• No results found

Monitoring prioritaire afvalstoffen, gegevens 1999 | RIVM

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Monitoring prioritaire afvalstoffen, gegevens 1999 | RIVM"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)ii. ,1+28'623*$9( ,1/(,',1* $OJHPHHQ 7RHOLFKWLQJELMGHLQYXOOLQJYDQGHJHJHYHQVEODGHQSHUDIYDOVWRI. ii iii. 5$33257$*(60((75(68/7$7(1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.. Afgewerkte olie Autowrakken Batterijen Beitsbaden thermische verzinkerijen Bouw- en sloopafval Fosforzuurgips GFT-afval Glas (éénmalig) Grof huisafval Grondkabelrestanten en garnituren Halogeenkoolwaterstof-houdende afvalstoffen Huishoudelijk afval Jarosiet Kantoor-, winkel- en dienstenafval Kunststofafval Oud papier/karton Oxykalkslik Scheepvaartafvalstoffen Shredderafval AVI-reststoffen (Slak en vliegas AVI's) Spuitafval Straalgrit Reinigingsdienstenafval (Veegafval, etc.) Verpakkingsafval Vliegas kolencentrales Ziekenhuisafval (specifiek) Zuiveringsslib. 1 3 8 14 16 20 22 25 28 31 33 36 40 42 46 50 54 55 58 62 76 79 83 86 89 92 93.

(2) ii ,1/(,',1* $OJHPHHQ Sinds 1993 wordt op verzoek van de Directie SAS/Afvalstoffen van het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van VROM jaarlijks door het RIVM/LAE gerapporteerd over de hoeveelheid en samenstelling van de prioritaire afvalstoffen1. In dit rapport zijn voor 27 afvalstoffen de cijfers voor 1999 weergegeven, voorzien van een toelichting. Het betreft alle prioritaire afvalstoffen met uitzondering van baggerspecie, dierlijke mest, verontreinigde grond en autobanden. Daarnaast wordt op verzoek van DGM/SAS gerapporteerd over ‘GFT-afval’ en ‘grondkabelrestanten’. De rapportage per afvalstof bestaat uit één of meer gegevensbladen waar de gevraagde gegevens op een uniforme wijze worden weergegeven en een toelichting bij de meetresultaten. Daarin wordt aangegeven uit welke bronnen gegevens verkregen zijn en op welke manier gegevens zijn gebruikt of bewerkt om te komen tot de gevraagde cijfers. Daarbij is ook aangegeven wanneer gegevens tot stand zijn gekomen door (onderbouwde) schattingen. De meetresultaten worden jaarlijks gerapporteerd aan de opdrachtgever, DGM/SAS. Het ‘Platform Monitoring Afvalstoffen’ 2, waarin de belangrijkste partijen op het gebied van de monitoring van afvalstoffen verenigd zijn, is betrokken geweest bij de opzet en uitvoering van het monitoringprogramma voor de prioritaire afvalstoffen. Het voorliggende rapport is het laatste in deze serie. De monitoring van de prioritaire afvalstoffen wordt beëindigd en zal een vervolg krijgen in de vorm van de monitoring van het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP). De uitvoering daarvan zal plaats vinden door het Afval Overleg Orgaan (AOO).. 1. De prioritaire afvalstoffen zijn de 29 afvalstoffen waarvoor in 1988 in de ‘Notitie inzake preventie en hergebruik van afvalstoffen’ taakstellingen zijn vastgesteld voor preventie, hergebruik en verwerking. 2 Het Platform Monitoring Afvalstoffen bestaat uit de volgende partijen: Ministerie van VROM, DGM/A, Afval Overleg Orgaan (AOO), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging Van Afvalverwerkers (VVAV), Bureau Milieu en Ruimtelijke Ordening van VNO/NCW (BMRO), Vereniging Nederlandse Afvalondernemingen (NVA), Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)..

(3) iii 7RHOLFKWLQJELMGHLQYXOOLQJYDQGHJHJHYHQVEODGHQSHUDIYDOVWRI Per afvalstof worden volgens een standaard opzet de volgende gegevens gepresenteerd: -. het WRWDDODDQERGLQ1HGHUODQG (de hoeveelheid die in Nederland vrijkomt) LPSRUWHQH[SRUW, voor zover relevant en bekend de KRHYHHOKHLGGLHJHVFKHLGHQ ZRUGWLQJH]DPHOG (ten behoeve van hergebruik/nuttige toepassing of compostering) de KRHYHHOKHLGRQGHUYHUGHHOGQDDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH (bij import en export soms apart voor Nederland en buitenland) het DDQERGLQ1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW of aard de VDPHQVWHOOLQJLQFRPSRQHQWHQ en de FKHPLVFKHVDPHQVWHOOLQJ, voor zover relevant en mogelijk.. Verder geldt het volgende: - Afhankelijk van onder meer de omvang van afvalstromen worden de hoeveelheidsgegevens verstrekt in eenheden van 1.000 ton (kton) of ton. - Bij enkele afvalstromen waarbij het vochtgehalte van belang is wordt achter het cijfer voor de hoeveelheid tussen haakjes de hoeveelheid in droge stof (ds) vermeld. - In een aantal gevallen zijn de cijfers op de gegevensbladen afgerond, waardoor kleine verschillen kunnen optreden met cijfers in de toelichting bij de meetresultaten. Als geen cijfer is ingevuld betekent: - een liggend streepje (-): nihil - n.b.: niet bekend - n.v.t.: niet van toepassing..

(4) 1 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV $IJHZHUNWHROLH +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. . 54. kton. 3 -. kton kton. *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(5). 54. kton.  5.1. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Hergebruik/nuttige toepassing. 54. kton.  6.1 6.2 6.3. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Wegverkeer en transport 22 kton Industrie 4 kton Overig + niet ingedeeld 28 kton ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 54 kton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. In componenten. 7.2. Chemische samenstelling. n.v.t. n.b.. 'HJHJHYHQVRYHUKHEEHQXLWVOXLWHQGEHWUHNNLQJRSGHDIJHZHUNWHROLHGLHDOVJHYDDUOLMNDIYDOJHPHOG ZRUGW7RWHQPHWGHJHJHYHQVRYHUZDVGHPRQLWRULQJJHULFKWRSGHEHSDOLQJYDQKHWSRWHQWLHHODDQ DIJHZHUNWHROLH9DQDIZDVGLWQLHWPHHUPRJHOLMN ]LHWRHOLFKWLQJ

(6) . Auteur: H.Verhagen.

(7) 2 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQDIJHZHUNWHROLH*HJHYHQV. $OJHPHHQ 'HJHJHYHQVRYHUKHEEHQXLWVOXLWHQGEHWUHNNLQJRSGHDIJHZHUNWHROLHGLHDOVJHYDDUOLMN DIYDO JHPHOGZRUGW7RWHQPHWGHJHJHYHQVRYHUZDVGHPRQLWRULQJJHULFKWRSGH EHSDOLQJYDQKHWSRWHQWLHHODDQDIJHZHUNWHROLH9DQDIZDVGLWQLHWPHHUPRJHOLMN 2QGHUVWDDQGZRUGWWRHJHOLFKWZDDURPSRWHQWLHHOEHSDOLQJQLHWPHHUSODDWVYLQGW Tot 1998 werd in de rapportages ‘Monitoring prioritaire afvalstoffen’ een indicatie gegeven van het potentieel aan afgewerkte olie. Hiermee wordt bedoeld de totale hoeveelheid olie die vrijkomt als (of in) afval. Dit potentieel werd vervolgens vergeleken met de hoeveelheid olie in afgewerkte olie en andere oliehoudende afvalstromen YRRU]RYHUGLHDOVJHYDDUOLMNDIYDOJHPHOGZHUG. Het verschil, de niet gemelde hoeveelheid, omvat onder andere de ‘lekstromen’ (geloosde of gestorte olie) die het milieu kunnen belasten. Deze potentieelbenadering vond plaats met behulp van de ‘oliebalans’ over Nederland opgesteld over 1993. Daarbij werd op basis van gegevens over de inzet van smeer- en systeemoliën in Nederland (CBS) en het olieverbruik per toepassingsgebied of sector berekend hoeveel olie ‘theoretisch’ in afvalstromen (waaronder afgewerkte olie) vrij zou komen. Voor de oliebalans werden kentallen voor het olieverbruik per toepassing gebruikt die zodanig verouderd waren dat het niet meer verantwoord was ze te gebruiken. In het kader van de monitoring van de uitvoering van het tweede Meerjarenplan Gevaarlijke Afvalstoffen is een studie uitgevoerd met onder meer als doel het actualiseren van deze kentallen. Deze studie heeft echter niet geleid tot resultaten die voldoende betrouwbaar geacht werden om gebruikt te worden. Het opstellen van de oliebalans is daardoor niet mogelijk. Deze rapportage heeft daarom alleen betrekking op de gemelde hoeveelheden, zoals die verstrekt zijn door het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). $G1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Afgewerkte olie wordt na fysisch/chemische behandeling (afscheiden van water en andere verontreinigingen) nuttig toegepast als brandstof. Het afgescheiden water (< 10%) wordt na reiniging geloosd. $G$DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Het aanbod naar herkomst is gebaseerd op gegevens van het LMA. Hierin is een grote post ‘overig’ en ‘niet ingedeeld’. Opgemerkt wordt dat ca. 3 kton afgewerkte olie afkomstig van de scheepvaart (vooral de binnenvaart) vermeld wordt bij de rapportage over scheepvaartafvalstoffen. Het cijfer voor ‘wegverkeer en transport’ (sectoren vermeld in de rapportages tot 1998) omvat de LMA-cijfers voor ‘wegvervoer en reparatiebedrijven’.. Auteur: H. Verhagen.

(8) 3 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV $XWRZUDNNHQ +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG. 267. kton.  . ,PSRUW ([SRUW. n.b. n.b.. kton kton. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(9). n.v.t.  5.1 5.2 5.3 5.4. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH DOOHHQDDQERG1/ZUDNNHQ

(10) Product- en materiaalhergebruik voor shredder 67 kton Materiaalhergebruik na shredder 165 kton Storten (shredderafval) 35 kton Verbranden (shredderafval) kton --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 267 kton.  6.1 6.2 6.3. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Personenautowrakken 238 kton Bestelautowrakken 14 kton Overige bedrijfsautowrakken 14 kton --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 267 kton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. In componenten. personenautowrakken ijzer en staal non ferro rubber kunststoffen glas vloeistoffen diversen. Auteur: R.M.M. van den Brink. 70% 5% 5% 9% 4% 2% 5%.

(11) 4 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQDXWRZUDNNHQ*HJHYHQV. $G7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG In 1999 zijn er volgens het CBS 270.865 personenauto’s, 12.962 bestelauto’s en 2.114 overige bedrijfsauto’s voor sloop vrijgekomen (CBS, 2000b). In totaal gaat het dus om ca. 285.941 voertuigen. Dit een toename van 10% ten opzichte van 1998. Het CBS rapporteert ook het voertuiggewicht van voor sloop vrijgekomen voertuigen. Het gemiddelde sloopgewicht van personenauto’s is al enige jaren min of meer constant en bedroeg in 1999 880 kg. Het gemiddelde gewicht van bestelauto’s 1.116 kg en dat van overige bedrijfsauto’s ca. 6.428 kg. De totale voor sloop in Nederland vrijgekomen hoeveelheid autowrakken bedroeg in 1999 circa 265 kton. Tabel 1 geeft een overzicht. 7DEHO$DQWDOHQVORRSJHZLFKWYDQYULMJHNRPHQDXWRZUDNNHQLQ1HGHUODQGLQ uitval (a) export gebruik nietsloop (b) gemiddeld openbare weg sloopgewicht [*1000] [*1000] [*1000] [*1000] [kg] personenauto’s 377,1 103,9 2,4 270,9 880 bestelauto’s 31,6 18,0 0,6 13,0 1116 overige bedrijfsauto’s 12.5 10,2 0,2 2,1 6428 totaal 421,2 132,1 3,2 285,9 932 (a) uitval is de optelling van export, sloop en gebruik niet openbare weg (b) exclusief de import van buitenlandse voertuigwrakken bron: CBS (2000b). totaal sloopgewicht [kton] 238,5 14,5 13,6 266,5. $G,PSRUW Net als in de 1998-rapportage wordt voor 1999 geen inschatting meer gedaan van het aantal geïmporteerde voertuigwrakken. In rapportages vóór 1998 werd aan de hand van schattingen uit 1993/1994 en een groot aantal aannames, de import van zowel demontage- als sloopwrakken berekend. Aangezien de capaciteit van shredderbedrijven sindsdien aanzienlijk is uitgebreid, is waarschijnlijk de stroom buitenlandse autowrakken toegenomen. Uit cijfers van het CBS voor 1998 (CBS, 2000a) blijkt dat de shredderbedrijven inderdaad grote hoeveelheden ‘shreddervoormateriaal’ (waaronder autowrakken) importeren omdat de hoeveelheid in Nederland vrijkomende autowrakken en overig shreddervoormateriaal, veel minder is dan de beschikbare shreddercapaciteit in Nederland. Een onderscheid naar het type shreddervoormateriaal is voor de laatste jaren niet beschikbaar. Uit eerder onderzoek door VROM (VROM, 1998) bij shredderinstallaties is gebleken dat het veelal handelaren zijn die het shreddervoormateriaal aanleveren, waardoor de oorspronkelijke samenstelling niet meer is na te gaan. $G([SRUW Door het ontbreken van actuele monitoringgegevens kan geen betrouwbare inschatting meer worden gedaan van de export van autowrakken. $G1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Er worden vier verwerkingsmethoden onderscheiden, namelijk: 1) product- en materiaalhergebruik vóór de shredder, 2) materiaalhergebruik na de shredder, 3) storten van shredderafval en 4) verbranden van shredderafval. $G 3URGXFWHQPDWHULDDOKHUJHEUXLNYyyUGHVKUHGGHU Met producthergebruik voor de shredder wordt bedoeld het strippen van onderdelen met als doel deze onderdelen opnieuw te gebruiken voor andere voertuigen (bumpers, motoren, etc.)..

(12) 5 Uit shredderproeven door TNO-MEP (Ansems en Averink, 1998) bleek dat bijvoorbeeld 40% van de aan de shredder aangeboden auto’s niet meer was voorzien van een motor en versnellingsbak. De radiateur was in 75% van de gevallen door de sloper verwijderd. Met materiaalhergebruik voor de shredder wordt het hergebruik van vloeistoffen, banden, glas, PUR-schuim, etc., bedoeld. Het onderscheid tussen deze twee vormen van hergebruik vóór de shredder kan bij gebrek aan specifieke informatie niet worden gemaakt. Het percentage product- en materiaalhergebruik verschilt enigszins voor demontagebedrijven die bij Auto Recycling Nederland (ARN) zijn aangesloten en bedrijven die niet bij ARN zijn aangesloten. Uit gegevens van ARN (ARN, meerdere jaargangen) en TNO-MEP (Ansems en Averink, 1998) wordt geschat dat het product- en materiaalhergebruik vóór de shredder in 1999 circa 25% bedroeg. Dit is inclusief het hergebruik van vloeistoffen (voornamelijk brandstof, koelvloeistoffen, motorolie en remolie; in totaal 5 à 6 kton) en accu’s (ca. 3 kton). Het totale aanbod aan demontagewrakken (Nederlandse en buitenlandse) kan voor 1999 niet meer worden vastgesteld omdat geen inschatting meer wordt gedaan voor het aantal buitenlandse demontagewrakken. De totale hoeveelheid in Nederland vrijgekomen autowrakken bedraagt 267 kton (personenauto’s, bestelauto’s en overige bedrijfsautowrakken). Het totale hergebruik vóór de shredder van onderdelen en materialen uit Nederlandse wrakken (zie ad 1.) komt hiermee voor 1999 op 67 kton. $G 0DWHULDDOKHUJHEUXLNQDGHVKUHGGHU Het gaat hier om het herbruikbare materiaal dat uit de shredder komt (staal, gietijzer en nonferro). Uit metingen door TNO-MEP (Kok, 2000) blijkt dat in 1999 ca. 82% van de input van shredders (voor zover bestaande uit sloopwrakken) in de vorm van herbruikbare materialen kon worden teruggewonnen. Circa 96% van deze herbruikbare materialen bestaat uit ijzer, 2% uit aluminium en nog eens 2% uit andere non-ferro metalen (zoals koper). 7DEHO 9HUGHOLQJYDQDIYDOVWURRP1HGHUODQGVHDXWRZUDNNHQ 100% is een niet-gedemonteerd autowrak Product- en materiaalhergebruik voor shredder 25% Materiaalhergebruik (na shredder) 62% Shredderafval (stort) 13% Shredderafval (verbrand) 0%. 100% is een gedemonteerd autowrak 82% 18% 0%. 100% is shredderafval uit autowrak 100% 0%. Bron: Ansems en Averink (1998), Kok (2000), WAR (2000), ARN (2000). Het totale aanbod van Nederlandse autowrakken aan de Nederlandse shredders bedroeg in 1999 naar schatting 200 kton (betreft alleen in Nederland vrijgekomen autowrakken; zie figuur 1). De totale hoeveelheid in Nederland voor hergebruik vrijgekomen materiaal na shredderen van Nederlandse autowrakken bedraagt afgerond 165 kton (zie figuur 1)..

(13) 6 )LJXXU . $IYDOVWURRPDXWRZUDNNHQ Nederlandse wrakken 267 kton. Product- en materiaalhergebruik voor de shredder 67 kton (DOOHHQ1/). . Import demontage wrakken ? kton. Import shreddervoormateriaal ? kton. 25% Auto-demontage bedrijven 267 kton (DOOHHQ1/). Shredderbedrijven Nederland (200 kton) (DOOHHQ1/) ? kton. 200 kton 82% Materiaal hergebruik 165 kton. ? kton. 18% Shredderafval 35 kton. Materiaal hergebruik ? kton. Shredderafval ? kton. Materiaal hergebruik ? kton. Shredderafval ? kton. $G 6WRUWHQYHUEUDQGHQ VKUHGGHUDIYDO

(14) Op dit moment wordt geen shredderafval verbrand (WAR 2000). Het resterende deel, het shredderafval dat vrijkomt na het shredderen van Nederlandse autowrakken (35 kton), wordt dus gestort. $G$DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW. Zie tabel 1. onder ad 1. $G6DPHQVWHOOLQJLQFRPSRQHQWHQ Voor wat betreft de samenstelling van personenauto’s is gebruik gemaakt van gegevens uit het ARN-jaarverslag 1996 (ARN, 1997). Veel voorkomende kleine autotypen van bouwjaren 1975, 1980 en 1985 met bijbehorende sloopjaren 1988, 1993 en 1998 zijn op hun samenstelling geanalyseerd. Verondersteld is hiermee dat de gemiddelde auto dezelfde samenstelling heeft als de door ARN geanalyseerde kleine auto’s. Verder is verondersteld dat de samenstelling in 1999 niet noemenswaardig afwijkt van die in 1998. Tabel 3 geeft een overzicht. 7DEHO 6DPHQVWHOOLQJSHUVRQHQDXWR¶VLQYHUVFKLOOHQGHVORRSMDUHQ 

(15) Sloopjaar ‘881 80. Metalen ZDDUYDQLM]HUHQVWDDO  DOXPLQLXP  RYHULJQRQIHUUR Rubber 5 Kunststof 5 Glas 3 Vloeistoffen/overig 7  ZDDUYDQYORHLVWRIIHQ 1 bron: ARN (1997) 2 bron: ARN (1997) + andere bronnen (zie tekst). Sloopjaar ‘931 78. Sloopjaar ‘981 75. 5 6 4 7. 5 9 4 7. Sloopjaar ‘992 75    5 9 4 7 . Voor het onderscheid tussen de verschillende metalen in tabel 3 is enerzijds gebruikt gemaakt van een artikel uit Müll und Abfall (Härdle HWDO., 1994) en anderzijds van een onderzoek van de IVEM (Cornelissen, 1993). Voor het aandeel vloeistoffen (brandstof, koelvloeistoffen,.

(16) 7 motorolie en remolie) is uitgegaan van de 5 à 6 kton3 genoemd onder ad 5.1. Dat is ruim 2% van het voertuiggewicht. Deze waarde wordt gebruikt om de post ‘vloeistoffen/overige’ op te delen. De post overig is een sluitpost waarin waarschijnlijk uit verschillende materialen bestaande onderdelen (denk aan accu’s) en materialen als hout, leer en textiel zijn opgenomen. 5HIHUHQWLHV - Ansems, A.M.M., H.J.B. Averink (1998), 712±05)±$51GHPRQWDJHHQ VKUHGGHUSURHI, TNO-MEP, Apeldoorn, april 1998 - ARN (meerdere jaargangen), 0LOLHXMDDUYHUVODJHQ, Auto Recycling Nederland BV., Amsterdam - CBS (2000a), %HGULMIVDIYDOVWRIIHQ, CBS, Heerlen/Voorburg - CBS (2000b), 9RHUWXLJZUDNNHQ, Maandstatistiek september 2000, CBS, Heerlen/Voorburg - Cornelissen, R.L. (1993), 0DWHULDDOVXEVWLWXWLHLQGHDXWRPRELHO, Instituut voor Milieuvraagstukken (IVEM), Groningen - Härdle, G., K. Marek, B. Bilitewski, C. Gorr (1994), $OWDXWRYHUZHUWXQJ*UXQGODJHQ 7HFKQLN:LUWVFKDIWOLFKNHLW(QWZLFNOXQJHQ, Beihefte zu Müll und Abfall, nr. 32 - Kok, V. (2000), Verwerkingsprocédés nader bekeken, 0DJD]LQH5HF\FOLQJ%HQHOX[, nummer 1, pp. 12-15, 2000 - VROM (1998), *HVKUHGGHUGHVWURPHQ5HVXOWDDWYDQKHWRQGHU]RHNQDDU JUHQVRYHUVFKULMGHQGHRYHUEUHQJLQJYDQJHVKUHGGHUGHVWURPHQ, VROM, Den Haag, 16 oktober 1998 - WAR (2000), $IYDOYHUZHUNLQJLQ1HGHUODQGJHJHYHQV, Werkgroep Afvalregistratie, AOO, Utrecht, juli 2000. Auteur: R.M.M. van den Brink In Härdle HWDO. (1994) wordt voor vloeistoffen een gemiddeld gewicht per autowrak van 28.2 liter genoemd, ofwel 7 kton in 1998, hetgeen redelijk hiermee overeenkomt.. 3.

(17) 8 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV %DWWHULMHQ +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG. 2.677. ton.  . ,PSRUW ([SRUW. 41 3.188. ton ton. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(18). 1.849. ton.  5.1 5.2 5.3. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Nederland buitenland totaal Hergebruik 407 3.188 3.595 ton Verbranden 702 702 ton Storten 166 166 ton ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 1.275 3.188 4.463 ton.  6.1 6.2. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Huishoudens n.b. Bedrijven n.b. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 2.677 ton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. Naar soort. zie toelichting. 7.2. Chemische samenstelling. zie toelichting. %DWWHULMHQPHWHHQJHZLFKWNOHLQHUGDQNJ. Auteur: P.J. Meijer.

(19) 9 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQEDWWHULMHQ*HJHYHQV. $OJHPHHQDIEDNHQLQJDIYDOVWRI De cijfers in het overzicht hebben thans betrekking op alle batterijen met een gewicht kleiner dan 1 kg. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren waarin cijfers betrekking hadden op alleen primaire (niet oplaadbare) batterijen met een gewicht kleiner dan 1 kg. Deze verandering is aangebracht omdat in het nieuwe Stibatplan (Stibatplan II voor de periode 1998-2003 onder voorwaarden goedgekeurd door het Ministerie van VROM en opgesteld op grond van het Besluit verwijdering batterijen) de berekening van het inzamelrendement gebaseerd zal zijn op een nieuwe formule. Hierbij is het totale aanbod van afgedankte batterijen gebaseerd op de hoeveelheid gescheiden ingezamelde batterijen en de (berekende) hoeveelheid die via ingezameld huishoudelijk restafval wordt afgevoerd voor verbranding of storten. De laatste hoeveelheid wordt vastgesteld op basis van de resultaten van grootschalige sorteerproeven van (voornamelijk) huishoudelijk restafval. Om de ontwikkelingen van het inzamelrendement te volgen zal de berekening hiervan ook worden uitgevoerd volgens de formule die tot 1998 is toegepast. Dit op grond van één van de goedkeuringsvoorwaarden aan het plan door het Ministerie. Bij deze formule wordt het inzamelrendement berekend door de hoeveelheid gescheiden ingezamelde primaire batterijen met een gewicht kleiner dan 1 kg te delen door het aanbod op basis van verkoopcijfers van primaire batterijen met een gewicht kleiner dan 1 kg. Twee organisaties beschikken nu over een in het kader van het besluit vereist plan voor de verwijdering van deze batterijen. Dit betreft Stibat (een samenwerkingsverband van ca. 600 importeurs van batterijen dan wel batterijhoudende apparatuur) die beschikt over het bovengenoemde goedgekeurde plan en Battrex (o.m. batterijleverancier) die nog onder een oud (niet vernieuwd) plan werkt. De firma Wexler die tot 1998 ook over goedgekeurd inzamelingsplan beschikte heeft dit niet vernieuwd maar is bij Stibat aangesloten. Alle getallen die onderstaand worden vermeld (zie opmerking) hebben betrekking op de nieuwe formule. De berekening volgens de oude formule met een vergelijking met de resultaten van de nieuwe formule zal in een aparte paragraaf worden gepresenteerd. 2SPHUNLQJ Alle getallen zijn gebaseerd op gegevens van Stibat. De hoeveelheid batterijen die door Battrex is afgezet en is ingezameld is zeer gering ten opzichte van Stibat en daarom nagenoeg niet van invloed op de berekening van de inzamelrespons. Op grond hiervan is (evenals in 1998) wegens herkenbaarheid van Battrex geen rekening gehouden met deze cijfers. $G7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG Het totale aanbod is vastgesteld op 2.677 ton en bestaat uit een hoeveelheid van 1.849 ton gescheiden ingezamelde batterijen (zie ad. 4) en 828 ton batterijen die niet gescheiden zijn ingezameld. Deze laatste hoeveelheid is vastgesteld op basis van grootschalige sorteerproeven van voornamelijk huishoudelijk afval uitgevoerd door Eureco in opdracht van Stibat (zie ad. 5.2). $G,PSRUW De aangegeven hoeveelheid bestaat voor 40 ton uit lithiumbatterijen die in Nederland zijn verbrand; 1 ton werd door een inzamelaar geïmporteerd. De verwerking hiervan is niet bekend maar waarschijnlijk vergelijkbaar met de verwerking van de batterijen die in Nederland worden ingezameld..

(20) 10 $G([SRUW Volgens Stibat is 3.188 ton geëxporteerd; volgens het LMA is dit 3.511 ton (voor beide opgaven betreft het hergebruik). Het verschil wordt volgens het LMA waarschijnlijk veroorzaakt doordat het LMA de export van alle batterijen vermeldt, terwijl de opgave van Stibat alleen de batterijen betreft die zijn ingezameld door Stibat. Het cijfer van Stibat is aangehouden. Door Stibat is bijna 1.200 ton naar Frankrijk, 1.975 ton naar Zwitserland en 34 ton naar België afgevoerd. Er is dus aanzienlijk meer geëxporteerd dan gescheiden ingezameld. Dit komt door sortering en export in 1999 van batterijen die daarvoor zijn ingezameld. $G*HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(21) Voor het bepalen van de hoeveelheid gescheiden ingezamelde batterijen zijn de gegevens geraadpleegd van het LMA/IMA (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen/ Internationaal Meldpunt Afvalstoffen) en van Stibat en Battrex. Volgens het LMA bedraagt de totale hoeveelheid gescheiden ingezamelde batterijen 1.760 ton. Dit betreft een mix van primaire en oplaadbare batterijen, waarin zich ook batterijen met een gewicht groter 1 kg bevinden. De exacte hoeveelheid hiervan is niet bekend. Door Stibat is in 1999 1.849 ton batterijen ingezameld; door Battrex een hoeveelheid die ten opzichte van de hoeveelheid van Stibat zeer gering is en zoals bovenstaand is aangegeven niet wordt genoemd. Daarnaast is een hoeveelheid knoopcellen apart ingezameld, zie ad 5.1. Omdat het verschil tussen de door Stibat ingezamelde hoeveelheid en de aan het LMA gemelde hoeveelheid betrekkelijk gering is (ca. 5%), is hiernaar verder geen onderzoek gedaan. Het verschil in 1998 bedroeg ca. 35% en is thans door een betere registratie aanzienlijk kleiner. Omdat bij Stibat uitgegaan wordt van de hoeveelheid die werkelijk bij de AVR en Peperzeel voor sortering wordt aangeleverd (zie onderstaand) en waarop financiële verplichtingen zijn gebaseerd, wordt voor de hoeveelheid gescheiden ingezamelde batterijen uitgegaan van het Stibat cijfer. Vanaf medio 1999 is de firma Peperzeel (Ermelo) het centrale depot van alle onder de verantwoordelijkheid van Stibat ingezamelde batterijen. Zie voor de berekening van het inzamelrendement ad 5.3. $G+HUJHEUXLN Het hergebruik van batterijen in Nederland betreft ca. 400 ton, grotendeels bestaande uit zinkbruinsteenbatterijen, die bij Nedstaal zijn verwerkt. Daarnaast is ca. 8 ton knoopcelbatterijen verwerkt (voornamelijk zilveroxidebatterijen). Bijna 3.200 ton batterijen is geëxporteerd voor hergebruik. Dit betreft ca. 1.000 ton alkalinebatterijen die in Frankrijk zijn verwerkt, ca. 2.000 ton (een mix van knoopcellen en onbekende soort) in Zwitserland en ca. 190 ton oplaadbare batterijen in Frankrijk en België. $GHQ9HUEUDQGHQVWRUWHQ 0HW KXLVKRXGHOLMNUHVWDIYDO De hoeveelheid batterijen die niet gescheiden is ingezameld maar verbrand of gestort via (voornamelijk) huishoudelijk restafval, is vastgesteld op 828 ton. Deze hoeveelheid berust op de resultaten van grootschalige sorteeranalyses. In opdracht van Stibat is door de fa. Eureco (Amersfoort) een nasortering uitgevoerd van de zogenaamde ‘klein ijzerfractie’ afkomstig van de Vagron (Groningen). Bij de Vagron wordt voornamelijk huishoudelijk restafval gescheiden. Als.

(22) 11 aangenomen wordt dat het scheidingsrendement op magnetische batterijen nagenoeg 100%4, is en dat het aandeel niet magnetische batterijen verwaarloosbaar klein is, zitten in de klein ijzerfractie die hierbij ontstaat nagenoeg alle batterijen die zich in het verwerkte (huishoudelijk) restafval bevinden. Er zijn 5 sorteringen uitgevoerd; elke sortering betrof ca. 16 ton klein ijzerhoudend materiaal (doppen, spijkers, etc.) afkomstig van ca. 2.200 ton restafval (bij een aandeel klein ijzer van 0,73% in het te scheiden restafval). Bij elke sortering werden de batterijen handmatig afgescheiden. Uit het onderzoek is gebleken dat het percentage batterijen in het onderzochte restafval gemiddeld 0,02175 % bedraagt. Dat betekent een hoeveelheid van 828 ton5 bij een totale hoeveelheid huishoudelijk restafval van 3.808 kton (zie opmerking 1). Hiervan zou, overeenkomstig de verhouding verbranden/storten bij huishoudelijk restafval (80/20), 662 ton verbrand worden en 166 ton gestort. $SDUW YHUEUDQG Zoals onder ad 2. is aangegeven is 40 ton geïmporteerde lithiumbatterijen verbrand (bij de AVR in de trommeloven). De totale hoeveelheid verbrande batterijen bedraagt dan 702 ton, waarvan 40 kton niet uit Nederland afkomstig is. Gestort is 166 ton. Voor de berekening van het inzamelrendement wordt uiteraard alleen rekening gehouden met de 828 kton uit Nederland afkomstige verbrande en gestorte batterijen. 2SPHUNLQJHQ 1. In het Stibat jaarverslag 1999 wordt gerekend met een hoeveelheid van 3.742 kton huishoudelijk restafval dat verbrand of gestort werd. Deze hoeveelheid is gebaseerd op de hoeveelheid restafval in 1998 ( 3.652 kton) die voor 1999 met 2,5% is opgehoogd. De hierboven vermelde hoeveelheid van 3.808 kton is het voorlopige cijfer voor 1999 afkomstig van het CBS. Stibat vermeldt op grond van de cijfers genoemd in haar jaarverslag een hoeveelheid batterijen van 805 ton (op basis van de vermelde cijfers dient dit 814 ton te zijn). 2. Bij de VAM (thans Essent Milieu) in Wijster is uit onderzoek gebleken dat de batterijen die in het aangevoerde restafval aanwezig zijn en die in de voorsortering in de klein ijzerfractie terechtkomen, met behulp van bepaalde magneten uit deze klein ijzerfractie afgescheiden kunnen worden (‘Afscheiden en terugwinnen van batterijen uit huishoudelijk afval, Essent Milieu’, april 2000). Essent Milieu gaat na of met de ontwikkelde aanvullende methode de batterijen op economische wijze uit deze ijzerfractie zijn af te scheiden. De batterijen zullen dan waarschijnlijk aan Stibat worden geleverd. ,Q]DPHOUHQGHPHQW Volgens het goedgekeurde Stibatplan II wordt het inzamelrendement berekend volgens de benadering waarbij het totaal aanbod van batterijen berekend wordt als de som van de hoeveelheid gescheiden ingezamelde batterijen en de hoeveelheid die via gemengd ingezameld afval wordt afgevoerd voor verbranden of storten. De laatste hoeveelheid wordt vastgesteld op basis van de resultaten van de grootschalige sorteerproeven van (voornamelijk) huishoudelijk restafval. Volgens deze benadering is het inzamelrendement 69% (1.849/1.849 + 828). In het Stibat jaarverslag 1999 wordt een inzamelrendement vermeld van 70% op basis van 805 ton batterijen in het restafval (zie opmerking 1). 4. Deze aanname houdt in dat nagenoeg alle magnetische batterijen via zeven en magneetscheiding in de ‘klein ijzerfractie’ terecht komen. Deze aanname is door een proef bij de Vagron juist gebleken: 100 gemerkte batterijen werden bij de sortering door Eureco teruggevonden. Zie rapportage Monitoring batterijen 1999 door Eureco, februari 2001. 5 De sorteeranalyses zijn ook in 1998 uitgevoerd. Toen werd 815 ton berekend, dus vrijwel gelijk aan de hoeveelheid in 1999..

(23) 12 Noot: dit inzamelrendement wijzigt niet tot nauwelijks als ook de apart ingezamelde batterijen van Battrex en de apart ingezamelde knoopcellen worden meegerekend omdat deze hoeveelheden zeer gering zijn ten opzichte van de ‘Stibat hoeveelheid’. 'LVFXVVLH Zoals ook in de rapportage van 1998 is opgemerkt geeft deze berekeningsmethode een positief beeld. In andere stromen (rest)afval (zoals KWD-afval, campingafval) zitten ook batterijen. In de rapportage over 1998 is deze hoeveelheid gesteld op ca. 200 ton. Als deze hoeveelheid ook voor 1999 wordt verondersteld is het inzamelrendement 64% (1.849/1.849 + 1.035). $G$DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Hierover heeft Stibat geen informatie. Uit de gegevens van het LMA over 1999 blijkt dat 70% van de hoeveelheid gemelde batterijen (dus de mix van alle batterijen) afkomstig is van de ‘dienstverlening’, grotendeels gemeentelijke kca-depots. Dit betekent dat deze hoeveelheid overwegend afkomstig is van particulieren. $G6DPHQVWHOOLQJLQVRRUWHQEDWWHULMHQ De samenstelling naar soort is in 1999 door Stibat via enkele steekproeven vastgesteld op 86 % primaire en 14 % secundaire batterijen. Voor 1998 bedroegen deze percentages 94% en 6%. $G&KHPLVFKHVDPHQVWHOOLQJ Bij Nedstaal worden de zinkbruinsteenbatterijen die in het staalproces worden verwerkt regelmatig gecontroleerd op kwik. Uit informatie van Nedstaal blijkt dat bij een dosering van 300 kg batterijen per staalcharge het kwikgehalte 80 ppm mag zijn. De verwerkte zinkbruinsteenbatterijen bevatten op basis van regelmatige bemonstering/analyse en vaststelling van productiedata een kwikgehalte van minder dan 80 ppm (in 1999 een maximum gehalte van 10 ppm kwik). Een onderzoek naar de samenstelling van nieuwe batterijen is uitgevoerd door de Inspectie Milieuhygiëne Zuid-West in samenwerking met de douane. Onderzocht zijn het kwik-, cadmiumen loodgehalte van bepaalde partijen batterijen, bemonsterd in 1998 en 1999, en voornamelijk afkomstig uit enkele landen in Azië. In het rapport is vermeld dat gebleken is dat een aantal partijen alkalinebatterijen een te hoog kwikgehalte bevat (groter dan de grenswaarde voor deze batterijen van 250 mg/kg volgens het Besluit verwijdering batterijen). Opvallend is dat enkele onderzochte nikkelcadmiumbatterijen ook een geringe hoeveelheid kwik bevatten (10 mg/kg). Cadmium- en loodgehalten van de onderzochte batterijen overschreden geen grenswaarden. Opgemerkt kan worden dat de grenswaarde voor kwik voor alle batterijen (uitgezonderd knoopcelbatterijen) bijgesteld zal worden tot 5 mg/kg. Voor detail informatie wordt verwezen naar het rapport van het betreffende onderzoek, dat begin 2001 gepubliceerd is, zie referentie. %HUHNHQLQJYDQKHWLQ]DPHOUHQGHPHQWRSEDVLVYDQYHUNRRSFLMIHUV De totale hoeveelheid afgedankte (primaire) batterijen in 1999 wordt berekend met de formule aangegeven in het Besluit in het kader van artikel 6 van het Besluit verwijdering batterijen: totale hoeveelheid afgedankt in 1999 = 0,25 vk 1998 + 0,50 vk 1997 + 0,25 vk 1996. vk= verkochte hoeveelheid primaire batterijen met een gewicht < 1 kg. De totale hoeveelheid in 1999 afgedankte primaire batterijen met een gewicht < 1 kg wordt ontleend aan gegevens van Stibat van januari 2001. De in 1996 t/m 1998 verkochte hoeveelheden (vk) zijn6: 6. vk voor 1999: totaal 6.113 ton, percentage oplaadbaar 26,1%..

(24) 13 -vk 1996: totaal 4.462 ton; percentage oplaadbaar 19,3%, totaal primair: 3.601 ton -vk 1997: totaal 4.713 ton; percentage oplaadbaar 22,4%, totaal primair 3.657 ton -vk 1998: totaal 5.132 ton; percentage oplaadbaar 25,2%, totaal primair 3.839 ton Deze verkochte hoeveelheden voor 1996, 1997 en 1998 wijken iets af van die genoemd in het Stibat jaarverslag 1999, pag. 8. Dit komt door nagekomen opgaven en nieuwe aanmeldingen. Toepassing van bovengenoemde formule en levert een totale hoeveelheid afgedankte primaire batterijen < 1 kg op van 3.688 ton. Totaal ingezamelde primaire batterijen: 86 % van totale mix (0,86 x 1.849 = 1.590) Inzamelrendement: 1.590/ 3.688 = 43%. Dit inzamelrendement verschilt nogal met het inzamelrendement van 69% berekend volgens de nieuwe benadering. Als daarbij ook de niet ingezamelde batterijen in andere stromen (bijvoorbeeld KWD-afval) worden meegenomen bedraagt het inzamelrendement 64%. Het werkelijke inzamelrendement blijkt dus niet eenduidig te zijn vast te stellen maar ligt ergens tussen 43-70%. Belangrijker dan dit werkelijke rendement is wellicht de ontwikkeling van het rendement in de tijd. Hieruit kan worden afgeleid of de aparte inzameling toe dan wel afneemt. Bronnen: LMA/IMA, Stibat, Battrex, Nedstaal, Ministerie van VROM Referenties - Besluit in het kader van art. 6 van het ‘Besluit verwijdering batterijen’ (Staatsblad 1995, 45). - Rapportage Eureco (Amersfoort): Monitoring van de hoeveelheid batterijen, aangetroffen in het huishoudelijk afval in 1999, februari 2001 (in opdracht van Stibat). - Stibat Jaarverslag 1999. - Cadmium, kwik en lood in uit Azië geïmporteerde batterijen, juni 2000, Inspectie Milieuhygiëne Zuid-West/Belastingdienst-douane. Verkrijgbaar bij het distributiecentrum VROM, /Nieuwegein, bestelnummer 17254/186; telefoon 0900- 8052. - Brief Stibat kenmerk 2001.051/SB dd. 25 januari 2001. Auteur: P.J. Meijer.

(25) 14 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV %HLWVEDGHQWKHUPLVFKHYHU]LQNHULMHQ +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG. 9.340 ton.  . ,PSRUW ([SRUW. 1.055 ton 3.985 ton. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(26). n.v.t..  1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Nederland buitenland totaal 5.1 Hergebruik/nuttige toepassing 6.355 3.985 10.340 ton 5.2 ONO behandeling 55 55 ton -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 6.410 3.985 10.395 ton  6.1 6.2 6.3. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Loonbedrijven (SBI’93: 2851) 7.815 ton Stalen buizenindustrie (SBI’93: 2722) 595 ton Constructiebedrijven (SBI’93: 2811)/draadtrekkerijen (SBI’93:2734) 930 ton ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 9.340 ton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1 7.2. In componenten: Chemische samenstelling:. Auteur: P.J. Meijer. n.v.t. n.b..

(27) 15 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQEHLWVEDGHQWKHUPLVFKHYHU]LQNHULMHQ*HJHYHQV. $G7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG Dit betreft de totale hoeveelheid op basis van gegevens van het LMA (peildatum juli 2000) en IMA (Internationaal Meldpunt Afvalstoffen). Het betreft zowel ijzerhoudende als zinkhoudende beitsbaden van 23 bedrijven die het thermisch verzinken toepassen. $G([SRUW Het grootste deel wordt geëxporteerd naar Duitsland en België ten behoeve van hergebruik/nuttige toepassing; dit betreft voornamelijk zinkhoudend beitszuur. $G+HUJHEUXLNQXWWLJHWRHSDVVLQJ De verwerking in1HGHUODQG betreft de verwerking van ijzerhoudend beitszuur (tot max. 30 g/l zink) door Kemwater tot eenijzerhoudend product dat in de waterzuivering wordt ingezet. De verwerking in hetEXLWHQODQG betreft de verwerking van in hoofdzaak zinkhoudend beitszuur dat voornamelijk als grondstof wordt ingezet (Floridienne Chemie in België; Goldschmidt in Duitsland). In 1999 vond ook verwerking van zinkhoudend beitszuur plaats bij Norsk Hydro Chemtech GmbH in Oberhausen, Duitsland; in totaal ca. 715 ton. Dit bedrijf verwerkt beitszuur door middel van solvent-extractie. Hierbij ontstaan een ijzerchloride en een zinkchloride oplossing van voldoende zuiverheid die afgezet kunnen worden. Het bedrijf zou ook ‘mengzuur’ kunnen verwerken. Dit beitszuur ontstaat wanneer het gescheiden beitsen (apart beitsen van staal voor het thermisch verzinken en het apart ontzinken van verzinkte stalen producten zoals ophangmateriaal) niet wordt toegepast. Tot 1995 was dit het geval bij thermische verzinkerijen. Daarna is het gescheiden beitsen met het oog op verwerking van de ontstane zuren, algemeen ingevoerd. Onbekend is of in 1999 ook werkelijk mengzuur uit Nederland is verwerkt. Volgens het LMA is er geen codering voor ‘mengzuur’ en wordt het daarom als zinkhoudend beitszuur aangemerkt. $G212EHKDQGHOLQJ Volgens de melding aan het LMA heeft de betreffende hoeveelheid een ONO behandeling (ontgiften, neutraliseren, ontwateren) ondergaan. $G$DQERGQDDUKHUNRPVWORRQEHGULMYHQ Tot SBI’93 2851 worden alle bedrijven gerekend die het thermisch verzinken in ‘loon’ uitvoeren. Binnen deze groep is een beperkt aantal bedrijven dat daarnaast eigen constructiewerk thermisch verzinkt. $G&KHPLVFKHVDPHQVWHOOLQJ In 1999 werd (evenals in 1998) bij vrijwel alle bedrijven het ‘gescheiden beitsen’ toegepast. Er ontstaan twee typen afvalzuren: ijzerzuur met laag zinkgehalte (tot 30 g/l Zn) en zinkzuur met laag ijzergehalte (verhouding Zn/Fe 8:1). De hoeveelheid ijzerzuur bedroeg ca. 6.400 ton, de hoeveelheid zinkzuur ca. 4.000. Enkele bedrijven verwijderen zelf een groot deel van het zink uit ijzerzuur door middel van ionenwisseling. Hierbij ontstaat een ijzerzuur met een zeer laag zinkgehalte, dat beter afzetbaar is. Het zink wordt als zinkammoniumchloride toegepast in het eigen ‘fluxbad’. Bron gegevens: LMA (peildatum juli 2000), IMA. Auteur: P.J. Meijer.

(28) 16 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV. %RXZHQVORRSDIYDO +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. n.b. n.b.. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(29). p.m..  5.1 5.2 5.3 5.4. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Hergebruik/nuttige toepassing 16.200 kton Overige toepassing 400 kton Verbranden 200 kton Storten 1.200 kton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 18.000 kton.  6.1 6.2 6.3. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Woningbouw 3.475 kton Utiliteitsbouw 7.125 kton Grond-, Weg- en Waterbouw 7.400 kton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal Bouwnijverheid (SBI’93: 45) 18.000 kton. 18.000 kton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. 7.2. In componenten Beton 40,2 % Metselwerk 24,9 % Asfalt 26,2 % Divers puin 2,4 % Grind 1,9 % Hout 1,4 % Chemische samenstelling. Auteur: H. Verhagen. Metaal Teerhoudend materiaal Kunststoffen Verpakkingsafval Rest. 1,2 % 0,1 % 0,3 % 1,0 % 0,4 %. n.b..

(30) 17 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQERXZHQVORRSDIYDO*HJHYHQV $OJHPHHQ7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG Een zeer groot deel van de totale hoeveelheid bouw- en sloopafval wordt verwerkt via breekbedrijven en sorteerbedrijven voor bouw- en sloopafval. Informatie over het aanbod bij en de afzet door deze bedrijven is van doorslaggevend belang voor de vaststelling van de hoeveelheid en het hergebruik van bouw- en sloopafval. Over de jaren 1991 t/m 1997 zijn deze gegevens beschikbaar gekomen in de vorm van rapportages over de resultaten van enquêtes bij deze bedrijven, uitgevoerd door de Belangenvereniging Recycling Bouw- en Sloopafval (BRBS7) en later Eerland Stoffenkringloop. In 1999 is er geen enquête over 1998 bij deze bedrijven uitgevoerd. In 2000 is door Kamphuis en Visser in opdracht van het ministerie van VROM onderzoek gedaan naar de hoeveelheden bouw- en sloopafval bewerkt door breekbedrijven en sorteerbedrijven in 1998 en 1999. Dit onderzoek zou, evenals voorheen, uitgevoerd worden door enquêtering van de betreffende bedrijven. Doordat de respons op de enquête zeer laag was is besloten (daarnaast) gebruik te maken van de bedrijfsafvalregistratie in het LIA-bestand (Landelijk Informatiesysteem Afvalstoffen) van het LMA en de bestanden van de vier provincies die niet in het LIA bestand zitten. In december 2000 is over dit onderzoek gerapporteerd. Het rapport roept echter nogal wat vragen op zodat het RIVM de resultaten van dit onderzoek vooralsnog niet bruikbaar acht voor de monitoring. Daarnaast wordt momenteel onderzoek uitgevoerd naar ‘de huidige en in de komende decennia te verwachten marktsituatie met betrekking tot aanbod en afzet van bouw- en sloopafval’. Dit onderzoek wordt in opdracht van Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) uitgevoerd door PRC/Bouwcentrum/Damen Consultants (in het vervolg PRC genoemd). Het moet resulteren in een ‘basisdocument bouw- en sloopafval’. De eerste fase omvatte de inventarisatie van de huidige marktsituatie, waarover inmiddels in concept gerapporteerd is. De voorlopige uitkomst is dat er in 2000 in totaal 22 Mton bouw- en sloopafval zou zijn vrijgekomen. Dit cijfer is het resultaat van literatuuronderzoek en discussie met betrokken partijen tijdens een workshop, gevolgd door een extra consultatieronde. De deelnemers aan de workshop zijn onder meer geconfronteerd met de cijfers uit de monitoringrapportage van het RIVM over 1997 (totale hoeveelheid 16,1 Mton), uitgewerkt naar deelstromen. Bij veel deelnemers leefde het gevoel dat er (veel) meer bouw- en sloopafval was, zonder dat dit door (meet)gegevens onderbouwd kon worden. Bij de extra consultatieronde is aan de bij de workshop betrokken partijen gevraagd om voor een aantal deelstromen, waaronder de hoeveelheden in breek- en sorteerinrichtingen bewerkt bouw- en sloopafval, te scoren in een tabel met uiteenlopende cijfers voor de betreffende deelstroom. De hoeveelheden zijn geschat op basis van de resultaten van de workshop en deze scoring. Voor de deelstroom ‘asfalt’ is gebruik gemaakt van cijfers en schattingen uit een recente studie (‘Marktbeschrijving teerhoudend asfalt, van Ruiten 2000) die in hoofdlijnen door de deelnemende partijen ondersteund werden. In juni 2000 heeft het RIVM een aantal bij bouw- en sloopafval betrokken partijen telefonisch benaderd teneinde voor de Milieubalans 2000 een schatting te kunnen maken voor de hoeveelheid bouw- en sloopafval in 1999. Ook bij deze consultatieronde bleek dat er bij diverse partijen het gevoel bestond dat het RIVM-cijfer voor 1997 (16,1 Mton) een onderschatting was. Dit kon echter niet onderbouwd worden en evenmin was men bereid om desgevraagd een cijfer af te geven. In overleg met Rijkswaterstaat/DWW is toen op grond van de groei van de hoeveelheid bouw- en sloopafval in het verleden en de recente economische ontwikkelingen geschat dat de 7. BRBS staat nu voor Branchevereniging Recycling Breken en Sorteren..

(31) 18 hoeveelheid in 1998 en 1999 met 3% zou zijn toegenomen. Voor 1999 resulteerde dit in een hoeveelheid van 17,1 Mton. Het PRC-cijfer van 22 Mton geldt voor 2000. Als dit cijfer vertaald wordt naar 1999 mag aangenomen worden dat de hoeveelheid ca. 21 Mton bedraagt. Dit levert een verschil op van bijna 4 Mton met de schatting van het RIVM voor 1999. Het verschil is in werkelijkheid waarschijnlijk kleiner. Dit wordt hieronder toegelicht. Hoewel het onderzoek van PRC gericht is op bouw- en sloopafval ligt het voor de hand dat de bij dit onderzoek betrokken partijen meer geïnteresseerd zijn in de aard van het afval (steenachtig materiaal en ander afval dat op bouw- en sloopafval lijkt) en de input van bewerkingsbedrijven, dan in de exacte herkomst van het materiaal. Het RIVM daarentegen dient ervoor te zorgen dat zo goed mogelijk wordt vastgesteld welke hoeveelheid afkomstig is uit de bouwnijverheid (bouw- en sloopafval) teneinde dubbeltellingen met andere afvalstromen te voorkomen. Het RIVM veronderstelt, ook gezien de bij het onderzoek gehanteerde werkwijze, dat het cijfer van PRC, behalve bouw- en sloopafval ook afval uit de bouwmaterialenindustrie, ander bedrijfsafval (bijvoorbeeld KWD-afval) en afval uit huishoudens (grof huisafval, waaronder verbouwingsafval) omvat. Onderstaand een aantal punten ter onderbouwing en toelichting van deze veronderstelling. -. -. -. Bij de enquête onder sorteerbedrijven voor bouw- en sloopafval die over 1997 is uitgevoerd door Eerland Recycling, gaven de sorteerbedrijven op dat bijna 40% van de input (1,2 Mton van ongeveer 3 Mton) uit ander materiaal dan bouw- en sloopafval bestond. Verondersteld mag worden dat dit aandeel eerder toegenomen zal zijn dan afgenomen. Immers de kosten van het storten van gemengd ingezameld bouw- en sloopafval (in 1999 nog mogelijk) zijn hoog en de kosten van afvoer naar sorteerbedrijven bedragen een veelvoud van die van afvoer naar breekbedrijven. Een toegenomen scheiding op de locatie ligt dus voor de hand, waardoor tevens het aanbod aan brekers zal zijn toenemen. Van de ca. 3 Mton die volgens het PRC-onderzoek (ook) in 2000 naar sorteerbedrijven (en voor een deel vervolgens naar breekbedrijven) zou zijn afgevoerd, zal dus een aanzienlijk deel geen bouw- en sloopafval zijn in de zin zoals dat door het RIVM is gedefinieerd. In 1999 kwam volgens het CBS 800 kton verbouwingsafval uit huishoudens vrij dat, voor zover het puin betreft, naar brekers zal zijn afgevoerd en voor zover het gemengd afval betreft voor een belangrijk deel naar sorteerbedrijven. Met het CBS is afgesproken dat de helft van dit materiaal toegewezen wordt aan grof huisafval en de helft aan bouw- en sloopafval. De 400 kton die aan grof huisafval is toegewezen, of in elk geval een groot deel hiervan, zal in de PRC-cijfers deel uitmaken van de input van brekers en sorteerbedrijven. Het RIVM schat de hoeveelheid afval uit de bouwmaterialenindustrie die in 1999 in (mobiele) brekers verwerkt is op 400 kton. Uit telefonische consultatie door het RIVM van betrokkenen in het veld blijkt dat deze hoeveelheid soms nog aanzienlijk hoger wordt ingeschat.. *H]LHQKHWERYHQVWDDQGHVFKDWKHW5,90LQGDWGH0WRQERXZHQVORRSDIYDOXLWKHW35& RQGHU]RHN YHUWDDOGQDDU

(32) PHWWRW0WRQQDDUEHQHGHQELMJHVWHOGPRHWZRUGHQLQ YHUEDQGPHWGHRYHUODSPHWDQGHUHDIYDOVWURPHQ Verder zijn er nog de volgende overwegingen: Voor 1997 is door het RIVM een hoeveelheid van 100 kton ‘directe onbewerkte toepassing’ ingeschat. Het gaat hier om toepassingen als erfverharding en ophoging, die grotendeels ook als een vorm van ongecontroleerd storten kunnen worden beschouwd. Deze hoeveelheid is in de loop van de jaren door het RIVM geleidelijk naar beneden bijgesteld, omdat verondersteld werd dat er in de bouw- en sloopsector steeds minder ruimte zou zijn voor deze praktijk. Door PRC is, op basis van de uitkomsten van de workshop en de extra consultatieronde, een.

(33) 19 aanzienlijk hoger cijfer voor deze deelstroom ingeschat, namelijk 500 kton. Het RIVM vindt dit een te hoge inschatting. Volgens de Werkgroep Afvalregistratie (WAR) is in 1999 1.400 kton bouw en sloopafval gestort (waarvan 200 kton nuttig toegepast op stortplaatsen). De gestorte hoeveelheid is in 1999 voor het eerst in jaren toegenomen. Opgemerkt wordt dat uit de WAR niet kan worden afgeleid of het gaat om (gemengd of bijzonder) bouw- en sloopafval dat rechtstreeks vanaf de bouw- of slooplocatie naar de stortplaats wordt afgevoerd, of om het residu van sorteerbedrijven. Omdat een groot deel van het residu van sorteerbedrijven voor bouw- en sloopafval gestort wordt (en vermoedelijk als bouw- en sloopafval aangeduid) kan het WAR-cijfer een overschatting zijn. Immers de input van sorteerbedrijven bestaat slechts voor een deel uit bouw- en sloopafval. Verder is het niet uitgesloten dat een deel van het rechtstreeks gestorte bouw- en sloopafval in werkelijkheid bestond uit ander bedrijfsafval waarvoor reeds in 1999 een stortverbod bestond. De BRBS heeft voor 1999 een opgave gedaan van het aanbod van bouw- en sloopafval bij haar leden (brekers). Dit aanbod bedroeg 10,5 Mton. Hoewel het marktaandeel van de BRBS- leden ten opzichte van 1997 (volgens de uitkomsten van de Eerland enquête toen ca. 85%) iets gedaald is lijkt de opgave voor 2000 door PRC (16 Mton input voor alle brekers) aan de hoge kant. Tenslotte wordt opgemerkt dat de door het RIVM veronderstelde groei van de totale hoeveelheid bouw- en sloopafval van 16,1 Mton in 1997 naar 17,1 Mton in 1999 (twee maal drie procent) wellicht iets te laag is ingeschat. Met name in 1999 zouden volgens geluiden uit de branche nogal wat grote bouwwerken gesloopt zijn. Een groei van 4 à 5% is voor deze jaren misschien een betere inschatting. De hoeveelheid voor 1999 (op basis van het cijfer voor 1997) zou dan uitkomen op ca. 17,5 Mton. *H]LHQERYHQVWDDQGHRYHUZHJLQJHQVFKDWKHW5,90GHWRWDOHKRHYHHOKHLGERXZHQVORRSDIYDO LQRS0WRQ,QYHUEDQGPHWGHJURWHRQ]HNHUKHGHQLQKHWRQGHUOLJJHQGHFLMIHUPDWHULDDO NDQJHVWHOGZRUGHQGDWGHZHUNHOLMNHKRHYHHOKHLGLQHHQUXLPHPDUJHURQGGLWJHWDONDQOLJJHQ $G9HUZHUNLQJ Voor de hoeveelheid gestort bouw- en sloopafval is het cijfer uit de WAR gebruikt, onder aftrek van de hoeveelheid die nuttig wordt toegepast op de stortplaats. Zoals eerder is opgemerkt is dit cijfer waarschijnlijk een overschatting van de werkelijkheid. De hoeveelheid verbrand is een globale schatting op basis van het cijfer voor 1997 (dat onderbouwd was door gegevens van sorteerbedrijven). Overige toepassing is nuttige toepassing op de stortplaats en ‘directe onbewerkte toepassing’ (nu geschat op 200 kton). De rest van het bouw- en sloopafval wordt hergebruikt. Dit betreft onder meer het hergebruik van materialen die bij breek- en sorteerbedrijven vrij komen, direct hergebruik vanaf de bouw- of slooplocatie, (een grote hoeveelheid) freesasfalt die direct wordt ingezet bij de asfaltproductie, afval uit de railbouw.. $G$DQERGQDDUKHUNRPVW Bij gebrek aan recente gegevens is de totale hoeveelheid overeenkomstig de verhoudingen in 1997 onderverdeeld naar woningbouw, utiliteitsbouw en weg- en waterbouw. $G6DPHQVWHOOLQJ De samenstellinggegevens zijn voor een deel gebaseerd op onderzoek uit begin jaren negentig en moeten dus als zeer indicatief beschouwd worden. Auteur: H. Verhagen.

(34) 20 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV )RVIRU]XXUJLSV +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. n.v.t. n.v.t.. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(35). n.v.t..  5.1. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Lozen. 1.210. kton ds.  6.1. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Kunstmestproductie (P) (SBI 2415). 1.210. kton ds. 1.210. kton ds. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. In componenten. 7.2. Chemische samenstelling. Auteur: G.L. Duvoort. n.v.t. zie toelichting.

(36) 21 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQIRVIRU]XXUJLSV*HJHYHQV. $G9HUZHUNLQJ Sinds juli 1993 wordt geen fosforzuurgips meer gestort. De (op de Nieuwe Maas) geloosde hoeveelheid betreft het gips van Kemira en Hydro Agri. Beide bedrijven stoppen met de productie van fosforzuurgips. Bij Hydro Agri Rotterdam is de fosforzuurfabricage in november 1999 definitief uit bedrijf genomen en bij Kemira Agro Pernis is inmiddels ook het besluit genomen tot sluiting van de fosforzuurfabriek locatie Pernis. $G&KHPLVFKHVDPHQVWHOOLQJ In onderstaande tabel is de concentratie van een aantal zware metalen in fosforzuurgips (CaSO4.2H2O) weergegeven voor de jaren 1990 en 1997. Samenstellinggegevens komen niet meer beschikbaar vanwege bovengenoemde stopzetting van de fosforzuurproductie. Kemira 1990. 1997 mg/kg. Cd Pb Zn Cu Ni Cr As. 1,17 2,09 2,20 2,50 2,13 6,58 0,35. Hg. 52,70. 0,0 2,82 1,40 9,02 0,58 0,0 0,36 m g/kg. 41,47. Hydro Agri 1990 1997 mg/kg 2,52 0,45 9,92 1,83 9,53 1,21 4,17 1,21 7,45 0,73 5,10 1,79 2,69 0,00 m g/kg 291,90 100,00. Bronnen Gegevens afkomstig uit Milieujaarverslagen 1999 van Kemira Agro Pernis en Hydro Agri Rotterdam en hoeveelheidcijfers deels berekend. Samenstelling: Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland. Auteur: G.L. Duvoort.

(37) 22 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV *)7DIYDO +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG YRRUFRPSRVWHUHQ

(38).  5.1 5.2 5.3. $DQERG1HGHUODQGQDDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Composteren/vergisten (hergebruik) 1.351 kton Verbranden 915 kton Storten 405 kton ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 2.671 kton.  6.1. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Huishoudens. 2.671. kton. 71 -. kton kton. 1.441. kton. 2.671. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. In componenten. n.v.t.. 7.2. Chemische samenstelling. n.b.. Auteur: H. Verhagen. kton.

(39) 23 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQ*)7DIYDO*HJHYHQV. $GHQ7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG*HVFKHLGHQLQJH]DPHOG Volgens de voorlopige gegevens van het CBS over ‘Van gemeentewege ingezameld afval in 1999’ bedraagt de hoeveelheid huishoudelijk restafval (niet gescheiden ingezameld huishoudelijk afval) 3.808 kton. Het aandeel GFT-afval hierin bedraagt 32,3% (zie bijlage bij rapportage huishoudelijk afval), ofwel 1.230 kton. In 1999 is blijkens de eerder genoemde gegevens van het CBS 1.441 kton GFT-afval gescheiden ingezameld. De hoeveelheid GFT-afval afkomstig uit Nederland, die in 1999 is verwerkt (gecomposteerd of vergist) bedraagt volgens de rapportage van de ‘Werkgroep Afvalregistratie’ (WAR) 1.406 kton. Voor de bepaling van het totaal aanbod wordt in deze rapportage uitgegaan van het CBS-cijfer. Het totaal aanbod van GFT-afval kan nu als volgt bepaald worden: GFT-afval in huishoudelijk restafval 1.230 kton GFT-afval, gescheiden ingezameld 1.441 kton ------------Totaal aanbod in Nederland 2.671 kton8 Opgemerkt wordt dat bij de analyse van GFT in huishoudelijk restafval een fractie met fijn materiaal ontstaat die niet nader geanalyseerd kan worden. Hierin bevindt zich GFT en ander afval dat aangeduid wordt als ‘ongedefinieerde rest’. Deze ongedefinieerde rest, een geringe hoeveelheid die echter niet gekwantificeerd kan worden, wordt aan de GFT-fractie in het huishoudelijk restafval toegewezen, maar behoort feitelijk niet tot het materiaal dat voor compostering in aanmerking komt. $G,PSRUW In de WAR rapportage worden voor 1999 twee cijfers genoemd voor de hoeveelheid GFT-afval die in 1999 geïmporteerd en verwerkt is. Volgens het Internationaal Meldpunt Afvalstoffen (IMA) werd 71 kton geïmporteerd uit Duitsland en België. De verwerkers gaven op 84 kton geïmporteerd GFT-afval verwerkt te hebben. Onder 2. is het IMA cijfer opgenomen omdat die bron ook voor eerdere jaren gebruikt is. $G$DQERG1HGHUODQGQDDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Zoals uit het voorgaande blijkt is 1.441kton GFT-afval uit Nederland gescheiden ingezameld en gecomposteerd of vergist. Bij de verwerking van GFT-afval ontstaan echter residuen die gestort of verbrand worden. In de rapportage van de Werkgroep Afvalregistratie (WAR) over 1999 staan gegevens over de hoeveelheden gestorte en verbrande residuen uit de GFTverwerking. De in de WAR-rapportage genoemde opgaven van de exploitanten van de composteer- en vergistinginstallaties komen echter niet geheel overeen met die van de exploitanten van stortplaatsen en verbrandingsinstallaties. De hoeveelheid residu wordt op basis van de informatie uit bovengenoemde bronnen geschat op 90 kton, waarvan 80 kton gestort wordt en 10 kton verbrand. Deze hoeveelheden moeten dus bij de verwerkingscategorieën verbranden en storten toegevoegd worden aan de hoeveelheden gestort en verbrand GFT-afval in het huishoudelijk restafval (1.230 kton, waarvan naar schatting 905 kton verbrand wordt en 325. 8. Een onbekende hoeveelheid GFT-afval wordt thuis (in eigen tuin) gecomposteerd. Dit wordt beschouwd als preventie. Deze hoeveelheid is dus niet opgenomen in het cijfer voor het totaal aanbod van GFT-afval..

(40) 24 kton gestort9). De totale hoeveelheid verbrand GFT-afval bedraagt daarmee 915 kton en de hoeveelheid gestort 405 kton. Om bij de hoeveelheden naar verwerkingsmethode zo zuiver mogelijk de bestemming van het totale aanbod van GFT-afval weer te geven en te voorkomen dat er een dubbeltelling ontstaat, is onder 5.1 opgenomen de 1.351 kton GFT-afval die per saldo is omgezet in compost of vergist. Dit is de input van de verwerking (1.441 kton) minus het residu (90 kton). Volgens de WAR is in 1999 ruim 600 kton compost afgezet (voor het leeuwendeel afkomstig uit GFT-afval). De afzet in 1999 was aanzienlijk hoger dan de afgelopen jaren, ondanks het feit dat er minder GFT-afval is ingezameld. $G&KHPLVFKHVDPHQVWHOOLQJ De chemische samenstelling van het GFT-afval wordt niet gemeten. Compost moet bij afzet voldoen aan de zogenaamde BOOM normen. De kwaliteit van compost wordt dus wel vastgesteld.. Auteur: H. Verhagen. 9. De verhouding verbranden/storten is voor GFT in huishoudelijk restafval lager dan voor totaal huishoudelijk restafval (zie rapportage ‘huishoudelijk afval’). Dit komt omdat een deel van het huishoudelijk restafval achteraf wordt gescheiden, waarbij een verhoudingsgewijs groot deel van het GFT-afval wordt afgezeefd en vervolgens gestort (de zogenaamde organische natte fractie)..

(41) 25 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV *ODV ppQPDOLJ

(42) +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG. 436. kton.  . ,PSRUW ([SRUW. n.b. n.b.. kton kton. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(43). *. kton.  5.1 5.2 5.3. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Hergebruik 397 kton Verbranden * kton Storten * kton ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 436 kton.  6.1 6.2. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Huishoudens * kton KWDI-sectoren * kton ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 436 kton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. In componenten. n.v.t. 7.2. Chemische samenstelling. n.v.t.. * zie toelichting Auteur: H. Verhagen.

(44) 26 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQJODV ppQPDOLJ

(45) *HJHYHQV. $OJHPHHQ De hier gepresenteerde resultaten van de meting voor éénmalig glas (lees: verpakkingsglas) in 1999 hangen nauw samen met de resultaten van de monitoring van verpakkingsafval over 1999 in het kader van het tweede Convenant Verpakkingen. Zie het Jaarverslag 1999 van de Commissie verpakkingen (oktober 2000). Verder wordt verwezen naar de toelichting bij de meetresultaten verpakkingsafval in dit rapport. $G7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG Overeenkomstig de in het tweede Convenant Verpakkingen afgesproken methodiek is het totaal aanbod van verpakkingsglas in Nederland bepaald door middel van de zogenaamde ‘nieuw op de markt’ meting10. In 1999 bedroeg deze hoeveelheid 436 kton. $G*HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(46) In het jaarverslag van de Commissie Verpakkingen is alleen de hoeveelheid herverwerkt verpakkingsglas opgegeven (397 kton). Zie ad 5. De hoeveelheid gescheiden ingezameld glas wordt niet vermeld. Deze hoeveelheid is echter slechts enkele procenten (maximaal ca. 5%) hoger dan de hoeveelheid hergebruikt glas, gezien de geringe vervuilingsgraad van gescheiden ingezameld glas. De hoeveelheid ‘van gemeentewege’ gescheiden ingezameld glas bedroeg volgens het CBS in 1999 318 kton (waarvan hergebruikt ca. 312 kton verpakkingsglas). Dit is het glas afkomstig van huishoudens, hoewel een (klein) deel waarschijnlijk afkomstig is uit de KWD-sector. $G1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Volgens de opgave van de Stichting Kringloop Glas (SKG) in het kader van het convenant is in 1999 397 kton verpakkingsglas hergebruikt. Dit betreft glas uit huishoudens en uit bedrijven, in termen van het convenant de ‘KWDI-sectoren’ (KWD en Industrie). De totale hoeveelheid verbrand of gestort verpakkingsglas bedraagt 39 kton, het verschil tussen het totaal aanbod (436 kton) en de hergebruikte hoeveelheid (397 kton). Opgemerkt moet worden dat er een forse discrepantie bestaat tussen dit cijfer en de resultaten van de zogenaamde afvalmeting die in het kader van het convenant door het RIVM wordt uitgevoerd11. Uit de afvalmeting blijkt dat in 1999 alleen al uit huishoudens 118 kton verpakkingsglas verbrand of gestort zou worden (de hoeveelheid verpakkingsglas in huishoudelijk restafval). Hiervan zou ca. 80% verbrand worden en 20% gestort, overeenkomstig de verhouding verbranden/storten voor huishoudelijk restafval. In haar jaarverslag merkt de Commissie Verpakkingen op dat de geconstateerde discrepantie deels het gevolg kan zijn van het feit dat in 1999 inkrimping van (statiegeld)glasparken heeft plaats gevonden. De hoeveelheid door de SKG opgegeven hergebruikt glas bestaat daardoor in feite voor een onbekend deel uit meermalig glas. $G$DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Volgens de afvalmeting (zie onder ad 5.) bedroeg de hoeveelheid verpakkingsglas uit huishoudens 430 kton. Voor de KWDI-sectoren resteert dan slechts 6 kton, een cijfer dat onwaarschijnlijk laag is. Uit de gegevens onder ad 4. kan afgeleid worden dat alleen al de hoeveelheid hergebruikt glas uit de KWDI-sectoren rond de 85 kton zou bedragen. De totale hoeveelheid uit de KWDI, dus 10. Hierbij wordt op basis van opgaven van een groot aantal bij het convenant aangesloten bedrijven vastgesteld hoeveel verpakkingsglas in een bepaald jaar op de Nederlandse markt is gebracht, waarbij vervolgens de aanname is dat (gezien de relatief korte omlooptijd van verpakkingen) dezelfde hoeveelheid in dat jaar als afval vrijkomt. 11 De afvalmeting omvat onder meer het vaststellen van de hoeveelheden verpakkingsafval uit huishoudens en de berekening van de afzonderlijke hoeveelheden verbrand en gestort verpakkingsafval..

(47) 27 inclusief glas in gemengd ingezameld KWDI-afval, zou dus nog hoger zijn. Ook hier komt dus tot uitdrukking dat de cijfers voor verpakkingsglas uit huishoudens en die voor het totaal aanbod en het hergebruik van verpakkingsglas niet met elkaar sporen.. Auteur: H. Verhagen.

(48) 28 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV *URIKXLVDIYDO +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(49).  5.1 5.2 5.3. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Hergebruik/nuttige toepassing 935 kton Verbranden 570 kton Storten 195 kton --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 1.700 kton. . $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Huishoudens. 1.700. kton. -. kton kton. 915. kton. 1.700. kton. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. ,QGHHOVWURPHQ Verbouwingsafval 630 kton Tuinafval 500 kton Wit- en bruingoed 150 kton Meubilair + woningtextiel 205 kton Verpakkingsmateriaal 25 kton Overig 190 kton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 1.700 kton. Auteur: H. Verhagen.

(50) 29 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQJURIKXLVDIYDO*HJHYHQV $GHQ7RWDDODDQERGHQJHVFKHLGHQLQJH]DPHOG De gegevens over hoeveelheden zijn voor het grootste deel afkomstig uit de CBS-statistiek ‘Van gemeentewege ingezameld afval 1999’, voorlopige gegevens 1999. Uit de CBS-cijfers blijkt dat 734 kton grof huisafval gemengd is ingezameld (grof huishoudelijk restafval). Daarnaast is 333 kton grof tuinafval, 54 kton metalen, 33 kton wit- en bruingoed en 84 kton overig grof huisafval (waaronder grond en meubilair) gescheiden ingezameld. Verder is van gemeentewege 771 kton bouw- en sloopafval ingezameld, waarvan 102 kton gemengd en 669 kton gescheiden is ingezameld (voornamelijk puin en houtafval). Dit afval is slechts ten dele te beschouwen als afval van huishoudens. Een deel hoort feitelijk thuis onder de categorie ‘bouw- en sloopafval’ (zie ook aldaar). Met het CBS is afgesproken dat de helft wordt toegerekend aan grof huisafval (verbouwingsafval) en de andere helft aan bouw- en sloopafval. Het grof huisafval bevat dan 386 kton verbouwingsafval waarvan 51 kton gemengd is ingezameld en 335 kton gescheiden. Geschat wordt dat buiten de gemeente om 75 kton wit- en bruingoed gescheiden wordt ingezameld en ter verwerking aangeboden 12. De totale hoeveelheid gescheiden ingezameld grof huisafval komt hiermee uit op 914 kton. Met de 785 kton gemengd ingezameld grof huisafval (734 kton + 51 kton verbouwingsrestafval) komt de totale hoeveelheid uit op 1.699 kton. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de deelstromen grof huisafval. 2YHU]LFKWJURIKXLVDIYDO NWRQ

(51) 9DQJHPHHQWHZHJHLQJH]DPHOG &%6

(52) grof huisrestafval (gemengde reststroom) grof tuinafval metalen wit- en bruingoed overig verbouwingsafval %XLWHQJHPHHQWHRPLQJH]DPHOG wit- en bruingoed 7RWDDOJURIKXLVDIYDO. QLHWJHVFKHLGHQ LQJH]DPHOG. JHVFKHLGHQ LQJH]DPHOG. 734. 51. . WRWDDO. 333 54 33 84 335. 734 333 54 33 84 386. 75. 75. . . $G1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Niet al het gescheiden ingezamelde grof huisafval wordt hergebruikt. Bij stromen als meubilair, wit- en bruingoed, verbouwingsafval en groenafval zullen bij de verwerking ten behoeve van hergebruik residuen ontstaan die verbrand of gestort worden. Geschat wordt dat van de totale hoeveelheid gescheiden ingezameld grof huisafval (afgerond 915 kton) 90 à 95% wordt hergebruikt of nuttig toegepast. Aangenomen is dat het hergebruik na gescheiden inzameling 845 kton bedraagt en dat 70 kton residu wordt verbrand of gestort. De hoeveelheid niet gescheiden ingezameld grof huisafval, exclusief de aan grof huisafval toegerekende 51 kton niet gescheiden ingezameld verbouwingsafval, bedroeg ca. 735 kton. Uit de gegevens van het CBS (voor huishoudelijk afval en grof huisafval) blijkt dat 43% (315 kton) van deze hoeveelheid wordt verbrand, 10% (75 kton) gestort, 46% (340 kton) achteraf gescheiden en 1% (5 kton) hergebruikt of nuttig toegepast. 12 Vanaf 1 januari 1999 is het besluit verwijdering wit- en bruingoed van kracht geworden. Aangenomen mag worden dat na 1999 als gevolg van de nieuwe inname- en verwijderingsstructuur betere cijfers over wit- en bruingoed ter beschikking zullen komen..

(53) 30 Een aanzienlijk deel van het scheiden achteraf betreft het met de hand scheiden, waarbij de meest waardevolle componenten worden afgescheiden. Deze hoeveelheid is op basis van CBS gegevens op 180 kton geschat. De rest, 160 kton, gaat via mechanische scheiding, voornamelijk voorafgaand aan verbranding. Het RIVM heeft op basis van onder andere informatie over (voor)scheidingsinstallaties, een schatting gemaakt van de hoeveelheden die na scheiding verbrand, gestort en hergebruikt zijn. Geschat is dat 205 kton werd verbrand, 85 kton gestort en 50 kton hergebruikt. Van het niet gescheiden ingezamelde verbouwingsafval (ca. 50 kton) is volgens het CBS 5 kton gestort, nagenoeg niets is verbrand, ca. 40 kton achteraf gescheiden en ca. 5 kton rechtstreeks nuttig toegepast. Geschat is dat van de achteraf gescheiden hoeveelheid 30 kton werd hergebruikt en 10 kton (scheidingsresidu) gestort. Uit het bovenstaande blijkt dat van de 915 kton niet gescheiden ingezameld grof huisafval ongeveer 520 kton werd verbrand, 175 kton gestort en 90 kton hergebruikt. Als de 70 kton residu uit gescheiden ingezameld grof huisafval naar rato verdeeld wordt over verbranden en storten, levert dit een totale hoeveelheid verbrand grof huisafval op van 570 kton (zie 5.2) en een totale hoeveelheid gestort van 195 kton (zie 5.3). Het totale hergebruik, zoals genoemd onder 5.1, komt uit op 935 kton (845 kton vermeerderd met de 90 kton hergebruik na scheiding achteraf). Opgemerkt wordt dat de gegevens van de Werkgroep Afvalregistratie (WAR) voor storten en verbranden niet bruikbaar zijn omdat het onderscheid naar huishoudelijk afval en grof huisafval onvoldoende tot uitdrukking komt. $G6DPHQVWHOOLQJ LQGHHOVWURPHQ

(54)  Voor het vaststellen van de samenstelling in deelstromen is voor het grof huisafval dat niet gescheiden is ingezameld uitgegaan van de samenstelling die in het ‘Informatiedocument grof huisafval’ is gehanteerd. Deze gegevens zijn inmiddels sterk verouderd13. De samenstellingcijfers moeten dan ook als indicatief beschouwd worden. Bij de toewijzing van de gescheiden ingezamelde hoeveelheden aan de deelstromen is van de 54 kton metalen 32 kton toegewezen aan de categorie ‘overig’ (fiets- en auto-onderdelen en huishoudelijke artikelen), 20 kton aan meubilair en 2 kton aan verpakkingsmateriaal. In de categorie ‘overig’ is ook opgenomen 65 kton ‘schone grond’ die volgens het CBS gescheiden is ingezameld.. Auteur: H. Verhagen. 13 In 1999 en 2000 heeft in opdracht van het RIVM onderzoek plaats gevonden naar de samenstelling van grof huisafval. Er is nog niet gerapporteerd over de resultaten van dit onderzoek..

(55) 31 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV *URQGNDEHOUHVWDQWHQHQJDUQLWXUHQ +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(56).  5.1 5.2 5.3 5.4. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Hergebruik 2,2 kton Verbranden 0,5 kton Storten 0,9 kton Geen opgave/onbekend 2,2 kton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 5,8 kton.  6.1 6.2 6.3 6.4. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Energiedistributiebedrijven 2,8 kton Kabellegbedrijven 1,6 kton Telecommunicatie 1,1 kton Spoorwegen/defensie 0,4 kton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 5,8 kton. 5,8 n.v.t.. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. 7.2. Naar type kabel en garnituren Papiergeïsoleerd Kunststofgeïsoleerd Garnituren Geen opgave kabeltype. 55 % 39 % 6% <1%. Chemische samenstelling. n.b.. Auteur: P.J. Meijer. kton.

(57) 32 7RHOLFKWLQJELMPHHWUHVXOWDWHQJURQGNDEHOUHVWDQWHQHQJDUQLWXUHQ*HJHYHQV. $OJHPHHQ De ontdoeners van grondkabelrestanten en het Ministerie van VROM hebben afspraken gemaakt om te komen tot een lekvrije verwijderingstructuur van grondkabelrestanten en zogeheten garnituren (eindafsluitstukken, verbindingsmoffen, verdeelstukken en dergelijke). Onderdeel hiervan vormt de verplichting van de ontdoeners om jaarlijks aan het ministerie een opgave te verstrekken van de door hen verwijderde grondkabelrestanten en garnituren naar soort en hoeveelheid. Het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) verwerkt in opdracht van het ministerie deze opgaven tot een rapportage. +RHYHHOKHGHQ De bron van de cijfers is de ‘Rapportage monitoring grondkabelrestanten en garnituren over het jaar 1999’ van het LMA (november 2000). De resultaten zijn gebaseerd op een respons van 79% van de ontdoeners (over 2000 betreft dit 28 ontdoeners). Bijschatting heeft niet plaats gevonden omdat volgens het LMA de ontdoeners die niet gemeld hebben over voorgaande jaren een totale gemiddelde afgifte van nog geen 0,1 kton blijken te geven. $G1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH De ontdoeners geven kabelrestanten doorgaans af aan kabelverwerkingsbedrijven, soms aan shredders. In de meeste gevallen hebben de opgaven aan het LMA voor de wijze van verwijderen betrekking op de hoeveelheden materiaal die daadwerkelijk worden hergebruikt (zoals koper, lood, aluminium), verbrand of gestort na bewerking van de kabelrestanten. Het hergebruikpercentage van de hoeveelheid waarvan de verwerking is aangegeven (dus zonder de hoeveelheid ‘onbekende verwerking’) bedraagt 2,2/3,6 = 61%. Als ervan wordt uitgegaan dat van de hoeveelheid ‘onbekende verwerking’ het aandeel hergebruik even groot is, bedraagt dus ook voor het totaal het hergebruikpercentage 61%. 2SPHUNLQJ,QGHUDSSRUWDJHYDQKHW/0$ZRUGWHHQKHUJHEUXLNSHUFHQWDJHYDQ EHUHNHQG1DRYHUOHJEOLMNWGDWKHW/0$HHQYHUNHHUGHEHUHNHQLQJKHHIWXLWJHYRHUGHQ]LFKNDQ YLQGHQLQERYHQVWDDQGHEHQDGHULQJ'LWJHOGWRRNYRRU9520. Auteur: P.J. Meijer.

(58) 33 0RQLWRULQJSULRULWDLUHDIYDOVWRIIHQ*HJHYHQV +DORJHHQNRROZDWHUVWRIKRXGHQGHDIYDOVWRIIHQ +.:KRXGHQGDIYDO

(59) +RHYHHOKHGHQ . 7RWDDODDQERGLQ1HGHUODQG.  . ,PSRUW ([SRUW. . *HVFKHLGHQLQJH]DPHOG 1HGHUODQG

(60).  5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6. 1DDUYHUZHUNLQJVPHWKRGH Nederland buitenland totaal Hergebruik (destilleren) 1.525 623 2.148 ton Nuttige toepassing (verbranden met terugw. HCl) 10.812 198 11.010 ton Verbranden (deels nuttige toepassing) 4.152 386 4.538 ton Storten/immobiliseren 1.166 1.166 ton Fysisch/chemisch behandelen 2.103 20 2.123 ton Onbekend 8.914 8.915 ton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 28.672 1.228 29.900 ton.  6.1 6.2 6.3 6.4. $DQERG1HGHUODQGQDDUKHUNRPVW Chemische industrie 21.800 ton (Overige) dienstverlenende bedrijven 1.300 ton Openbaar bestuur 270 ton Niet ingedeeld/onbekend 2.530 ton -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal 25.900 ton. 25.900 ton 4.000 ton 1.228 ton  n.v.t.. 6DPHQVWHOOLQJ 7.1. 7.2. *OREDOHVDPHQVWHOOLQJDDQERG1HGHUODQGLQDIYDOVWRIJURHSHQYROJHQV/0$LQGHOLQJ Oplosmiddelen 27,2 % Productieafval monomeren 31,1 % (Overig) vast/pasteus HKW-afval 8,0 % Broomhoudend afval 0,2 % Destillatieresiduen 7,2 % Olie-afgeleide afvalstoffen 17 % Bestrijdingsmiddelen 1,8 % Overige vloeistoffen 22,0 % Overig (CFK’s en laboratoriumafval) 0,8 % --------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal (25.934 ton) 100 % Chemische samenstelling. Auteur: G.L. Duvoort. n.b..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2p 13 † Bereken het bedrag dat op 1 juni 2006 wordt ontvangen voor het oude magazijnsysteem als Jansen bij de verkoop 19% BTW in rekening moet brengen.. 5p 14 † Stel met behulp

Figuur 3.16: Gemiddelde densiteit van Limnodrilus hoffmeisteri (2008) in stalen waarin de soort voorkomt. De soort werd niet aangetroffen in ZSIV.. Een aantal

Bij zeven justitiabelen werd buiten de screening om tuberculose vastgesteld: zes naar aanleiding van klachten en één bij bron- en contactonderzoek; drie van hen waren geboren

The must samples could be classified in terms of their FAN values when Soft Independent Modelling by Class Analogy (SIMCA) diagnostics and validation were

Door bedrijven te analyseren op het gebruik van de rookgasreiniger bij het gehandhaafde kasklimaat kan met het PBG-rekenmodel Gasverbruik [Raaphorst, 1999] worden berekend hoeveel

(SLGHPLRORJLFDO VWXGLHV KDYH REVHUYHG VWDWLVWLFDO DVVRFLDWLRQV EHWZHHQ VKRUWWHUP DQG WR

De werkgroep stelt voor om voor alle perioden waar voor vier jaar gegevens beschikbaar zijn te rapporten op basis van alle jaren, en alleen voor de laatste periode slechts

The research question has two intertwined sections: How might gender be perceived through theoretical underpinnings of human rights (universalism and particularism) and how