• No results found

Beschouwingen over het onderzoek op zuiverheid en kiemkracht van Trifolium spp.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beschouwingen over het onderzoek op zuiverheid en kiemkracht van Trifolium spp."

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSPROEFSTATION VOOR ZAADCONTROLE

WAGENINGEN.

Beschouwingen over hei onderzoek op zuiverheid en

kiemkracht van Trifolium spp.

DOOR

G. WIERINGA en K. LEENDERTZ. (Ingezonden 12 Mei 1928).

Voor zoover ons bekend, bestaan aan de verschillende zaadcontrôle-stations drie uiteenloopende wijzen van beoordeeling bij de zuiverheid v a n klaverzaad en als gevolg daarvan drie verschillende werkwijzen bij de zuiverheids- en kiemkraehtsbepaling. Wij zullen deze drie m e t h o d e n aanduiden m e t de n a m e n : A m e n k a a n s c h e , Wageningsche en Europeesche m e t h o d e .

1. De Amerikaansche Methode.

Hierbij worden alle soortechte zaden, dus ook die zaden, welke in meerdere of mindere m a t e beschadigd zijn, tot h e t zuivere zaad gerekend. Onder deze beschadigde zaden zijn er, w a a r v a n absoluut v a s t s t a a t , dat ze niet m e e r kiemkrachtig zijn, zooals bijv. zaden zonder kiem en zaden m e t gedeeltelijke kiem.

E v e n e e n s worden algeheel verschrompelde zaden en onvoldoende ontwikkelde zaden, nagenoeg zonder zaadkern, bij deze m e t h o d e tot h e t zuivere zaad gerekend. D e Amerikanen rekenen nl. volgens h u n voorschrift tot zuiver zaad : alle soortechte zaden, zonder aanzien v a n h u n uiterlijk voorkomen, hetzij d a n verschrompeld, gebarsten of op eene of andere wijze beschadigd. Uitgezonderd worden gebroken zaden, waarvan elk zaad meer dan de helft verloren heeft; voorts worden geheel ontvelde zaden v a n de klaversoorten ook t o t de onschadelijke onzuiverheid gerekend.

(2)

108

I n de kiembedden zullen derhalve verschillende zaden komen, w a a r v a n a priori v a s t s t a a t , dat ze niet zullen ontkiemen, terwijl verschillende (de ernstig beschadigde) het verschijnsel v a n kiembreuk zullen vertoonen.

2. De Wageningsche Methode.

Hierbij worden alleen die soortechte zaden tot het zuivere zaad gerekend, w a a r v a n verwacht kan worden, dat zij bij ontkieming eene normale kiem zullen ontwikkelen. Die zaden, w a a r v a n dat niet h e t geval is, worden tot de onschadelijke onzuiverheid gebracht. Ten gevolge van deze scherpere beoordeeling, waarbij de meest ernstig beschadigde en gebarsten zaden van de kiemkrachtsbepaling worden uitgesloten, n e e m t m e n in de kiembedden het verschijnsel van kiem-breuk lang niet in zoo sterke m a t e waar, in de meeste gevallen zelfs slechts sporadisch. *)

Op de volgende wijze is in Wageningen vastgelegd, welke be-schadigde zaden tot de onschadelijke onzuiverheid moesten worden gerekend en welke tot het zuivere zaad. V a n alle voorkomende be-schadigingen werd een aantal uitgezocht en deze te kiemen gelegd. Vervolgens werd nagegaan of bepaalde beschadigingen steeds of bijna steeds normale kiemen opleverden of als regel het verschijnsel v a n kiembreuk vertoonden. Duidelijk bleek hierbij, dat eene zeer scherpe grens t e t r e k k e n was, welke op de hieronder volgende vier afbeel-dingen kan aangegeven worden.

De op afbeelding 1 weergegeven beschadigingen vertoonen prak-tisch n i m m e r het verschijnsel v a n kiembreuk en zijn dus als zuiver zaad t e beschouwen; de beschadigingen van de drie overige afbeel-dingen daarentegen geven bijna steeds dit verschijnsel in de kiem-bedden t e zien.

3. De Europeesche Methode.

Deze methode, door ons aldus genoemd, omdat ze aan de meeste Europeesche zaadcontrôlestations in gebruik is, s t a a t juist t u s s c h e n beide eerstgenoemde m e t h o d e n in. Ze verschilt van de Wageningsche m e t h o d e daarin, dat alle zaden m e t barsten tot het zuivere zaad worden gerekend, en ook die, welke volgens de eerstgenoemde m e t h o d e tot de onschadelijke onzuiverheid worden gebracht, zoodat hierbij dus de beschadigde t y p e n 10—27 als zuiver zaad worden beschouwd. Bij de bepaling van de kiemkracht wordt uitgemaakt, in hoeverre deze gebarsten zaden normale kiemen k u n n e n voortbrengen.

1) Sinds het najaar van 1925 wordt deze methode echter niet meer aan het Rijks-proefstation voor Zaadcontrôle gebruikt. Om redenen van uniformiteit, wordt thans de Europeesche methode gevolgd.

(3)

• vf-'m---m- -.J

s ^

it.

fewià.

Ï J S T ' T

* i

'* 1

.- * "W

• T -•I- : s

ry*. •

• • ' - * < # ' # .s

Va *

• ••

* - i

* • * • * • • * . .'ai -.1 .•- • l'i«'. I.

(4)
(5)
(6)
(7)

109

Als gevolg van dit verschil in werkmethode, zijn de resultaten, verkregen bij het zuiverheids- en kiemkrachtsonderzoek, bij de ver-schillende m e t h o d e n meer of minder verschillend, afhankelijk van de geaardheid van het te onderzoeken zaad.

Aangezien dit verschil in appreciatie, m e t het oog op de. gewenschte uniformiteit in beoordeeling, als ongewenscht moet worden beschouwd, werd door ons behoefte gevoeld, om t e t r a c h t e n uit t e maken, welke m e t h o d e voor algemeene toepassing het meest in aanmerking zou k u n n e n komen, terwijl het ons tevens zeer wenschelijk toescheen, om aan de h a n d van foto's en schematische voorstellingen, de details van dit onderzoek op klaverzaden eens t e bespreken.

Bij deze bespreking der 3 bovengenoemde m e t h o d e n zullen wij achtereenvolgens behandelen :

a. de uitvoering der zuiverheidsbepaling; b. den tijd, noodig voor de zuiverheidsbepaling; c. de uitvoering der kiemkrachtsbepaling ;

d. den tijd, noodig voor de kiemkrachtsbepaling.

a Uit het bovenstaande volgt direct, dat de Amerikaansche m e t h o d e de m i n s t e moeilijkheden zal opleveren en dat ze derhalve v a n het analytisch personeel de minste routine en critische beoordeeling vereischt.

Voor de Wageningsche m e t h o d e daarentegen wordt eene lang-durige routine en scherpe critische blik vereischt. Elke analiste k a n echter na voldoende oefening deze m e t h o d e onder de knie krijgen en is dan in s t a a t zeer constant t e werken.

De Europeesche m e t h o d e s t a a t daar juist tusschen in. Voor eene objectieve beoordeeling van de vragen onder a en b, is het noodig de beschikking t e he'bben over zoo juist mogelijk ver-kregen analysemateriaal. Daarvoor kozen wij uit het aanwezige analytisch personeel drie steeds accuraat werkende analisten, m e t verschillende gemiddelde snelheden van arbeiden.

b. Voor het m a k e n eener zuiverheid volgens de Wageningsche m e t h o d e bezaten deze analisten vanzelfsprekend de vereischte r o u t i n e ; de Amerikaansche m e t h o d e vereischte geen meerdere routine, terwijl volgens de Europeesche m e t h o d e eerst bij wijze van oefening eene serie monsters werd geanalyseerd, t o t d a t redelijkerwijze kon worden verondersteld, dat daarmede de ver-eischte routine was verkregen. E e r s t daarna werd m e t het eigenlijke vergelijkend onderzoek een aanvang gemaakt. Wij kozen hiervoor monsters uit, m e t sterk wisselende hoeveelheden gebarsten zaden, waardoor natuurlijk groote verschillen zullen o n t s t a a n tusschen de zuiverheidscijfers, verkregen volgens de drie methoden. Hiervoor wordt verwezen naar Tabel 1.

(8)

no

<!

•^s N 0 m is'S

-s s

&0 g 'S 03 <D

a

' 2 o • a o M" «3

sa

m

ï> CD M

sa

O

m

O - Ü H H CO O l l C O l O l H Q 00 Ca i i d ^ ' ö o i o Ó ' + c i c ï ö Ó H i ^ H C 0 O H C ] 0 1 C i I > C 0 0 0 H i - H O i - H t O L ^ r - H - T - H T - H c d O lO HH CJ CT ^ ^ t d L O c o c i d d i > G Q c ^ i > c o ^ î o o i c Q O c q i > ^ ^ i o o o i q ( N O i o o i o c o o i H c d c i i r f ö co* ^ * h-' [ ^ co' ^ i o Q 5 TH' Ö d H < > O i d H co O O O l O O O O O O O l O l O l O l O l O l O O O l O l O l O l O l O l O l O l O l O l TJH Cl C^ H îC co co ca tO H I > N CO LO CO l > Oî H j q X o • * o i c i co c i o ö co" i d [>' r-' cd *«* i d i d ^H" C> ö i d i d i d i-ï cd G O O l O O O O O O O l O l O l O l O l O l O O O l O l O l O l O l O l O l C l O l O l I > i ^ t > ; ^ O C O T M C O C O i O ï O O q r H G O O ^ C l C ^ C O I > C O O

od TA T-A ei -^ ö ei -^H" t> c-^ cd -**" id cd id ö T-H CO" CO" id ö i>

C O O I O O O O O O O I O I O I O I O I O I O O O I O I O I O I O I O I O I O I O I O I

c ^ c o C T O i o ^ ^ c q c q c o i O i ^ o o o o c o o i c o ^ c q o c ^ i o ö ö ^ " ^ i>^ ö ^ * ^ ' cd cd cd i d i d cd ^ * erf o i co' i d cd e i i d o i o i o o c o o o o i o i o i o i o i o i o o o i o i o i o o o o o i o i o i o i o i c o c o i q c q c o c o c i o ^ o q o o c q i o t ^ i o ^ ^ r H o o i O r - H T — i H î i ô c ô c i ^ i d c d t ^ c o r ^ i > ^ i d c D c d » d » d i ^ c d [ ^ c ^ ^ t ^ O l O Ï O l Ö l O l O l O l O l O l O l O l O O O l O l O l O l O l O l O l O l O l O l lO Ol Ol CO i H ^ d O O C D i O i O i — I O I O C I C O O O I X M L O ^ i o c o c Q c o ^ c o t > o o t > r - i C ) C D r ^ i O i C i > c o i > c o ^ t ^ O I O I O I O I O I O I O I O I O I O I O I O O O I O I O I O I O I O I O I O I O I O I H c o c q q o o o i « 5 « O H i o [ > q « o i o « 3 a ) i o « D H O i o o e D i d i d c ^ c o H ï » o ^ c d c o t > i > ^ c d c d i o i d c ö i o i > i > c o " c d O l O l O l O l O l O l O ï O l O l O l O l O O O l O l O l O l O l O l O i O l O l O l O l X O l ^ H C O O l H O H O C J ^ - H H C O C l l O H i O G O C l C O HH -+ c o ' . c i i b i d i d t > c o o o " û ô t ^ c d c d i d i d t > c d û O [ > - * r ^ O l O l O l O l O l O l O l O l O l O l O l Q O O l O l O l O l O l O l O l O l O l O l ca cq TJH O I ci oq cd cd cd H^ cd cd Ol Ol Ol Ol Ol Ol

i i

Ol lÖ CO —j © t> id cd cd -^H cd cd I I Ol Ol Öl Ol Ol Ol ' •

i i

Ol Ol CD cj p p cd cd cd id C D r* Ol Ol Ol Ol Ol Ol i> co p co [> cq id cd cd id cd cd Ol Ol Ol Ol Ol Ol

i i i

H N m •* io co » œ o o H r-i CM ra — CM OT T H CM I-H CM 3 CD ^ > C8 _o3 O fco 03

a

(9)

I l l

I n tabel 1 worden, evenals in de nog volgende tabellen, m e t de cijfers I, I I en I I I achtereenvolgens de Amerikaansche, Europeesche en Wageningsche methode aangeduid; de letters A, B en C stellen de analisten voor, die het onderzoek n a a r zuiverheid, resp. kiemkracht, uitvoerden, terwijl t e n slotte in elke vierde kolom v a n I , I I en I I I de gemiddelden van de cijfers onder A, B en C zijn neergezet.

Ten einde een overzicht t e verkrijgen van de verschillen tusschen de 3 methoden, werd daartoe eene serie van zes monsters onderzocht volgens de drie methoden. Uit tabel 1 zien wij, dat h e t grootste en kleinste verschil in zuiverheid (als gevolg v a n gebarsten en gebroken zaden) uitgevoerd volgens Amerikaansche en Wageningsche m e t h o d e , respectievelijk 5.4 en 13.2 °L bedraagt en volgens de Europeesche en Wageningsche m e t h o d e uitgevoerd, respectievelijk 4.1 % en 10.3 °L bedraagt.

D a a r echter eene vergelijking van de Europeesche en Wageningsche m e t h o d e voor ons van m e e r belang was, werd het analyseeren volgens Amerikaansche m e t h o d e niet verder vervolgd, temeer, daar de Amerikaansche m e t h o d e in E u r o p a ook wel niet gevolgd zal worden, omdat deze m e t h o d e tot zuiver zaad rekent zaden, die volgens E u r o -peesche opvattingen hiertoe niet gebracht dienen t e worden.

De tijd, benoodigd voor h e t zuiver m a k e n volgens de 3 m e t h o d e n , is in tabel 2 aangegeven.

Zie tabel 2 op bladz. 112.

I n deze tabel is in de kolommen onder I , I I en I I I de tijd, be-noodigd voor het m a k e n der zuiverheidsbepalingen, in m i n u t e n opge-geven, in de laatste en voorlaatste kolom het aantal m i n u t e n , hetwelk de Wageningsche m e t h o d e meer vordert dan resp. de Europeesche en Amerikaansehe m e t h o d e .

W a t tabel 2 ons leert, kan in enkele woorden worden weergegeven. I n de eerste plaats zien wij, dat de Amerikaansche m e t h o d e verreweg h e t snelst gaat en de Wageningsche m e t h o d e h e t langzaamst, terwijl de derde m e t h o d e het m i d d e n tusschen deze beide houdt. Gemiddeld is h e t verschil in tijd tusschen de Europeesche en de Wageningsche methode bij de eerste zes monsters 20 m i n u t e n , bij de tweede serie van 5 monsters nog 7 m i n u t e n . De Wageningsche m e t h o d e staat in dit opzicht dus achter bij de beide andere.

c. Hiervoor geldt juist h e t tegenovergestelde v a n hetgeen we op-m e r k t e n o op-m t r e n t de uitvoering der zuiverheidsbepaling : D e Wageningsche m e t h o d e eischt de m i n s t e ervaring en kan praktisch door iedere analist worden uitgevoerd. De beide andere m e t h o d e n daarentegen vergen voor de beoordeeling der kiembreuk veel ervaring, waaraan nog kan worden toegevoegd, dat niet iedere analist in staat is dit werk op de juiste wijze uit t e voeren. H e t k o m t zelfs voor, zooals bij het onderzoek bleek, dat verschillende analisten in eenzelfde m o n s t e r de kiembreuk verschillend

(10)

beoor-112

O l s 51, hl

w

«

<cj H

^

<Ü < J

^

Differenc

e betwee

n

Versclü

] tussche

n

h-1 hH i-H 1 1—1

i

1

Soort

.

1

t—1 •—1 h - i

1

t > OD <ie>

d

m

<i

s s

> CD

d

R

<i

3 S Q pq

<

2

i T—i ,-H ^ H CM C\l T-H T—1 1—f 1—1 l—1 i—i 1 ! SÏ §383? S3 2 1 1 1 | 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 ! 1 i C O C 0 ^ ^ ^ 0 1 C ^ C Q C < ] ( ^ 1 G ^ I O G ^ T H T — I C ^ C ^ C ^ C ^ G ^ I C O T - l i O O ^ î O L O C D O ( M L O ^ O ^ u O C O ^ X O i O i O ( M [ > a ( M ; CO CO - * i O ^H CO CO CM G3 C<\ C\] l O C^) T-H T—1 CO CM C\l CO <N CO C\] ! i O C O L ^ H O l C Û H C O C D O ^ O l G O T i l i O m C G O L O ^ ^ î O ^ I ^ C < ] C ^ r ^ ^ t > C ^ O ^ O ^ O i C O t - " ^ ^ O q C O ^ - ^ i C ) C O ( M H ( N ( N H H H H H C q H T t < H r - I T — I r - I T — ' H H H C O r - 1 H T H C i t M O O O O O O O O i O I > O O O T H » f l t M ( M H ^ i O i C 5 I > ( M r - l i — I 0 3 T — 1 G^l T—1 T—1 T—IT—1 H l O H H H r - I r - I T — I T — 1 T-H CO T-H • ^ t > o O L O o c i o o i H ( M L o a > o : o i c o T i i c û o : r - i > r - c q o ( M H C ^ ^ H H H t M C ^ C M H u O H H H H H H H H C C C l O H G i O ^ N t ^ I > C O a ) C O O X C O C O ) 0 0 0 0 - H O O c q ( M ! M H ( M r - I T — I T — I T — I - H , — l i — | „ ^ _ | i-H t—IT—(T—IT—IT—IT—1 CQ r-1

3 3 S S 3 S 1 1 I I 1 I ! M 1 1 1 M 1 1

» 3 S S 2 2 1 1 i ! I 1 1 1 1 1 1 1 1 1 i 1

2 S 3 2 2 3 M ! 1 1 1 1 M 1 1 M M 1

- » « . O - g 1 1 1 1 ! 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

1 — f , - ^ a) a ci C 2 3 0 3 , -O E E E R R R R R - E 0 ' ^ R R ^ E R 3 5 ? E P o

1 1

• g R R R R R E R R R R R R R R R R R ^ R R R H S

(11)

113

deelden. E r zijn als regel onder een zeker aantal analisten slechts enkelen te vinden, die kiembreuk steeds op dezelfde en juiste wijze beoordeelen. I s dit a a n t a l gering, zoodat m e n voor het verwerken van een groot a a n t a l monsters m e e r analisten aan het werk moet zetten, dan is m e n genoodzaakt de beslissing door één persoon t e laten geschieden, hetgeen geen arbeidsbesparing en vereenvoudiging beteekent.

d. H e t cijfermateriaal, noodig voor de beoordeeling van dit p u n t , is op analoge wijze verkregen als voor de zuiverheidsbepaling. H e t resultaat vindt m e n in tabel 3 en 4 weergegeven. Tabel 3 geeft de kiembreuk aan in procenten, tabel 4 den tijd, benoodigd voor de uitvoering der correspondeerende kiemkrachtsbepalingen, in m i n u t e n ; in de l a a t s t e kolom vindt m e n het aantal m i n u t e n ver-meld, dat de Wageningsche m e t h o d e minder vereischt dan de Europeesche m e t h o d e . H e t tijdsverschil tusschen de Ameri-kaansche en Wageningsche m e t h o d e is, zooals t e verwachten, h e t grootst. Bij de Europeesche en Wageningsche m e t h o d e k a n bij de tweede serie van vijf monsters (Trifolium pratense) al prak-tisch niet meer van tijdsverschil gesproken worden.

Zie tabel 3 en 4 op bladz. 114 en 115.

Vergelijken we t h a n s h e t verschil in tijd, noodig voor het uitvoeren eener zuiverheidsbepaling, m e t den tijd, noodig voor het uitvoeren eener kiemkrachtsbepaling volgens de beide laatstgenoemde m e t h o d e n , d a n valt hierbij direct op, dat de Europeesche m e t h o d e verre t e verkiezen is boven de Wageningsche m e t h o d e . Door berekening kwa-m e n we tot eene gekwa-middelde tijdbesparing van ongeveer zeven

m i n u t e n per m o n s t e r (berekend over een geheel werkjaar aan het Eijksproefstation voor Zaadcontrôle).

De Amerikaansche m e t h o d e buiten beschouwing gelaten, k a n m e n het voorafgaande in de volgende conclusies s a m e n v a t t e n :

1. D e zuiverheidsbepaling v a n roode klaver gaat h e t snelst en ge-makkelijkst volgens de Europeesche m e t h o d e ; iedere analiste k a n eene zuiverheidsbepaling zoowel volgens de Europeesche als vol-gens de Wageningsche m e t h o d e leeren.

2. De kiemkrachtsbepaling gaat het snelst en gemakkelijkst volgens de Wageningsche m e t h o d e ; niet iedere analiste k a n eene kiem-krachtsbepaling op de goede wijze volgens de Europeesche m e t h o d e uitvoeren. Ten einde derhalve in h e t laatste geval bij een groot aantal monsters eene gelijkwaardige beoordeeling t e krijgen, m o e t de beslissing steeds in één h a n d worden gelegd. 3. D e Europeesche m e t h o d e is, w a t den totaal benoodigden

(12)

114 co

H -S

«

1 ö Ö -^ 3 <D O i—'

«s a

SC o>

5^

f—J I—1 h-H 1—1 I-H ;-. o o m I—1 r—1 t—1

1

1—f 1—1 h-Î feg Ó

m

«ä

CD S t > CO Ü

m

<

is s

> CD d

m'

<i

T3 B - < j i r - l O ^ T ) f ^ H H H H O H O H O O ( M C Û ^ N H H

'

o c

-^

M M

^ 1 1 1 1 ! M 1 1 1 1 1 1 M 1

O ^ ^ I M H H N î O H H H H O O O O i H l O ^ t N t O C -T—I 1—1 1—1 T—i O ^ C O H H H C O O O H H H H O O O O C O C O ^ ^ C D O O CN T—1 r H T—1 O l T Î ^ M H t M H ^ H H O l H O O H C O Q L O ^ ^ l O C O 1—1 1—1 T—1 1—1 I - H T—I T H r t Q C Û » i 3 l O C O I > C T ( M H ( N O H O i r ï C O H C O ^ ( ^ C O r-t CM T-H ( N T—1 C O G O C O ^ M i O W C O H ^ H - H O H O ^ i M M ^ C O O O i # CM T—l CD I > l O CO GO'CM H H i M O H O e O ^ O O O ^ ^ ï O T—l r H CM i—I CM i—1

" S S ^ ^

0

1 1 1 1 M 1 Û 1 1 M ! 1 1

"SS

0 1 0

-* M 1 M 1 1 1 1 1 M 1 1 1 1

t-OOCO^COLC | | | | | | | | | M 1 1 1 1 1 • o j - j g . o ^ . 0 | | | | | M 1 1 1 1 1 1 M 1 H f N C O ^ l D C Û I > C O O Ï O H r-H CQ CC T-* CNJ CO T-H CM r H CCI i—( - H to 3 . B ja ft-g o « -a ft i_ ,0 -3 1-3 en

1 c¥

<S T3 ' S Œ>

(13)

115 h3 E-i s-O O Ta o wee n clie n O —( C S f o iff 2

S>

i-H h-1 h-H h-H -4-3 O O m i i vA 1—1 1

I

*4

^

S ES > CD

^ S

Ö

m'

<i

> CD <Jç5 d

m

«i

& S

> a;

^g.

a

m

<

•a

S

Î Û O î [ > C D C O l O H H H ( N C O H - * l C O " * ( M m O I > l O ^ T—i

1 1

œ o o o m o - * 1 1 I 1 1 I ! 1 1 1 1 I 1 1 1 I i-H ^H T-H r H r H i-H 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 M l Û l O l O ^ l O ^ O O O C D C - O O l O C O l O l O O H H C O ^ l l O H H H H H H ( N C T H ^ ( M ( M C O a : m W ^ C 1 0 0 C O C O ( M CO CO l O CO CO - H ^ C> CO l O 1 Ü T t ^ O ï l O O l O ^ H O ^ H H H r - I H H W r - f ^ i - H 1 ( M C O C O C O C  I T — < C A l C \ ! C O C O < N - + ! > C D ^ C D Î D I ^ ( M a ) C O r - t ^ O C O O t O O C O C q Q O ( M O O i H H H H H W ( M ( M H r H { M C M M t M O : C ] ( M [ M C O O T m ( M [ M O H ^ t D ^ l Q ^ O O O O C û r - C T O O C D M H O i t ^ H ^ C O H ^ ^ H r H H t M H H H ( M C O ^ T ) < C O W ( M r H m C O O Î ( M O J ^ ; M H O O I O O 5 [ > C 0 O C 1 O 3 0 0 ( M 0 1 C T T 1 I H O I > 0 1 ^ C < l C ^ C \ ] C M C M O ] ^ H ^ H ^ M C O C \ I C O C O ^ C ^ ( M C N ^ ^ H C O t M o : ^ c - H a i O H X î > r - i c D M T H © [ > r - i ( M ü r ^ j o a i T - H C C I ^ H C O ^ H C M C N T — i r - H i - H | C  l ^ - ^ ^ C < 3 C \ l C < ] C O C O C O C q r - i c - o o i M n o i > œ t ^ O H H 0 0 5 c o - * i o œ - * M ( S H CT<MC^CTCTCTCT^^CTCOC<lCO<MCOCO(MC<l^tH-#COCO i N H o o o î H i ^ H c o c û a J O T f i ^ c o o o w C T O o r -i - K M C M I M -i - K M O J O J ^ H ^ H C -i J C O - t H ^ t l ^ C T C q t M - ^ ^ ^ C q r H C O l O O O H H O » | I | 1 I I | I 1 | I 1 I I 1 I c o c o < M ( M o q c \ i M l l l l l l l l l l l l l l e O O ! D 0 3 > 0 < N | | | | | | | | | | | | | | | | c o c o C T c q c M c o l l l l l l l l l l l l l l l l i o o i o o a t > i c | | | | | | | | | | | | | i | | CO-* <N COIN CO 1 1 ! 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 ^ H O C O ( M O i ^ H | | | | | | | | | | | | | | | | C O C O C V I C N T - I C N I I I I I I I I I I I I I I I I I H M M - ^ l O C D t ^ X O S O H i—) CM CO ^H CM CO r-( CN i—f CM T H T-H <B S C3 to 3 . Ö i ^ X _Q ™ d i •"-' s8 &"£. ° Q -s p, h Ä .a (.^ M B ? .2 « ^ R R R R R f t R R ^ P R R f t R R R fc.g » R = c! -a

(14)

116

Ten slotte hebben we nagegaan, of het mogelijk was de moeilijk-heden bij de beoordeeliog der kiembreuk zooveel mogelijk op t e heffen, door scherpe grenzen daarvoor vast t e stellen, waardoor de Europeesche m e t h o d e de voorkeur verkrijgt boven de Wageningsehe.

I n dit verband stellen wij voor aan te n e m e n d a t :

A. Als normaal gekiemd t e beschouwen die zaden, welke :

a. k i e m p l a n t e n opleveren m e t normaal ontwikkelde en beves-tigde zaadlobben en worteltjes (1).

b. K i e m p l a n t e n opleveren, waarvan slechts één ^ a d l o b is afge-broken (2 en 2A).

c. kiemplanten opleveren, w a a r v a n de wortel voor minder dan de helft verrot is.

B . Als niet gekiemd te beschouwen die zaden, welke k i e m p l a n t e n opleveren :

I. a. W a a r v a n beide zaadlobben zijn afgebroken (4, 4A en 4 B ) . Hierbij valt op te merken, dat er vele gevallen zijn, waar-van dit verschijnsel op het eerste gezicht niet als zoodanig herkend wordt. H e t worteltopje heeft zich daarbij niet uit de zaadhuid k u n n e n losmaken, waardoor spanningen in h e t stengeltje optreden met als gevolg daarvan een afbreken der beide zaadlobben, die dan in de zaadhuid blijven zitten. Worteltje en stengeltje strekken zich verder, waardoor een beeld ontstaat oppervlakkig gezien als bij normale kieming. Bij aandachtige beschouwing echter ziet men, dat het vrije uiteinde eenigszins afgestompt en lichtgeel gekleurd is, terwijl wortelhaartjes ontbreken, in tegenstelling m e t een werkelijk worteltopje, dat puntiger, wit gekleurd en bezet is m e t wortelhaartjes (4B).

b. W a a r v a n een grooter of kleiner stukje van den wortel is afgebroken (3 en 3A).

Zijn er echter bij het afsluiten der kiemproef adventief wortels gevormd, dan moeten de op deze wijze gekiemde zaden alsnog als normaal gekiemd worden beschouwd. c. W a a r v a n het worteltje eene duidelijke insnoering vertoont.

Al k o m t dit verschijnsel weinig voor, d a n verdient het toch aanbeveling dit p u n t vast t e leggen, t e n einde de beoordeeling in voorkomende gevallen te vergemakkelijken (3B).

Zijn er echter bij het afsluiten der kiemproef adventief wortels gevormd, dan moeten de op deze wijze gekiemde zaden alsnog als normaal gekiemd worden beschouwd.

(15)

T R I F O L I U M P R A T E N D E L

2 |3 ^

Fig. r,.

ö ö G ö d o

5 6 7A 7B 7 Fig. 15.

(16)
(17)

117

Groep I. W o r d t afzonderlijk genoteerd en opgegeven.

,, I I . Verrot. Alle kiemplanten, w a a r v a n de kiemlobben en/of de wortel voor m e e r dan de helft verrot zijn, wor-den als verrot beschouwd.

,, I I I . Opgezwollen. Als niet gekiemd worden gerekend alle zaden, welke na 10 dagen opgezwollen zijn, of w a a r v a n de zaadlobben soms duidelijk groen gekleurd zijn, geheel of t e n deele uit de zaadhuid t e voorschijn komen, al of niet voorzien v a n een abnormaal klein worteltje (6, 7A, B en C).

,, I V . Harde zaden. Deze worden afzonderlijk genoteerd en opgegeven (5).

C. en D . K i e m b e d d e n en K i e m d u u r .

A a n verschillende proefstations voor zaadonderzoek worden in hoofdzaak twee m e t h o d e n gevolgd voor de bepaling der kiemkracht van klaverzaden :

1. De zoogenaamde „ K o p e n h a g e n m e t h o d e " (K), waarbij de zaden gekiemd worden, liggend op vochtig filtreerpapier onder glazen klokjes en waarbij de t e m p e r a t u u r varieert van + 18° C. tot

+ 28° C.

2. D e Wageningsche m e t h o d e ( W ) , waarbij de zaden kiemen, lig-gend t u s s c h e n vochtig filtreerpapier en waarbij een t e m p e r a t u u r van 18—20° C. wordt toegepast.

De algemeen gangbare meening is, d a t het onverschillig is t e n opzichte van het percentage kiembreuk, welke der beide m e t h o d e n

gebruikt wordt. x) Verschillende waarnemingen v a n ons echter wezen

er op, dat de aard van het kiembed wel degelijk invloed uitoefende op het percentage der gebroken kiemplanten, m . a . w . dat de twee genoemde m e t h o d e n in sommige gevallen niet dezelfde percentages aan kiembreuk gaven. De uitslagen der Internationale uitwissel-monsters wijzen ook in deze richting. Zoo vinden alle stations, waar-v a n wij weten, dat zij de m e t h o d e K. gebruiken waar-voor het kiemen waar-van klaverzaden, steeds hoogere kiembreukpercentages dan bijv. t e Wageningen. Op grond hiervan hebben wij aan de h a n d van een serie monsters de beide m e t h o d e n m e t elkaar vergeleken voor wat betreft het percentage kiembreuk en tegelijkertijd werd nagegaan na hoeveel dagen m e t zekerheid de kiembreuk kon worden geconstateerd.

1) IVAR GADD. Einige Beobachtungen ü. d. Auftreten der sogenannten gebrochenen Keimlinge beim Rotklee, (meddelanden f. Staten Centr. Frök. Anst. n°. 1, 1936).

B. O. H. WITTE. On broken growths of Leguminous Plants, their causes, judgment and value. (Proc. 5th. Intern. Seed Test. C. Rome 1928).

(18)

118

TABEL 5.

Kiembreuk in Procenten.

Percentage broken growths.

. o"

s î

•3 $ C5 t ß O S K Trif. prat. 1 2 3 4 6 6 7 8 9 10 Trif. rep. 1 2 3 4 Trif. hybr. 1 2 3 4 Medic. sat. 1 2 3 4 Medic. Lup. 1 2 3 4 Trif. inc. 1 2 W . . aï S. * faß T3 a i T 3 CO ra g Ä5 <J 6.75 15.75 8 15.75 9.25 11.25 10.25 23 12 13.5 3 0 1.5 0 0.25 2.25 0.25 1.75 4.25 10 6 10.5 0.75 7,5 3.75 2.25 6.25 10.75 Onde zaden • de gekiemde na . . . äagen. Under the germinated

seeds after . . . 4.

2.5 10.5 2.75 8 2.5 1.75 0 0.75 0 0 0 0 0 0.75 1.25 0.25 0 0.25 0.5 0.25 2 0.75 0.25 5.

3.75 0.75 2.75 2.25 1.25 0.25 0.5 0.25 0.25 0 1 1.25 1.75 1 0.75 0 0 0.25 0.5 0 2.5 0.75 0 days. 7. 9.25 10 7.5 5.25 2.75 1.25 2 3.75 1 3.75 1.5 0.25 0.75 0 0.75 1.25 0.75 1 0.25 0.75 0.75 1 0.5 0.25 0.25 0.75 0 0.75 _ j .

S3

§ £

17 28.5 16.5 21.5 12.5 18.5 23.5 33 24 21.5 6.5 . 1 3 0.5 2 4.5 2.5 4.5 6.5 13 7 11.5 2 9 4.5 7.5 8.5 11.5 K. . OD 0 k . tß r& CO T3 CO m

s

S ä 20.5 15.75 12.75 14.25 9.75 20 19.75 27 15.75 21.5 3.75 0.5 4.25 0.25 1 5.5 3.75 5.25 4.5 6.5 3.5 7.25 1.75 8.25 1 3 11 10.25 Onder de gekiemde zaden na . . . dagen. Under the germinated seeds after . . . days.

4.

2.75 7.75 6.75 5 4 2 0 0.25 0.25 0.25 0.5 0.75 0.75 0.5 0.75 0.75 0.25 1 2.25 0 2.5 0 0 5.

0.25 0.75 2.5 2 1.5 1.25 0.5 0 0 0.5 1 1.75 1.25 0.75 1.5 0.5 1.5 0.5 0.25 0.5 1 0 0 7. 5.25 10.25 5.5 4.5 3.5 0.25 0.75 0.75 0 0 0.75 0.25 0.25 0.25 0 0.75 0.5 1 0.25 0.75 0.25 0.5 0.25 1 0.25 0.25 0.25 0.75 ^ q 3 "^ TO ^ )

gZ

26 27 19 20 13 23.5 29 38 23 27 8 1.5 5 1 3 8 7.5 8.5 6 10 5 10 4 12 2.5 7 11.5 11 K.

>

W. 9 - 1 . 5 2.5 - 1 . 5 0.5 5 5.5 5 —1 5.5 1.5 0.5 2 0.5 1 3.5 5 4 —0.5 —3 —2 —1.5 2 , 3 —2 - 0 . 5 3 —0.5

(19)

119

Zie tabel 5 op bladz. 118.

In tabel 5 worden de methoden W en K met elkaar vergeleken

ten opzichte van de kiembreuk. Elk onderzoek vond plaats met

4 x 100 zaden.

De tabel doet ons zien, dat voor Trifolium pratense, Trif. repens,

Trif. hybridum en Trif. incarnatum de methode K in verschillende

gevallen beslist een hooger percentage kiembreuk geeft, hetgeen

nimmer met de methode W het geval is. Bij Medicago sativa &

Lupulina heeft de methode blijkbaar geen invloed.

Uit de tabel volgt overigens, dat pas na 4 dagen eenige meerdere

zekerheid kan worden verkregen betreffende het kiembreuk

percen-tage. Kiembreuk kan nl. eerst met zekerheid vastgesteld worden als

de zaadlobben vrij van de zaadhuid zijn gekomen, hetgeen bij de

meeste zaden n.a 3 dagen nog niet het geval is (zie K g . 6, IA).

In verband met deze waarnemingen stellen wij dus voor om als

kiemmethode voor de genoemde Trifolium spp. de methode W te

gebruiken en de kiemenergie niet na 4 dagen te bepalen, doch later.

Voor de juiste vaststelling hiervan zal het onderzoek echter nog over

een grooter aantal monsters uitgebreid moeten worden.

Wageningen, Mei 1928.

Summary.

In this publication three different methods of testing clover seeds

are compared.

The time used for a purity-analysis and that used for counting the

germinated seeds of each of the three methods : the American, the

Wageningen and the European method, is compared.

Eules proposed in connection with the germination of clover seed

are given.

At last the results of germinating clover seeds folded between

blotting paper and by the „Bell-jar" method are given.

There is a tendency of giving less broken growths when germination

takes place between folded blotting paper than by the Copenhagen

tank method (Bell-jar method).

When the sample contains a high percentage of broken growths

deviations of more than 5 °/

0

between the two methods occur.

Broken growths can only be established with some certainty when

the cotelydons have come out from the seedcoat which is generally

the case on the fourth day of germination. Therefor writers propose

not to make the preliminary counting after three days of germination

between folded blotting paper but at least after four days.

(20)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Laat de kinderen de plaatjes op de goede volgorde neerleggen van klein naar groot.. Vertel verder dat toen Raai nog klein was, hij ook een kleine

In het Vektis bestand staat bij ‘Tabel 3: Totaal aantal cliënten met indicaties voor zorg dat overgaat naar de Wmo, maar zonder zorg’ onder het tabblad ‘totalen_1’ weergegeven

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een

ORGANISATIES WELKE HEBBEN MEEGEWERKT AAN DE TOTSTANDKOMING VAN DIT ONDERZOEK. • AND Automotive

De vragen passen in de procedure van openbaar onderzoek rond het ontwerp van &#34;Uitvoeringsplan organisch-biologisch afval 1999-2003&#34; waarbij, zoals bepaald in artikel 36, § 2

Op basis van de gegevens die voor dit onderzoek beschikbaar zijn gesteld kunnen we geen uitspraken doen of het LIJ bij alle jongeren binnen de strafrechtketen voor wie het LIJ

Om de situatie in Almelo-West te verbeteren dienen wijkagenten nog meer contextgedreven te werk te gaan, zich meer in de wijk te bevinden, en zij geven zelf aan dat er een andere

Vul de emmer of kom met water en denk erover na, wat volgens jou drijft en wat zinkt. Vink de voorwerpen die zijn blijven