• No results found

Inleiding. Representativiteit - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleiding. Representativiteit - Downloaden Download PDF"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Redactioneel C J. Vos*

Inleiding

Representativiteit

Zo nu en dan wordt sociaal-economisch Neder­ land opgeschrikt door discussies over de repre­ sentativiteit van belangenorganisaties. Alleen die organisaties van werkgevers en werknemers, die aan de criteria van representativiteit voldoen, mogen immers deelnemen in belangrijke organen als de SER, de SVr of de bedrijfsverenigingen. De discussie barst dan los zodra een aspirant-lid geacht wordt niet aan die, door de SER ontwikkelde, kwalitatieve (democratisch gehalte, rechtsbevoegdheid, financiële draagkracht) en kwantitatieve (voldoende spreiding over land en/of sector) criteria te voldoen.

Sinds enige tijd is het vraagstuk van de representativiteit ook op Europees niveau aan de orde. Dit heeft te maken met de inwerkingtreding op 1 november 1993 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag van Maastricht. M et die inwerkingtreding zijn automatisch het Protocol en de Overeenkomst betreffende de so­ ciale politiek van kracht geworden. Tenminste, voor elf van de twaalf landen van de Europese Unie, omdat het Verenigd Koninkrijk eind 1991 geweigerd heeft het Protocol bij het Unieverdrag te ondertekenen.

De Overeenkomst betekent een uitbreiding van de bevoegdheden van de EG. Inzake onderwerpen als arbeidsvoorwaarden, informatie en consultatie van werknemers, gelijke behandeling van mannen en vrouwen en integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, is voortaan besluit­ vorming mogelijk bij gekwalificeerde meerder­ heid door de raad van elf. Bovendien bevat zij enkele artikelen die vooral tot doel hebben de sociale dialoog in Europa verder te bevorderen. In dat opzicht is zij een uitwerking van artikel

dr. C.J.Vos is lid van de redactie van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken.

118B van de Europese Akte van 1987, met als inhoud: ‘De Commissie beijvert zich de dialoog tussen sociale partners op Europees niveau verder te ontwikkelen; als deze laatsten zulks wenseüjk achten, kan dit tot contractuele betrekkingen lei­ den’. Ten behoeve van die uitwerking hebben UNICE (Union o f Industrial and Employers’

Confederations o f Europe), ETUC (European Trade Union Confederation) en CEEP (European Centre o f Enterprises with Public Participation)

op 31 oktober 1991 een akkoord gesloten. De inhoud daarvan is vrijwel integraal in de Over­ eenkomst terecht gekomen. Het gaat daarbij met name om de artikelen 2, 3 en 4 van de Overeen­ kom st Op grond hiervan worden de sociale part­ ners meer nadrukkelijk in het beleidsproces ge­ ïntegreerd. Inmiddels heeft de Europese Commis­ sie, in een eind vorig jaar verschenen document, aangegeven hoe deze integratie zich moet voltrek­ ken1

Uitgangspunt in het document is een rol voor de sociale partners op twee niveaus en in drie fasen. Op Europees niveau dient de Commissie, alvo­ rens met voorstellen op sociaal gebied te komen, de sociale partners te consulteren ‘over de moge­ lijke richting van een communautair optreden’ (art. 3, lid 2). Daarbij krijgen de sociale partners zes weken de tijd om te reageren. De tweede fase gaat in zodra de Commissie, na beoordeling van de ontvangen reacties, besluit met een voorstel te komen, waarover de sociale partners wederom geraadpleegd worden (art. 3, lid 3). Ook hiervoor staat een termijn van zes weken. De derde fase gaat in wanneer de sociale partners te kennen geven de inhoud van het voorstel via een ‘con­ tractuele betrekking’ of een ‘overeenkomst’ te willen regelen (art. 4). Voor de onderhandelingen die in een contract moeten uitmonden krijgen zij dan negen maanden de tijd (art. 3, lid 4).

(2)

Redactioneel

Op nationaal niveau kunnen de sociale partners, ‘indien zij gezamenlijk daarom verzoeken’, belast worden met de tenuitvoerlegging van richtlijnen (art. 2, lid 4). Daarvoor zullen zij de in een lid­ staat gebruikelijke procedures hanteren. Het de facto afsluiten van een contract en het doorzen­ den daarvan aan de nationale overheid wordt met zo’n gezamenlijk verzoek gelijkgesteld. Wél blijft de nationale overheid verantwoordelijk voor zo­ wel de tijdige omzetting van de richtlijn, alsook voor de volledige uitvoering van de verplichtin­ gen. In het geval van lacunes moeten er maatre­ gelen worden getroffen ‘om de in de betrokken richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen’ (art. 2, lid 4).

Overigens is de mogelijkheid van implementatie van richtlijnen via cao’s niet nieuw. De Overeen­ komst bevestigt veeleer uitspraken van het Euro­ pese Hof van Justitie daarover uit 1982 en 1983. Tot zover de consequenties van de Overeenkomst betreffende de sociale politiek. Pikante vraag daarbij is welke organisaties de Commissie tot de ‘sociale partners’ wil rekenen. In het verleden gaf dit weinig aanleiding tot discussie. Doorgaans waren ETUC, UNICE en CEEP op Europees ni­ veau de gesprekspartners. Sinds de aanvaarding van het Verdrag van Maastricht echter hebben tal van andere organisaties verzocht ook bij de socia­ le dialoog betrokken te worden. Daarom heeft de Commissie in de periode van september 1992 tot juli 1993 onderzoek verricht onder Europese organisaties van werkgevers en werknemers. Op basis daarvan heeft zij Europese representativi- teitscriteria ontwikkeld. Naar de mening van de Commissie moeten organisaties van werkgevers en werknemers:

1 gespreid zijn over de industrie of verband houden met specifieke sectoren of catego­ rieën en georganiseerd zijn op Europees niveau;

2 bestaan uit organisaties die zelf een inte­ graal en erkend deel uitmaken van over­ legstructuren in de lid-staten en met de bevoegdheid tot het afsluiten van contrac­ ten, en die zoveel mogelijk representatief zijn voor alle lidstaten;

3 adequate structuren hebben om hun effec­ tieve participatie in het consultatieproces te verzekeren.2

Met behulp van deze criteria is vervolgens een

lijst van representatieve organisaties opgesteld, die men al werkende weg wil gaan herzien. De harde kem van deze lijst bestaat uit de bekende organisaties UNICE, CEEP en ETUC, aangevuld met meer specifieke organisaties in de sfeer van midden- en kleinbedrijf (UEAPME/EUROPMI) en hoger personeel (CEC). Daarnaast bevat de lijst een aantal bedrijfstaksorganisaties, die gecon­ sulteerd worden over voor een specifieke sector relevante voorstellen. Hieronder vallen vogels van diverse pluimage, variërend van de Association o f

European Cooperative Insurers (AECI) en de European Timber Association (ETA) tot de Inter­ national Union fo r Inland Navigation en de Euro­ pean Community Shipowners Association.

Uit alles blijkt dat de Europese Commissie veel resultaten verwacht van de sociale dialoog. Dat geldt niet alleen in dit verband, maar bijvoorbeeld ook wat betreft de verdere behandeling van het eind 1993 verschenen Witboek inzake de econo­ mische groei en het Groenboek inzake het Euro­ pese sociaal beleid. Toch zijn die resultaten tot nu toe nauwelijks hemelbestormend te noemen. De twaalf gemeenschappelijke verklaringen die in het kader van de sociale dialoog in de periode 1986­ 1993 tot stand zijn gekomen zijn nauwelijks meer dan tot weinig verplichtende intentieverklaringen. En op sectorniveau zijn de (soms al tientallen jaren bestaande) paritaire bedrijfstakcomités tot dusverre niet in staat geweest tot collectieve contracten te komen. Niet onmogelijk is echter dat de Overeenkomst en het Commissiedocument een goede stimulans voor toekomstige ontwikke­ lingen vormen, zodat de nu genomineerde organi­ saties inderdaad een rol van betekenis (kunnen) spelen. In dat geval mag men op Europees niveau Nederlandse toestanden verwachten, in de vorm van regelmatige discussies over de toepassing van de representativiteitscriteria Per slot van rekening zijn de Europese criteria net zo vaag als, zo niet vager dan, de Nederlandse. Maar misschien moe­ ten we dat, als een onderdeel van de wordingsge­ schiedenis naar échte Europese arbeidsverhoudin­ gen, maar op de koop toe nemen?

Noten

1 Commission of the European Communities, Communica­ tion concerning the application of the Agreement on social policy, COM(93)600, Brussels, 14 December 1993. 2 id. p. 22.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(a) Radiation Limit 1: optically thin atmosphere / black body upper limit For an airless body (the Moon for example), or an atmosphere with no green- house gases or clouds,

Past earthquake rupture models used to explain paleoseismic estimates of coastal subsidence during the great AD 1700 Cascadia earthquake have assumed a uniform slip distribution

To bring further attention to this more lighthearted side of Hardy’s social criticism, this research project analyzes the novel in which that lightheartedness is most apparent:

Numbers of events observed in the signal and control regions used for the vector-like T - quark search, together with the estimated SM backgrounds in the fit to data, under

Note: While the complete reanalysed time periods are indicated for each reanalysis dataset in this table, only the 1979-2010 time period was evaluated in

117 Stress tensors calculated for the northern and southern Queen Charlotte fault using moment tensor solutions (top), first motion solutions (middle) and

My current professional capacity working for Caring for First Nations Children Society (CFNCS); writing curriculum, facilitating cultural awareness training for Ministry of

In this paper, the concepts of self-care, self-care deficit, nursing systems, basic conditioning factors, self-care requisites, nursing processes, and self-care operations will