• No results found

Leefomgevingsfactoren die invloed hebben op de lichamelijke activiteit van ouderen (65-75 jaar) : Kwalitatief onderzoek onder Amsterdamse ouderen (65-75 jaar, in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leefomgevingsfactoren die invloed hebben op de lichamelijke activiteit van ouderen (65-75 jaar) : Kwalitatief onderzoek onder Amsterdamse ouderen (65-75 jaar, in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest)"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Auteurs:

Myrna Dral (500663917)

Danique Peereboom (500666708)

Naam bedrijf: HvA lectoraat Omgeving en Gezondheid I.O.

Afstudeerproject: 2016112

Leefomgevingsfactoren die invloed hebben op de

lichamelijke activiteit van ouderen (65-75 jaar)

Kwalitatief onderzoek onder Amsterdamse ouderen (65-75 jaar, in de wijken Apollobuurt en

Slotermeer-Zuidwest)

(2)

Leefomgevingsfactoren die invloed hebben op

de lichamelijke activiteit van ouderen (65-75

jaar)

Kwalitatief onderzoek onder Amsterdamse ouderen (65-75 jaar, in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest)

Auteurs:

M

yrna Dral Danique Peereboom

Afstudeerproject: 2016112

Opdrachtgever:

HvA lectoraat Omgeving en Gezondheid I.O. Drs. Lea den Broeder

Dokter Meurerlaan 8, 1067 SM Amsterdam

Praktijkbegeleider:

Elvera Overdevest

Onderzoeker, Dr. Meurerhuis

Docentbegeleider:

Anne Doornbos

Docent Hogeschool van Amsterdam Domein Sport, Voeding en Beweging

Externe samenwerkingspartners:

Imke van Moorselaar

Medewerker Milieu en Gezondheid (GGD) I.van.moorselaar@hva.nl

(3)

Voorwoord

Wij zijn Myrna Dral en Danique Peereboom en hebben dit rapport geschreven ter afsluiting van onze opleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Wij hebben voor dit onderzoek gekozen om meer ervaring op te doen in het afnemen van focusgroepen. Daarnaast waren wij benieuwd welke leefomgevingsfactoren (sociaal, fysiek en overig) van invloed zijn op de beweging van ouderen.

Toen wij ouderen voor dit onderzoek moesten werven, kwamen wij er achter dat dit niet zo`n gemakkelijke klus was. Wij hebben slechts twee gesprekken kunnen houden in Slotermeer-Zuidwest en drie in de Apollobuurt. Vooral het werven van allochtone ouderen was niet gemakkelijk.

We hebben dankzij goede feedback van onze medestudenten en praktijkbegeleider veel geleerd van de gesprekken. Ook het leiden van focusgroepen was leerzaam, aangezien wij daar nog weinig ervaring mee hadden. Na enkele discussiepunten zijn wij ook erg enthousiast geworden over het eindresultaat. Graag willen wij een speciaal dankwoord richten aan Elvera Overdevest, onze praktijkbegeleidster, voor haar betrokkenheid en enthousiaste begeleiding. Tevens willen wij Lea den Broeder, onze opdrachtgeefster, bedanken voor haar goede feedback. Ook zijn wij de ouderen van ons onderzoek bijzonder dankbaar dat ze de tijd en moeite hebben genomen om ons te helpen. Ten slotte willen wij nog onze steun en toeverlaat in ons afstudeerproject bedanken, onze docentbegeleidster Anne Doornbos.

Wij wensen u veel leesplezier. Myrna Dral & Danique Peereboom

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3

Samenvatting ... 6

Begrippenlijst ... 7

1. Inleiding ... 9

Probleemomschrijving ... Error! Bookmark not defined. Probleemstelling ... 11

Deelvragen ... 11

Opbouw van het document... 11

2. Materialen en methode ... 12

2.1 Onderzoek ... 12

2.2 Wervingsprocedure ... 12

2.3 Focusgroep richtlijnen + vragenprotocol ... 13

2.4 Dataverzameling ... 13 2.5 Data analyse ... 14 2.6 Kwaliteit procedure ... 14 2.7 Privacy ... 14 3. Resultaten ... 15 3.1 Deelnemers ... 15 3.2 Bewegingsactiviteiten ... 15 3.3 Beweegactiviteiten in de wijken ... 20 3.4 Financiële factor ... 21

3.5 Veel voorkomende bewegingsactiviteiten ... 17

3.5.1 Bewegingsactiviteit: fietsen ... 17

3.5.2 Bewegingsactiviteit: traplopen ... 18

3.5.3 Bewegingsactiviteit: wandelen ... 19

3.6 Buiten het kader van het onderzoek ... 21

4. Discussie ... 23

4.1 Belangrijkste resultaten met betrekking tot de onderzoeksvraag ... 23

4.2 Fysieke omgevingsfactoren ... 23

4.2.1 Vervoer/bereikbaarheid heeft meeste invloed ... 23

4.2.2 Gebouwde omgeving ... 23

(5)

4.7 Sterke en zwakke punten ... 25

Sterke punten ... 25

Zwakke punten ... 26

5. Conclusies Tegenwoordige tijd ... 27

6. Adviezen ... 27

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 27

Aanbevelingen voor de GGD voor het inrichten van de stedelijke leefomgeving ... 28

7. Literatuurlijst ... 30

Bijlagen ... 33

Bijlage I Flyer ... 33

Bijlage II Bevestigingsmail ... 34

I Bevestigingsmail voor de wijk Apollobuurt ... 34

II Bevestigingsmail voor de wijk Slotermeer-Zuidwest ... 35

Bijlage III Vragenprotocol focusgroepen ... 36

Bijlage IV Transcript ... 38

Bijlage V Codeboom ... 40

Bijlage VI Resultaten ... 41

I Bewegingsactiviteit: zwemmen ... 41

II Bewegingsactiviteit: fitness ... 42

III Bewegingsactiviteit: GoldenSports ... 43

(6)

Samenvatting

Inleiding: De GGD Amsterdam heeft het project Vitaal Ouder worden in Stedelijke context opgericht om samen met het lectoraat Omgeving en Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam inzicht te krijgen in de samenhang tussen de waardering of beleving van de objectieve leefomgevingskwaliteit, het gebruik van de openbare ruimte en de gezondheid van Amsterdamse ouderen. Beweging is een belangrijk gezondheidsaspect voor ouderen dat door de leefomgeving gestimuleerd moet worden. Doordat weinig bekend was over welke leefomgevingsfactoren invloed hebben op de beweging van Amsterdamse ouderen, luidt de probleemstelling: Welke leefomgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer- Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit? Hieruit werden vervolgens adviezen voor de GGD opgesteld over het inrichten van een gezonde stedelijke leefomgeving op het gebied van beweging.

Methode: Via focusgroepgesprekken met Amsterdamse ouderen, is er onderzocht welke factoren invloed hebben op hun beweging. Het doel was om drie focusgroepen in de Apollobuurt en drie in Slotermeer-Zuidwest af te nemen. Voor de focusgroepen was er een vragenprotocol opgesteld, waar vervolgens op doorgevraagd werd. Uiteindelijk zijn alle gesprekken getranscribeerd en gecodeerd met het codeerprogramma Atlas.ti.

Resultaten: In totaal zijn er vijf focusgroepen afgenomen: twee in Slotermeer-Zuidwest (14 deelnemers) en drie in de Apollobuurt (18 deelnemers). De ouderen doen vooral activiteiten als fietsen, wandelen, traplopen en zwemmen. Volgens hen hebben de bereikbaarheid van de faciliteiten in de wijk, de stadsdrukte, de huizenbouw en de aanwezigheid van parken de meeste invloed op hun dagelijks beweging. Daarnaast wordt het gezamenlijk bewegen als plezierig beschouwd. Naast de fysieke en sociale omgeving gaven ouderen aan dat de prijs van een sportschool ook van invloed is op de keuze om wel of niet lid te worden. Daarnaast zijn er nog factoren die het gevoel van ouderen tijdens het bewegen positief en negatief beïnvloeden. Zo gaven ouderen aan dat er veel stadsverkeer is, waardoor ze zich onveilig voelen op de fiets. Wat het fietsen wel prettig maakt, is de aanwezigheid van goede fietspaden.

Conclusie: Volgens de ouderen stimuleert bereikbaarheid van de faciliteiten in de wijk, stadsdrukte, trappen in huis, aanwezigheid van parken en het gezamenlijk bewegen met een vriend of hond de dagelijkse beweging. Het financiële vermogen kan juist een belemmering zijn voor ouderen om lid te worden van een sportvereniging. Naast deze punten gaven ouderen ook aan dat ouderdom hun beweging belemmerd. Negentig procent van de deelnemers gaf aan dat het uiteindelijk afhangt van intrinsieke motivatie. Men moet zelf willen bewegen en er zin voor maken.

Het is een aanbeveling om dit onderzoek in de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest in geheel Amsterdam uit te voeren. Dan kan een representatief beeld gevormd worden van welke factoren invloed hebben op de beweging van alle Amsterdamse ouderen.

Trefwoorden: Apollobuurt, Slotermeer-Zuidwest, leefomgevingsfactoren, ouderen, lichamelijke activiteit.

(7)

Begrippenlijst

Bewegingsactiviteit: Activiteiten gericht op bewegen.

Directe factoren: Factoren die direct de beweging van een persoon positief of negatief beïnvloeden, met meer of minder bewegen tot gevolg.

Eigen-effectiviteit: Het vertrouwen van een persoon om uit te voeren wat hij zich had voorgenomen. Focusgroep: Een gestructureerde discussie binnen een selecte groep personen.

Fysieke omgeving: Fysieke aspecten in de leefomgeving van een persoon, zoals onder andere huisvesting, de gebouwde omgeving, milieu, vervoer en bereikbaarheid.

GGD: Gemeenschappelijke/Gemeentelijke Gezondheidsdienst. De GGD wordt door de gemeente aangestuurd om de volksgezondheid te bevorderen door middel van bevolkingsonderzoeken, gezondheidsvoorlichting en infectieziektebestrijding. Daarnaast doet de GGD veel onderzoek naar de relatie tussen het milieu en gezondheidsklachten.

HvA-lectoraat Omgeving en Gezondheid I.O.: Een samenwerkingsovereenkomst tussen de HvA en RIVM om te onderzoeken in welke mate de leefomgeving invloed heeft op de gezondheid van mensen en op welke manier de inwoners zelf invloed uitoefenen op de leefomgeving.

Intrinsieke motivatie: De motivatie vanuit een persoon om iets te doen.

Leefomgevingsfactoren: Alle factoren die invloed hebben op de gezondheid: sociale aspecten van de woonomgeving, huisvesting en gebouwde omgeving, economie, milieu, bestuur, diensten, vervoer en bereikbaarheid.

Lichamelijke activiteit: Elke krachtinspanning waarbij meer energie verbruikt wordt dan in rustende toestand.

Overige omgevingsfactoren: Alle omgevingsfactoren die niet onder de fysieke of sociale omgevingsfactoren vallen en de beweging beïnvloedt.

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Een organisatie die de volksgezondheid, gezondheidszorg, voeding, milieu en rampenbestrijding onderzoekt en de overheid hierover adviseert. ROAM vragenlijst: Het Ruimtelijk Onderzoek voor betere Advisering op het gebied van Milieu en gezondheid in Rotterdam en Amsterdam betreft een vragenlijst die is verstuurd naar vierduizend Amsterdamse ouderen in de leeftijdscategorie 65-70 jaar over hun fysieke omgeving en gezondheid. Sociale omgevingsfactoren: De invloed van alle sociale, culturele en religieuze factoren op het menselijk gedrag.

Sportmonitor: Onderzoek naar het beweeggedrag van een bepaald deel van de bevolking door middel van enquêtes.

TNO kwaliteit van leven: Nederlandse Organisatie voor Toegepaste Natuurwetenschappelijk Onderzoek. TNO richt zich op industrie, gezond leven, defensie en veiligheid, leefomgeving en energie.

(8)

VOS: Vitaal Ouder worden in Stedelijke context. Een project waarbij de GGD in samenwerking met verschillende HvA-lectoraten onderzoekt op welke manier de fysieke leefomgeving van Amsterdamse ouderen (65-70 jaar) bijdraagt aan de gezondheid.

Vragenprotocol: Een geheugensteun metuitgeschreven interviewvragen en aandachtspunten voor de onderzoeker tijdens een kwalitatief onderzoek.

Woordelijk transcriberen: Bij woordelijk transcriberen wordt een gesprek letterlijk uitgeschreven, met uitzondering van zuchten, stopwoordjes en klanken. Daarnaast worden onduidelijke zinnen recht gezet. Als het nodig is voor het begrijpen van het stuk tekst, wordt er bijgezet op wat voor manier iets is gezegd.

WHO: World Health Organization. Internationale organisatie die onderdeel is van de Verenigde Naties en het leiden en coördineren van de wereldgezondheid als hoofdtaak heeft.

Zorgbelang Gelderland: Een koepel van cliëntenorganisaties. Daarnaast geeft Zorgbelang Gelderland advies aan de overheid en zorgaanbieders over de behoefte van zorg en welzijn van mensen.

(9)

1. Inleiding

Door de gestegen welvaart, betere scholing, woningen, voeding en gezondheidszorg worden mensen over de hele wereld ouder. Hoe ouder mensen worden, hoe vaker zij meer dan één ziekte krijgen. Het gevolg is dat de zorgvraag toeneemt in de gezondheidszorg. Door de gewijzigde ziektecijfers, nieuwe behandelmethoden, medicijnen en sociaal-culturele ontwikkelingen van ouderen, zal het overheidsbeleid zich volgens de Gezondheidsraad moeten aanpassen om de zorgvraag af te laten nemen (1).

Door de toenemende vergrijzing in de wereld, is het volgens de World Health Organization (WHO) belangrijk dat steden leeftijdsvriendelijk worden ingericht. De WHO vindt dit belangrijk omdat een leeftijdsvriendelijke stad een positieve invloed heeft op de gezondheid, participatie, veiligheid en levenskwaliteit van ouderen in de stad. Uiteindelijk kan dit de zorgvraag laten afnemen. Amsterdam is één van de steden die lid is van het internationale Age Friendly City-netwerk die door de WHO wordt geleid (2). De GGD Amsterdam heeft hierdoor als taak om gegevens te verzamelen over de gezondheid van inwoners en de factoren die dit beïnvloeden.

De GGD Amsterdam heeft via vragenlijsten onderzoek gedaan naar de samenhang tussen de objectieve leefomgevingskwaliteit van de wijken in Amsterdam en de gezondheid van Amsterdamse ouderen (3). Vierduizend Amsterdamse ouderen in de leeftijdscategorie 65 tot en met 70 jaar hebben een ROAM-vragenlijst ingevuld over welzijn, gezondheidservaringen, leefomgevingskwaliteit en cardiovasculaire en respiratoire symptomen en klachten. Uit de resultaten van de ROAM-vragenlijst kwam naar voren dat de ervaringen van ouderen (65-70 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest erg verschillen in tevredenheid. Ouderen in de Apollobuurt ervaren hun leefomgeving positiever dan ouderen in Slotermeer-Zuidwest.

Uit de ROAM-vragenlijst komt met de vraagstelling ‘Welke activiteiten onderneemt u in de groene gebieden in de buurt en hoe vaak?’ naar voren dat de hoeveelheid lichamelijke activiteit per jaar van de ouderen in deze twee wijken erg verschillen. In de onderstaande figuur zijn de twee wijken omcirkeld. De omcirkelde wijken geven Slotermeer-Zuidwest (F77) en de Apollobuurt (K49) weer. In de onderstaande figuur is te zien dat ouderen in Slotermeer-Zuidwest gemiddeld 111-165 keer per jaar bewegen en in de Apollobuurt 165-218 keer per jaar. Dat betekent dat de Apollobuurt 53-54 keer per jaar meer beweegt dan Slotermeer-Zuidwest (4).

(10)

Figuur 1: De gemiddelde lichamelijke activiteit per wijk van ouderen (65-70 jaar) in Amsterdam (4). Naar aanleiding van de vragenlijst heeft de GGD het VOS-project opgestart om samen met het HvA-lectoraat Omgeving en Gezondheid inzicht te krijgen in de samenhang tussen de objectieve leefomgevingskwaliteit, de waardering of beleving daarvan alsmede het gebruik van de openbare ruimte waarbij specifieke aandacht is voor bewegen en sociale interactie, en gezondheid, onder andere overgewicht en depressieve klachten. Met de uitkomsten kunnen er betere adviezen worden opgesteld om voor ouderen een gezonde stedelijke omgeving in Amsterdam te creëren (3).

Beweging is een belangrijk gezondheidsaspect voor ouderen dat door de leefomgeving gestimuleerd kan worden. Het Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen geeft aan dat inactiviteit bijdraagt aan verschillende ziektes als coronaire hartziekten, darmkanker en diabetes type 2. Zowel voor jongeren als ouderen is voldoende beweging belangrijk. Regelmatige lichamelijke beweging geeft diverse gezondheidsvoordelen. Zo verlaagt het de bloeddruk en vermindert het de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten, een beroerte of diabetes (5).

Ouderen in Gelderland gaven aan dat de sociale omgeving invloed heeft op het beweeggedrag. Vooral een metgezel tijdens het sporten waarmee ze een vertrouwensband hebben, stimuleert om te bewegen. Gezelligheid speelt daarbij een grote rol (6). Ook de fysieke omgeving kan invloed hebben op het beweeggedrag. In mindere mate gaven ouderen aan dat de beschikbaarheid, aanwezigheid en het gemak van sportfaciliteiten invloed hebben op beweeggedrag (7). Zowel voor volwassenen tussen de 18-49 jaar als tussen de 50-80 jaar is het positieve effect op de gezondheid de voornaamste reden

(11)

Uit de bovenstaande resultaten komt naar voren dat er wel enige kennis is over dat wat ouderen stimuleert of belemmert om te gaan bewegen. Er is alleen weinig literatuur bekend over welke leefomgevingsfactoren Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) stimuleert om te bewegen.

Probleemstelling

Aangezien Amsterdamse ouderen (65-70 jaar) in de wijken Slotermeer-Zuidwest en Apollobuurt uiteenlopen in tevredenheid over hun leefomgeving en ook verschillen in lichamelijke activiteit, zal er voor het VOS-project in deze wijken een kwalitatief onderzoek worden uitgevoerd om te onderzoeken welke leefomgevingsfactoren invloed hebben op hun beweeggedrag. De probleemstelling luidt: Welke leefomgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer- Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit?

De resultaten worden samen met de verkregen informatie uit de literatuur als advies door de GGD meegenomen bij het inrichten van een gezonde stedelijke leefomgeving.

Deelvragen

 Welke fysieke omgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit?

 Welke sociale omgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit?

 Welke overige omgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit?

o Fysieke omgevingsfactoren zijn onder andere huisvesting, de gebouwde omgeving, milieu, vervoer en bereikbaarheid.

o Sociale omgevingsfactoren zijn alle sociale, culturele en religieuze factoren die invloed hebben op het menselijk gedrag.

o Overige omgevingsfactoren zijn alle omgevingsfactoren die niet onder de fysieke of sociale omgevingsfactoren vallen, maar de beweging wel beïnvloeden.

Opbouw van het document

In dit rapport worden eerst de methode en de materialen besproken om de probleemstelling te beantwoorden. Vervolgens worden de belangrijkste resultaten over de afgenomen focusgroepen besproken in hoofdstuk drie. Aansluitend volgt de discussie. Hier zullen de resultaten vergeleken en geïnterpreteerd worden aan de hand van de literatuur en zullen de zwakke en sterke punten van het gehele onderzoek worden toegelicht. Tot slot wordt deze scriptie afgesloten met antwoord op de probleemstelling en de aanbevelingen. Deze aanbevelingen zullen vervolgens door de GGD Amsterdam worden meegenomen als advies bij het inrichten van een gezonde stedelijke leefomgeving.

(12)

2. Materialen en methode

2.1 Onderzoek

Het doel van dit onderzoek is om via een kwalitatieve onderzoeksmethode te achterhalen welke leefomgevingsfactoren invloed hebben op de beweging van Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest. Er is gekozen om focusgroepgesprekken af te nemen omdat daarbij een reactie een onderlinge discussie kan uitlokken. Iets dat niet kan bij individuele interviews. Daarnaast konden de achterliggende gedachtes van de meningen of overtuigingen beter uitgelegd worden en kon de onderzoeker hierop doorvragen (9).

Binnen dit onderzoek is er samengewerkt met een onderzoek over de tevredenheid van ouderen over hun wijk. Tijdens een focusgroep werd er eerst doorgevraagd naar de ervaring van ouderen in hun omgeving en vervolgens of fysieke en sociale omgevingsfactoren invloed hebben op hun lichamelijke activiteit.

2.2 Wervingsprocedure

De onderzoekgroep bestaat uit Amsterdamse ouderen tussen de 65 en 75 jaar in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest. De onderzoekers zijn naar verschillende plekken toegegaan waar zij veel ouderen verwachtte tegen te komen (10). Zo zijn er flyers opgehangen in supermarkten en tandartspraktijken en zijn er flyers uitgedeeld in buurthuizen en sportverenigingen. Deze flyer is terug te vinden in de bijlage (zie: Bijlage I). Ook zijn er ouderen benaderd die eerder hebben meegedaan aan het vooronderzoek. Wanneer ouderen zich hadden opgegeven voor deelname aan dit onderzoek, hebben de onderzoekers hen vervolgens teruggebeld en ingedeeld op verschillende datums. Na het telefoongesprek kregen ze een bevestigingsmail (zie Bijlage II).

Deelname aan het onderzoek bracht de volgende criteria met zich mee:

 Wonende in de Apollobuurt of Slotermeer-Zuidwest.

 Leeftijd: tussen de 65 en 75 jaar.

 Geslacht: zowel mannen als vrouwen.

 Etniciteit: literatuur wijst uit dat zestien procent van de 65-plussers in Geuzenveld-Slotermeer uit allochtonen bestaan van niet-westerse afkomst. Deze niet-westerse allochtonen komen voornamelijk uit Marokko of Turkije. Slotermeer-Zuidwest valt ook onder deze buurt (11). Om in dit onderzoek een representatief beeld te geven van de bevolking, moesten er minimaal twee ouderen uit de focusgroepen afkomstig zijn uit een niet-westers land. Bij voorkeur uit Turkije of Marokko. In de Apollobuurt zijn de 65-plussers voornamelijk autochtoon (12). Om een representatief beeld van de inwoners van deze wijk te krijgen, moesten alle ouderen grotendeels autochtoon zijn.

Ouderen van de ROAM-vragenlijst waren opnieuw benaderd en zijn ondertussen enkele jaren ouder. Vandaar dat de doelgroep voor dit onderzoek 65 tot 75 jaar is geworden.

(13)

2.3 Focusgroep richtlijnen + vragenprotocol

Ter voorbereiding op de focusgroepen werd een vragenprotocol opgesteld met drie hoofdvragen die betrekking hebben op beweging. De hoofdvragen waren zo breed mogelijk gehouden om ouderen niet te beïnvloeden en om zoveel mogelijk door te kunnen vragen. Om na te gaan of de vragenprotocol effectief genoeg was, werd er een pilotfocusgroep afgenomen onder studenten en docenten van de HvA-opleiding Voeding en Diëtetiek (13). Kenmerkend voor dit kwalitatieve onderzoek is dat er nog niet van te voren bekend was op welke thema’s of categorieën binnen het gesprek werd gezocht. De gesprekleider besliste ter plekke of een antwoord voldoende was of dat er nog doorgevraagd moest worden. Tijdens de focusgroepgesprekken werd er gelet of de vragen bij het onderwerp paste en of de interactie met de ouderen goed verliep (14).

Tijdens de focusgroep zijn de onderwerpen tevredenheid en beweging aan bod gekomen. Aan het begin van het gesprek stelde de gesprekleider zich voor en vertelde wat de ouderen van het gesprek konden verwachten. Vervolgens was er een kennismakingsronde waarin de ouderen aan moesten geven hoe lang zij al in de wijk wonen. De eerste vraag was een open vraag zodat ze hun wijk in één woord konden omschrijven. Daarna ging het over de tevredenheid over hun wijk met een langzame overgang naar de omgevingsfactoren die hun beweging beïnvloeden. Ten slotte was er nog ruimte voor een algemene gouden tip van de ouderen over het inrichten van de wijk en voor een korte conclusie.

De gesprekken zijn met beeld- en geluidregistratie opgenomen. De onderzoekers konden zich hierdoor beter concentreren op het gesprek en hoefden zich zo minder druk te maken over de aantekeningen. Daarnaast leverde het een beter inzicht op in het onderwerp, omdat zowel de vragen als antwoorden zijn geregistreerd (15). Het doel was om in totaal drie focusgroepen af te nemen in Slotermeer-Zuidwest en drie in de Apollobuurt met in totaal zes à acht ouderen per focusgroep (16). Het vragenprotocol is terug te lezen in Bijlage III.

2.4 Dataverzameling

Nadat de focusgroepen waren afgenomen, hebben de onderzoekers de gesprekken woordelijk getranscribeerd. Er is voor deze techniek gekozen, omdat aarzelingen en stopwoordjes het transcript lastiger maken om te lezen. Wanneer het wel noodzakelijk leek voor de juiste manier van interpreteren, zoals bij lachen en sarcasme, werd dit alsnog in het transcript opgenomen.

(14)

2.5 Data analyse

Wanneer een focusgroepgesprek helemaal was uitgeschreven, werden de teksten gecodeerd met het codeerprogramma Atlas.ti. Eerst is er open gecodeerd, vervolgens axiaal en ten slotte selectief. Open coderen is stukjes tekstmateriaal een bepaalde code toekennen. Bij axiaal coderen worden verschillende codes samengevoegd of gesplitst. Tijdens het selectief coderen wordt er gekeken of er een bepaald verband is tussen de codes (17). De gesprekken zijn door beide onderzoekers, onafhankelijk van elkaar, getranscribeerd en gecodeerd. Wanneer hier verschil tussen was, is gezamenlijk besloten of iets wel of niet opgenomen moest worden. In Bijlage IV is een klein stuk uit het transcript terug te vinden. Daarnaast is in Bijlage V een voorbeeld van een codeboom weergegeven.

Vanuit alle resultaten zijn de directe factoren op de bewegingsactiviteit geanalyseerd en is er ook gekeken of de invloed positief of negatief was op de beweging. Daarnaast zijn de factoren die het bewegen plezierig of minder plezierig maken ook geanalyseerd. Van al deze factoren is aangegeven hoeveel ouderen dit hebben genoemd. Na het analyseren is er gekeken welke bewegingsactiviteiten het meest door de ouderen werden uitgevoerd. Vervolgens is er ook gekeken of er overeenkomende of tegenstrijdige factoren zijn tussen de wijken. Alle uitkomsten zijn zoveel mogelijk in figuren en tabellen weergegeven en terug te lezen in het hoofdstuk resultaten en in Bijlage VI. Ze zullen antwoord geven op de probleemstelling: Welke leefomgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer Zuidwest invloed op hun lichamelijke activiteit. Vervolgens zijn de uitkomsten tussen de twee wijken, aan de hand van de aanwezige literatuur, onderling vergeleken.

2.6 Kwaliteit procedure

Er zijn verschillende maatregelen getroffen om de kwaliteit van dit onderzoek te waarborgen:

 Pilotfocusgroep onder studenten en docenten van de HvA-opleiding Voeding en Diëtetiek.

 De vragen pasten binnen het referentiekader van de ouderen. Het ging over hun ervaringen, de vragen behoorden tot het onderwerp en gespreksleiders gebruikte taal van het niveau van de ouderen.

 Goede interactie tussen de ouderen. Er werd interesse getoond en iedereen liet elkaar uitpraten.

 Vragen waren open en niet suggestief van aard (13).

 Iedere deelnemer kwam aan het woord.

 Gesprekken zijn door beide onderzoekers, onafhankelijk van elkaar, getranscribeerd en gecodeerd.

2.7 Privacy

Nadat toestemming aan de ouderen was gevraagd of de focusgroepgesprekken mochten worden opgenomen, is er duidelijk verteld dat ze anoniem blijven en niet buiten de HvA en GGD Amsterdam terecht komen.

De focusgroepgesprekken zijn vertrouwelijke informatiebronnen. Om de privacy te waarborgen is het verboden om de gesprekken naar buiten te brengen. Om deze reden zullen de opnames te allen tijde binnen het HvA-lectoraat Omgeving en Gezondheid en de GGD Amsterdam bewaard blijven. Om de gesprekken te kunnen analyseren, zijn er transcripten van gemaakt. Hierin zijn de persoonlijke gegevens geanonimiseerd. Ook deze transcripten worden binnen het HvA-domein Bewegen, Sport en Voeding en de GGD Amsterdam bewaart.

(15)

3. Resultaten

Door middel van focusgroepgesprekken met Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) is er geprobeerd inzicht te krijgen in welke leefomgevingsfactoren invloed hebben op hun beweging. De resultaten hebben alleen betrekking op ouderen in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest en zijn dus niet representatief voor ouderen in geheel Amsterdam. Bij een aantal zinnen wordt er achter een bepaalde uitspraak (..x) neergezet om aan te geven hoeveel ouderen deze uitspraak hebben gedaan. In dit hoofdstuk zijn er bij een aantal beschreven factoren quotes vermeldt. De groen gearceerde opmerkingen stimuleren de beweging en de rood gearceerde opmerkingen belemmeren de beweging.

3.1 Deelnemers

Voor dit onderzoek zijn er vijf focusgroepen afgenomen: drie in de Apollobuurt en twee in Slotermeer-Zuidwest.

Tabel 2: Aantal ouderen per focusgroepgesprek

Wijk Datum gesprek: Totale hoeveelheid ouderen Aantal mannelijke ouderen Aantal vrouwelijke ouderen Slotermeer-Zuidwest 12 oktober 7 2 5 Apollobuurt 16 oktober 6 1 5 Slotermeer-Zuidwest 19 oktober 7 3 4 Apollobuurt 20 oktober 7 2 5 Apollobuurt 5 november 5 3 2

Tabel 3: Totale hoeveelheid ouderen per wijk van de focusgroepgesprekken

Wijk Totaal hoeveelheid

ouderen

Totaal mannelijke ouderen Totaal vrouwelijke ouderen

Slotermeer-Zuidwest 14 5 9

Apollobuurt 18 6 12

3.2 Bewegingsactiviteiten

Als er specifiek naar een bewegingsactiviteit wordt gekeken, zijn er veel verschillende leefomgevingsfactoren die invloed hebben op de beweging van ouderen. Elke focusgroep startte met de vraag: “Wat doet u aan beweging?” In de onderstaande tabellen is te lezen wat de ouderen als een bewegingsactiviteit zien en zelf ook daadwerkelijk uitvoeren. Gemiddeld doen ouderen in de Apollobuurt drie verschillende bewegingsactiviteiten en in Slotermeer-Zuidwest twee.

(16)

Tabel 4: Ranglijst bewegingsactiviteiten van de ouderen (65-75 jaar) in de Apollobuurt

BEWEGINGSACTIVITEIT: AANTAL DEELNEMERS DIE DE ACTIVITEIT UITVOEREN. 1 Fietsen 15 2 Traplopen 11 3 Wandelen 10 4 Fitness 5 5 GoldenSports* 3 Zwemmen 3 6 Tuinieren 2 7 Yoga 1 Pilates 1 Bewegingsdocent 1 Golfen 1 Hometrainer 1 Huishouden 1

Bewegingsoefeningen bij Fysio 1

Aquajoggen 1

Aerobic 1

TOTAAL 58

*GoldenSports: Een sportvereniging voor 65-plussers gevestigd in Amsterdam-Zuid, Amsterdam Buitenveldert en Amsterdam-Oost Watergraafsmeer.

Tabel 5: Ranglijst bewegingsactiviteiten van de ouderen (65-75 jaar) in Slotermeer-Zuidwest

BEWEGINGSACTIVITEIT: AANTAL DEELNEMERS DIE DE ACTIVITEIT UITVOEREN.

1 Fietsen 9

2 Wandelen 9

3 Zwemmen 3

Gymnastiek 3

4 Lichamelijk oefeningen thuis uitvoeren 2

5 Golfen 1 Paardrijden 1 Sportschool/fitness 1 Tafeltennis 1 Tennis 1 Zumba 1 TOTAAL 32

In de bovenste twee tabellen is te lezen dat de top drie van bewegingsactiviteiten niet sterk van elkaar verschillen. In de Apollobuurt (zestien activiteiten) zijn er meer gevarieerdere bewegingsactiviteiten genoemd ten opzichte van Slotermeer-Zuidwest (elf activiteiten). Bewoners in de Apollobuurt geven vooral veel activiteiten aan die zij in het dagelijks leven doen: fietsen, wandelen, tuinieren, traplopen en huishouden.

(17)

3.3 Veel voorkomende bewegingsactiviteiten

In de tabellen 4 en 5 is te lezen welke activiteiten de ouderen uitvoeren. Het fietsen en wandelen zullen in de figuren 2 en 3 uitgelicht worden. In figuur 2 en 3 is beschreven welke fysieke en sociale leefomgevingsfactoren direct invloed hebben op de bewegingsactiviteit van ouderen. De overige activiteiten zijn terug te lezen in de bijlage (zie: Bijlage VI). Ouderen gaven aan dat sommige factoren direct invloed hebben op hun beweging, waardoor zij meer of minder bewegen. Deze directe factoren zijn in de figuren met een pijl richting de bewegingsactiviteit weergegeven. Daarnaast zijn in de tabellen 6, 7, 8 en 9 factoren beschreven die het bewegen meer of minder aangenaam maakt. Dat hoeft niet persé te betekenen dat ze door deze factoren meer of minder gaan bewegen. Achter elke factor staat het aantal ouderen (..x) die de uitspraak heeft gedaan.

3.3.1 Bewegingsactiviteit: fietsen

Figuur 2: De directe leefomgevingsfactoren die volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest invloed hebben op het fietsen.

(18)

Tabel 6: De positieve en negatieve factoren die het fietsen volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest meer of minder aangenaam maakt.

Factor Het gevoel bij de factor Aantal deelnemers die het hebben gezegd

Positief

Goede fietspaden Plezierig 10

Geen problemen in de wijk om te fietsen

Veilig /plezierig 7

Fiets kan je goed vastzetten Prettig 2

Er worden minder fietsen gestolen Veilig 1

In de toekomst meer fietspaden Plezierig 1

Totaal 38

Negatief

Veel verkeer Angst/onplezierig 25

Fietsgebruikers houden zich niet aan de regels

Onplezierig 7

Oppassen voor loslopende honden Extra opletten 3

Smalle fietspaden Onplezierig 2

Je kan nergens je fiets kwijt Onprettig 1

Totaal 21

Uit beide wijken kwam naar voren dat de fietspaden goed zijn, waardoor het fietsen als prettig wordt ervaren. Daarnaast zijn veel faciliteiten goed bereikbaar, waardoor bewoners in zowel de Apollobuurt als in Slotermeer-Zuidwest liever de fiets pakken dan de auto. Bewoners ergeren zich in beide wijken wel aan verkeersdrukte in Amsterdam. Hierdoor pakken ze niet snel de auto, maar eerder de fietsen. Echter geven ze aan het fietsen gevaarlijk te vinden, schrikken ze snel en vinden het daardoor minder prettig om te fietsen. Één oudere in Slotermeer-Zuidwest gaf aan dat zij in het verleden ging fietsen omdat er toen geen blauwe zones, oftewel parkeerschijfzones, waren. Deze parkeerschijfzones zorgen er dus voor dat één oudere de auto verkiest boven de fiets. In de

Apollobuurt is dit geen enkele keer benoemd.

3.3.2 Bewegingsactiviteit: traplopen

Traplopen is een bewegingsactiviteit die bij ouderen in de Apollobuurt vaak als onderwerp naar voren kwam. Door de bouw van de huizen heeft het traplopen invloed op hun bewegingsactiviteit (18). De meeste ouderen kunnen hun huis pas in nadat zij eerst trap hebben gelopen. De ouderen in Slotermeer-Zuidwest hebben dit geen enkele keer benoemd.

Wel zijn er enkele positieve en negatieve factoren die benoemd het traplopen prettig of niet prettig maken. In de onderstaande tabel zijn ze terug te lezen.

“In de stad pak je de auto niet.” (..) “Dat is echt verschrikkelijk.”

“Nee, ik beweeg heel veel. In huis, trap op trap af. Toen mijn man 50 werd, was er een onderzoek van hoe vaak hij naar boven en naar beneden gaat. (..) Hij kwam volgens mij op 24 keer de trap op en af op een dag en ik kwam tussen 08:00 en 10:00 uur al op 90. Dus ik bedoel, ik loop dan. En ik heb een heerlijke trap, die heel makkelijk loopt.”

(19)

Tabel 7: De positieve en negatieve factoren die het traplopen van Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest meer of minder aangenaam maakt

3.3.3 Bewegingsactiviteit: wandelen

Figuur 3: De directe leefomgevingsfactoren die volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest invloed hebben op wandelen.

Factor Het gevoel bij de factor Aantal deelnemers die het hebben gezegd

Positief Het is een brede trap Prettig 1

Je hebt een eigen trap Prettig 1

Totaal 2

Negatief Steile trappen Niet prettig 2

Junks op de trap Niet prettig 1

(20)

Tabel 8: De positieve en negatieve factoren die wandelen volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest meer of minder aangenaam maakt.

Bewoners in beide wijken gaven aan dat alle faciliteiten, zoals winkels en parken erg dichtbij zijn. Dit stimuleert hen om daar naar toe te wandelen. Door de aanwezigheid van de parken, lopen zij met de hond of wandelen in het Beatrixpark of Vondelpark. Daarnaast vinden ouderen in Slotermeer-Zuidwest de stoepen te smal en de straattegels niet netjes. Daardoor vinden ze het niet fijn om daar te wandelen. Dat kwam niet ter sprake bij de ouderen in de Apollobuurt. De ouderen in de Apollobuurt gaven juist aan dat de stoepen heel goed zijn.

Vijf ouderen in Slotermeer-Zuidwest gaven aan dat er weinig Nederlanders op de markt lopen en dat ze er daardoor zelf ook niet graag naartoe gaan. De ouderen in de Apollobuurt hebben het hier niet over gehad.

3.4 Beweegactiviteiten in de wijken

Volgens de ouderen worden er in de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest verschillende activiteiten georganiseerd om in beweging te blijven. In de Apollobuurt is er voetbal, yoga, atletiek en GoldenSports (65+ sportorganisatie) en in Slotermeer-Zuidwest zwemmen, tennis, gymnastiek en tafeltennis. Daarnaast zijn er in deze wijken bewegingsapparaten neergezet waarvan gratis gebruik gemaakt kan worden. Elf deelnemers geven aan dat er genoeg activiteiten en faciliteiten in de buurt zijn om te kunnen bewegen. De bewoners in Slotermeer-Zuidwest ervaren deze activiteiten, waar je gezamenlijk kan bewegen, ook als leuk (4x), gezellig (4x) en prettig (2x). Eén stel ziet het als een gewenning om gezamenlijk te bewegen. Volgens twee bewoners in de Apollobuurt stimuleert het juist om te sporten in groepsverband. Daarnaast vinden bewoners het leuk om op deze manier contacten te leggen (4x). Ouderen vinden het gezellig om na afloop van een bewegingsactiviteit gezamenlijk een kopje koffie te drinken (5x) en vinden het jammer als deze mogelijkheid er niet is (2x).

Factor Het gevoel bij de factor Aantal deelnemers die het hebben gezegd

Positief

Prettige straten Prettig 2

De stoepen zijn goed Prettig 1

Veel groen Prettig 5

In de buitenlucht wandelen Prettig 5

Totaal 13

Negatief

Fietsers fietsen op de stoep Niet prettig + extra opletten

8

Stoepen zijn smal en vies Niet prettig 3

Totaal 11

“Ja, het is allemaal ontzettend bereikbaar, dus vanuit je huis kan je bedenken welke kant je zal nemen en dat is met fiets en lopen.”

“Ja, zwemmen, dat vind ik dan een uitzondering. (..) Ja, dat gaat, omdat het een hele dierbare vriendin is en we altijd van alles te bespreken hebben en daarna een kopje koffie gaan drinken.”

(21)

3.5 Financiële factor

Drie van de achttien ouderen in de Apollobuurt vinden geld geen probleem voor een sportvereniging. Vier ouderen vinden dat een activiteit niet te duur moet zijn. Drie ouderen in Amsterdam-Zuid geven aan dat de prijzen van de sportverenigingen erg hoog zijn in Amsterdam-Zuid, waardoor zij geen lid worden. Vijf ouderen in Slotermeer-Zuidwest vinden de hoge prijzen van een sportactiviteit een belemmeringsfactor. Eén gaf aan dat zij erg blij is als verenigingen een seniorenkorting invoeren. Zes vertelden dat de sportactiviteiten als eerste afvallen als ze op kosten moeten besparen.

3.6 Buiten het kader van het onderzoek

Naast verschillende leefomgevingsfactoren zijn er volgens ouderen ook persoonlijke factoren die mee kunnen spelen in het beweeggedrag. In de onderstaande figuur is te zien dat door angst, ouderdom, gezondheid en intrinsieke motivatie wel of niet bewogen wordt.

Figuur 4: De directe persoonlijke factoren die volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest invloed hebben op bewegen

“Maar zou het ook niet zo zijn van.. Zwemmen is niet zo goedkoop voor een heleboel mensen. (..) En dan bespaar je daar het eerste op, toch? Dus, het zou wel mooi zijn als het voortaan wat goedkoper kon zijn voor..”

“Ja, relatief, alles is er wel. Je moet het alleen willen doen. Je moet gewoon van je stoel af, als je het wil. Er is genoeg in de buurt, denk ik.”

(22)

Tabel 9: De negatieve persoonlijke factoren die bewegen volgens ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest minder aangenaam maken.

Factor Het gevoel bij de factor Aantal deelnemers die

het hebben gezegd

Negatief

Politie adviseert na 20:00 uur niet naar buiten gaan

Angst 3

Het tempo tijdens het bewegen is lager geworden

Minder plezier om te bewegen

3

(23)

4. Discussie

4.1 Belangrijkste resultaten met betrekking tot de onderzoeksvraag

Aan de hand van resultaten van dit onderzoek wordt een advies voor de GGD opgesteld over het inrichten van de stedelijke omgeving teneinde de beweging van Amsterdamse ouderen te bevorderen. De probleemstelling luidt: Welke leefomgevingsfactoren hebben volgens Amsterdamse ouderen (65-75 jaar) in de wijken Apollobuurt en Slotermeer Zuidwest invloed op hun beweging?

Volgens de ouderen stimuleert bereikbaarheid van de faciliteiten in de wijk, stadsdrukte, trappen in huis, aanwezigheid van parken en het gezamenlijk bewegen met een vriend of hond de dagelijkse beweging. Daarnaast is het financiële vermogen van invloed op beweging, omdat ouderen aangeven als eerste te besparen op een sportvereniging indien nodig. Ook zijn er nog factoren die het gevoel van ouderen tijdens het bewegen positief en negatief beïnvloeden. Zo gaven ouderen aan dat er veel stadsverkeer is, waardoor ze zich onveilig voelen op de fiets. Wat het fietsen wel prettig maakt, is de aanwezigheid van goede fietspaden.

4.2 Fysieke omgevingsfactoren

4.2.1 Vervoer/bereikbaarheid heeft meeste invloed

Dit onderzoek laat zien dat ouderen worden gestimuleerd om te bewegen als faciliteiten in de wijk fietsend of lopend goed bereikbaar zijn. Een Amerikaanse studie laat zien dat als de afstanden naar faciliteiten in de wijk kortzijn, dit het fietsen bevordert (19). Vooraf werd er door de onderzoekers verwacht dat de afstand naar de sportfaciliteiten enigszins van invloed zou kunnen zijn op lichamelijke activiteit (7). In dit onderzoek is naar voren gekomen dat het voor alle faciliteiten in de wijk geldt. Wat daarmee te maken kan hebben, is dat tijdens dit onderzoek niet specifiek is doorgevraagd naar de invloed van de afstand naar een sportfaciliteit.

Daarnaast geven ouderen aan dat ze liever de fiets pakken omdat autorijden in de stad tegenvalt. Een studie naar het fietsgedrag onder Nederlanders laat zien dat mensen in de stad liever de fiets nemen. Ten eerste om sneller op de plaats van bestemming te komen, maar ook omdat de auto nergens kan worden geparkeerd. Bewoners in Nijmegen en Hilversum geven aan dat ze vaak in de file staan richting het stadscentrum en daarom de fiets pakken (20). Dat komt overeen met de resultaten uit dit onderzoek. Vooraf werd er niet door de onderzoekers verwacht dat het stadsverkeer van invloed zou kunnen zijn op lichamelijke activiteit.

4.2.2 Gebouwde omgeving

Ouderen in de Apollobuurt geven aan relatief veel trap te lopen. Onder ouderen in Slotermeer-Zuidwest is dit geen enkele keer benoemd. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de bouw van de huizen. Huizen in de Apollobuurt zijn groot en dateren uit de jaren `20 en `30. Huizen in Slotermeer-Zuidwest zijn naoorlogs, nieuw- en laagbouw en voornamelijk galerijflats waar ook vaak een lift aanwezig is (18,21). Daarnaast geven ouderen aan gebruik te maken van parken om te bewegen. Een studie van de gemeente Amsterdam laat zien dat Amsterdammers veel waarde hechten aan een mooie en bruikbare groene omgeving. Ze geven aan dat het een belangrijke functie heeft als ontmoetingsplek en dat mensen daardoor meer gaan bewegen (22). Het RIVM heeft een rapport ontwikkeld met verschillende acties om het nationale milieu en de gezondheid aan te pakken. In dit rapport komt naar voren dat de natuur het vormen van sociale contacten kan bevorderen en bewegen gemakkelijk en veilig maakt (23). Een observationele studie uit Amerika laat zien dat de aanwezigheid van parken de lichamelijke activiteit van volwassenen kan bevorderen. Het park wordt voor vijftig procent gebruikt om in te bewegen door mensen uit de buurt. Het onderzoek is alleen niet specifiek op ouderen gericht (24).

Deze uitkomsten komen overeen met de verwachting dat de fysieke omgeving van invloed is op beweeggedrag (7). Ondanks deze verwachting is hier weinig onderzoek naar gedaan in Nederland. Het

(24)

verschillende studies met elkaar te hebben vergeleken (25). Ook in de meta-analyse van de Gezondheidsraad in 2010 naar de invloed van ons beweeggedrag zijn weinig Nederlandse onderzoeken gebruikt (26). Meer onderzoek hiernaar in Nederland is nodig.

4.3 Sociale omgevingsfactoren

Volgens ouderen uit dit onderzoek is er genoeg aanbod van activiteiten in de wijk, maar maken ze hier niet veel gebruik van. Het Sportmonitor heeft onderzoek gedaan naar beweeggedrag van Amsterdammers en geeft ook aan dat 65-plussers het minst bewegen via een sportvereniging. Daarnaast komt naar voren dat ouderen liever alleen bewegen dan met vrienden (27). In dit onderzoek, naar de ouderen in Slotermeer-Zuidwest en Apollobuurt, is er geen navraag gedaan of ouderen liever individueel of gezamenlijk bewegen, maar hebben een aantal ouderen toch gezegd het als gezellig en prettig te ervaren om gezamenlijk te bewegen. Daarnaast kan het als extra stimulans werken om te bewegen en een manier zijn om contacten te leggen. Een onderzoek uitgevoerd door TNO en Mulier Instituut, bevestigt ook dat zestig procent van ouderen in de leeftijdscategorie 65-79 jaar sociale contacten tijdens het sporten belangrijk vindt (28). Daarnaast toont een soortgelijk onderzoek door Universiteit Utrecht aan dat sociale netwerken als extra stimulans kunnen werken om te gaan en blijven bewegen. Ook geven de ouderen hier aan het gezellig te vinden om gezamenlijk een kop koffie te drinken met leeftijdsgenoten na afloop van de training (29). Dat kwam tijdens dit onderzoek ook naar voren. Daarnaast zeggen zes ouderen in dit onderzoek een wandelingetje te maken om hun hond uit te laten. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar de vraag of het bezit van een hond daadwerkelijk de lichamelijke activiteit verhoogt, maar de onderzoeken die hier naar zijn gedaan, ondersteunen dit wel (30, 31). Bij een onderzoek onder Japanse ouderen met en zonder hond is er een significant effect aangetoond op het beweeggedrag van ouderen die een hond hebben (31). Het hebben van een hond kan dan ook als extra stimulans werken om te bewegen. Er is alleen meer onderzoek nodig of die stimulans hoofdzakelijk te linken is aan de hond of aan sociale contacten die worden opgedaan tijdens het uitlaten (30).

Deze resultaten komen overeen met de eerdere verwachting dat sociale contacten en steun een grote invloed hebben op het uitvoeren van bewegingsactiviteiten (6). Het is alleen wel tegenstrijdig dat ouderen aangeven het prettig te vinden om gezamenlijk te bewegen, maar bijna geen gebruik maken van gezamenlijke bewegingsactiviteiten. Wat hier precies de reden van is, is niet duidelijk. Meer onderzoek hiernaar is nodig.

4.4 Overige omgevingsfactoren

Dit onderzoek laat zien dat ouderen in de Apollobuurt bereid zijn te betalen voor een sportvereniging, alleen vinden ze die in Amsterdam-Zuid te duur. In Slotermeer-Zuidwest geven zes ouderen aan het eerst te besparen op sportfaciliteiten indien nodig. Het Sportmonitor zegt dat maar tien procent van de ouderen aangeeft niet te sporten omdat het te duur is, terwijl het onderzoek van Zorgbelang Gelderland aangeeft dat kosten een grote drempel vormen om lid te worden van een vereniging (6, 32). Daarnaast geeft soortgelijk onderzoek door Universiteit Utrecht aan dat ouderen een betaalbare prijs noodzakelijk vinden om deel te nemen aan een sportactiviteit (33). Het Sportmonitor zegt dat mensen in Amsterdam-Zuid de prijs van een sportvereniging aan de hoge kant vinden, terwijl in Amsterdam-Zuid wel het meest wordt bewogen (32). Dat komt overeen met dit onderzoek want ouderen in de Apollobuurt vinden sportverenigingen erg prijzig.

Als we deze resultaten met elkaar vergelijken, kan daaruit geconcludeerd worden dat geld waarschijnlijk dan ook van invloed is op het beweeggedrag van ouderen. Het zorgt niet persé voor stoppen met bewegen. Een mogelijke verklaring voor dit verschijnsel is dat de ouderen geen lid worden

(25)

4.5 Factoren die beweging wel of niet aangenamer maken

Wat eerder al naar voren kwam, is dat het vele verkeer in Amsterdam direct van invloed is op de keuze om te gaan fietsen en de auto te laten staan. Ouderen geven echter ook aan last te ondervinden van het verkeer op de fiets. Daardoor voelen ze zich soms angstig tijdens het fietsen. Het onderzoek naar fietsgedrag in Nederland gaf al aan dat mensen meer fietsen vanwege de drukte in de stad. Daarnaast geeft dit onderzoek ook aan dat Nederlanders behoefte hebben aan betere verkeersveiligheid (34). In een onderzoek naar verkeersveiligheid staat dat wanneer men zich onveilig voelt in het verkeer, dit kan leiden tot het inperken van sociale activiteiten en mobiliteit (35). In dit onderzoek komt echter niet naar voren dat ouderen ook daadwerkelijk minder gaan fietsen wanneer zij zich onveilig voelen in het verkeer. Van tevoren werd niet verwacht dat verkeer van invloed zou kunnen zijn op lichamelijke activiteit. Aan de andere kant vinden Amsterdamse ouderen wel dat er goede fietspaden te vinden zijn in heel de stad. Zowel in een Amerikaanse als in een Nederlandse studie naar fietsgedrag is aangetoond dat de aanwezigheid van goede fietspaden een extra stimulans biedt om te gaan fietsen (19, 34). Er is meer onderzoek nodig naar de vraag of invloeden die lichamelijke activiteit wel of niet aangenamer maken, uiteindelijk ook effect hebben op het beweeggedrag.

4.6 Persoonlijke factoren

Naast de hierboven genoemde omgevingsfactoren komt er tijdens dit onderzoek naar voren dat persoonlijke factoren ook invloed hebben op beweging van ouderen. Voornamelijk intrinsieke motivatie, gezondheid en angstgevoelens spelen hierbij een belangrijke rol. Vooraf werd er al verwacht dat gezondheid en een angstgevoel voor vallen een rol zouden spelen bij beweeggedrag (8).

In de literatuur is veel terug te vinden over angstgevoelens bij bewegen. Zelfvertrouwen is een belangrijke factor bij het beweeggedrag van ouderen. Als een oudere zijn zelfvertrouwen verliest, door bijvoorbeeld een val of lichamelijk aandoening, kan men vanuit angst zijn algemene dagelijkse activiteiten achteruit laten gaan (36). Naast angstgevoelens is gezondheid een belangrijke factor waarom ouderen wel of niet bewegen. Van ouderen tussen de 65-79 jaar die een matige of ernstige handicap hebben, sport maar achtentwintig procent. Dit terwijl van ouderen zonder of met een lichte handicap, zesenveertig procent sport (6). Uit een Tilburgse studie blijkt dat tweeëndertig procent van de 50-plussers het gezondheidsmotief gebruikt om niet te sporten. In de studie van Stiggelbout uit 2008 blijkt gezondheid ook een belangrijk motief te zijn om aan het bewegingsprogramma mee te doen (27). Naast het gezondheidsmotief speelt ook persoonlijke motivatie een rol bij beweeggedrag (37). Plezier in bewegen is een belangrijke factor om aan sportactiviteiten deel te nemen (27). Eigen-effectiviteit is het vertrouwen van iemand om daadwerkelijk meer te gaan bewegen en dit ook vol te houden. Er zijn verschillende modellen ontwikkeld om bewust te worden van eigen (beweeg)gedrag. Uiteindelijk blijkt dat in de praktijk regelmatig sprake is van gewoontegedrag (38). De literatuur bevestigt dus dat naast de fysieke en sociale omgevingsfactoren, angst, intrinsieke motivatie en gezondheid een belangrijke rol spelen bij beweeggedrag.

4.7 Sterke en zwakke punten

Sterke punten

Een sterk punt van dit onderzoek is dat meerdere onderzoekers aan deze studie hebben gewerkt. Op deze manier is er sprake van een vier-ogen-principe en wordt het gedane werk extra kritisch beoordeeld. Ook is het een sterk punt dat vooraf een pilotfocusgroep is afgenomen, zodat er nog punten uit de focusgroep konden worden aangepast voor het echte onderzoek. Een ander sterk punt van dit onderzoek is dat de focusgroepen opgenomen zijn met een camera, waardoor het transcriberen gemakkelijk ging. Op deze manier is gemakkelijk terug te zien welke deelnemer antwoord gaf en wat zijn non-verbale houding hierbij was. In het geval non-verbale houding van invloed was op het goed interpreteren van een zin, werd dit in het transcript opgenomen.

(26)

Zwakke punten

Naast sterke punten, heeft dit onderzoek ook een aantal zwakke punten. Zo zijn focusgroepen niet representatief voor de hele wijk, omdat slechts met een beperkt aantal mensen werd gesproken. Daarnaast is tijdens het uitvoeren van dit onderzoek één focusgroep minder afgenomen dan gepland was. In totaal zijn er tweeëndertig ouderen gesproken. Van de veertien deelnemers uit Slotermeer-Zuidwest waren twee allochtonen afkomstig uit Rusland en Canada. Literatuur wijst uit dat zestien procent van de 65-plussers in Geuzenveld-Slotermeer uit allochtonen bestaan van niet-westerse afkomst, voornamelijk uit Marokko of Turkije. Slotermeer-Zuidwest valt hier ook onder (11). Om dit onderzoek een representatief beeld te laten geven van de bevolking, moesten er dus minimaal twee ouderen uit de focusgroepen afkomstig zijn uit een niet-westers land, bij voorkeur uit Turkije of Marokko. Dat is ook de reden dat één focusgroep minder is afgenomen, omdat deze doelgroep lastig te bereiken was. Ook de man/vrouw-ratio van de ouderen is niet goed verdeeld. In beide wijken is met meer vrouwelijke ouderen dan mannelijke gesproken. Daarnaast zijn er twee ouderen die net buiten de Apollobuurt wonen en dus eigenlijk niet tot de doelgroep behoren. De onderzoekers zijn toch door gegaan met het gesprek, omdat deze twee personen aangaven wel vaak in de Apollobuurt te komen en ze maar één of twee straten naast de Apollobuurt wonen.

Ook zitten er enkele zwakke punten in de manier waarop de focusgroepen geleid zijn. Zo was er iedere keer een andere gespreksleider tijdens de focusgroepen en verschilde het doorvragen per gespreksleider. Op deze manier kan het zijn gebeurd dat andere informatie is verzameld dan het geval zou zijn geweest bij één gespreksleider. Daarnaast hadden al deze gespreksleiders geen ervaring met het afnemen van focusgroepen, met als gevolg dat er onbedoeld suggestieve vragen zijn gesteld. Ook is er op sommige punten door de gespreksleider niet goed doorgevraagd, waardoor belangrijke informatie wellicht ontbreekt. Tevens was er in elke focusgroep een dominante en een introverte deelnemer aanwezig. De dominante deelnemer bepaalde de sfeer in de groep en kan andere ouderen in negatieve zin hebben beïnvloed. Soms praatte de dominante oudere er bijvoorbeeld doorheen. De gespreksleider heeft zoveel mogelijk andere ouderen aan het woord gelaten en geprobeerd de dominante oudere iets te dimmen, maar dit was niet altijd gemakkelijk. Achteraf gezien was het houden van interviews misschien wel beter, omdat de onderzoekers daar wel ervaring mee hadden. Dat zou echter niet het probleem verholpen hebben dat allochtonen lastig te bereiken waren. Een voordeel van de gehouden focusgroepen is dat het reactie tussen de ouderen uitlokte.

Ten slotte was er nog sprake van een systematische fout tijdens het uitwerken van de resultaten. Zo zijn de focusgroepen door beide onderzoekers gecodeerd, maar in hetzelfde document. Achteraf bleek dat het in twee aparte documenten moest worden gecodeerd en vervolgens naast elkaar moest worden gelegd. Er is hier dus sprake van een systematische fout. Dit had opgelost kunnen worden door het alsnog apart te coderen. Hier was op dat moment alleen geen tijd voor. Toen bleek dat de onderzoekers deze codeerfout hadden gemaakt, moest er nog één focusgroep worden gecodeerd. De onderzoekers hebben ervoor gekozen om deze focusgroep alsnog in hetzelfde document te coderen, zodat het één geheel is met de rest.

(27)

5. Conclusie

Uit de afgenomen focusgroepgesprekken komt naar voren dat ouderen in de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest het meest bewegen door middel van fietsen, wandelen, traplopen en zwemmen. Er kan geconcludeerd worden dat verschillende omgevingsfactoren deze bewegingsactiviteiten van ouderen stimuleren, zowel fysiek als sociaal en overig. Zo zijn de bereikbaarheid van faciliteiten in de wijk, stadsdrukte, trappen in huis en de aanwezigheid van parken fysieke factoren die dagelijkse beweging stimuleren. Ook worden er sociale factoren benoemd zoals samen bewegen met een vriend of vriendin en de hond uitlaten. Naast deze fysieke en sociale omgevingsfactoren spelen ook overige factoren een rol, zoals financieel vermogen. Dit kan juist een belemmering zijn om lid te worden van een sportvereniging. Daarnaast wordt de drukte van de stad als minder prettig ervaren tijdens bewegen en de aanwezigheid van fietspaden juist als prettig.

Naast deze punten geven de ouderen ook aan dat angst en ouderdom bewegen belemmert. Ondanks de aanwezigheid van deze fysieke, sociale en overige factoren is negentig procent van de ouderen het er over eens dat het uiteindelijk ligt aan intrinsieke motivatie. Je moet het zelf willen om te bewegen en er zin voor maken. Er kunnen nog zoveel voorzieningen in de wijk zijn, maar als een oudere geen zin heeft om te bewegen, zal hij er alsnog voor kiezen om dat niet te doen.

6. Adviezen

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Een suggestie voor vervolgonderzoek is om dit onderzoek in alle wijken van Amsterdam uit te voeren. Dit onderzoek is alleen gebaseerd op de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest en is niet van toepassing op heel Amsterdam. In dit onderzoek kwamen al veel verschillen naar voren per wijk die van invloed zijn op beweging. Zo gaven ouderen in de Apollobuurt aan dat zij veel trappen lopen, terwijl dit in Slotermeer-Zuidwest geen enkele keer is gezegd. Daarnaast speelt geld een

belangrijkere rol in Slotermeer-Zuidwest dan in de Apollobuurt. Wanneer dit onderzoek in elke Amsterdamse wijk wordt afgenomen, zal een representatief beeld ontstaan van factoren die van invloed zijn op beweging van Amsterdamse ouderen. Wanneer dit onderzoek opnieuw wordt uitgevoerd, moet er rekening worden gehouden met de volgende punten:

Gespreksleider met ervaring: Tijdens dit onderzoek waren er verschillende gespreksleiders die allemaal geen ervaring hadden met het afnemen van focusgroepen. Om de resultaten zo betrouwbaar mogelijk te maken, kan er beter één gespreksleider zijn die de focusgroepen afneemt. Daarnaast is het beter als de gespreksleider al enige ervaring heeft met het

afnemen van focusgroepen. Hierdoor zal hij weten om te gaan met introverte en dominante deelnemers en wat de beste manier is van doorvragen.

Representatief beeld van de wijk: Tijdens dit onderzoek is hier te weinig rekening mee gehouden. Zo moesten er minimaal twee niet-westerse allochtonen uit Slotermeer-Zuidwest meedoen. Dit is de onderzoekers helaas niet gelukt. Daarnaast waren er twee deelnemers die net niet in de Apollobuurt wonen. Bij een vervolgonderzoek moet extra aandacht worden besteedt aan het criterium of een deelnemer wel of niet tot de doelgroep behoord.

Uit de resultaten komt naar voren dat er factoren zijn die het beweeggedrag zowel verminderen als bevorderen en factoren die invloed hebben op plezierbeleving. Andere onderzoeken tonen aan dat er een verband is tussen deze twee factoren. Wanneer iemand zich bijvoorbeeld onveilig voelt in het verkeer, zal hij minder gaan fietsen (25, 26). Tijdens dit onderzoek kwam dat niet zichtbaar naar voren. Meer onderzoek naar dit verband is nodig. Dit kan worden meegenomen met het

vervolgonderzoek in alle andere Amsterdamse wijken. Op het moment dat een deelnemer aangeeft iets als prettig of juist niet te ervaren, kan de gespreksleider doorvragen of dit enig effect heeft op beweeggedrag.

(28)

Aanbevelingen voor de GGD voor het inrichten van de stedelijke leefomgeving

Om de GGD te adviseren hoe zij het beste de stedelijke leefomgeving in Amsterdam kunnen inrichten teneinde beweeggedrag van ouderen te stimuleren, moet ditzelfde onderzoek eerst in alle

Amsterdamse wijken worden uitgevoerd. Elke wijk in Amsterdam levert mensen van verschillende entiteiten en achtergronden (39). Daarom is het van belang om zoveel mogelijk mensen in een focusgroepgesprek te spreken. Als aan de hand van de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest een advies moet worden opgesteld, kunnen de volgende punten opgevolgd worden om beweging van ouderen te stimuleren:

Behoud van het groen en parken in de wijk

Ouderen in de Apollobuurt en Slotermeer-Zuidwest geven aan het groen en parken prettig te vinden. Daarnaast maken ze gebruik hiervan bij het bewegen. Het is dan ook belangrijk dat het groen wordt behouden en gekoesterd, zodat ouderen hier gebruik van blijven maken.

Trappen plaatsen in appartementencomplexen

Ouderen in de Apollobuurt geven aan veel trap te lopen. In Slotermeer-Zuidwest komt dit geen enkele keer naar voren. Om ouderen te stimuleren om trap te lopen, zou er bij de bouw van nieuwe appartementencomplexen in Slotermeer-Zuidwest naast de lift een trap kunnen worden geplaatst. Dan hebben ouderen zelf de keuze. Daarnaast is het een idee om een onderzoek te starten hoe traplopen gestimuleerd kan worden.

Fietspaden goed onderhouden

Ouderen geven aan het prettig te vinden als er goede fietspaden zijn. Die moeten dan wel onderhouden worden. Een advies is om tijdens de winter, als het vriest, te strooien op fietspaden. Wanneer het glad is, kan het zijn dat ouderen angstig worden en niet durven te fietsen. Angst is ook een factor die ouderen belemmert in hun beweging.

Bereikbaarheid van de bewegingsactiviteiten

Ouderen gaven aan eerder de fiets te pakken of te gaan lopen als alles dichtbij is. Het is dan ook van belang dat bijvoorbeeld winkels, sportscholen en buurtcentra niet te ver voor ouderen zijn, zodat ouderen er eerder lopend of fietsend naar toegaan dan met de auto. Naast fysieke omgevingsfactoren zijn er ook andere factoren, zoals sociale en overige factoren, die een grote invloed hebben op beweging van ouderen in de wijken Slotermeer-Zuidwest en de Apollobuurt. Eventueel kan de GGD hier dan ook extra aandacht aan besteden in plaats van alleen rekening te houden met stedelijke leefomgeving:

Prijzen van sportvoorzieningen zo laag mogelijk houden -> korting voor 65-plussers Voornamelijk in Slotermeer-Zuidwest belemmeren de prijzen van een sportschool om lid te worden. Dat geldt ook voor de Apollobuurt. In Amsterdam-Zuid zijn veel sportscholen die hoge prijzen hanteren. Dit is voor ouderen een reden om geen lid te worden van een

sportschool (32). Om ouderen te stimuleren om gebruik te maken van een sportschool is een speciaal ouderenlidmaatschap wellicht een uitkomst.

Drukte van het verkeer

Veel ouderen ervaren veel stadsdrukte. Dat zorgt ervoor dat ze zich angstig voelen en onplezierig fietsen. Ze schrikken van alle snelle auto’s en scooters die langskomen. Misschien is het een idee om betere handhaving te realiseren en scooters en auto’s te scheiden van fietsers, zodat ouderen zich veiliger voelen op fietspaden.

Sociale factoren

Sociale contacten stimuleren ouderen om te bewegen. Het is dan ook van belang dat het opdoen van nieuwe contacten gestimuleerd wordt. Op dit moment wordt er al heel veel gedaan in beide wijken qua activiteiten. Het is dan ook belangrijk dat deze activiteiten blijven

(29)

Voordat deze veranderingen worden doorgevoerd, kan het tevens raadzaam zijn om de veranderingen eerst te testen. Vervolgens kunnen ouderen dan opnieuw via focusgesprekken worden ondervraagd wat hun ervaring is. Aan de hand van die uitkomsten kan dan besloten worden om het door te voeren in heel Amsterdam.

(30)

7. Literatuurlijst

1. Gezondheidsraad. Vergrijzen met ambitie. Den Haag: Gezondheidsraad; 2005. p.1-71. http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/0506n.pdf

2. World Health Organization. Global age-friendly cities: a guide. Geneva: WHO 2007. p. 1-82. http://www.who.int/ageing/publications/Global_age_friendly_cities_Guide_English.pdf 3. VOS: VITAAL OUDER WORDEN IN EEN STEDELIJKE CONTEXT. Hogeschool van Amsterdam KIK;

2015 september 7. http://www.hva.nl/kik/projecten/content/projecten-omgeving--gezondheid/uv-vos.html

4. Academische werkplaats Milieu en Gezondheid. Projecten. Afgeronde projecten. 2015. ROAM. Ruimtelijk Onderzoek voor betere Advisering op het gebied van Milieu en gezondheid: tevens Rotterdam en Amsterdam.

5. Effect van bewegen. Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen.

http://www.nisb.nl/weten/feiten_cijfers_trends-ontwikkelingen/effecten-van-bewegen.html 6. Beekman R, Bergsvoort B, Dijk van D, Kooij van L, Koopman N, Zadelhoff van E. In beweging

door verbinding: succesfactoren en leermomenten voor burgers, belangenbehartigers en professionals op het gebied van bewegen en sporten voor ouderen en chronisch zieken in Gelderland. Arnhem:Zorgbelang Gelderland;2013. p.1-22.

http://www.zorgbelanggelderland.nl/media/349900/Zorgbelang-Gelderland-In-beweging-door-verbinding.pdf

7. Wendel-Vos W, Droomers M, Kremers S, Brug J, van Lenthe. Potential environmental determinants of physical activity in adults: a systematic review. Obesity reviews: an official journal of the International Association for the Study of Obesity. 8 september 200;5:425-40. 8. Elling A. 50-plussers en sport: motieven, belemmeringen en blessures. Mulier Instituut. 2013

september:1-4.

https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=2678&m=1422883205&action=file.downl oad

9. Brug J, van Assema P, Lechner L. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: een planmatige aanpak. Achtste druk. Assen: Koninklijke Van Gorcum; 2012. p. 300-301. 10. Boeije H. Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Derde druk.

Hoofddrop:Boom onderwijs;2005. p.53.

11. Oord van der M, Simsek R, Jakobs E. De Staat van de Wijk III: Geuzenveld-Slotermeer. Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek. 2010 maart:17

http://www.ois.amsterdam.nl/pdf/2010_svdw_geuzenveld_slotermeer.pdf

12. Booi H, Slot J, Bickenese L. Gebiedsanalayse 2015: overkoepelende analyse. Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek. 2015 februari;12.

http://www.ois.amsterdam.nl/pdf/2015_gebiedsanalyses_overkoepelende%20analyse.pdf 13. Mortelmans D. Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Eerste druk.

Leuven:Acco;2007. p.183-184.

14. Boeije H. Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Derde druk. Hoofddrop:Boom onderwijs;2005. p.58.

15. Boeije H. Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Derde druk. Hoofddrop:Boom onderwijs;2005. p.60.

16. Mortelmans D. Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Eerste druk. Leuven:Acco;2007. p. 169.

17. Hak T. Theorie toetsen in kwalitatief onderzoek. KWALON. 2007;12:6-1. 18. Gemeente Amsterdam Zuid. Gebiedsanalyse Noord Midden. 2014:1

(31)

20. Langendonck L, Bergmans A, Remmers N. Uit de auto, op de fiets!. Eindrapportage onderzoek 'Marktgericht fietsbeleid'. 2009 april:19.

http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestanden/Eindrapportage%20marktonderzoe k%20pilots%20marktgericht%20fietsbeleid.pdf

21. Wonderen van R, Broekhuizen J, Marissing van E, Boers J, Lindeman E, Laan N, Wouden van der M, Hermens F. Samenleven met verschillen in Nieuw-West: spanningen en vertrouwen in Slotervaart, Osdorp Midden en Slotermeer-Zuidwest. Gemeente Amsterdam Bureau

Onderzoek en Statistiek, Verwey-Jonker Instituut. 2012 februari:17-57. http://www.ois.amsterdam.nl/pdf/2012_verschillen_nieuwwest.pdf

22. Veur van der W, Wijten G, Koerselman P, Bosch N, Timmermans G, Kaljee H, Eilander P, Vries de H, Vries de B. de Agenda Groen 2015-2018: Investeren in de tuin van de Amsterdammer. Gemeente Amsterdam. 2015 september 30:23.

23. Staatsen, B.A.M. Houweling, D.A. Kruize, H. Bogers, R.P. Mulder, Y.M. Koudijs, E.A. Terugblik op vier jaar Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid (NAMG). Rijksinstituut voor

Volksgezondheid en Milieu (RIVM). 2014:33.

http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:251357&type=org&disposition=inline&ns_n c=

24. Han B, Cohen D, McKenzie TL. Quantifying the contribution of neighborhood parks to physical activity. Prev Med. 2013 Nov;57(5):483-7.

25. Wendel-Vos G.C.W, Blokstra A, Zwakhals S.L.N, Wijga A.H., Tijhuis M.A.R. De fysieke omgeving in relatie tot bewegen en voeding: onderzoek in het kader van preventie van overgewicht. RIVM rapport 260301007. 2005:2. http://www.nasb.nl/nasb-checklist- gemeenten/fysieke-omgeving/rivm-de-fysieke-omgeving-in-relatie-tot-bewegen-en-voeding.pdf

26. Gezondheidsraad. Beweegredenen: de invloed van de gebouwde omgeving op ons beweeggedrag. Den Haag:Gezondheidsraad;26 april 2010. P.17-75.

http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/Beweegredenen_201004_2.pdf 27. Selten R, Greven J, Bosveld W. Sportmonitor 2013: inzicht in het sportgedrag van

Amsterdammers. Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek. 2013 augustus: 28. http://www.ois.amsterdam.nl/pdf/2013_sportmonitor2013.pdf

28. Lindert van C, Wijlhuizen G, Hopman-Rock M, Chorus A, Dool van den R, Breedveld K en Frelier M. Fit for Life: (on)bereikbaar doel?: quick scan Sport, Bewegen en Ouderen, 2009. W.J.H. Mulier Instituut/TNO Kwaliteit van Leven. 2009 juni;52.

http://www.sportknowhowxl.nl/files/Quick%20scan%20Sport%20bewegen%20en%20ouder en.pdf

29. Woudstra M. (Nooit) te oud om te sporten: een onderzoek naar de betekenissen die ouderen geven aan de deelname aan sportactiviteiten. 2009:33-6

http://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/35752/Onderzoeksrapport%20Marjolein %20Woudstra%205.pdf?sequence=1.

30. Shibata A, Oka K, Inoue S, Christian H, Kitabatake Y, Shimomitsu T. Physical activity of Japanese older adults who own and walk dogs. Am J Prev Med. 2012 Oct;43(4):429-33.

31. Yabroff KR, Troiano RP, Berrigan D. Walking the dog: is pet ownership associated with physical activity in California? J Phys Act Health. 2008 Mar;5(2):216-28

32. Lindert van C, Wijlhuizen G, Hopman-Rock M, Chorus A, Dool van den R, Breedveld K en Frelier M. Fit for Life: (on)bereikbaar doel?: quick scan Sport, Bewegen en Ouderen, 2009. W.J.H. Mulier Instituut/TNO Kwaliteit van Leven. 2009 juni;37-40

http://www.ois.amsterdam.nl/pdf/2013_sportmonitor_2013.pdf

33. Woudstra M. (Nooit) te oud om te sporten: een onderzoek naar de betekenissen die ouderen geven aan de deelname aan sportactiviteiten. 2009:40-1

(32)

34. Langendonck L, Bergmans A, Remmers N. Uit de auto, op de fiets!. Eindrapportage onderzoek 'Marktgericht fietsbeleid'. 2009 april:24.

http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestanden/Eindrapportage%20marktonderzoe k%20pilots%20marktgericht%20fietsbeleid.pdf

35. Vlakveld W.P, Goldenbeld Ch, Twisk D.A.M. Beleving van verkeersonveiligheid: een probleemverkenning over subjectieve veiligheid. SWOV wetenschappelijk onderzoek verkeersveiligheid. 2008:75 https://www.swov.nl/rapport/R-2008-15.pdf

36. Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn: preventie van

valincidenten bij ouderen. 1e druk. Alphen aan den Rijn:Van Zuiden Communications; 2004. p. 47

37. Knapen J, Schoubs B. Motiveren tot bewegen in de geestelijke

gezondheidszorg:interventiestrategieën op maat van het individu. Psychopraxis. 2006 februari;8:15-21.

38. M. W. A. Jongert. Beweegadvies op maat (1) Feiten over beweging. Tijdschrift voor praktijkondersteuning. 2012 oktober;7:133-6.

39. Hylkema C, Bosveld W, Selten R, Slot E. Amsterdam in cijfers: jaarboek 2013. Amsterdam. Bureau Onderzoek en Statistiek. 2013 november. p.49-174.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en hoog (HAVO, VWO, MBO, HBO en WO) 1e kwintiel (max.. Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en

[r]

Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en hoog (HAVO, VWO, MBO, HBO en WO) 1e kwintiel (max.. Laag (geen opleiding, lager onderwijs, MAVO, LBO) Midden en

recreatieve of culturele activiteiten

[r]

[r]

[r]

[r]