• No results found

Bodem en bemestingskaarten voor beheersgebied Hunze en Aa’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bodem en bemestingskaarten voor beheersgebied Hunze en Aa’s"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Report 1694.N.17

Bodem en bemestingskaarten

Voor beheersgebied Hunze en Aa’s

(2)

Rapport

1694.N.17

Bodem- en bemestingskaarten Hunze & Aa’s

Auteur(s) : Dr. ir. G.H. Ros (NMI) Dhr. J.C. Voogd (WenR) Dr. ir. K. Brolsma (Eurofins) Dr. ir. J. Kros (WenR)

© 2019 Wageningen, Nutriënten Management Instituut NMI B.V.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit de inhoud mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de directie van Nutriënten Management Instituut NMI.

Rapporten van NMI dienen in eerste instantie ter informatie van de opdrachtgever. Over uitgebrachte rapporten, of delen daarvan, mag door de opdrachtgever slechts met vermelding van de naam van NMI worden gepubliceerd. Ieder ander gebruik (daaronder begrepen reclame-uitingen en integrale publicatie van uitgebrachte rapporten) is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NMI.

Disclaimer

Nutriënten Management Instituut NMI stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen voortvloeiend uit het gebruik van door of namens NMI verstrekte onderzoeksresultaten en/of adviezen.

Verspreiding

(3)

Grafische highlights

Bodemtype (zand, klei, veen)

Fosfaattoestand (laag, neutraal, hoog)

Fosfaatbemesting dierlijke mest (kg P ha-1)

(4)

1

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

Inhoud

pagina

1 Inleiding 2

2 Materiaal & Methode 3

2.1 Fosfaattoestand bodem 3

2.2 Bemesting met stikstof en fosfaat 3

3 Resultaten 5

(5)

2

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

1

Inleiding

Het waterschap Hunze en Aa’s wil graag gebiedsbreed inzicht in bodem- en bemestingsgegevens om beter te kunnen sturen op verbetering van het bodem- en watersysteem. Het Nutriënten Management Instituut heeft in samenwerking met Wageningen Environmental Research en Eurofins Agro een methode ontwikkelt om de bodemkwaliteit én de aan- en afvoer van nutrienten in beeld te brengen, daarbij gebruik makend van gegevens uit agrarische meetnetten.

Voor een betrouwbare inschatting van stikstof (N)- en fosfaat (P)-bronnen vanuit de landbouw wordt slim gebruik gemaakt van bedrijfsspecifieke gegevens die beschikbaar zijn in agrarische meetnetten van Eurofins, de mestboek-houding zover aanwezig bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), landbouwkundige gegevens uit het Geografische Informatiesysteem Agrarische Bedrijven (GIAB) en het Basis Registratie Percelen (BRP). Omdat bemesting (gift, timing, mestvorm) gereguleerd wordt door wetgeving, gewas-keuze en lokale bodemeigenschappen, is de aanvoer op perceelsniveau in kaart gebracht.

Voor deze studie is specifiek gevraagd naar:

• De hoeveelheid fosfaat in de bodem, met een focus op die bepalingen die van invloed zijn op de bemestingsruimte op agrarische bedrijven. Voor bouwland is dat het Pw-getal en voor grasland de hoeveelheid PAL (fosfaat extraheerbaar via ammonium-lactaat).

• De aanvoer van N en P via dierlijke mest en kunstmest.

• De ‘berekende’ N- en P-overschotten, gebaseerd op modelschattingen van het model INITIATOR. Dit rapport beschrijft kort de achterliggende gegevens én bijbehorende rekensystematiek. De ruimtelijke variatie in bodemtoestand, bemesting en NP-overschot zijn als separaat GIS-bestand opgeleverd1.

1De door Eurofins Agro geleverde bodemgegevens in deze studie zijn inzetbaar binnen projecten van het waterschap Hunze en Aa’s die bijdragen aan verbetering van inzicht in het functioneren van het watersysteem. Levering aan derden (buiten projecten van het waterschap) is alleen toegestaan na toestemming van NMI/ Eurofins Agro.

(6)

3

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

2

Materiaal & Methode

2.1 Fosfaattoestand bodem

De fosfaattoestand van de bodem is gebaseerd op frequente bodemanalyses die door agrariers worden uitgevoerd om hun bemestingsmanagement te optimaliseren én om te voldoen aan de voorwaarden voor derogatie. De gebruikte bodemgegevens zijn aangeleverd door het agrarisch laboratorium Eurofins Agro (voorheen BLGG AgroXpertus). Van elk perceel is namelijk een heel scala aan fysische, biologisch en chemische parameters bekend. Voor de huidige studie wordt echter alleen gebruik gemaakt van de fosfaattoestand van de bodem zoals deze gemeten wordt via een extractie met water (Pwater) of ammonium

lactaat (PAL). De fosfaat-toestand van de bodem conform deze twee parameters wordt in het Nederlands mestbeleid gebruikt om de ruimte voor P-bemesting te kwantificeren: percelen met een hoog Pw-getal (bouwland) of PAL-getal (grasland) krijgen minder P-bemesting dan percelen met een lage P-toestand.

Voor de huidige studie wordt gebruik gemaakt van de metingen die zijn uitgevoerd in de periode 2010 tot 2017. Omdat de resultaten niet herleidbaar mogen zijn tot individuele percelen, is een (geo)statistisch model ontwikkelt gebaseerd op de originele bodemgegevens, waarbij rekening wordt gehouden met het tijdstip van monstername, het landgebruik, bodemtype, en de grondwatertrap. In overleg met het waterschap Hunze en Aa’s zijn vervolgens de resultaten geaggregeerd op een ruimtelijke resolutie van pc4-gebieden. Concreet betekent dit dat er per postcodegebied een gewas- en bodemtypeafhankelijke P-toestand wordt geschat die vervolgens wordt toegekend aan alle percelen binnen het postcodegebied.

2.2 Bemesting met stikstof en fosfaat

De aanvoer van stikstof en fosfaat uit dierlijke mest wordt ruimtelijk expliciet in kaart gebracht door gebruik te maken van de mestverdelingsmodule van het model INITIATOR (Integrated Nitrogen Impact Assessment Tool on a Regional Scale). Het model maakt gebruik van gedetailleerde ruimtelijke gegevens die afkomstig zijn uit nationale GIS-datasets zoals de geografisch expliciete landbouwtellinggegevens, met het aantal dieren per bedrijf (GIAB-plus; Gies et al. 2015). In het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven (GIAB) zijn gegevens opgenomen van landbouwbedrijven in Nederland die meedoen aan de jaarlijkse landbouwtelling van het CBS en RVO. De gegevens zijn gekoppeld aan de locatie van de hoofdvestiging van het landbouwbedrijf. Het bestand wordt onder andere gebruikt bij onderzoek naar dierziekten, landbouwstructuur-analyses, effecten van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en bij onderzoek naar emissies van geur, ammoniak en fijn stof. Voor sommige jaren zijn ook gegevens van de Gezondheidsdienst voor Dieren toegevoegd aan het GIAB. Belangrijke variabelen zijn: het bedrijfstype, de bedrijfsomvang, arealen per gewas en aantallen per diergroep. Vanaf 2011 is ook de verdeling van dieren over de nevenvestigingen en de ligging daarvan in beeld gebracht. Door deze koppeling is het mogelijk om op een hoge ruimtelijke resolutie de N- en P-excretie, stal- en opslagemissies, mest- en kunstmestverdeling, bodememissie, uit- en afspoeling en N-depositie te berekenen.

Op basis van de gewasarealen en de bodemtoestand wordt de plaatsingsruimte bepaald. Dit gebeurt op basis van de geldende N- en P-normen voor 2016. Voor stikstof is de bemestingsruimte vooral afhankelijk van het gewas- en bodemtype (derogatie) en voor fosfaat is dit afhankelijk van de P-toestand van de bodem. De gebruikte P-toestand voor de berekening van de fosfaatruimte is gebaseerd op de bodemgegevens van Eurofins (zoals hierboven beschreven) in combinatie met gegevens zoals deze aanwezig zijn bij het RVO.

(7)

4

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

De toedieningsprocedure van mest binnen een gemeente is als volgt:

• start met een minimale kunstmest gift een gift van overige organische meststoffen;

• verdeel de weidemest (homogeen) over het areaal grasland binnen de gemeente, dien rundermest toe aan grasland tot maximaal de gebruiksnorm en verdeel de eventueel overblijvende rundermest tezamen met de overige mest over maïs en overig bouwland maximaal tot de gebruiksnorm;

• indien er mest overblijft wordt de eventueel resterende ruimte verder opgevuld;

• per gemeente wordt vastgesteld of er sprake is van een overschot of resterende plaatsingsruimte, waarbij rekening wordt gehouden met acceptatiegraden;

• overschotten per gemeenten worden geaccumuleerd en vervolgens verminderd met een a-priori opgelegde verwerking en export naar het buitenland en emissiearme verwerkingscapaciteit. De mestoverschotten per gemeente worden getransporteerd naar de gemeentes met plaatsingsruimte rekening houdend met de afstand en de acceptatiegraden. Daar worden de overschotten uitgereden. Is er in dat geval nog sprake van een overschot, dan wordt dit overschot geschaald naar de productie in de overschotgebieden afgezet in de overschotgebieden. De hoeveelheid benodigde kunstmest wordt berekend op basis van de werkzame hoeveelheid N die is toegediend als dierlijke mest, de gebruiksnorm en een minimale kunstmestgift.

Voor de mestverdeling in het beheersgebied van Hunze en Aa’s is een nadere detaillering aangebracht. Voor de bedrijven zijn plots gemaakt op basis van het BRP. Een plot bestaat uit een of meer percelen. Indien percelen van een bedrijf dezelfde bodem, grondwatertrap en gewas hebben zijn deze namelijk samengevoegd tot een plot. Voor het berekenen van de mestverdeling op plotniveau zijn alle bedrijven meegenomen die in het gebied gevestigd zijn én de bedrijven die buiten het gebied liggen maar wel percelen binnen het gebied hebben. De mestverdeling volgt de volgende aannames:

• Eerst wordt eigen mest verdeeld over eigen bedrijf (zowel op basis van N als P-ruimte). De aanwezige ruimte op de percelen wordt maximaal opgevuld. Bij de toediening van runderdrijfmest wordt eerst de beschikbare ruimte op gras en daarna op mais opgevuld. Varkenmest op het eigen bedrijf wordt eerst toegediend op graan, gevolgd door aardappelen, suikerbieten en overig bouwland. Vervolgens wordt het eventuele overschot aan runder- en varkensmest afgezet op de beschikbare ruimte op bouwland (in de volgorde granen, aardappelen, suikerbieten en overig bouwland). Het bedrijfsmestoverschot aan varkensdrijfmest wordt niet afgezet op grasland.

• De P-ruimte is gebaseerd op de P-toestand van de percelen waarbij in geval van meerdere percelen per plot een areaal-gewogen norm wordt gebruikt. De N-ruimte is gebaseerd op derogatie; een bedrijf is een derogatiebedrijf of niet. Voor alle plots van een derogatiebedrijf geldt een maximum van 250 kg N ha-1 aan dierlijke mest terwijl niet-derogatiebedrijven maximaal 170 kg N

ha-1 uit dierlijke mest ontvangen.

• De hoeveelheid dierlijke mest dat niet op het eigen bedrijf kan worden afgezet (het bedrijfsmestoverschot) wordt geaccumuleerd op gemeenteniveau en gecombineerd met de per gemeente berekende import en export van buiten de gemeente. Deze mest wordt binnen de gemeente verdeeld over de aanwezige percelen met resterende N- en P-ruimte. Dit zijn veelal de bouwlandpercelen. Conform de huidige bemestingspraktijk wordt de dierlijke mest verdeeld over de beschikbare gewassen, conform de eerder beschreven volgorde.

• De kunstmestgift wordt bepaald op basis van het verschil tussen de wettelijke gebruiksruimte en de hoeveelheid werkzame N en P die via dierlijke mest wordt gegeven. Op derogatiebedrijven wordt, conform de Mestwest, geen P-kunstmest toegediend.

De hierboven beschreven systematiek wordt onderdeel van het landelijk instrumentarium om effecten van mestbeleid te kwantificeren (Kros & Groenendijk, 2017).

(8)

5

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

3

Resultaten

Hieronder wordt de ruimtelijke variatie in fosfaattoestand, bodemtype, landgebruik en bemesting kort weergegeven. Voor de gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het meegeleverde GIS-bestand.

Figuur 3.1. Landgebruik, bodemtype en aanwezigheid van de geschatte derogatie (ja/nee) van agrarische percelen binnen beheersgebied van Hunze en Aa’s.

Figuur 3.2. Fosfaattoestand gebaseerd op PAL (in mg P2O5 100 g-1) voor gras en Pw (in mg P2O5 l-1) voor

bouwland en de wettelijke gebruiksnormen voor P-bemesting (RVO, 2017) in het beheersgebied van Hunze en Aa’s evenals de P-aanvoer (kg P ha-1) via dierlijke mest en kunstmest.

(9)

6

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

Figuur 3.3. De gemiddelde N-productie per bedrijf (mestproductie/ areaal bedrijf) en N-bemesting uit dierlijke mest en kunstmest (in kg N ha-1) op agrarische percelen binnen het beheersgebied van Hunze en Aa’s.

(10)

7

Bodem & bemestingsdata Hunze en Aa’s (NMI, 2017)

Literatuur

Gies TJA, Van Os J, Smidt RA, Naeff HSD & EC Vos (2015). Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven (GIAB): gebruikershandleiding 2010. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Wageningen, 86 pp.

Kros J & P Groenendijk (2017). Scoping studie mestverdelingsmodule. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 2817, 48 pp.

Van Rotterdam D, Kros J, Voogd JC, Brolsma K & GH Ros (2015) Pilot bodem en bemesting. Deel I. Bodem- en bemestingsgegevens in relatie tot waterkwaliteit AGV. NMI-rapport 1599.N.14., 45 pp.

(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• How will UFS accommodate a knowledge platform at the undergraduate level made up of disciplinary knowledge, professionally oriented knowledge and applied and vocationally

This study investigates the link between ethical leadership and good governance in the NGO sector by comparing the traits of servant leadership with the principles of the King

The one additional aspect was that the South Africans were able to conduct some operations to the north of the border from almost the beginning: The Police carried out

Burgers wordt soms zelf gevraagd te investeren in duurzame energie, terwijl ze de voordelen niet direct en persoonlijk ervaren.. Dit leidt er niet alleen toe dat duurzame

In view of the point-like nature of HESS J1741−302 and given the low statistics, the fact that no variability has been observed can not be taken as evidence for disfavoring a

In connection with the covenant tradition Ephraim in 6:7-lla proba- bly refers to the tribe in the time of the judges and Israel and the house of Israel to the people of that time

Arlington, American Psychiatric Publishing (APP). Convention on the Rights of the Child adopted and opened for signature. See: South Africa. Convention on the Rights of the

Ten opsigte van die vraag waarom daar geannoteer word, gaan..