Lex Borghans en Ed Willems
Baanzoekduren van HBO'ers en de waarde van een
vergrootglas
Een dupliek
In het artikel ‘Baanzoekduren van HBO'ers onder loep' analyseerden wij de cijfers over de zoekduur van schoolverlaters zoals die enkele malen door het SEO en het CBS zijn gepubliceerd. De aanleiding voor het artikel was onze jarenlange verbazing over de lengte van de gerapporteerde zoekduren. In de kranten stond in 1994 te lezen dat de gemiddelde zoekduur van schoolverlaters 9 maanden was, ten/vijl academici gemiddeld zelfs 20 maanden op zoek zouden zijn naar werk. Omdat deze cijfers een zeer ongeloofwaar dig beeld van de werkelijke situatie op de arbeidsmarkt voor schoolverlaters geven, reconstrueerden wij zo goed mogelijk het SEO/CBS-onderzoek, om zodoende de oorzaken van deze hoge zoekduren te achter halen. Deze reconstructie spitsten wij toe op HBO'ers, omdat wij gebruik konden maken van de HBO-Mo-
nitor, een grootschalige enquête onder afgestudeerde HBO'ers.
Berkhout noemt in zijn reactie een drietal pun ten van kritiek op onze aanpak. In deze dupliek gaan wij, vanwege de beperkte ruimte die be schikbaar is, alleen in op enkele specifieke aan dachtspunten die van wezenlijk belang zijn voor de einduitkomsten. Ten eerste stelt Berkhout de kwaliteit van de schriftelijke HBO-Monitor ter discussie. Op basis van met EBB-gegevens ver richt onderzoek acht hij de kwaliteit van de re trospectieve gegevens in de HBO-Monitor onvol doende. Een belangrijk verschil tussen ebb en HBO-Monitor is echter dat in deze laatste enquê te het verleden maand voor maand wordt gere construeerd en niet - zoals bij de ebb - naar een
moment één jaar geleden wordt gevraagd1. Ove rigens is ook het onderzoek van seo/cbs geba seerd op een aantal retrospectieve vragen, seo
en CBS gebruiken namelijk informatie over de einddatum van de studie en over het moment waarop de huidige werkkring werd aanvaard. Wezenlijker is echter dat de ebb bepaalde retro spectieve vragen niet stelt. Zo is niet bekend of de schoolverlater werkte tussen het moment van schoolverlaten en het begin van de huidige functie, seo en CBS nemen daarom aan dat nie
mand in deze tussenliggende periode een rele vante werkkring heeft gehad. De HBO-Monitor laat echter zien dat schoolverlaters regelmatig van baan wisselen. Omdat de seo bovendien uit- zendwerk bij voorbaat als niet relevant be schouwt, negeert ze ons inziens een grote hoe veelheid functies die een belangrijke schakel vormen in het instroomproces van schoolverla ters op de arbeidsmarkt.
Een tweede specifiek punt betreft de vraag wel ke periode tot de zoekduur moet worden gere kend. Bij onze methode, rekenen wij de maan den waarin de respondent niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld vanwege va kantie of omdat men een korte opleiding volgt, niet mee tot de zoekduur. Deze keuze heeft twee aspecten. Ten eerste vinden wij het inhoude lijk niet correct deze tijd tot de baanzoekduur te rekenen; deze term wekt ten onrechte de indruk dat het hier om een vanuit arbeidsmarktoogpunt problematische periode gaat2. Ten tweede heeft deze keuze voor de schattingen vervelende con sequenties. Omdat er, zeker in de ebb, vaak on voltooide zoekduren worden waargenomen, * De auteurs werken beiden bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Rijksuniversiteit Limburg,
Maastricht. Met dank aan Andries de Grip en Hans Heijke voor hun commentaar.
Baanzoekduren van HBO’ers en de waarde van een vergrootglas
moet gereconstrueerd worden hoe lang deze zoekduur nog voort zal duren. Hierbij wordt de baanvindkans in het verleden geprojecteerd op de toekomst. Impliciet wordt daardoor aangeno men dat respondenten die in de waarnemings- periode lange tijd überhaupt niet naar werk heb ben gezocht, ook in de toekomst niet veel kans zullen hebben werk te vinden. Dit technische argument is overigens ook van toepassing op de niet-waargenomen banen tussen het moment van schoolverlaten en de aanvang van de huidi ge werkkring. Een voorbeeld: iemand heeft on middellijk werk na afloop van zijn studie. Het gaat hier echter om een tijdelijke baan van ne gen maanden. Daarna wordt hij werkloos en één maand later wordt hij geënquêteerd. De metho de van SEO/CBS impliceert dat verondersteld wordt dat deze respondent nog lang werkloos zal zijn. De afgelopen tien maanden hebben im mers ook geen (huidige) baan opgcleverd.
Het derde kritiekpunt van Berkhout betreft het belang van waargenomen en niet-waargeno- men heterogeniteit. Uiteraard zijn deze techni sche punten ons ook bekend, maar het blijkt dat deze nuanceringen geen wezenlijke invloed heb ben op de empirische kern van de zaak. Het is daarom jammer dat Berkhout niet laat zien hoe veel invioed de door hem opgevoerde aspecten hebben op de gemeten baanzoekduur.
Conclusie
Onze reconstructie van het SEO/CBS-onderzoek naar de baanzoekduur van schoolverlaters heeft laten zien dat de berekende baanzoekduur een enorme overschatting geeft van de baanzoek duur van HBO'ers en waarschijnlijk ook van an dere schoolverlaters. De analyse heeft laten zien dat het niet afdoende corrigeren voor het aantal schoolverlaters dat meteen een baan vindt en het feit dat SEO/CBS tussentijdse banen automat isch als niet-relevant bestempelt belangrijke oorzaken zijn van de overschatting van de baan
zoekduur. Het is derhalve te eenvoudig om dit verschil uitsluitend te wijten aan de gehanteer de definitie of het gebruik van andere databron nen3. Zowel het SEO/CBS-onderzoek als de H30- Monitor zijn immers geen doel op zich, maar beogen geïnteresseerden een goed beeld te geven van de positie waarin schoolverlaters zich be vinden. Het gebruik van enquêtes en het afbake nen van definities is daarbij slechts een middel en het zou hoogst merkwaardig zijn als beide bronnen (ebb en HBomonitor) totaal verschillen de beelden opleveren.
De door Berkhout opgeroepen vergelijking tussen een appel en een peer is daarom niet op zijn plaats. Je zou kunnen zeggen dat de ebb, die immers niet speciaal gericht is op de positie van schoolverlaters, het seo de mogelijkheid geeft om met het blote oog naar deze groep te kijken. De HBO-Monitor biedt de onderzoeker voor het in kaart brengen van de positie van schoolverla ters echter een waardevol vergrootglas. Om het gebrek aan een precisie-instrument te compen seren moeten seo en CBS allerlei veronderstellin gen over het intredeproces van schoolverlaters maken. Onze reconstructie laat zien wat de em pirische gevolgen daarvan zijn: een aanzienlijke overschatting van de baanzoekduren van de schoolverlaters.
Noten
1 Daarnaast speelt dat bij de EBB een aanzienlijk deel van de gegevens met zogenaamde 'proxi-in- terviews' - waarbij niet de betrokkene zelf, maar een toevallig wel aanwezige huisgenoot de ant woorden geeft - wordt verkregen.
2 Ook Berkhout spreekt vaak bij baanzoekduur on terecht over de periode dat men werkloos is of een niet-relevante werkkring heeft.
3 Dit blijkt ook uit het feit dat onze reconstructie van de SEO-methodiek een gemiddelde zoekduur voor HBO'ers oplevert die erg dicht aanligt tegen de door het SEO gepubliceerde resultaten.