders gaan doen zou je ook innovatie kunnen noemen.

Ik zie wel een aantal algemene trends om mij heen. Zaken waar we als Geo-Info ook op in moeten spelen. Wat voor ons al lang vanzelfsprekend was wordt het nu voor de burger ook. Plaats-bepaling is gemeengoed geworden. Hij denkt zelfs dat het geen werk is, maar dat toepassingen dit automatisch verzorgen. Hoe het gebeurt ziet hij niet als werk. Ook bij combineren moet alles maar kunnen; luchtfoto’s combineren met kaarten, actuele kaarten en oude kaarten. Hoe die producten gemaakt worden, ons werk zal ik maar zeggen, lijkt geen rol te spelen in de beleving. Twee voorbeelden: 1: het was jaren geleden een discussiepunt om actuele kaarten te kunnen krijgen. Kosten nog moeite werden gespaard, maar kaarten moesten actueel zijn. Totdat lucht- en satellietfoto’s massaal beschikbaar kwamen. Het plaatje kreeg toen de voorkeur boven de kaart. Ook al was

die foto soms meer dan een jaar oud. Voorbeeld 2: de klant gaat zelf op het internet shoppen. Hij vindt van alles en combineert van alles. Het is aan ons om hem dan verantwoorde keuzes te laten maken. Wij moeten dus anders over ons werk en onze klanten gaan denken. Wij hebben niet meer die status die we voorheen mogelijk wel hadden. Vergelijk het met de huisarts van tegenwoordig. Goed opgeleid om analyses te maken bij patiën-ten. Dit op basis van eigen kennis en onderzoek, symptomen, ervaringen en gesprekken met die patiënten. De patiënt kwam bij hem met de mededeling dat hem iets mankeerde, nu zegt hij, gebaseerd op eigen internet-analyse, wat hem mankeert. En vraagt de huisarts niet meer wat hem mankeert, maar wil bewijs dat hij die kwaal heeft. Voor ons als landmeters is het niet anders. De klant heeft zelf zijn ontvanger, zelfs in de vorm van een smartphone, en zegt zelf te weten waar iets is gelegen. Over betrouwbaarheid, idealisatie en nauwkeurigheid wil hij niets weten. Zijn zelf gemeten coördinaat is daarbij het uitgangs-punt. En de landmeter die hem ervan wil overtuigen dat het anders is moet van goeden huize komen.

Als je dan praat over innovatie, dan staan wij op de grens van wat de klant zelf kan en wat wij als vak moeten ondersteunen. De klant wint zelf in, het is aan ons als business om dat in goede banen te leiden. Crowdsourcen is daarbij meer dan alleen maar in laten winnen door het publiek. Het zal de komende tijd onze zorg moeten zijn om die gegevens voor een een ieder goed vertaalbaar te maken. Dat zou wel een innovatie zijn.

MIJNGIN

Via MIJNGIN wordt de GIN-ledendatabase up-to-date gehouden. Daarmee kunnen we leden beter informeren en gerichte uitnodigingen voor activiteiten sturen. Stuur vanaf vandaag uw digitale visitekaartje naar info@geo-info.nl. Tot nu heeft deze oproep slechts 5(!) reacties opgeleverd.

Dat kan en moet beter!

(6)

Innovatie in het kort

Frans Rip frans.rip@wur.nl

In ons huidige economische model is innovatie nodig om je concurrentiepositie te verbeteren, doordat

je dan je klanten betere aanbiedingen kan doen. Dat betekent echter niet alleen maar het bedenken

van slimme nieuwe producten. Het is meer dan uitvindingen doen. De OECD onderscheidde in 2005

(Oslo manual) vier soorten innovatie: die van een eindproduct, van het productie- en leveringsproces,

van de marketing en die van aspecten van de organisatie.

Het kan dus gaan over technische speci-ficaties en verbeterde functionaliteit van bijvoorbeeld geo-software. Over manieren om de software sneller en makkelijker bij een gebruiker te krijgen, zoals via een customer care portal. Bij de marketing van die software kunnen artikelen met wervende foto’s en technische overzichten vervangen worden door schetsen van het gemak waarmee een gebruiker dankzij de sociale media deel kan gaan uitmaken van de fantastische gebruikersgemeenschap rond die software. De organisatie van de productie van de software kan ook anders worden opgezet. Alleen al de invoering van Het Nieuwe Werken in het bedrijf van de softwaremaker kan de kosten aardig drukken. En zo kunnen er talloze ideeën worden ontwikkeld.

Expeditie

Natuurlijk moet er wel flink worden nage-dacht over elke innovatie. Zoals Edison het zei: “Genialiteit bestaat voor 1 procent uit inspiratie en voor 99 procent uit transpiratie.” Een gewone innovatie kost misschien wat minder moeite, maar ook daar kom je niet zomaar. Een gids voor

de weg er naar toe is de VOORT methode van Gijs van Wulfen. Daarin wordt het innovatieproces via een geografische metafoor beschreven als een serie eiland-bezoeken. Op de Geobusiness dag in juni kwam de auteur daar een toelichting op geven. De landkaart is te downloaden via http://www.voort-innovatie.nl/

Acceptatie

Omdat een vernieuwing pas innovatie wordt als hij in de organisatie is geïmple-menteerd, is de diffusie van een vernieu-wing van belang. Een model daarvoor is de bekende curve van Rogers uit 1962. Later, in 1991 heeft Moore aan dit model de Kloof (‘Chasm’) toegevoegd. Hij stelde dat er tussen de Early Adopters en de

Early Majority een kloof gaapt. Die wordt veroorzaakt doordat de Early Adopters enthousiaste omarmers van het nieuwe zijn, terwijl de leden van de Early Majority juist sceptisch zijn om op iets nieuws over te gaan. Pas als het de marketingafdeling lukt om die aarzeling te overwinnen (door te laten zien dat het echt werkt) kan de vernieuwing succes hebben – en innovatie worden. Volgens Rogers zijn de Early Adopters visionair en de Early Majority pragmatisch. Die twee groepen kunnen niet met elkaar overweg, want de pragmatici worden niet geïnspireerd door wat de visionairs leuk vinden. Pas als het de marketingmensen lukt om de pragma-tici te overtuigen komt de brede accepta-tie van de innovaaccepta-tie op gang.

(7)

Stadsbomen monitoren per satelliet

Wietske Bijker, Universitair docent, Universiteit Twente, Faculteit Geo-informatie Wetenschappen en Aardobservatie (ITC), bijker@itc.nl

In een stedelijke omgeving zijn bomen van groot belang voor de leefbaarheid. In Nederland beheren

gemeentes de bomen in de openbare ruimte. Voor een gemeente als Enschede zijn dat ongeveer

65.000 bomen. Elk jaar verdwijnen er plusminus 1500 bomen en worden er ook 1500 nieuwe geplant.

De beheerders hebben behoefte aan actuele gegevens over aantal, locatie, veranderingen en trends in het

bomenbestand voor duurzaam beheer. Om in deze behoefte te voorzien ging in 2007 het Boom en Beeld

project van start (zie kader). Binnen dit project onderzocht promovendus Juan Pablo Ardila López op welke

manieren deze gegevens ontleend kunnen worden aan satellietbeelden en luchtfoto’s.

Monitoring van stadsbomen door mid-del van aardobservatie is een uitdaging vanwege de grote variatie in de omgeving van de bomen, zoals diverse soorten verharde en onverharde oppervlakken en de aanwezigheid van gebouwen met hun schaduwen. Ook de bomen variëren in grootte, soort en vitaliteit. In dit promotie onderzoek werden optische beelden met zeer hoge resolutie (<1m), opgenomen in voorjaar of zomer, gebruikt voor identifica-tie en monitoring van bomen. Daarbij werd uitgegaan van tijdseries met beelden van verschillende sensoren wat in de praktijk ook meestal het geval is. Om met verschil-lende sensoren binnen dezelfde tijdreeks te kunnen werken, werden binnen het Boom en Beeld project vier methodes ontwikkeld.

Methode A:

Gebruik maken van de variatie

in omgeving met beslisregels

Deze eerste methode maakte van de nood een deugd door de grote variatie

in de stedelijke omgeving te gebruiken in de classificatie. De locatie van bijvoor-beeld wegen en parken werd gebruikt in beslisregels binnen een objectgerichte benadering, naast spectrale en ruimtelijke kenmerken van de bomen, zoals de vorm en

de aanwezigheid van schaduw. Voor het identificeren van laanbeplanting werden bijvoorbeeld andere regels gebruikt bij beeldsegmentatie en classificatie dan voor

bomen in een park. De objectgerichte aanpak is erg geschikt voor analyse van beelden met een resolutie van minder dan één meter en een grote spectrale

heterogeniteit binnen klassen. Op ‘pansharpe-ned’ Quickbird-beelden (reso-lutie 0,6 m) van wijken in Enschede en Delft konden met deze methode respectievelijk 70% en 82% van de bomen geïdentificeerd worden. Kleine bomen met een kroondiameter

Boom en Beeld project

Het hier beschreven onderzoek is onderdeel van het project Boom en Beeld (2007-2010), een samenwerking van het bedrijf NEO, onderzoeksinstituut Alterra en de faculteit ITC, mede gefinancierd door het Netherlands Space Office (NSO). Het onderzoek werd uit-gevoerd door Juan Pablo Ardila López, onder begeleiding van Alfred Stein (promotor), Wietske Bijker (assistent promotor) en Valentyn Tolpekin (assistent promotor) van de vakgroep Earth Observation Science van de faculteit ITC van de Universiteit Twente.

Fig. 1 Superresolutie kartering voor twee pixels en twee klassen. a) Oorspronkelijke pixels, de linker (lichtgrijs) bevat 12.5% klasse 1 (zwart) en 87.5% klasse 2 (wit), de rechter pixel (donkergrijs) bevat 25 % klasse 1 (zwart) en 75% klasse 2 (wit). b) Verdeling in subpixels, in de linker pixel is 12.5% van de subpixels toegekend aan klasse 1 (zwart), in de rechter pixel is dat 25%, overeenkomstig de bedekkingspercentages in de oorspronkelijke pixels. Locatie van de witte en zwarte subpixels binnen de pixel is willekeurig. c) Na herschikking van de subpixels binnen de pixel.

Bomen met een kroondiameter

van minder dan drie meter

(8)

van minder dan drie meter werden vaak gemist (onderdetectie), terwijl in privétui-nen struiken soms voor bomen werden aangezien (overdetectie). Wanneer de tui-nen buiten beschouwing werden gelaten was de totale fout minder dan 24%.

Methode B:

Superresolutie kartering

Voor satellietbeelden die voor monitoring van bomen niet genoeg ruimtelijke resolutie hadden in de multi-spectrale banden, maar wel een vier keer zo gedetailleerde infor-matie in de panchromatische band, zoals Geoeye, QuickBird of IKONOS werd een superresolutie (SRM) benadering ontwikkeld. Daarbij heeft de classificatie een hogere ruimtelijke resolutie dan het oorspronkelijke multi-spectrale beeld. Eerst wordt iedere

pixel geclassificeerd, waarbij het percentage bedekking van iedere klasse in de pixel geschat wordt op basis van spectrale ken-merken (zie Fig.1a). Vervolgens wordt iedere pixel opgedeeld in sub-pixels voor het berei-ken van de gewenste ruimtelijke resolutie, in dit geval die van het panchromatische beeld. Aan iedere

klasse wordt een aantal subpixels toegekend op basis van het

bedekkings-percentage van die klasse in de pixel (Fig.1b). De locatie van subpixels binnen de pixel wordt geoptimaliseerd met Markov Random Fields, zodat subpixels met dezelfde klasse elkaar zoveel mogelijk raken (Fig.1c). Binnen het proces van herschikking van subpixels kan ook extra informatie

(voor-kennis) gebruikt worden, zoals, in dit geval, de informatie uit de panchromatische band. Voor de Enschedese wijk Bothoven produ-ceerde deze SRM-methode een kaart van de boomkronen met een resolutie van 0,6 m, gebaseerd op een 2,4 m resolutie multi-spectraal en een 0,6 m panchromatisch

Quickbird-beeld, waarbij 66% van de boomkronen correct werden geïdentificeerd. Meer dan de helft van de fouten werd veroorzaakt door boomkronen met een diameter kleiner dan 3 meter, terwijl vrijwel alle grotere bomen correct werden geïden-tificeerd. Met deze methode werden meer bomen correct geïdentificeerd dan met vergelijkbare methodes, zoals “maximum Fig. 2 Resultaten voor geoptimaliseerde contouren voor het testgebied in Delft. Links de geoptimaliseerde contouren voor de beelden uit 2006 (boven) en 2008 (onder). Rechts de waargenomen veranderingen 2006-2008 uit de actieve contouren (boven) en de referentie (onder). (Bron: PhD thesis J.P Ardila, ook gepubli-ceerd in Remote Sensing of Environment).

In privé tuinen werden struiken

soms voor bomen aangezien

(9)

likelihood” classificatie van een ‘pansharpe-ned’ beeld of bij SRM zonder gebruik van de panchromatische band.

Methode C:

Identificatie van vage objecten

en veranderingen daarin

Op hoge resolutie beelden zijn de grenzen van boomkronen vaak geleidelijk of “vaag”. Bij geleidelijke overgangen kan men een arbitraire grens trekken, zoals bij een harde classificatie, waar een pixel toegekend wordt aan één klasse. Het is ook mogelijk om rekening te blijven houden met de vaagheid door een “zachte” classificatie te gebruiken, waarbij per pixel wordt aange-geven in hoeverre deze op de verschillende klassen lijkt. Door eerst een zachte classificatie toe te passen op een serie

hoge resolutie satellietbeelden en lucht-foto’s, werd voor iedere pixel op ieder beeld de gelijkenis met “boomkroon” aangegeven. Kenmerkend voor een ‘echte’ boomkroon is een ronde of ellipsvorm, waarbij in een satellietbeeld de pixels in het centrum van de kroon een hogere waarde hebben voor ‘gelijkenis met boomkroon’ dan de pixels aan de rand. In een 3D visualisatie van ‘gelij-kenis met boomkroon’ lijkt de kroon een soort pudding, die je kunt benaderen met een Gaussische functie. Dit onderscheidt de boomkroon van andere vegetatie. Met behulp van een drempelwaarde wordt de grens van de boomkroon gedefinieerd, wat resulteert in een ellips. Deze methode van beeldfitting werd toegepast op satellietbeel-den na superresolutie kartering (resulterend in een zachte classificatie) en op luchtfoto’s na een zachte classificatie. Door dit te doen voor een tijdserie van meerdere beelden van testlocaties in Enschede en Delft en de resultaten te vergelijken, bleek het met deze methode mogelijk om satellietbeel-den en luchtfoto’s te integreren en in één tijdreeks te gebruiken. Dit laat zien dat het een robuuste methode is die op diverse locaties en met variatie aan input gebruikt kan worden. Zowel abrupte (boom verdwe-nen, nieuwe boom geplant) als geleidelijke veranderingen (groei en snoei) werden in kaart gebracht, met daarbij de ruimtelijke onzekerheid in de waargenomen verande-ringen per boomobject.

Methode D:

Actieve contouren

De vorm van een boomkroon is niet altijd goed te benaderen met een ellips, vooral niet wanneer het om een groep bomen gaat waarvan de kronen met elkaar verweven zijn en niet individueel te onderscheiden. Daarom werd een methode gebaseerd op actieve contouren ontwik-keld voor een serie hoge resolutie beelden. Als initialisatie werden de boven beschre-ven ellipsen gebruikt, als a priori schatting van de contouren van de boomkronen in het eerste beeld. Klein verschil was dat nu niet de “gelijkenis met boomkroon” werd gebuikt als basis voor de fitting van ellipsen en actieve contouren, maar de NDVI

(Normalized Difference Vegetation Index). Net als bij de ‘gelijkenis met boomkroon’ uit de zachte classificatie, heeft voor NDVI het centrum van de kroon een hogere waarde dan de rand. De contouren van de kroon werden daarna geoptimali-seerd, gebaseerd op de lokale beeldintensi-teit rond de contour, de vorm en de ontwik-keling van de nabijgelegen boomkroon contouren. De geoptimaliseerde contouren werden gebruikt voor de initialisatie van de bewerking van het volgende beeld. Om te voorkomen dat nieuwe bomen niet gedetecteerd zouden worden, werd de methode ook ‘terug in de tijd’ toegepast, beginnend bij het nieuwste beeld. Analyse van een serie hoge resolutie beelden wijken in Enschede en Delft, over 5 jaar liet goede resultaten zien voor de identificatie van abrupte en geleidelijke veranderingen, zie Fig. 2. Er was een goede correlatie (R2 > 0.8) tussen de kroon diameters gemeten met actieve contouren en de referentie data en een totale fout van 21% in de identifica-tie van de boomkronen.

Onzekerheid

Voor de toepassing van elk van de boven-genoemde methodes werd de onzekerheid over het bestaan van de boomkroon en over de gedetecteerde veranderingen gemodel-leerd en getoond. Door gericht eerst de meest onzekere boomkronen en de meest onzekere veranderingen te verifiëren kan met minimale inspanning een verdere verho-ging van de nauwkeurigheid bereikt worden.

Conclusie

Het onderzoek laat zien dat het mogelijk is om stadsbomen in kaart te brengen en te monitoren met hoge resolutie satelliet-beelden. Dit kan een aanzienlijke kosten-besparing betekenen bij het actualiseren van gegevens over bomen in de stad en maakt het mogelijk om nauwkeuriger bestekken te maken voor het uitbesteden van onderhoud aan bomen. Onderhoud en vitaliteits- scans (VTA scans) blijven nodig, maar kunnen wel efficiënter uitgevoerd worden wanneer het bomen-bestand en de veranderingen daarin nauwkeuriger in kaart gebracht zijn.

Literatuur

Ardila Lopez, J.P., (2012) Object - based methods for mapping and monitoring of urban trees with multitemporal image analysis. Enschede, University of Twente Faculty of Geo-Information and Earth Observation ITC, 2012. ITC Dissertation 209, ISBN: 978-90-6164-333-3.

www.itc.nl/library/papers_2012/phd/ardila.pdf

Weer bingo!

Fouten in e-maps zijn dagelijkse kost. Burgemeester Gert Jan Kats van Zuidplas kreeg zodoende toch zelfs tweets met ‘Annexatie?’, maar het was alleen maar weer een foutje van nu Apple Maps: Ouderkerk aan den IJssel kwam te liggen in Nieuwerkerk aan den IJssel.

Stadsbomen in kaart brengen en

monitoren is mogelijk met hoge

(10)

Basisbestand Bomen

De kiem is gelegd!

Merijn Hansler, Geodan merijn.hansler@geodan.nl

Een overzicht van alle bomen in Nederland? Op zoek naar actuele en uniforme boom gegevens zonder de

lasten en hoge kosten van bijhouden van deze gegevens. Dat wordt straks mogelijk met het Basisbestand

Bomen dat direct is afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN-2). Het uiteindelijke resultaat

– een bestand met alle bomen in Nederland – moet in 2013 voor iedereen vrij beschikbaar zijn.

Het bestand wordt ontwikkeld door NEO, Wageningen UR en Geodan. De boom-gegevens zijn zodanig opgeslagen dat deze zowel als 2D- en 3D-object zijn te gebruiken. Het bestand is hierdoor breed toepasbaar. Gemeenten kunnen het gebruiken om hun eigen bestand met bomen te actualiseren of te verrijken, bijvoorbeeld met bomen op privaat ter-rein. De 3D-weergave maakt het mogelijk om het bestand ook in te zetten bij studies naar het stadsklimaat en fijnstof-afvang of de visualisatie van stedenbouwkundige of landschapsontwerpen. Het Basisbestand Bomen is een Publiek Private Samenwer-king (PPS) tussen WUR, NEO en Geodan.

Boomgegevens

De Publiek Private Samenwerking (PPS) is gericht op bundeling en ontsluiting van gegevens over bomen. Voor allerlei gebruiks-doelen worden al door veel organisaties gegevens over bomen verzameld via diverse technieken, zoals luchtfoto’s, 3D-puntwolken, rasters en veldinventarisatie. Toepassingsvel-den daarbij zijn milieu, natuur en landschap, landbouw en boombeheer in zowel het stedelijk gebied als het landelijk gebied. In de huidige praktijk blijven de resulterende gegevenssets meestal in hun eigen wereld: gescheiden datasets en data-formats per gebruiksproces per organisatie. Ook de manier van opslag en beschikbaarstelling varieert per gebruiksproces en mogelijk zelfs

per organisatie. Het doel van deze PPS is te onderzoe-ken hoe de opzet van een open dataset ‘Boomdata’

mogelijk zou zijn in combinatie met een aantal te ontwerpen webdiensten voor spe-cifieke toepassingsvelden. De webdiensten zijn bedoeld voor eindgebruikers t.b.v. hun eigen werkprocessen. Ook wordt het idee onderzocht of de dataset geactualiseerd en verder verrijkt zou kunnen worden vanuit het gebruik in een toepassingsveld. Tenslotte wordt bekeken of op basis van de open dataset een app mogelijk zou zijn waarmee burgers actuele gegevens (b.v. ‘omgewaaid’ of ‘eikenprocessierups’) over individuele bomen kunnen aanmelden bij de beheerder. Het gaat bij deze publiek-private samen-werking om procesinnovatie op het gebied

van productie en beschikbaarstelling van boomgegevens. De bundeling van de inhoudelijke expertise over bomen van de WUR in combinatie met de specialistische kennis van het ontsluiten en visualiseren (Geodan) en het processen en optimali-seren van de gegevens (NEO) maakt dit mogelijk. De Open Data benadering in combinatie met afname van de versnippe-ring maakt het verder aannemelijk om bij alle eindgebruikers kosten te besparen.

Basisbestand Bomen

Hoe komt het Basisbestand Bomen tot stand? De bron van het bestand is Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN-2). De 3D boommodellen met hun kroonprojectie

(11)

Dit hoogtebestand maakt het mogelijk om gegevens van bomen geautomatiseerd te verzamelen. Daarnaast is het een lands-dekkend bestand wat een basisbestand voor heel Nederland mogelijk maakt. Aan het AHN kunnen naast de locatie van een boom ook diverse boomparameters worden onttrokken: boomhoogte, kroon-projectie, stamhoogte en boomkroon volume (3D). Deze attribuut set zou verder kunnen worden verrijkt met stamdikte en de omvang van het wortelsysteem van de boom. Verder wordt het straks ook mogelijk de schaduwwerking van een boom te modelleren. Met de beschikbare boomparameters kan op basis van het 3D boommodel SILVI-STAR van Henk Koop (proefschrift 1989) een boom worden geconstrueerd. De methode kan worden toegepast op de AHN-2 raster dataset (2.5D) of op de 3D puntenwolk.

De uit het AHN geëxtraheerde bomen zijn nog ruw materiaal. Met verschillende post processing technieken is geprobeerd om zogenaamde false positives (onjuist als boom geïdentificeerde objecten) en false negatives (niet geïdentificeerde bomen) te achterhalen. Bijvoorbeeld door op basis van de NDVI (gebaseerd op satelliet beelden) een onderscheid te maken tussen vegetatie en niet- vegetatie. Hiermee kun-nen false positives eruit worden gefilterd. Daarnaast kunnen door gebruik te maken van referentie bestanden (BGT en BAG) niet bestaande bomen worden uitgesloten.

Informatiemodel Boom

Naast het ‘maken’ van de bomen ontwikkelt de PPS ook een voorstel voor een Informa-tiemodel Bomen (IMBomen), dat aansluit

op IMGEO. Op basis van een grove inventa-risatie van potentiele gebruikers en toepas-singen waar boominformatie een voor-name rol speelt, is een selectie gemaakt van een aantal cases waarvoor het gebruik in de onderliggende processen verder is uitgewerkt. Het gaat om de werkprocessen van gemeente, waterschap (lokaal) en een case voor DR (nationaal). Deze processen zijn in meer detail uitgewerkt in use cases. Deze use cases vormen de basis voor een eerste versie van IMBomen en een Open-Data basisbestand bomen.

Basis is er

Het basisbestand bomen komt er, op dit moment ligt er al een prima basis om op voort te borduren. Dit werd eerder al geïllustreerd door de artikelen in Geo-Info over boomdetectie (2012-7, door Leon Schouten) en over gebruik van remote sensing (in dit nummer, door Wietske Bijker). Aanvullende processing is nog noodzakelijk, zowel voor de extractie van de bomen als de nabewerking. Met name de precisie en nauwkeurigheid moeten nog verder omhoog bij het bepalen van

de bomen en haar kenmerken. Voor het landelijk gebied zijn de resultaten al zeer bemoedigend, daar is de match met de werkelijkheid een stuk groter dan in stede-lijk gebied. Er zijn voldoende ingrediënten voorhanden om succesvol een bestand op te zetten en daar dienstverlening aan te koppelen.

PPS

De publiek-private samenwerking is voor deze fase - waarin de mogelijk-heden van een basisbestand bomen worden verkend - een prima vorm van partnership. Het is een ‘veilige’ omge-ving waarin de partijen de expertise vrij beschikbaar kunnen stellen zonder direct elkaar als concurrenten tegemoet te treden. De samenwerking verloopt positief en partijen zijn complemen-tair aan elkaar. De wetenschappelijke benadering van de WUR werkt nu mooi samen met de meer projectnadering vanuit NEO en Geodan. PPS lijkt een goede manier om kennis en data publiek te maken in samenwerking tus-sen bedrijfsleven en kennisinstelling.

Personeelstekort bij de oosterburen

De behoefte aan geodetische vaklui

wordt op zijn laatst in 2015 niet meer gedekt door het aanbod. Dat heeft de ‘Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen‘ Ralf

Jäger vastgesteld. Het Verband Deut-scher Vermessungsingenieure (VDV) e.V. onderschrijft dat en men wil actie.

(www.vdv-online.de)

(12)

Dit gaat echt helemaal

nergens over…

Er is iets vreemds aan de hand. Als geo-experts zijn we trots op ons mooie vak. We maken ook mooie producten. We hebben goud in handen. We zetten vervolgens het liefste overal geo voor. Informatie noemen we dus het liefst geo-informatie. We bouwen zelfs een GeoFort, we laten stickers drukken met de tekst geo-inside, we richten geo-stichtingen op, geo-vakverenigingen, we creëren geo-databases, geo-datasets, een nationaal geo-register en zelfs een lange termijn geo-visie met bijbehorende uitvoerings- en actieplannen. Geo voor en geo na. We staan er mee op en gaan er mee naar bed. En sinds kort gaan we - in naam van geo - zelfs vreemd. Kan het nog gekker? Lees er de fantastische column van Arnold Bregt in één van de vorige nummers nog maar eens op na. En ondertussen hebben we allemaal een enorme plaat voor ons hoofd, een enorme tunnelvisie, een blinde vlek van hier tot Tokyo en vooral een hele grote dooie hoek, waardoor we bijna de hele (rest van de) wereld aan ons gezichtsveld hebben onttrokken. We zetten onszelf, onze geo-driehoek en heel ons geo-gebeuren centraal en we denken nog steeds dat ‘alles draait om geo’. En het grappige is, dat we dat ook al heel lang volhouden, dat we ook nog durven te roepen dat geo een vitale groeisector is, dat geo beter benut moet worden, dat geo misschien zelfs wel een ten onrechte niet gehonoreerde topsector is en –last but not least- een geweldige export kans biedt. Nederlandse geo-missionarissen die –goed betaald- de hele wereld gaan overtuigen van het enig zaligmakende geo-evangelie. Kortom: we bevestigen onszelf voortdurend in onze krampachtige visie waarin we de werkelijk-heid zowel miskennen als volledig op z’n kop zetten.

Geo-informatie bestaat niet

Mijn stelling is dat geo-informatie niet bestaat. Sterker nog: het heeft nooit bestaan. Het is een krachtige vorm van ‘framing’ geweest. Slim ingezet door vakgenoten en door commercianten die geld willen maken met deze idee fixe, deze misvatting pur sang. De omschrijving in het woordenboek bij idee-fixe klopt echt helemaal: ‘waandenkbeeld, dat het denken ziekelijk beheerst; kenmerkend voor paranoia’. Geo-informatie bestaat niet. Infor-matie wel. InforInfor-matie over objecten. Over dingen. Dingen die we kunnen zien en waarnemen en dingen die we niet kunnen zien of waarnemen. Dingen, die er toe doen en die kenmerken hebben. Kenmerken die we vastleggen en die ons informeren over de aard en de eigenschappen van het desbetreffende ding. En dan komen we vervolgens wel weer een beetje terug bij geo en bij lokatie, want de lokatie en de vorm van een ding is natuurlijk wel degelijk een kenmerk van dat desbetreffende ding. Net zo goed als: de eigenaar van een ding, of de leeftijd van een ding, of de relaties die het ding heeft met andere dingen. Misschien is dat ding wel een aantal keren vreemd gegaan. Kan nuttige informatie zijn. Of niet.

Kortom: locatie, ligging, vorm en andere geo-achtige kenmerken zijn niet meer (en natuurlijk ook niet minder) dan soms nuttige en relevante kenmerken van dingen en objecten. Laten we als geo-volkje nu eens beginnen om onszelf zo bescheiden te positi-oneren en het lef hebben om toe te geven dat we de rest van de wereld altijd ten onrechte hebben willen doen geloven dat geo iets unieks is, iets overkoepelends, iets omvattends, iets magisch en iets mythisch. Iets, waar je alleen als geo-gelovige, eventueel als geo-priester toegang toe hebt en waarmee je jezelf tegelijk op een enorm (afstandscheppend en isolement bevorderend) voetstuk hebt geplaatst. Daar zijn we nu eindelijk helemaal klaar mee. Weg met dat waandenkbeeld en met die paranoia. Geo is niet meer dan een soms relevant en soms interessant kenmerk van alle dingen om ons heen.

Ruimte voor nieuw elan: geo reïnvented

Onze geo-sector is –wie niet trouwens- momenteel best wel in crisis. De groei is er uit. Buiten de geo-sector weet niemand echt waar het over gaat. En we krijgen het ook niet meer uitgelegd. Geo is een intern aanbodfeestje van een paar sektarische aan-hangers van een hardnekkig waandenkbeeld. Geo weet ook niet of nauwelijks de brug te slaan naar beleid, naar uitvoering, naar management, naar bestuur en naar gebruik en gebruikers. Geo is een techniek, die veel geld kost en waar je alleen maar last van hebt. Nu we geo eindelijk kunnen en durven te ontmythologise-ren, kleiner gaan maken en op z’n plek durven te zetten, ontstaat er naar mijn overtuiging tegelijkertijd een geweldig mooi en wenkend nieuw perspectief. Wij als geo-experts komen van ons voetstuk af en kunnen ons daardoor in een klap echt en serieus gaan verbinden met de rest van de wereld die gewoon bezig is met dingen, met objecten en met informatie over die dingen en objecten. We krijgen toegang tot een enorme ‘mainstream’, een flow van hier tot Tokyo en we hoeven alleen maar bescheiden mee te gaan liften.

Geo is dood, leve de geo-sector en het geo-domein. Maak je klein om groter te worden dan ooit tevoren. Laat je waandenkbeeld los en je krijgt er het honderdvoudige voor terug. Alles valt zo toch nog op zijn plaats en op zijn plek. Lokatie blijft dus iets speciaals. Niet bijzonder, wel speciaal.

Laten we daar –terwijl we volop genieten van de vallende blaad-jes, de schitterende herfstkleuren en de smaakvolle bokbiertjes- nog eens rustig onze gedachten over laten gaan in de komende maanden.

E-mail: t.overduin@geonovum.nl

(13)

ICT-innovatieplatform Geo – aanjagen en

verbinden in de gouden driehoek

Ir. Camille van der Harten, directeur GeoBusiness Nederland en coördinator GeoLab IIPGeo, c.vanderharten@geobusiness.nl.

Jacqueline Meerkerk, directeur Jacqueline Meerkerk Management en platformmanager IIPGeo, jacqueline@jmmanagement.nl

Het ICT-innovatieplatform Geo – kortweg IIPGeo – richt zich op het bevorderen van innovaties in de

gouden driehoek (bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen), en versterking van de band met de

ICT-sector. Na twee jaar maakt IIPGeo de balans op en werkt aan verduurzaming.

ICT-innovatieplatforms als

ecosysteem voor innovatie

Het tijdelijk aansturingsorgaan voor ICT-onderzoek en -innovatie, genaamd ICTRegie constateerde een aantal jaar geleden de behoefte aan informele samenwerkingsvormen, ‘ecosystemen’, waarin onderzoekers, bedrijven en gebruikers samenwerken en strategische onderzoeksagenda’s ontwikkelen. Om die reden heeft zij destijds het concept van de ICT-innovatieplatforms gelanceerd om in het brede ICT-veld, tot kennisintegratie en slagvaardige verbonden netwerken te komen.

Bij elk IIP staat of wel een specifieke ICT-technologie of wel markt voor ICT centraal. Dit resulteerde in vijftien ICT-innovatieplatforms, waaronder IIPHealth, IIPBouw, IIPSaaS en IIPSensornetwerken. IIPGeo ontving in oktober 2010 als laatste IIP een subsidie om een impuls te geven aan samenwerking tussen ICT en Geo in de Gouden driehoek. De rol van ICT Regie is overgenomen door het samenwerkings-verband van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Technologiestichting STW en Agent-schap NL met NWO als aanspreekpunt. IIPGeo bestaat uit een bestuur, functione-rend als denktank, waarin spelers uit de gouden driehoek zijn vertegenwoordigd en zowel de geo- als de ICT-wereld aan tafel zitten. Daarnaast is er een kernteam, bestaande uit de platformmananager,

coördinator GeoLab (valorisatie) en de voorzitter van het bestuur, dat zorgdraagt voor de dagelijkse gang van zaken. GeoBusiness Nederland is penvoerder en verzorgt de communicatie van IIPGeo, waaronder de website: www.iipgeo.nl. Voor IIPGeo is vooral het netwerk van de ICT-innovatieplatforms, en de contacten met het samenwerkingsverband rond ICT-innovatie waardevol. Voor de verzamelde ICT-innovatieplatforms is er een overleg per kwartaal en een aparte website (www. deiips.nl).

Omgevingsanalyse

en missie IIPGeo

De wereld wordt steeds complexer en de mogelijkheden van informatie over locatie, kortweg geo- informatie, worden steeds meer ontdekt. De traditionele

geo-informatiesector (kortweg geo-sector) is van oudsher gericht op data-inwinning. Innovatie is geen noodzaak en is vooral klant gedreven, waarbij de overheid tra-ditioneel een grote aanjager is. Hierdoor is er slechts een beperkte bereidheid om kennis met elkaar te delen en gezamenlijk op te trekken. Wel is er sprake van een ontwikkeling dat steeds meer kennis wordt gedeeld en dat er wordt samen-gewerkt, getuige de recente geslaagde IPC-aanvragen waarbij gezamenlijk wordt geïnvesteerd in innovatie.

Revolutionaire ontwikkelingen en appli-caties (Google, Layar en TomTom) komen vooral van buiten de sector. Deze crea-tieve nieuwkomers boren nieuwe markten aan waar de traditionele geo-sector zich tot voorheen niet op begaf. De grens van het vakgebied is dan ook niet meer

(14)

scherp te trekken, over ‘de’ geo-sector kan niet meer worden gesproken. De geo-sector en deze nieuwkomers kunnen veel van elkaar leren. Bij de ontwikkeling van diensten en applicaties door partijen van buiten de sector, waarbij geo-informatie en technologie wordt gebruikt, speelt onbekendheid met relevante ontwikkelingen en kennis die binnen de geo-sector beschikbaar is een belangrijke rol. Daardoor wordt het wiel vaak opnieuw uitgevonden

De geo-sector zelf is breed met veel toe-passingssectoren en een breed spectrum aan bedrijven. De geo-sector is nog niet in staat om groot te denken, krachten

te bundelen en gezamenlijk op zoek te gaan naar de buitenwereld en de kennis van de ICT-wereld te incorporeren. Dit is een transitie die verder op gang moet komen. De geo-markt wordt steeds meer laagdrempelig met niet alleen overheden en bedrijven als gebruiker, maar ook consumenten als gebruiker waarmee een verschuiving ontstaat van ‘technology push’ naar ‘market pull’.

Kernkwaliteiten van de geo-sector zijn: • Kennis over ruimtelijke data en processen; • kwalitatief goede (ruimtelijke data en

technologie;

• standaarden en informatiemodellen voor uitwisseling van data en technologie.

Valkuilen van de geo-sector zijn: • te complexe en te geïsoleerde

oplos-singen (niet op ICT-ontwikkelingen of gebruikers gericht);

• te weinig gericht op toegankelijk-heid van (geo-)data – (geo-) is vaak te nauwkeurig, te complex, en niet vrij beschikbaar;

• proces- en communicatievaardigheden zijn niet sterk ontwikkeld in geo-sector. Mogelijke kansen voor de rol van de geo-sector in de toekomst zijn:

• integrerende rol: van veel data naar meer ruimtelijk combineren en filteren van data (inclusief kwaliteitsborging): betekenis geven aan data;

De visie van IIPGeo voor 2025 is inge-vuld vanuit toekomstbeelden voor het individu, de onderwijs- en kennisinstel-lingen, de overheid en het bedrijfsleven.

Individu

Het toekomstbeeld van het individu anno 2025 is een sterke verwevenheid van het individu met het internet. Internet gaat het individu steeds beter begrijpen en het individu ‘wordt’ als het ware het internet. De locatie wordt minder belangrijk: het individu kan overal werken, recreëren en eten. De digitale kloof is verdwenen en de consument is prosument geworden. Het leven verloopt in de toekomst steeds sneller en chaotischer, en het individu

krijgt steeds meer (ruimtelijke) informatie en technologie aangereikt.

Onderwijs- en

kennisinstellingen

De onderwijs- en kennisinstellingen moeten inspelen op ontwikkelingen als internationalisering, life-long-learning-aspecten en ketenveranderingen. Vak-gebieden kunnen niet meer geïsoleerd opereren, multidisciplinair opstellen is noodzaak. De ontwikkelingen stimuleren de onderwijs- en kennisinstellingen tot samenwerking. De studenten zullen zorgen voor nieuwe innovatiekracht. Hun kennis van nieuwe geo-technieken zullen van belang zijn voor de innovatie van bedrijfsprocessen bij werkgevers in zowel de publieke als in de private sector.

Overheid

De overheid anno 2025 staat voor maatschappelijke opgaven met een sterk ruimtelijk karakter, zoals verstedelijking versus krimpregio’s, duurzame energie, landbouw in de stad, stijgend waterni-veau, een flexibele stad. In de toekomst zal meer werk met minder mensen wor-den uitgevoerd, waarbij de kosten voor zorg zullen stijgen met een steeds ouder wordende bevolking. De verwachting is dat de rol van de rijksoverheid kleiner wordt en van de lokale overheid groter. De overheid zal meer gaan faciliteren en het individu krijgt meer invloed. Het individu helpt de overheid in onder

andere het beheer van de openbare ruimte. De overheid informeert actief en er is sprake van grote interactie en transparantie. Met betrekking tot (geo-) data zal de overheid nog steeds een tweeledige rol hebben: enerzijds gebrui-ker van geodata en anderzijds de partij die dataverzamelingen borgt en open beschikbaar stelt aan derden. Door dit laatste profiteert de overheid ook van diensten die de kwaliteit van de data verbeteren (win/win).

Bedrijfsleven

Het toekomstbeeld van bedrijven anno 2025 bevat meer kenniswerkers en meer samenwerking in netwerken tussen bedrijven, en tussen bedrijven en over-heden. Locatie wordt steeds belangrijker voor processen op het gebied van trace-ren van goedetrace-ren, smartgrids, gezond-heid, dierziekten, toerisme etc. Bedrijven registreren niet alleen de locatie van alle vaste objecten zoals nu, maar ook van alle bewegende objecten, dynamisch en realtime. Naar verwachting is er een verschuiving van de landmeetkunde naar aardobservatie, met steeds meer frequente, gedetailleerde en intelligente aardobservatiebeelden en slechts beperkt meten in het terrein (dit laatste wellicht alleen nog voor civieltechnische werkzaamheden). Nieuwe (creatieve) business modellen die inspelen op de veranderende situatie en open innovatie worden steeds belangrijker.

Kader 1 Toekomstbeelden. Fig. 2 Gepersonaliseerd winkelen.

Fig. 3 Robotisering en bio-medische technolo-gie worden steeds belangrijker.

(15)

• ander perspectief op kwaliteit (herdefi-nitie van kwaliteit): niet altijd precisie/ betrouwbaarheid op de mm2, maar

toe-passingskwaliteit, passend bij gebruik. Samengevat kan worden geconcludeerd: • Geo-informatie en (ICT-)technologie

hebben grote raakvlakken en potentie; dit wordt nu nog onvoldoende benut; • de buitenwereld kent de geo-sector

niet of onvoldoende; • IIPGeo wil dit doorbreken.

Missie

De missie van IIPGeo is het bevorderen van samenwerking tussen onderwijs, wetenschap, overheid en bedrijfsleven door een betere aansluiting bij het ICT-onderzoek, gericht op het stimuleren, organiseren en verankeren van innovatie met geo-informatie voor maatschappe-lijke en economische baten.

De meeste IIP’s zijn gedurende hun looptijd druk met het produceren van een Strategische Research Agenda. Het bestuur IIPGeo constateerde echter dat binnen de sector al actief onder-zoeksagenda’s ontwikkeld worden vanuit de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) en dat er geen behoefte is aan nog meer ‘lijstjes’. In overleg met het samen-werkingsverband is daarom afgesproken om in plaats hiervan aan de slag te gaan met een strategische doelenagenda.

Strategische Doelen agenda

Door de werkgroep IIPGeo is een Strategi-sche Doelen Agenda opgesteld. Verdere activiteiten van IIPGeo in de afgelopen twee jaar bestonden vooral uit het leggen van contacten in het ICT- en innovatieveld en de topsectoren, het organiseren van workshops, het verzorgen van communica-tie via nieuwsmailings, de website iipgeo.nl en zichtbaarheid op ICT-congressen.

Strategische Doelen Agenda

2012 en resultaten

Om in te spelen op de informatiebehoefte van de toekomst bij individu, onderwijs/ kennisinstelling, overheid en bedrijfsleven (zie kader 1) heeft IIPGeo zich in haar loop-tijd van oktober 2010 tot heden gericht op drie strategische doelen:

1. Zichtbaarheid en vergroting zelfbe-wustzijn van de geo-informatiesector

2. Samenwerking tussen de geo-sector en ICT-sector – door het verbreden en verbinden van netwerken

3. Verduurzaming

Een van de belangrijkste mijlpalen was de Academic Round Table tijdens het Esri congres, waarbij op strategisch niveau discussie tussen geo- en ICT wereld plaats-vond (zie kader 2). Dit heeft geleid tot relevante

ver-volgcontacten en een goede positionering in de ICT Roadmap

van de topsectoren. Daarnaast is in het netwerk van diverse andere topsectoren energie gestoken om aangehaakt te raken, waarbij de focus lag op Water, Logistiek, Agro-Food, Creatieve Industrie en HTSM. Binnen de laatste topsector is de ICT-Roadmap ondergebracht. Zie voor informatie over de ICT-Roadmap: www.ictonderzoek.net

Een andere belangrijke ontwikkeling was de bundeling van energie rond de Maps4Science-aanvraag in de NWO-call

voor Grootschalige Onderzoeks Facilitei-ten (GOF), zie kader 3. Hoewel het voorstel na een eerste positieve beoordeling de eindstreep niet haalde, had het veel impact in samenwerking in het netwerk. Op diverse fronten lopen inmiddels initia-tieven voor een doorstart.

Daarnaast is IIPGeo als trekker voor het thema Open Data benoemd binnen de

IIP’s. Samen met het ministerie van I&M en EL&I is de nota ODIN: Open Data Inno-vatie Netwerk opgesteld, die momenteel bij het GI-Beraad ligt. Een van de beoogde activiteiten is, in overleg met NWO, een Open (Geo) Data onderzoeksprogramma. Wat betreft het onderzoek naar verduur-zaming in een Geolab, is de conclusie dat het geen zin heeft om een nieuw fysiek Geolab te starten zoals oorspronkelijk gepland. Beter is het om de kracht van de bestaande Geolabs te benutten en deze onderling te verbinden en beter in contact te brengen met de vraag.

Een interessant gezelschap van 25 ICT- en Geo-hoogleraren en experts ontmoetten elkaar tijdens een round table rond het thema: Clash of Chal-lenges – ICT & Geo’. Gestart werd met een inspirerende inleiding vanuit de ICT-zijde rond de vraag: ‘Geo + ICT = Business?’ door prof. Peter Apers, UT en vanuit de geo-zijde rond de stel-ling: ‘van IT naar ICT naar ICTL (ICT met Locatie)’ door prof. Arnold Bregt, WUR. Aansluitend volgde een zeer interessant debat. Enkele conclusies:

• Ruimtelijke analyse zal een vlucht nemen. De komende 10 jaar zal de samenwerking tussen ICT en geo zich concentereren rond het verschaffen van technieken en toepassingen om complexe geo-analytische vragen te beantwoorden. Er zijn geen stan-daard beschikbare, bruikbare tools in de ICT wereld hiervoor

• De geo-wereld kan veel leren van de ervaring die in de ICT wereld aan de gebruikerskant is opgedaan en zal

voor interessante business mogelijk-heden zich meer op het datagebruik moeten richten.

• De trend van ketenverkorting speelt zowel in ICT als in geo

• Open data is een trend. Het mono-polie van grote data producenten zal verdwijnen. Wel blijft voor hen een rol om gecertificeerde data met bekende kwaliteit te produceren. • De rol van de geo-sector verschuift

van ‘bewaarder van archieven’ naar ‘gids voor gebruikers’

• Zal geo-informatie opgaan in het ICT domein en verdwijnen? Geo zal altijd een bijzondere dimensie blijven in het IT domein: Spatial is Special Afspraken tot samenwerking in geza-menlijk onderzoek werden gemaakt rond de volgende thema’s: formele versus informele data, Geo-ICT analyse en gebruik van de satellietdatabank. (zie voor een volledig verslag www.iipgeo.nl onder downloads).

Kader 2 Academic Round Table, ESRI-congres 28 September 2011

Creatieve nieuwkomers

boren nieuwe markten aan

(16)

Qua realisatie van de strategische doelen agenda is de conclusie dat op strategisch doel 1 zichtbaarheid nog meer werk aan de winkel is, strategisch doel 2 goed geslaagd is en dat voor strategisch doel 3 nieuwe inzichten zijn verworven waar nu aan wordt gewerkt.

Toekomstvisie IIPGeo

De meerwaarde van IIPGeo zit enerzijds in het informele netwerk op bestuurlijk niveau, waarin de stakeholders uit de gouden driehoek aanwezig zijn. Hierdoor ontstaat een podium waar vrij en open van gedachten kan worden gewisseld en gediscussieerd kan worden, waardoor zaken in beweging worden gebracht. Achter de schermen helpt IIPGeo daar-mee om het netwerk beter te laten stromen. Anderzijds zit de meerwaarde in de lobbykracht en het ontwikkelen en onderhouden van het netwerk in de wereld van ICT-onderzoek, topsectoren en onderzoeks-financiers. Het Bestuur IIPGeo wil daarom graag door met een volgende fase. De periode tot en met december 2012 wordt gebruikt als verkenningsfase voor verduurzaming.

Vuist maken

Een belangrijke uitdaging voor dit informele netwerk is te komen tot een

constructief overleg van waaruit verbin-ding kan worden gelegd met toepassings-domeinen zoals zorg, energie en voedsel. Een andere uitdaging is het verkorten van de keten (als trend gesignaleerd in de aca-demic round table) als innovatieversneller, waarbij het niet alleen gaat om technische innovaties, maar ook procesinnovatie. Daarnaast is meer zichtbaarheid (‘Geo inside’, marketing van geo-informatie) nog steeds een uitdaging. Deze drie uitdagingen: strategisch verbinden met nieuwe toepassingsdomeinen, verkorting van de keten en meer zichtbaarheid, zijn ingrediënten van de nieuwe strategische doelen agenda van IIPGeo. Alleen de laatste uitdaging overlapt met de vorige strategische doelen agenda van IIPGeo. Aanpak vanuit een neutraal, sectorbreed platform biedt hier meerwaarde – we hebben elkaar nodig om een vuist te kunnen maken. Dit speelt ook in op de groeiende behoefte bij de diverse ministeries, bedrijfsleven en onderzoek- Het oorspronkelijke hoofddoel van

Maps4Science was opschaling tot een nationale geo-informatie onderzoeks infrastructuur met Europese potentie en het bevorderen van ruimtelijke doorbraken in andere wetenschaps-velden. Het consortium Maps4Science bestaat momenteel uit 10 partners: TU Delft (penvoerder), UvA, WUR, UU, UT/ITC, VU/ EduGIS, DANS, Alterra, NLR en Geonovum. De meest recente activiteit voor doorstart, onder de vlag van de NCG, betreft de verkenning van de vormgeving van een

Partnership-programma bij STW. Hiervoor zijn de belangen in beeld gebracht bij de verschillende stakeholders voor M4S als een soort ‘innovatiemotor’ voor de nationale geo-Informatie infrastructuur via PDOK (Publieke Dienstverlening Op de Kaart) en NMDC (Nationaal Model-len- en Data Centrum). Het karakter verschuift daarmee van Maps4Science naar Maps4Society. Zie voor een actuele informatie www.maps4science.nl. Kader 3 Van Maps4Science naar Maps4Society

Fig. 4 Workshop verkenning doorstart in Wageningen.

(17)

Zuidplaspolder 1974: kaart op menukaart

Stukken die overheden opmaken en binnen krijgen komen in

archieven. Voor het evenwicht moet er voor de historie ook wel een selectie aan losse documentatie bewaard blijven. Het streekarchief Midden-Holland heeft zo als regionaal historisch centrum een – ver-geleken bij de archieven – kleine collectie Varia. Onder nummer 226 zit daar en intrigerende fotokopie in.‘Menu voor het afscheidsdiner

van het (voormalig) bestuur van de Zuidplaspolder wegens de ophef-fing van de zelfstandige polder per 31-12-1973 (samenvoeging binnen Schieland), 1974’, zo luidt de omschrijving. Op een andere website

(www.archieven.nl) staat de inventaris van het archief van het pol-derbestuur zelf, dat fysiek aanwezig is bij het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Daarin lijkt het origineel van deze kaart niét bewaard! Een reden kan zijn dat deze polder in 1974 niet meer bestond en het bestuur dus geen archief meer vormde, maar nog wel goed dineerde... De omslag van de menukaart is fraai. Bovenaan staan de oprichtings- en opheffingsdata van de polder uit 1844 en 1973. Onderaan staat in een technisch lettertype de dinerdatum van 22 maart 1974 en de titel ‘Zuidplaspolder-Afscheids-diner’. De kaart werd gemaakt door toen de technisch ambtenaar van de polder J.W. Schuddebeurs, als assistent-opzichter gekomen in 1930! Hij plaatste gemeentewapens en boerderijnamen uit alleen het rijke deel van de polder. De Franse maaltijd was bij De Knip in Voorschoten: ver van huis en de ingelanden! Zie voor meer hierover mijn bijdrage op de weblog groenehartarchieven.nl. Wie heeft ook voorbeelden van bestuurlijke kaarten op menukaarten?

Adri den Boer

en wetenschapsinstellingen om te komen tot een strategische overleg dat boven alle partijen opereert en slagvaardig kan inspelen op de maatschappelijke vragen vanuit de topsectoren.

De positionering van dit strategisch overleg is een setting met mensen die geo verder willen brengen, oftewel IIPGeo2.0 (werktitel). Er

zijn de volgende uitgangspunten: Het ‘ena-blen’ van de

bestaande organisaties binnen de gouden driehoek (koepels: Geonovum, NCG, GeoBusiness Nederland, SAGeo, Minis-teries en andere organisaties waaronder ook de bestaande Geolabs) vanuit een onafhankelijke, neutrale positie. IIPGeo 2.0 is daarmee geen instituut maar een

aan-jaagplatform, waarbij de energie primair vanuit inhoud en kansen gevoed wordt – en niet vanuit politieke overwegingen. Zodra zaken zijn aangejaagd kunnen ze verder opgepakt en geborgd worden door de betreffende partij(en), bij voorbeeld: NCG voor onderzoekstrajecten, I&M voor beleidstrajecten, etc. Uitgangspunt hierbij is dat IIPGeo 2.0 als aanjaagplatform

initiatieven neemt, waarbij de besluit-vorming nog steeds plaatsvindt in de achterban van individuele partijen zelf om het daar ook te verankeren en middelen vrij te spelen indien nodig.

‘Trial and error’, proberen, verrassen en van elkaar leren. We zien de geo-sector als een dynamisch systeem (complex adaptief systeem), dat we verder willen brengen

door met elkaar dingen te ontdekken en te leren. Bij bijeenkomsten is het daarom ook wenselijk dat er een spreker van buiten wordt uitgenodigd die ons aan het denken zet.

‘Crowdsourcing’, kracht van het netwerk benutten. Met elkaar hebben we een enorm netwerk, waarvan het de kunst is het zo in te zetten dat we er gezamenlijk meer profijt van hebben. Het uitgangs-punt is dus vermenigvuldigen door te delen, met een open mind-set. De organisatie van IIPGeo blijft verder ‘lean and mean’ en het bestuur zal als denktank aangevuld worden met jonge-ren en gasten om steeds te kunnen blijven vernieuwen. De verdere ontwikkeling van IIPGeo is dus volop gaande, bezoek vooral onze vernieuwde website en discussieer mee over wat nodig is!

De geo-markt wordt

steeds meer laagdrempelig

(18)

Sociale Media als bron

voor ruimtelijke informatie

Arend Ligtenberg (arend.ligtenberg@wur.nl), Ron van Lammeren, Centrum Geo-Informatie, Wageningen Universiteit (ron.vanlammeren@wur.nl)

Sociale media zoals Facebook of Twitter zijn een ‘fact of life’. Voor veel mensen is het een belangrijk

communicatiekanaal voor het maken van afspraken, uitwisselen van nieuwtjes en het starten en

beëindigen van vriendschappen. Meer dan 900 miljoen mensen maken gebruik van Facebook (juni

2012) waarvan, volgens onderzoeksbureau NewCom Research & Consultancy, 7.3 miljoen Nederlanders.

Twitter is in gebruik bij ongeveer 3.2 miljoen Nederlanders, net als Linkedin. Al deze gebruikers posten

miljoenen berichtjes. Via Twitter ongeveer 3100 tweets per seconde (Brehanu 2012). Voor veel bedrijven,

marketing bureaus en nieuwsorganisaties vormen sociale media belangrijke bronnen van informatie.

Gespecialiseerde bedrijven bieden diensten aan om uit de grote brei van berichten zinnige informatie

te destilleren over trends en events. Politici, ondersteund door social media teams, volgen continu de

berichten en proberen deze te beïnvloeden.

Een belangrijke oorzaak van de explosie van de sociale netwerken zijn ‘smartpho-nes’. Mensen posten berichten onafhan-kelijk van plaats en tijd. Veel van deze berichten hebben een relatie met beleve-nissen op een locatie. Een goed voorbeeld hiervan is de brand bij Moerdijk. Zo’n 33% van de ongeveer 118.000 tweets over deze brand waren verzonden via smartphones (zie http://tinyurl.com/c6eyf36). Het gege-ven dat veel mensen berichten op en over de locatie waar ze zich bevinden heeft de interesse gewekt van de geo-community om sociale netwerken

te gebruiken als bron voor ruimtelijke informatie. Sinds 2009 kan ook een geografische locatie meegegeven worden met een Tweet. In de praktijk blijkt echter dat minder dan 1% van de tweets coördi-naatgegevens bezit (Brehanu 2012). Onderzoek naar het gebruik van sociale media als bron van ruimtelijke informatie richt zich vooral op het detecteren van ruimtelijke events zoals bosbranden, che-mische rampen, overstroming en orkanen. Vaak worden technieken gebruikt die

gebaseerd zijn op ‘keyword’ filtering voor de selectie van relevante gebeurtenis-sen. Zo bestudeerde Longueville (2009) de mogelijkheden van Twitter als bron voor ruimtelijk-temporele informatie over bosbranden in Frankrijk. Vieweg e.a. (2009) onderzochten het gebruik van Twitter in situaties met massa-evacuaties zoals overstromingen en grote bosbranden. Recent onderzoek richt zich vooral op het verbeteren van de data mining technieken en het ontwikkelen van rijkere

represen-taties van de resultaten van deze data mining. Het Centrum Geo-Infor-matie van Wageningen Universiteit doet onderzoek naar de inzet van Twitter als bron van geo-informatie. We geven hier kort een overzicht van enkele aspecten van sociale media als geo-informatie bron en een aantal Wageningse experimenten.

Belangrijke aspecten

Hoewel sociale media als bron voor geo-informatie interessant zou kunnen zijn – passend in de huidige trend van

open source en crowdsourced data - is er

weinig specifiek onderzoek gedaan naar de karakteristieken, mogelijkheden en onmogelijkheden van geo-informatie. Het onderzoek dat plaats vindt buiten de geo-informatie gemeenschap richt zich vooral op toepassingen voor het vergaren van nieuws, het verkrijgen van marketing gegevens en van gegevens voor socio-logisch onderzoek. Om toepassing als bron van ruimtelijke informatie te kunnen begrijpen zijn een aantal aspecten van belang:

Social Sensor

Je kan sociale media zien als een ‘social

sensor’: zo valt iedere tweet te

beschou-wen als sensor informatie. Het probleem van ‘social sensors’ vergeleken met hun fysieke tegenhangers is dat ze niet stabiel zijn (tijdelijk inactief of buiten bereik), veel ruis bevatten en in een onduidelijke omgeving en context data produceren. Daardoor is de betekenis van de gegevens niet eenduidig en dat maakt de betrouw-baarheid van individuele sociale sensoren vaak beperkt.

Actief en passief gebruik

Inzet van sociale media is zowel passief als actief. In het eerste geval wordt een deel

De huidige opzet van

ruimtelijke planningsprocedures

past slecht bij sociale media

(19)

van de berichtenstroom afgetapt en al of niet real-time gescand op events (bijzon-dere gebeurtenissen) terwijl gebruikers zich hiervan niet bewust zijn. In het geval van actief gebruik zijn de gebruikers op de hoogte van het gebruik van hun berichten. Om het vooropgezet doel te duiden zijn de berichten voorzien van een

tag. Dat verkleint vaak de problemen met

betrekking tot de betekenis.

Event en locatie-informatie

Om sociale netwerken te kunnen gebrui-ken als sensor en bron voor ruimtelijke informatie is het nodig om data van meerdere sensoren te combineren om

afwijkende patronen te kunnen

onder-scheiden. Zulke afwijkende patronen kunnen duiden op wat we hier ‘event’ noemen, een in ruimte en tijd begrensde gebeurtenis. Voorbeelden hiervan zijn de eerder genoemde duidingen van che-miebrand, aardbeving en bosbrand, maar ook verkeersopstoppingen of locaties waar een cultureel evenement (zoals Lowlands) plaatsvindt. De uitdagingen bij het herkennen van afwijkende patronen hebben te maken met tijd en ruimte: hoe

lang duurt het en over welk gebied gaat het. Daarnaast is er het aspect van de locatie. Zoals hiervoor al aangegeven is een precieze en betrouwbare georeferen-tie in Twitter

zeldzaam. We zijn vooral aangewezen op de

geogra-fische aanduidingen en toponiemen zoals de twitteraars die gebruiken. Dat roept dan weer vragen op: als ‘Amsterdam’ genoemd wordt, is dat dan het centrum, de stad of de gemeente? Hoe gaan we met termen als ‘a’dam’ of ‘020’ om? Kortom, de duiding van locatie is in Twitter vaak lastig te interpreteren en daardoor moeilijk te vertalen naar een geografische locatie.

Situational awareness

Als laatste aspect willen we noemen de inzet van Twitter voor het verbeteren van wat wel ‘Situational awareness’ genoemd wordt; het vermogen van mensen om ruimtelijke informatie uit verschillende bronnen te integreren tot een coherent beeld. Dit is niet alleen essentieel in

situatie van een dreigende ramp waar mensen snel beslissingen moeten nemen. Het is ook belangrijk tijdens participatie in complexe besluitvormingssituaties met

meerdere actoren die verschillende percepties en definities van de werkelijkheid hanteren, zoals bijvoor-beeld het geval is bij ruimtelijke planning. Tabel 1 geeft een overzicht van boven genoemde aspecten.

Voorbeelden

Hierna volgen enkele voorbeelden van onderzoek, zoals we die de afgelopen tijd met medewerkers en studenten hebben uitgevoerd. In deze onderzoeken richtten we ons specifiek op de volgende vragen: • Hoe kan sociale media worden gebruikt

in crowdsourcing en volunteered geo-information?

• Kunnen ruimtelijke gebeurtenissen (events) worden herkend? Dit voor-beeld is gebaseerd op de scriptie van Brehanu Meka voor zijn Master of Geo-information studie in 2012.

• Hoe worden locaties gerepresenteerd in de ruimtelijke planvorming en wat is de toegevoegde waarde van social media in de uitwisseling van ruimtelijke informatie? Jillis Eikelenboom schreef hierover in het kader van de GIMA opleiding (Eikelenboom 2012).

Detectie van radioactiviteit: Twitter als actieve sensor

Het eerste voorbeeld laat de toepassing zien van Twitter als bron voor crowd-sourced geo-informatie. Tijdens de ramp met de kerncentrales bij Fukushima heb-ben veel mensen een geigerteller gekocht om daarmee de radioactiviteit te meten in hun leefomgeving. Metingen via officiële kanalen werden vaak niet vertrouwd. Verschillende initiatieven gebaseerd op Twitter en Google Maps of Ushahidi werden ontwikkeld om eenvoudig geme-ten stralingswaarden te kunnen delen met anderen. Door het Centrum Geo-Informatie is een eenvoudige applicatie ontwikkeld waarbij eigenaren van een gei-gerteller metingen door kunnen zenden via Twitter. Via een aantal gereserveerde hashtags zoals ‘#Gwatcherver2’, ‘fk_radi-ation’ of ‘radiocial’ worden meetwaarden Tabel 1 toepassing van sociale media in ruimtelijke crowdsourcing toepassingen

Toepassing Aspecten

Passieve sensor - geen toestemming gevraagd, privacy kan een probleem vormen - data niet specifiek voor toepassing verzameld

- context, semantiek en schaalproblemen - veel ruis

+ logistiek eenvoudig te realiseren Actieve sensor + context en semantiek helder

+ weinig privacy issues + user community noodzakelijk - continuïteit niet gewaarborgd Handmatig

detecteren van events

- moeilijk real-time te verwezenlijken + gebruik van menselijk redeneervermogen

Automatische detectie van events

+ continue en real-time in te zetten + efficiënt en goedkoop

- meeste data mining / machine learning technieken kunnen (nog) niets met context en semantiek

- kans van over- of onderdetectie van events - verificatie van events blijft nodig

Situational Awareness

+ eenvoudig op te zetten

- Huidige opzet van participatieve ruimtelijke planning is moeilijk te combineren met top-down ontwikkeling van een community of interest

Minder dan 1% van de tweets

bevat geografische coördinaten

(20)

op een kaart gezet zodat er een informeel beeld ontstaat van de radioactiviteit (zie: http://alterra0125s.wur.nl/sievert/ en figuur 1 ). Hetzelfde principe werd toegepast door Jappe Franke van Wage-ningen UR Alterra tijdens de Elfsteden-tocht hype begin 2012. Via tweets konden mensen ijsdikten en andere schaats-gerelateerde evenementen doorgeven die vervolgens automatisch in een webmap werden geprojecteerd (zie: http://alterra0125s.wur.nl/schaatskaart/). Dit zijn slechts enkele voorbeelden waarbij social media gebruiker ingezet worden als actieve sensors voor het verzamelen van geo-informatie.

Detectie van ruimtelijke events

Centraal in deze studie stond de vraag: kun-nen we ruimtelijke gelokaliseerde events automatisch signaleren via Twitter? De twee belangrijkste problemen die we hier tegen-kwamen waren: 1) hoe kunnen we events onderscheiden van algemene berichten over locaties in (semi) real-time en 2) hoe kunnen we deze geo-refereren uitgaande van het gegeven dat 99% van de tweets

geen expliciete geo-referentie heeft? Om events automatisch te kunnen sig-naleren in real-time zijn er verschillende technieken toe te passen gebaseerd op data-mining of machine learning bena-deringen. Het probleem ligt met name in de real-time verwerking van een grote, continue, berichtenstroom. Vanuit een dataperspectief zijn er snelle en lichte incrementele methoden en algoritmen nodig die zich eenvoudig aanpassen aan een variërende datastroom. Een veel gebruikte techniek die geschikt is voor incrementele analyse van streaming data is het ‘sliding window model’ (zie figuur 2). Het idee is dat alleen de data binnen het ‘sliding window’ wordt opgeslagen in het computer geheugen en wordt geanalyseerd. De grootte van het ‘window’ is afhankelijk van de omvang van de datastroom. Een te groot window en een grote datastroom leidt tot verstopping en verlies van performance; bij een te klein window zullen specifieke events niet meer waargenomen kunnen worden.

Voor het detecteren van de daadwerke-lijke events is een windowing methode ontwikkeld van vier stappen: 1) vaststellen of een tweet ruimtelijk informatie bevat; 2) het detecteren of deze ruimtelijke tweet emergente (nieuwe) termen bevat; 3) het clusteren van deze termen; 4) het identifi-ceren van ruimtelijke trending events. In de eerste stap wordt voor iedere tweet gekeken of deze een geografische referen-tie heeft. Een matching algoritme verge-lijkt termen in de tweets real-time met een plaatsnamentabel die via een snel toegankelijke datastructuur is opgeslagen in het werkgeheugen van de computer. Vervolgens worden de sets met emer-gente termen gedetecteerd. Hiervoor

wordt gebruik gemaakt van een techniek gebaseerd op het BurstT algoritme. Dit algoritme gaat uit van het principe dat veel voorkomende termen (als functie van de ‘arrival rate’ en de waarschijnlijk-heid dat een term voorkomt) een hoger gewicht krijgen. Emergente termen worden opgeslagen om in de volgende stap te kunnen worden gecategoriseerd in clusters. Clustering is meestal geba-seerd door de ‘afstand’ tussen termen te berekenen. Deze afstand kan van alles zijn. In de literatuur zijn vele verschil-lende algoritmes bekend variërend zoals het simpele het K-mean of State Vector Machines (SVM) of meer geavanceerde technieken zoals Latent Semantic Analysis (LSA). Deze algoritmes bleken echter niet geschikt voor real-time processing van de Twitter stream. Gekozen is daarom voor de ontwikkeling van een algoritme geba-seerd op het werk van Ruthven en Lalmas (2003). Clusters die met deze methode worden samengesteld zijn gebaseerd op de afstanden tussen een emergente term en termen die hiermee samenhangen. Na het clusteren van emergente termen is de volgende stap om de trending events en hun locaties vast te stellen. Trending events is een lijst van tweets die meest relevant zijn voor de emerging terms op een behaalde locatie. De relevantie is vastgesteld op basis van het aantal termen gemeenschappelijk met termen in een cluster.

Figuur 3 geeft de architectuur zoals deze is uitgewerkt in software. De vier boven-staande stappen zijn geïmplementeerd als server side subsystemen. Daaraan zijn een aantal web services gekoppeld om een en ander toegankelijk te maken voor clients en een database voor opslag van relevante events voor latere analyse. Het geheel is geprogrammeerd in JAVA met gebruikma-king van de Twitter streaming API.

Het systeem is toegepast in een aantal case studies waarin de performance van het systeem is getest voor een aantal bekende evenementen. Deze waren de TT-Assen, Bevrijdingsdag 2012 en de Euro 2012 voetbalwedstrijd Nederland-Duitsland. Uit de resultaten bleek dat het systeem goed presteert in het onderscheiden van veel voorkomende ‘gewone’ termen zoals ‘de’ en ‘RT’ (Twitter jargon voor Retweet) en daadwerkelijke events. De identificatie van Fig. 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

REGIO - Voor jongeren die op zoek zijn naar een leu- ke, afwisselende en zinvolle vakantiebaan, heeft Kenne- merhart deze zomer leuke vacatures.. En omdat er vrij- heid is in

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Gemotiveerde bezwaarschriften kunnen gedurende 6 weken na de dag van verzending van de vergunning worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen

Paulus leeft niet meer ‘op eigen kracht’, maar vanuit de kracht van Gods heilige Geest. Een hartloper loopt met gedrevenheid de wedstrijd die het leven hem/haar te geven