• No results found

De rol van de vakbeweging in de komende jaren. Conferentieverslag - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van de vakbeweging in de komende jaren. Conferentieverslag - Downloaden Download PDF"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L. Delsen*, W. Dercksen**, A.P. van Veen**

De rol van de vakbeweging

in de komende jaren

Conferentieverslag

Het in Maastricht gevestigde European Centre for Work and Society organiseert met enige regelmaat conferenties over onderwerpen met de nodige maatschappelijke importantie. November 1985 kwa­ men vakbondsmensen, werkgevers, ambtenaren en beambten, sociale wetenschappers en andere waar­ nemers van arbeidsverhoudingen uit vooral Europese landen bijeen om te discussiëren over de toe­ komst van de vakbeweging.

De arbeidsverhoudingen in vele landen lijken momenteel niet alleen in een crisis-, maar ook in een overgangssituatie te verkeren. Naast de in tal van landen buitensporige werkloosheid worden de ar­ beidsverhoudingen beheerst door pregnante sociale, technologische, economische en politieke ontwik­ kelingen. Vele vakbonden zien hun machtspositie afbrokkelen. Door de werkloosheid is de onderhan­ delingspositie verzwakt. In sommige landen (zoals Nederland) hebben vakbonden met een ernstig le­ denverlies te kampen (gehad). Door wijzigingen in de samenstelling van de beroepsbevolking veran­ dert de recruteringsbasis van de vakbeweging en een nieuw (technologisch) elan in veel bedrijven vraagt om een heroriëntatie van het vakbondswerk binnen ondernemingen. Op nationaal niveau weer­ spiegelt een en ander zich in gewijzigde machtsverhoudingen in het nadeel van de vakbeweging, ter­ wijl de toenemende internationalisatie van de economie vakbondsactie op nationaal niveau eveneens frustreert. Geen van de genoemde (vakbonds)problemen is geheel nieuw (Hinterscheid), maar alle vra­ gen wel om een antwoord.

De ter conferentie ingebrachte papers waren, af­ gezien van vier algemene inleidingen (Hinter­ scheid, Spyropoulos, Bolin, Blanpain), gecen­ treerd rond vier thema’s die de bovengeschetste problematiek bestrijken:

1. de nationale machtsverdeling; 2. veranderingen in bedrijven; 3. veranderingen op de arbeidsmarkt;

4. vakbonden en de internationalisatie van de economie.

In dit verslag geven wij een impressie van de dis­ cussies over deze vier thema’s, met referenties aan enkele belangrijke papers. De selectie is on­ vermijdelijk arbitrair. Belangstellenden kunnen de papers verkrijgen bij: European Centre for Work and Society, Postbus 3073, 6202 NB Maastricht, 043-216724.

1. De nationale machtsverdeling

Welke factoren beihvloeden de machtsposities van vakbonden ten opzichte van werkgevers­

* Verbonden aan het European Centre for Work and

Society.

** Verbonden aan de Rijksuniversiteit Limburg, facul­ teit der Economische Wetenschappen.

organisaties en nationale overheden? Wat bete­ kent dit voor de door de vakbeweging te volgen strategie?

Geul, Slomp en Van Snippenburg onderscheiden de kracht van vakbonden (o.m. op basis van or­ ganisatiegraad en organisatiestructuur), de in­ vloed van vakbonden (als combinatie van vak- bondskracht en economische en politieke om­ standigheden) en vakbondsmacht (de daadwerke­ lijke vakbondsprestaties). De vakbondsmacht valt nauwelijks te meten, al zijn er grove indicatoren, zoals de arbeidsinkomensquote. Op analytisch niveau zijn economische en politieke factoren van belang om de machtspositie van vakbonden te interpreteren. Geul, Slomp en Van Snippen­ burg beschrijven hoe in Nederland economische factoren doorslaggevend zijn voor de invloed van de vakbeweging, terwijl dit in België vooral door politieke factoren wordt bepaald.

Binnen dit thema spitste de discussie zich toe op de gevolgen van technologische en economische ontwikkelingen voor de nationale machtsverde­ ling.

In de papers van Lind, Brenner en Beaupain wordt dit thema expliciet aan de orde gesteld. Er

(2)

werd geconstateerd dat voortgaande automatise­ ring, veranderingen in de industriële structuur en de economische crisis hebben geleid tot een grote werkloosheid. Bijgevolg is de onderhandelingspo­ sitie van vakbonden verzwakt. Men zou aldus kunnen concluderen, dat alleen factoren die buiten de invloedssfeer van de vakbeweging lig­ gen hiervoor verantwoordelijk zijn. Dat blijkt slechts ten dele waar. De genoemde structurele factoren hebben er mede toe geleid dat de factor arbeid heterogener is geworden. Het laatste de­ cennium is er meer part-time arbeid, meer vrouwenarbeid, meer hooggekwalificeerde arbeid, vooral in een aantal ‘kansrijke’ industrieën, meer officieuze arbeid, meer thuisarbeid en vooral meer werkloosheid gekomen. Mede door deze ontwikkelingen neemt de ideologische betekenis van het lidmaatschap van een vakvereniging af; de eenheid van de arbeidende klasse krijgt een steeds smaller draagvlak.

Met name de bijdrage van Van Ham, Paauwe en Williams is in dit kader interessant. Zij constate­ ren dat de toegenomen heterogeniteit van de fac­ tor arbeid zowel om gedifferentieerder arbeids­ voorwaarden vraagt als om een oriëntatie op spe­ cifieke groepen werknemers. Beide zaken zijn door de vakbeweging niet altijd naar waarde ge­ schat. Genoemde auteurs bepleiten om deze re­ denen een minder ideologische en een meer prag­ matische, cliënt-georiënteerde opstelling van vak­ bonden. Om het in de laatste jaren verloren ge- gane terrein te heroveren zijn er, afgaande op de discussie, twee dingen noodzakelijk. Ten eerste zal er herstel van werkgelegenheid moeten ko­ men. Dat vergt van de vakbeweging een gematig­ de opstelling in de arbeidsvoorwaardenonderhan- delingen. Ten tweede zal het beleid van de vak­ bonden - en dat is een geluid dat bij alle West- europese deelnemers viel te beluisteren — meer dan tot nu toe moeten worden afgestemd op ‘nieuwe’ behoeften van zowel werknemers als werkgevers. Voor werkgevers tellen vooral de ge­ wenste flexibilisering en de differentiatie van ar­ beidsvoorwaarden, teneinde de prikkels op de arbeidsmarkt te vergroten. Voor werknemers lijkt in toenemende mate een individualisering van het arbeidscontract belangrijk te worden, naast meer vakbondsaandacht voor specifieke groepen (vrouwen, jongeren, buitenlandse werknemers, middelbaar en hoger personeel).

De toekomst van de vakbeweging is, zo lijkt de boodschap, in belangrijke mate afhankelijk van de mogelijkheden om verlangens als flexibilise­ ring en individualisering te verenigen met de grond­ slag van de vakbeweging: de collectieve actie.

2. Veranderingen in bedrijven

Niet alleen in Nederland, maar in tal van Europe­ se landen staat flexibilisering van de arbeid hoog op de verlanglijstjes van het management; het vakbondswerk in de bedrijven voert industriële democratie en participatie veelal hoog in het vaandel. Beiderlei verlangens willen nogal eens op gespannen voet staan, al is dat niet noodzakelijk. Flexibilisering van de arbeid hoeft niet altijd na­ delig uit te pakken voor werknemers en kan bovendien evenzeer een punt van onderhandeling zijn, als een eenzijdige management-strategie. De Belg Delcourt verwacht dat flexibilisering van de arbeid de werknemers, bij wijze van tegenpres­ tatie, nieuwe rechten zal opleveren, zoals het vaststellen van eigen werkroosters, lang (studie)- verlof en vormen van medezeggenschap. Naarma­ te de vakbeweging accepteert dat deze rechten in­ dividueel of collectief aan werknemers worden toegekend verandert de betekenis van de vak­ bond binnen het bedrijf. De industriële democra­ tie zal dan minder door de vakbonden worden ge­ dragen en meer door de georganiseerde en onge­ organiseerde werknemers zelf. In dat geval zal de vakbeweging zich meer moeten gaan gedragen als een soort politieke partij, die de regels van de in­ dustriële democratie bewaakt en bevecht, dan als directe belangenbehartiger van de leden. (In Ne­ derland kennen we deze problematiek vooral uit de spanningen die het werk van ondernemings­ raden en het vakbondswerk in bedrijven soms kunnen opleveren.)

Interessant is de paper van Ball die een bijzonde­ re en experimentele vorm van industriële demo­ cratie in het Verenigd Koninkrijk beschrijft. De Greater London Enterprise Board (GLEB), een gemeentelijke overheidsinstantie, stelt onder be­ paalde voorwaarden fondsen ter beschikking aan bedrijven. Eén voorwaarde betreft het opstellen van een ondernemingsplan waarmee zowel de be­ trokken onderneming, de GLEB als de werkne­ mers, instemmen. In een aantal bedrijven leverde dit een belangrijke versterking van de industriële democratie op. In bedrijven waar de vakbond reeds actief was, met name in de strijd voor be­ houd van werkgelegenheid, resulteerde de onder- nemingsplanning soms in een alliantie tussen werknemers en de lokale overheid als financier. Jones en Rosé analyseren de arbeidsverhoudingen in het Verenigd Koninkrijk in de eerste jaren tachtig. De golf van nieuwe technologieën en management-initiatieven, per saldo resulterend in velerlei reorganisaties, blijken voor de vakbonden slechts zelden te worden beantwoord met alter­ natieve reorganisatievoorstellen. De veel te pas­

(3)

Conferen tieverslag sieve houding van de vakbonden wijten zij aan

de te beperkte kennis binnen de bredere vak­ bondsorganisaties van management-strategieën en technologische ontwikkelingen.

Raybould analyseert de flexibiliteitsonderhande- lingen in Frankrijk. De stellingnames in dit land blijken divers. De CFDT stelt een nieuw realisme ten toon: verworven rechten ( ‘acquis’) zijn on­ derhandelbaar. Dit leidt zowel tot kritiek binnen de eigen gelederen als bij de grootste (communis­ tische) centrale, de CGT. Vervolgens zijn ook de werkgevers niet bereid de opstelling van de CFDT aan de onderhandelingstafel te honoreren. Ray­ bould concludeert dat het nieuwe realisme van de CFDT een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is voor collectieve onderhandelingen over flexibiliteit-issues.

3. Veranderingen op de arbeidsmarkt

Op de arbeidsmarkt vindt een aantal belangrijke veranderingen plaats, die invloed hebben op de interne organisatie en de strategie van de vakbe­ weging. Door overheden en werkgevers wordt de nadruk gelegd op flexibilisering van de arbeids­ markt. Werkgevers introduceren nieuwe techno­ logieën om kosten te besparen. Vakbonden wor­ den geconfronteerd met een polarisatie op de arbeidsmarkt; een relatief gering aantal hoog ge­ schoolde, zekere volletijdbanen staat tegenover een relatief groot aantal laag betaalde, laag ge­ schoolde en onzekere banen. In de laatste vindt de meerderheid van de vrouwen emplooi.

Het aantal deeltijdwerknemers, thuiswerkers, tij­ delijke werknemers en vooral vrouwelijke werk­ nemers zal toenemen. De vakbeweging heeft weinig aandacht besteed aan het organiseren van deze groepen. Wil de vakbeweging in de komende tien jaar haar doelstellingen kunnen vervullen, dan zal zij moeten inspelen op deze veranderin­ gen op de arbeidsmarkt en de aspiraties van spe­ cifieke beroepsgroepen.

De vakbondsleiding bestaat voor het overgrote deel uit mannen. Ook de vakbondspolitiek is op mannen (volletijdswerknemers) gericht. Dehareng pleit in haar paper voor een drastische verande­ ring in het ‘mannelijke’ vakbondsdenken. Er moeten zowel meer vrouwen in de vakbondslei­ ding komen als een grotere aandacht voor de werknemerspositie van vrouwen in het algemeen en part-timers en thuiswerkers in het bijzonder. Reinalda komt to t soortgelijke conclusies. Een gelijke (werknemers)positie van mannen en vrouwen is alleen te realiseren indien de vakbe­ weging haar mannengezicht verliest, zowel wat

betreft de samenstelling van de leiding als de fei­ telijke politiek.

Traditioneel bestaat de vakbeweging uit indu- strie-arbeiders. Thans vormt het middelbaar en hoger personeel (kaders) een groot bestanddeel van de beroepsbevolking. De politiek van de vak­ beweging is echter vooral gericht op de traditio­ nele arbeidersaanhang. In landen als Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland en Nederland worden de ‘kaders’ vooral gerepresenteerd als derde kracht, tussen de werkgevers en de meer traditio­ neel georiënteerde vakbonden. In het Verenigd Koninkrijk is, zo blijkt uit de paper van Snape en Bamber, deze derde kracht veel minder ontwik­ keld. De grote bonden zien de kaders als poten­ tieel groeigebied. Bovendien vindt recrutering van de kaders vaak door fusies plaats. Het opgaan van kleine kaderbonden in de TUC heeft tot gevolg dat de TUC ideologisch onafhankelijker van de socialistische platforms en politiek pragmatischer wordt.

In het Verenigd Koninkrijk zijn door de TUC, in navolging van de Zweedse vakbondsstrategie, technologiecontracten afgesloten. Williams en Jones kwalificeren de resultaten hiervan als be­ perkt. De technologie-overeenkomsten hebben vooral betrekkking op de verdeling van de gevol­ gen die nieuwe technologieën voor werknemers hebben. Hun onderzoek toont aan dat beslissin­ gen ter zake van de invoering vaak eerst na con­ sultatie van werknemers worden genomen. Dit biedt mogelijkheden voor vakbondsinvloed. Au­ teurs bepleiten een pro-actief, anders dan een re­ actief of defensief vakbondsbeleid met betrek­ king tot nieuwe technologieën.

4. Vakbonden en de internationalisatie van de economie

De toenemende internationalisatie van de econo­ mie impliceert voor vakbonden dat acties op na­ tionaal niveau steeds meer onder druk komen te staan van internationale economische omstandig­ heden. Multinationale ondernemingen, de toene­ mende onderlinge afhankelijkheid van nationale economieën en de verscherping van de interna­ tionale concurrentieverhoudingen reactiveerden eind jaren zestig, beginjaren zeventig het interna­ tionale vakbondswerk. De verwachtingen waren toen hoog gespannen.

Afgaande op de papers en discussie onder leiding van G. Köpke, directeur van het Europees Vak- bondsinstituut te Brussel, zijn de destijdse ambi­ ties weliswaar enigszins bekoeld, maar is de bete­ kenis van het internationale vakbondswerk, in al zijn verscheidenheid, desalniettemin groot. Zo

(4)

heeft bijvoorbeeld het Europees Vakverbond zich een sterke positie verworven als coördinator van nationale vakbondsstrategieën.

Tudyka bespreekt in zijn paper hoe het streven van de internationale beroepssecretariaten om middels de oprichting van wereldconcernraden te komen tot collectieve onderhandelingen bin­ nen een multinationale onderneming is mislukt. Deze strategie faalde, in de eerste plaats omdat de concerns deze onderhandelingen weigerden met een beroep op de nationale verscheidenheid van arbeidsverhoudingen. Daarnaast speelden ook de uiteenlopende oriëntaties van vakbonden in en tussen de betrokken landen een rol, evenals wettelijke obstakels, praktische problemen (fi­ nanciën, taalbarrières) en de tegenstelling van na­ tionale belangen en internationale solidariteit (zie daarvoor ook de paper van Rosé).

Tudyka acht een beperkter strategie voor de we­ reldconcernraden momenteel veel vruchtbaarder: het uitwisselen van informatie en het adviseren van nationale regeringen en internationale orga­ nisaties teneinde effectieve(r) richtlijnen voor het gedrag van multinationale ondernemingen tot stand te brengen.

Enderwick wijst op een substitutie van de (poten­ tiële) functie van wereldconcemraden in geval van acceptatie van de Vredeling-richtlijn. Ook de gedragscodes voor multinationale ondernemingen van de ILO en de OECD bieden een handvat om multinationals aan te spreken, al zijn er geen wet­ telijke sancties aan verbonden. Meer in het alge­ meen benadrukt Enderwick de onderhandelings- voordelen die in formatie-uitwisseling in wereld- concernraadverband aan nationale vakbonden kan bieden. Vooral multinationals die in sterke mate verticaal zijn geihtegreerd kunnen kwets­ baar zijn voor nationale vakbondsacties.

Bijzonder interessant is de paper van Grote, waarin het moeizame tripartisme binnen de Euro­ pese Gemeenschap wordt geanalyseerd en verge­ leken met het tripartisme (corporatisme) in af­ zonderlijke landen. Uitvoerig beschouwd worden de Europese Tripartiete Conferenties in de jaren 1974-1978, de rol van het Europees Vakverbond en de Europese werkgeversorganisatie die geen werkgeversrepresentatie binnen de EG wil zijn, de UNICE.

Hoewel het formele tripartisme tot op heden bin­ nen de EG weinig voet aan de grond heeft gekre­ gen, wordt recentelijk de informele sociale dia­ loog, vooral door de huidige commissievoorzitter J. Delors, nieuw leven ingeblazen. Of daarmee ook de sociale gevolgen van de voltooiing van de interne markt en de daarmee gepaard gaande

her-structureringen op bi- o f tripartiete agenda’s zul­ len verschijnen is, gezien de vanwege de werk­ loosheid zwakke positie van vakbondsorganisa­ ties, evenwel niet erg waarschijnlijk. □ Genoemde papers

Algemeen

- M. Hinterscheid, Le role des syndicats dans la decen- nie a venir.

- G. Spyropoulos, Le role des syndicats dans un mon­ de en mutation: tendances actuelles et perspectives d’avenir.

- G. Bolin, Do trade unions have a role in the post in­ dustrial society?

- R. Blanpain, Present stage o f industrial relations in Europe.

De nationale machtsverdeling (thema 1)

- J.C. van Ham, J. Paauwe en A.R.T. Williams, Trade unionism in the Netherlands: From member to client, a contribution to the discussion.

- A. Geul, H. Slomp, L. van Snippenburg, Union force and labour power.

- Y.S. Brenner, Structural changes and the new role o f trade unions.

- J. Lind, Crisis and conflicts between state and trade union movement, the Danish experience.

- T. Beaupain, L’évolution des fonctions du syndicat en Belgique.

Veranderingen in bedrijven (thema 2)

- J. Delcourt, New rights to the workers.

- C. Ball, Experiments and innovations in industrial democracy: enterprise planning at the Greater Lon­ don Enterprise Board.

- A. Raybould, Flexibility in France: A suitable case for negotiation?

- B. Jones, M. Rose, The changing job structure o f British industry: management challenge and trade union response.

Veranderingen op de arbeidsmarkt (thema 3)

- M. Dehareng, Shall the future o f trade unions rest on women?

- B. Reinalda, Considerations on women salaries em­ ployees and their international trade secretariats? - E. Snape, G. Bamber, Cadres unionism: some recent

developments.

- R. Williams, I. Jones, Union influence over technolo­ gical change and its implication for union roles in the work place.

Vakbonden en de internationalisatie van de economie (thema 4)

- K, Tudyka, A. Strategy towards multinational cor­ porations: the idea and the role o f the company councils.

- M. Rose, Economic nationalism versus class solidari­ ty; the perspectives o f active trade union members in Britain and France.

- P. Enderwick, Trends in internationalisation o f pro­ duction and the trade union response.

- R. Grote, Tripartism and European integration: mu­ tual transfers, osm otic exchanges or frictions be­ tween the ‘national’ and the ‘transnational’?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tschumi‟s architectural theory reminds us of this non-existence and the distance between conceptual and real space, allowing us to politically question the practices of structuring

In Baudrillard’s political theory, power now functions in the language of simulation, electronic politics enchants the dark and missing matter of the society of

Here we describe community-engaged work at the intersection of applied evolutionary ecology and Indigenous Local Ecological Knowledge (LEK) to support conservation planning of

instructional resource is detailed and provides many practical resources to be used for a unit focused on contemporary social and environmental issues, my intention was to design

discuss this land body connection being made in Indigenous feminist literature departing from the lenses utilized in previous chapters (i.e. Hunt’s colonialscape, and Voyles’s

(2012), had a large sample of galaxies (not necessarily in pairs) classified as AGN and compared their star formation rates to a stellar mass and redshift matched control sample

Thus, the purpose of the current study was to: (1) confirm that fatigue via intermittent sprints will decrease spinal reflex excitability; (2) determine whether patterned

III Spontaneity and Civility: Italian Toronto’s 1982 World Cup Victory Party, Collective Memory, and Joining the Canadian Mainstream through Soccer Fandom