• No results found

De lichamelijke fitheid van tweedejaars leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De lichamelijke fitheid van tweedejaars leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College"

Copied!
130
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De lichamelijke fitheid van tweedejaars

leerlingen van het Marcanti College en

het Calvijn met Junior College

Naam: Desley Douglas Studentnummer: 500 648474

Titel: De lichamelijke fitheid van tweedejaars leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College.

Opleiding: Academie voor Lichamelijke Opvoeding, Hogeschool van Amsterdam Faculteit: Bewegen, Sport & Voeding

Datum: 20-12-2017

Gelegenheid Derde gelegenheid

(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Methode ... 10 Proefpersonen ... 10 Meetinstrumenten ... 10 Procedure ... 11

Dataverzameling en statistische analyse... 12

Discussie ... 18

Conclusie ... 22

Literatuurlijst ... 23

Bijlage 1; Passieve Informed Consent ... 27

Bijlage 2; Protocollen fitheidstesten (Vrijkotte et al., 2007) ... 29

Bijlage 3; Protocollen antropometrische metingen ... 37

Bijlage 4; Betrouwbaarheid en validiteit testonderdelen Eurofittest(Vrijkotte et al., 2007) ... 40

Bijlage 5; Invulformulier Eurofittesten (SALVO) ... 41

Bijlage 6; Referentiewaarden Eurofittesten (Mechelen et al., 1991) ... 42

Bijlage 7; Relevante SPSS-outputs ... 50

Bijlage 8; Afsprakenlijst ... 129

(3)

3 Voorwoord

Aan het eind van mijn derde jaar op de ALO wist ik nog niet goed wat ik met mijn onderzoek wilde doen. Echter, mocht ik ook nog geen derdejaars assessment doen, dus had ik nog tijd genoeg om dat te bedenken. Voor mijn eigen ontwikkeling ben ik het schooljaar 2014-2015 (het jaar van dit onderzoek) stage gaan lopen op het Marcanti College in Amsterdam West. Dat ik voor het Marcanti College koos kwam mede doordat mijn oom, Percy Henry, de directeur was van deze school. Het Marcanti College deed mee aan het SALVO-project. Zo ben ik zelf ook in het SALVO-project gerold en na de training in Arnhem en de

bijeenkomsten met Huib van der Kop ben ik het SALVO-project steeds interessanter gaan vinden. Vervolgens heb ik samen met Niels Verhoef, allebei met een andere onderzoeksvraag, deze scriptie grotendeels geschreven. Dat het schrijven van dit afstudeeronderzoek niet echt mijn ding is, is helaas hard aan het licht gekomen. Ik heb erg mijn best gedaan op mijn afstudeeronderzoek. Tijdens het schrijven van dit onderzoek ben ik mezelf een aantal keer tegengekomen, zowel positief als negatief. Maar ondanks dat ik er langer over gedaan heb verwacht, ben ik uiteindelijk erg trots op het eindresultaat!

(4)

4 Samenvatting

Het doel van deze studie is onderzoeken of meer sporten op school een positief effect heeft op de lichamelijke fitheid van leerlingen. Dit wordt onderzocht door de lichamelijke fitheid van leerlingen van twee scholen te vergelijken met de norm. Ten eerste het Marcanti College, hier sporten de leerlingen meer dan de norm. Ten tweede, het Calvijn met Junior College, hier sporten de leerlingen net zoveel als de landelijke norm. De lichamelijke fitheid van tweedejaars leerlingen wordt gemeten met behulp van acht Eurofittesten.

De onderzoeksvraag luidt: is er een verschil tussen de lichamelijke fitheid van de leerlingen van het Marcanti college en het Calvijn met Junior College ten opzichte van de landelijke norm? De resultaten van de testen ten opzichte van de norm zijn geanalyseerd met One Sample T-testen.

De jongens van het Marcanti College scoorden, op de sit& reach test na (p=0.653), op elke test significant lager dan de nationale norm. De meisjes scoorden, op de handknijpkracht test (p=0.305) en de sit & reach test (p=0.142) na, op elke test significant lager dan de nationale norm. De jongens van het Calvijn met Junior College scoorden, op de 10x5 meter sprint (p=0.230) en de sit & reach test (p=0.073) na, op elke test significant lager dan de nationale norm. De meisjes scoorden, op de handknijpkracht test (p=0.7) na, op elke test significant lager dan de nationale norm. Op geen enkele test scoorden leerlingen significant hoger dan de norm. Met deze resultaten kan er niet geconcludeerd worden dat meer sporten op school een positief effect heeft op lichamelijke fitheid van leerlingen. Deze studie sluit af met

mogelijkheden voor vervolgonderzoeken, die mogelijk dit positieve effect wel kunnen aantonen. Ook wordt scholen geadviseerd om samenwerking met sportverenigingen in de buurt te zoeken, zodat leerlingen meer gaan bewegen en de lichamelijke fitheid verbeterd.

(5)

5 Inleiding

Sporten, iedereen heeft er weleens over nagedacht. Zal ik vanavond wel naar de sportschool gaan of sla ik een keer over? Lichamelijke fitheid is een steeds groter wordend

maatschappelijk probleem (Kist-van Holte et al., 2012; Millard-Stafford et al., 2013).

Te weinig bewegen is slecht voor de bloeddruk, botdichtheid, cognitief functioneren, glucose intolerantie, insuline gevoeligheid, overgewicht en vetpercentage. Verder heeft onvoldoende bewegen een negatief effect op de kans op en het verloop van beroertes, borstkanker, hart- en vaatziekten, depressie, diabetes type twee, dikke darmkanker, osteoporose en valincidenten bij ouderen (World Health Organization, 2012). De lichamelijke (in)activiteit hangt samen met de levensverwachting en de kwaliteit van leven. Een kleine toename van de fysieke activiteit leidt tot een significant hogere kwaliteit van leven (Erikssen et al., 1998; Erikssen, 2001). Bij 40-jarigen neemt de levensverwachting met 0,7 jaar toe waarvan 0,3 ziektevrij door voldoende bewegen (Hildebrandt et al., 2011). De gevolgen van lichamelijke inactiviteit zijn niet alleen gezondheidsklachten op fysiek vlak maar ook op psychologisch vlak. Lichamelijke inactiviteit kan leiden tot overgewicht wat psychosociale problemen, stigmatisering en

discriminatie tot gevolg kan hebben. Ernstig overgewicht kan ook leiden tot angststoornissen en depressie (Janssen, Katzmarzyk, Boyce, & Pickett, 2004; Scott et al., 2008).

Overgewicht draagt bij aan hogere zorgkosten. Een gevolg van overgewicht is namelijk een grotere kans op ziektes zoals diabetes (Blokstra et al. 2011). Tussen 2001 en 2012 is het aandeel Nederlanders van 20 jaar en ouder met overgewicht licht toegenomen van 45% tot 48%. Ook het aandeel mensen met ernstig overgewicht is licht toegenomen van 10% in 2001 naar 12% in 2012. Kinderen van 4 tot 20 jaar hebben minder vaak overgewicht dan

volwassenen, het aandeel is echter wel gestegen, van 6% in 1980 tot 14% in 2010 (Schönbeck en Van Buuren, 2010). 2% van de kinderen heeft ernstig overgewicht.

Internationaal gezien valt het aandeel Nederlanders met overgewicht mee (Tiessen-Raaphorst, 2015). De kosten van de gezondheidszorg stijgen door toenemende inactiviteit. Directe kosten voor de gezondheidszorg zijn 2 miljard euro per jaar. Indirecte kosten door verzuim zijn 0,6 miljard (CBO, 2008). Overgewicht en obesitas is jaarlijks de oorzaak van 5% van alle

sterfgevallen wereldwijd (World Health Organization, 2012). Voldoende bewegen, waaronder sport, kan bijdragen aan het verminderen van (de risico’s van) overgewicht.

(6)

6

Van de volwassenen voldeed in 2015 48% aan de NNGB (Nederlandse Norm Gezond Bewegen), slechts 25% van de jeugdigen (12 tot 17-jarigen) voldeed aan de NNGB. Van de 13 tot 15-jarigen voldeed zelfs maar 20% aan de gewenste hoeveelheid beweging

(Hildebrandt et al., 2011). 12% van de jeugdigen zegt inactief te zijn (Tiessen-Raaphorst, 2015). Het verschil in percentage dat voldoet aan de NNGB per leeftijdsgroep is deels toe te schrijven aan het feit dat de eisen voor jeugdigen strenger zijn dan voor volwassenen. Namelijk de eis voor volwassenen is tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig

intensief bewegen, terwijl jeugdigen per week minstens vijf dagen 60 minuten matig intensief moeten bewegen (Hildebrandt et al, 2012). De fitheid van de Nederlandse jeugd is van 1980 tot 2006 significant achteruitgegaan (Runhaar et al., 2010).

Op individueel niveau is de oorzaak van overgewicht en obesitas toe te schrijven aan een positieve energiebalans. Dit betekent dat een persoon meer energie tot zich neemt dan er verwerkt wordt. Het gevolg hiervan is extra opslag van voedingsstoffen wat leidt tot

overgewicht en op den duur obesitas.Het consensusmodel is ontworpen door Bouchard et al. (1994) en stelt dat overgewicht bij leerlingen gerelateerd is aan keuzes die zij maken (zie figuur 1). De keuzes worden beïnvloed door persoonlijke factoren (geslacht, etniciteit,

attitude, etniciteit etc.), omgevingsdeterminanten (woonomgeving, sportfaciliteiten etc.) en de sociale omgeving (ouders, docent, vrienden etc.). Deze keuzes hebben invloed op de fysieke activiteit, gezondheid gerelateerde fitheid en gezondheid, zodoende worden deze enerzijds beïnvloed door erfelijkheid en anderzijds door omgevingsfactoren (Bouchard et al, 1994). De omgevingsfactoren zijn tegenwoordig compleet anders dan vroeger. Zo kunnen leerlingen tegenwoordig gebruik maken van een televisie, computer en spelcomputer. Volgens het consensusmodel zijn verschillende factoren van invloed op de energiebalans. Deze zijn fysieke activiteit, gezondheids-gerelateerde fitheid, gezondheid en factoren als lifestyle en sociale- en fysieke omgeving. Er vindt een wisselwerking plaats tussen deze factoren. Om een voorbeeld te geven, wanneer een leerling fit is, zal deze leerling eerder met de fiets naar school gaan en wanneer iemand met de fiets naar school gaat is dit goed voor de fitheid (Shephard, 1995). Een voorbeeld van een andere factor, namelijk de invloed van etniciteit op lichamelijke fitheid, wordt gegeven in de studie van Kist-van Holte et al., (2012). Zij laten zien dat kinderen met allochtone afkomst een grotere kans hebben op overgewicht. In 2010 heeft van de Turkse jongens 33% overgewicht, bij meisjes is dit 32%. Van de jongens heeft 5% obesitas, bij meisjes is dit 7%. Bij kinderen van Nederlandse afkomst is dit 1,8% voor de

(7)

7

jongens en 2,2% voor de meisjes. De cijfers van kinderen met Marokkaanse afkomst zijn vergelijkbaar met de Turkse cijfers (Kist-van Holte et al., 2012).

Figuur 1: Het consensusmodel

Gezien de negatieve effecten en problemen van lichamelijke inactiviteit is het belangrijk om lichamelijke beweging te stimuleren en hiermee de lichamelijke fitheid te verbeteren. Eén van de mogelijkheden om lichamelijke activiteit te stimuleren is door hier op school bewust mee bezig te zijn. Zo wordt in onderzoek van Gallahue en Ozmun (1998) aangetoond dat

lichamelijke activiteit op school positieve effecten heeft, niet alleen op jonge leeftijd, maar dat het ook effecten heeft op latere activiteiten. Ook onderzoek van Kahn et al., (2002) toont aan dat meer beweeglessen op school een positief effect heeft op het beweeggedrag van kinderen. Het Mullier Institituut (2017) deed onderzoek naar de beweging op basisscholen. Uit het onderzoek blijkt dat leerlingen nog steeds hetzelfde aantal minuten bewegen als vijf jaar geleden. Vijf jaar geleden was er te weinig tijd, te weinig geld of te weinig ruimte voor extra gymlessen. Dat is nu vijf jaar later niet veranderd en deze argumentatie wordt nu nog steeds gebruikt. Echter, een aantal scholen is wel bewust bezig met het stimuleren van beweging onder leerlingen. Het Marcanti College is één van deze scholen. Sinds het schooljaar 2012-2013 heeft het Marcanti College besloten om twee extra uren lichamelijke opvoeding op te nemen in het curriculum (Henry, 2014). Verder neemt het Marcanti College deel aan het SALVO-project. Het SALVO-project heeft als doel door middel van een interventie de

(8)

8

lichamelijke activiteit verhogen en daarmee de lichamelijke fitheid verbeteren onder leerlingen. Wanneer scholen leerlingen meer laten sporten en bewegen heeft dit duidelijk positieve effecten op de hersenstructuur en de executieve hersenfuncties (Blom, 2016). Dit onderzoek is hieruit voortgevloeid en heeft als doel om weer te geven hoe fit leerlingen zijn die meer uren sporten, in dit geval de leerlingen van het Marcanti College. Het is de vraag of extra uren beweging van invloed zijn op de lichamelijke fitheid van de leerlingen. In dit onderzoek kan de fitheid van voor en na het verhogen van het aantal uren lichamelijke

opvoeding niet worden vergeleken, aangezien de fitheid vòòr invoering niet bekend is. Wel is er informatie over de norm beschikbaar. Dit onderzoek focust zich dan ook op vergelijking van de fitheid van de leerlingen van het Marcanti College met de norm. Een andere school waar naar gekeken wordt is het Calvijn met Junior College. Deze school heeft het aantal uren lichamelijke opvoeding niet verhoogd, maar is in andere determinanten vergelijkbaar met het Marcanti College en is daarom van toegevoegde waarde om ook op te nemen in dit

onderzoek.

Zoals het consensusmodel omschrijft, hebben verschillende factoren invloed op de lichamelijke fitheid. Voor het Marcanti College en het Calvijn met Junior College zijn de fysieke omgeving (de wijken), etniciteit en sociaaleconomische status belangrijke

determinanten om een uitspraak te kunnen doen over de lichamelijke fitheid van de

leerlingen. Stedelijk gebied nodigt minder uit tot lichamelijke activiteit dan regionaal gebied (Janssen, Pickett & Nichol, 2009), doordat sportvoorzieningen vaak verderaf liggen en er minder gebruik gemaakt wordt van actief transport (Hildebrandt et al., 2011). De wijken waar de leerlingen van de scholen wonen zijn wijken met een lage sociaaleconomische status. De gemiddelde statusscore van de leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College is -0,97 (Sociaal en cultureel planbureau, 2014). Kinderen die opgroeien in gezinnen met een lage sociaaleconomische status hebben meer kans op overgewicht (CBS, 2013; Vries, Bakker, Overbeek van K., Boer, & Hopman-Rock, 2005). Ook zullen door de lagere

sociaaleconomische status minder leerlingen op een sportclub zitten. Dit heeft een negatief effect op de lichamelijke fitheid (Hildebrandt et al., 2011). Overgewicht is gerelateerd aan een minder actief beweegpatroon en een lagere fitheid (Shephard, 1995). Door de toenemende digitalisering en hiermee passieve vrijetijdsbesteding neemt de kans op overgewicht nog verder toe (Vries et al., 2005). Door deze factoren te beoordelen behoren de leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College tot de risicogroep die veel aan passieve vrijetijdbesteding doet en dus vatbaar zijn voor overgewicht.

(9)

9

In dit onderzoek worden twee scholen met de norm vergeleken. Beide scholen liggen in hetzelfde gebied en hebben dezelfde doelgroep. Door beide scholen met de gemiddelde landelijke norm te vergelijken, kan er daarna gekeken worden hoe fit de leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College zijn ten opzichte van de norm.

De vraag van dit onderzoek luidt: is er een verschil tussen de lichamelijke fitheid van de leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College ten opzichte van de landelijke norm? Hypothese één luidt als volgt: er is een verschil tussen de lichamelijke fitheid van de leerlingen van het Marcanti College en de norm in het voordeel van de

leerlingen van het Marcanti College. Deze hypothese wordt gesteld er vanuit gaande dat een uur extra lichamelijke activiteit een positief effect heeft op de lichamelijke fitheid en dat dit positieve effect van extra sporten op school groter is dan het negatieve effect van de

sociaaleconomische status van de leerlingen (Kop et al, 2013; Runhaar et al., 2010; Singh et al, 2009). De tweede hypothese luidt: er is geen verschil tussen de leerlingen van het Calvijn met Junior College en de normwaarde. Deze hypothese wordt gesteld omdat de leerlingen van het Calvijn met Junior College net zoveel sporten op school als de norm. Indien de resultaten in lijn zijn met de gestelde hypotheses kan dit scholen aanzetten tot het verhogen van het aantal uren lichamelijke opvoeding, wat een positief effect zal hebben op de lichamelijke fitheid van leerlingen.

(10)

10 Methode

Proefpersonen

De testen zijn uitgevoerd op het Marcanti College en het Calvijn met Junior College te Amsterdam. Van deze scholen zijn alle tweedejaars vmbo-leerlingen getest. Dit zijn in totaal 255 leerlingen. Op het Marcanti College hebben in totaal 147 leerlingen deelgenomen aan de testen. Hiervan zijn 69 (46,9%) vrouwelijke en 78 (53,1%) mannelijke leerlingen getest. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen van het Marcanti College was 14,1 jaar (SD 0,54). Op het Calvijn met Junior College hebben in totaal 108 leerlingen deelgenomen aan de testen. Hiervan zijn 43 (39,8%) vrouwelijke en 48 (44,4%) mannelijke leerlingen getest. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen van het Calvijn met Junior College was ook 14,1 jaar (SD 0,70).

De leerlingen van het Marcanti College krijgen twee keer 100 minuten lichamelijke

opvoeding per week (Henry, 2014). De leerlingen van het Calvijn met Junior College krijgen twee keer 75 minuten lichamelijke opvoeding. Het welvaartsniveau van de wijken waar deze scholen in staan is onder gemiddeld (Hildebrandt et al., 2011; Sociaal en cultureel planbureau, 2014). De leerlingen zijn tijdens mentoruren op de hoogte gebracht over deelname aan het onderzoek. Toestemming gaat via de passieve informed consent methode. Dat betekent deelname tenzij bezwaar. De brief is bijgevoegd in bijlage 1.

Meetinstrumenten

Voor het meten van de fitheid is een selectie van de eurofittestbatterij gebruikt (Mechelen, Lier, Hlobil, Crolla, & Kemper, 1991). De meetinstrumenten worden hier kort beschreven en de protocollen zijn te vinden in bijlage 2. Van de Eurofittestbatterij zijn de volgende

fitheidstesten uitgevoerd; de vertesprong, gebogen arm hang, 10x5 meter sprint, reikafstand, sneltikken, sit-ups, handknijpkracht en de 20 meter shuttle-run test. Voor de vertesprong werden twee matjes, tape, een meetlint en een meterstok gebruikt. Voor de gebogen arm hang werden een rekstok, matje en stopwatch gebruik. Voor de 10x5 meter loop werden tape, een meetlint en een stopwatch gebruikt. Voor de reikafstand werd een sit and reach box en een Zweedse bank gebruikt. Voor het sneltikken werd een plate tapping testplateau op hoogte instelbaar gebruikt. Voor de sit-ups werd een turnmatje en een stopwatch gebruikt. Voor de handknijpkracht werd een handdynamometer gebruikt. Tot slot werd voor de shuttle-run test een gymlokaal, tape, meetlint en geluidsapparatuur gebruikt.

(11)

11

De validiteit van de handknijpkracht ontbreekt (maar wordt hoog geschat), van de sit-ups is de validiteit slecht tot matig (0,14-0,51), van de vertesprong en het sneltikken is deze matig tot redelijk (respectievelijk 0,52-0,78 en 0,52-0,72), van de gebogen arm hang, reikafstand en shuttle run test zijn deze redelijk (respectievelijk 0,72, 0,60-0,73 en 0,68-0,76), en van de 10x5 meter loop redelijk tot goed (0,62-0,85) (Vrijkotte, Vries, & Jongert, 2007). Dat

betekend dat er één test (sit ups) is die slecht tot matig scoort bij validiteit. Dat er twee testen zijn die matig tot redelijk scoren (verspringen en sneltikken). Er zijn drie testen (gebogen arm hang, sit & rech en shuttle run test) die redelijk scoren. Eén test (10x5 m sprint) scoort

redelijk tot goed. De validiteit van de handknijpkracht ontbreekt. De validiteit van de Eurofit testen is opgenomen in bijlage drie. Met validiteit wordt bedoeld dat je ook daadwerkelijk meet, wat je wil meten. De betrouwbaarheid van 6 van de 8 eurofittesten is redelijk tot goed. Alleen voor sneltikken en sit ups is de betrouwbaarheid matig tot goed. Voor het uitvoeren van deze testjes zijn vierdejaars alo studenten getraind op een trainingsdag in Arnhem. Het oefenen van het afnemen van de testen verbetert de betrouwbaarheid van de meting. Alle testleiders waren studenten van de ALO.

Procedure

Dit cross sectioneel onderzoek maakt deel uit van het SALVO-project, waar de effecten van een interventie worden nagegaan. De metingen op het Calvijn met Junior College hebben op 29 september 2014 en op het Marcanti College op 20 en 21 oktober 2014 plaatsgevonden. De metingen zijn verricht door tien vierdejaars studenten van de Alo. Voordat de metingen uitgevoerd werden is er een toestemmingsformulier naar de ouders/verzorgers van de leerlingen verstuurd. Deze is te vinden in bijlage 1. Leerlingen van wie we bezwaar kregen om de gegevens te gebruiken hebben wel meegedaan met de testjes alleen die leerlingen mochten het invulformulier houden. Vooraf is met de roostermaker besproken hoe we het rooster konden indelen zodat de tweedejaars klassen achter elkaar lichamelijke opvoeding zouden hebben. De volgorde van uitvoeren van lichamelijke fitheidstesten was zo opgesteld dat de intensiteit en het gebruik van verschillende spiergroepen zo veel mogelijk afgewisseld werd.

Tijdens de les werden de jongens en meisjes gesplitst. De jongens begonnen in de gymzaal op de derde etage en deden daar alle eurofittesten behalve de shuttle run test. De meisjes

(12)

12

wisselde beide groepen van gymzaal en werden de overige testen uitgevoerd. Dit was de procedure op het Marcanti College. Op het Calvijn met Junior College ging het per klas. Binnen de klas werden groepen gemaakt die alleen bestonden uit jongens en meisjes. Alle leerlingen gingen binnen die groepen zeven eurofittesten in circuitvorm af. Na afloop van de eurofittest werd eerst door de meisjes en daarna door de jongens de shuttle run test gedaan. De shuttle run test werd op het Calvijn met Junior College zonder muziek gelopen, dus je hoorde alleen de piep.

Dataverzameling en statistische analyse

Het verzamelen van de data is gedaan door de testleiders. De testleiders schreven het behaalde resultaat van de leerling op het invulformulier. Deze is te vinden in bijlage 4. Vanuit het invulformulier zijn alle data verwerkt in een Excel bestand. Vanuit het Excel bestand is alle data overgezet in SPSS 21.0. Dit programma werd ook gebruikt voor de analyses. De data is gecheckt op uitschieters en normaliteit met een boxplot en een normaalcurve voordat de analyses gedaan zijn. Het verschil tussen de scores van de leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College met de landelijke norm, is getest door meerdere One

Sample T-Testen. In tabel 1 staan de gebruikte gemiddelde landelijke normwaarde per test. Alle leerlingen zijn vergeleken met de onderstaande normen.

Tabel 1: Landelijke normwaarden op de verschillende eurofittesten

Test Gemiddelde Landelijke

Norm Jongens

Gemiddelde Landelijke Norm Meisjes

Sneltikken 11.3 sec 11.05 sec

10x5 meter sprint 19.25 sec 20.05 sec

Handknijpkracht 36.45 kgf 30.45 kgf

Gebogen arm hang 21.55 sec 8.25 sec

Sit-Ups 22.5 sit-ups 19.45 sit- ups

Verspringen 176 cm 188 cm

Sit & Reach 19.95 cm 26.95 cm

Shuttle run Trap 7.75 Trap 5.5

Voor alle analyses is een significantieniveau van vijf procent aangehouden. Als p<0,05 dan wordt de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen. De eerste nulhypothese luidt: de gemiddelde score van de eurofittesten op het Marcanti College

verschilt niet van de normwaarde. De tweede nulhypothese luidt: de gemiddelde score van de eurofittesten op het Calvijn met Junior College verschilt niet van de normwaarde.

(13)

13 Resultaten

In totaal hebben er 255 leerlingen deelgenomen aan de testen. Bij het Marcanti College zijn 123 leerlingen getest en zijn er 24 missende waarden. Bij het Calvijn met Junior College zijn 91 leerlingen getest en zijn er 17 missende waarden (zie tabel 2). Deze waarden missen omdat er leerlingen niet waren tijdens de uitvoering van de testjes, niet wilden dat de gegevens gebruikt worden of bepaalde testen niet gedaan hebben.

Tabel 2: Aantal geteste leerlingen met % jongens en meisjes

Marcanti (N=147) Calvijn (N=108)

N=123 Missing=24 N=91 Missing=17

Jongens 53,1% 52,7%

Meisjes 46,9% 47,3%

Alle relevante SPSS-outputs zijn toegevoegd op volgorde van de resultatensectie in bijlage 7. Daar staan onder andere ook de boxplots voor de normaliteit.

Onderzoeksvraag één: is er een verschil tussen het Marcanti College en de norm? Bij zowel de jongens als de meisjes?

Om de resultaten van de jongens van het Marcanti College te vergelijken met de gemiddelde landelijke normwaarde zijn er meerdere One-Sample T-testen gebruikt. Bij de shuttle run (P=0.000), sneltikken (P=0.000), 10x5 meter sprint (P=0.000), handknijpkracht (P=0.000), gebogen arm hang (P=0.000), sit ups (P=0.012) en vertesprong (P=0.000) scoren de jongens significant onder de norm. Voor de sit & reach (P=0.653) werd er geen significant verschil gevonden (zie tabel 3 en figuur 2).

(14)

14

Tabel 3: Resultaten van de jongens van het Marcanti College *niet significant

Marcanti College Jongens Normwaarde Gemiddelde Marcanti Standaard Deviatie P-waarde Shuttle Run 7.8 5.493 2.5339 0.000 Sneltikken 11.3 12.7932 2.299 0.000 10x5 meter sprint 19.3 21.581 3.366 0.000 Handknijpkracht 36.5 31.324 7.554 0.000 Gebogen Arm Hang 21.6 11.925 15.037 0.000 Sit Ups 22.5 21.242 3.961 0.012 Vertesprong 176 cm 150 cm 25.808 cm 0.000

Sit & Reach 20 20.373 7.661 0.653*

Figuur 2: Resultaten van de jongens van het Marcanti College

Ook de meisjes van het Marcanti College zijn vergeleken met de normwaarde aan de hand van meerdere One-Sample T-testen. Bij de shuttle run (P=0.000), sneltikken (P=0.000), 10x5 meter sprint (P=0.000), gebogen arm hang (P=0.000), sit ups (P=0.000) en vertesprong (P=0.000) scoren de meisjes van het Marcanti College significant onder de norm. Bij de handknijpkracht (P=0.305) en de sit & reach (P=0.142) werd er geen significant verschil gevonden. De meisjes van het Marcanti College scoren op geen enkele test boven de norm (zie tabel 4 en figuur 3).

7,75 11,3 19,25 36,45 21,55 22,3 1,76 19,95 5,5 12,8 21,6 31,3 11,9 21,2 1,5 20,3 0 5 10 15 20 25 30 35 40

Normwaarde & Marcanti Jongens

(15)

15

Tabel 4: Resultaten van de meisjes van het Marcanti College *niet significant

Marcanti College Meisjes Normwaarde Gemiddelde

Marcanti

Standaard Deviatie

P-waarde

Shuttle Run 5.5 trap 3.679 1.675 0.000

Sneltikken 11.1 sec 13.791 2.212 0.000 10x5 meter sprint 20.3 23.546 3.622 0.000 Handknijpkracht 30 29.175 5.654 0.305* Gebogen arm hang 8.3 6.321 16.781 0.000 Sit Ups 19.5 16.088 4.331 0.000 Vertesprong 157 cm 129 cm 22.731 cm 0.000

Sit & Reach 27 25.363 8.039 0.142*

Figuur 3: Resultaten van de meisjes van het Marcanti College

Onderzoeksvraag twee: is er een verschil tussen het Calvijn met Junior College en de norm? Bij zowel de jongens als de meisjes?

Ook de jongens van het Calvijn met Junior College zijn vergeleken met de gemiddelde landelijke norm, wederom werden hiervoor meerdere One-Sample T-testen gebruikt. Bij de shuttle run (P=0.000), sneltikken (P=0.002), handknijpkracht (P=0.000), gebogen arm hang (P=0.000), sit ups (P=0.000) en vertsprong (P=0.000) scoorden de jongens significant onder de norm. Bij zowel de 10x5 meter sprint (P=0.230) als de sit & reach (P=0.073) is er geen significant verschil gevonden. De jongens van het Calvijn met Junior College scoorden op

5,5 11,05 20,3 30 8,3 19,5 1,57 27 3,7 13,8 23,5 29,2 6,3 16,1 1,29 25,4 0 5 10 15 20 25 30 35

Normwaarde & Marcanti Meisjes

(16)

16

geen enkele test significant beter dan de gemiddelde landelijke normwaarde (zie tabel 5 en figuur 4).

Tabel 5: Resultaten van de jongens van het Calvijn met Junior College * niet significant

Calvijn met Junior College Jongens Normwaarde Gemiddelde Calvijn Standaard Deviatie P-waarde Shuttle Run 7.8 4,717 2,433 0.000 Sneltikken 11.3 12.603 2.675 0.002 10x5 meter sprint 19.3 23.609 24.537 0.230* Handknijpkracht 36.5 29.490 8.264 0.000 Gebogen arm hang 21.6 10.327 14.869 0.000 Sit Ups 22.5 19.042 5.128 0.000 Vertesprong 176 cm 136 cm 28.186 cm 0.000

Sit & Reach 20 17.951 7.482 0.073*

Figuur 4: Resultaten van de jongens van het Calvijn met Junior College

Ook bij de meisjes van het Calvijn met Junior College zijn de resultaten onderworpen aan meerdere One Sample T-testen. Bij de shuttle run (P=0.000), sneltikken (P=0.000), 10x5 meter sprint (P=0.001), sit ups (P=0.000), vertesprong (P=0.000) en sit & reach (P=0.000) is scoren de meisjes significant onder de norm. Bij de handknrijpkracht (P=0.070) en de gebogen arm hang (P=0.027) is er geen significant verschil gevonden. De meisjes van het

7,8 11,3 19,3 36,5 21,6 22,5 1,76 20 4,7 12,6 23,6 29,5 10,3 19 1,36 18 0 5 10 15 20 25 30 35 40

Normwaarde & Calvijn Jongens

(17)

17

Calvijn met Junior College scoorden op geen enkele test beter dan de gemiddelde landelijke normwaarde (zie tabel 6 en figuur 5).

Tabel 6: Uitkomsten One Sample T-Test Calvijn met Junior College Meisjes *niet significant

Calvijn met Junior College Meisjes Normwaarde Gemiddelde Calvijn Standaard Deviatie P-waarde Shuttle Run 5.5 3.571 1.980 0.000 Sneltikken 11.05 12.781 1.224 0.000 10x5 meter sprint 20.3 21.433 2.1704 0.001 Handknijpkracht 29.95 28.105 6.515 0.070* Gebogen arm hang 8.25 5.160 8.826 0.027 Sit Ups 19.5 16.163 4.685 0.000 Vertesprong 157 cm 126 cm 23.944 cm 0.000

Sit & Reach 26.95 20.312 8.590 0.000

Figuur 5: Resultaten van de meisjes van het Calvijn met Junior College 5,5 11,1 20,3 30 8,3 19,5 1,57 27 3,6 12,8 21,4 28,1 5,2 16,2 1,26 20,3 0 5 10 15 20 25 30 35

Normwaarde & Calvijn Meisjes

(18)

18 Discussie

In deze studie is de fitheid van de tweedejaars leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College in 2014-2015 vergeleken met de landelijke normwaarde door middel van de eurofittesten. De fitheid van de leerlingen van deze scholen met de norm vergelijken is interessant aangezien er op het Marcanti College meer uren sport gegeven wordt dan wettelijk verplicht en op het Calvijn met Junior College het aantal uren voorgeschreven uren sport gegeven wordt.

Bij de jongens van het Marcanti College werd bij zeven van de acht testen een significant verschil met de norm gevonden, bij de meisjes werd er bij zes van de acht testen een

significant verschil gevonden. In totaal dus 13 significante verschillen op de 15 uitgevoerde testen. Al deze significante verschillen waren onder de norm. De eerste nulhypothese kan dus verworpen worden. Er is wel een significant verschil tussen de leerlingen op het Marcanti College en de normwaarde, echter scoren de leerlingen onder de norm, terwijl verwacht werd dat zij boven de norm zouden scoren. Bij het Calvijn met Junior College werd op dertien van de zestien uitgevoerde testen een significant verschil gevonden. Wederom waren alle

significante verschillen onder de norm. Dat betekent dat ook de tweede nulhypothese verworpen wordt. Wederom is dit niet in lijn met de verwachting. Verwacht werd dat de leerlingen gelijk met de norm zouden scoren, maar ze scoorden onder de norm.

Een mogelijke factor die ervoor zorgt dat de leerlingen van het Marcanti College en het Calvijn met Junior College lager scoren dan verwacht kan liggen in het feit dat de leerlingen veelal leerlingen zijn van niet-westerse migranten ouders. Leerlingen van niet-westerse migranten ouders maken een steeds grotere kans op lichamelijke inactiviteit. Een lage sociaaleconomische status en allochtone afkomst zorgen voor een nog grotere kans op

lichamelijke inactiviteit (Kist-van Holte et al., 2012; Vries et al., 2005). Maar hiermee is geen rekening gehouden in het opstellen van de normwaarde (Vrijkotte et al., 2007). De testgroep van de NNGB was een vrijwel autochtone groep. Maar zoals al eerder aan gerefereerd, is de testgroep op zowel het Marcanti College als het Calvijn met Junior College vooral allochtoon. In het onderzoek van Hildebrand et al, is bewezen dat allochtonen minder vaak aan de NNGB voldoen (Hildebrandt et al,. 2013) Het aantal uren beweging houdt verband met fitheid en de kans op overgewicht (Janssen et al., 2004; Millard-Stafford et al., 2013). Ook zijn de

(19)

19

Amsterdam wonen zullen minder gestimuleerd worden, dan kinderen die in een dorp wonen met op vijf minuten voetbalveldjes waar ze kunnen gaan sporten.

Verder wonen de leerlingen uit de studie veelal in een wijk met een lage sociaaleconomische status, met een gemiddelde status score van -0,97 (Marcanti College en Calvijn met Junior College) (Sociaal en cultureel planbureau, 2014). De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen: hun opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt. Een statusscore van -0.97 betekent dat de leerlingen veelal in een laag ontwikkelde wijken wonen. Het consensusmodel omschrijft dat leerlingen die uit een wijk met een lage statusscore komen over het algemeen minder bewegen. Hierdoor zijn de leerlingen minder fit (Prins, 2015). Uit eerder onderzoek van Hildebrandt (2003) blijkt dat kinderen uit buurten met een hoge statusscore meer lichamelijk actief zijn dan kinderen uit buurten waarbij er weinig groen aanwezig is. Er wordt vaker buiten gespeeld door kinderen die niet in de stad wonen (Wendel-Vos, Blokstra, Zwakhals, Wijga, & Tijhuis, 2005).

In dit onderzoek is uitsluitend gekeken naar het verband tussen aantal uren sport en lichamelijke fitheid, maar er is geen rekening gehouden met de beïnvloeding van

gezinsfactoren, culturele factoren, sociale factoren etc. Het zou van toegevoegde waarde zijn om zulke factoren als controle variabelen toe te voegen in het onderzoek. Zo zijn bijvoorbeeld de omgevingsfactoren van de leerlingen op het Marcanti College en het Calvijn met Junior College anders dan die van kinderen in andere delen in Nederland. Zo kunnen leerlingen in West-Friesland makkelijker naar buiten en is er genoeg ruimte, maar in Amsterdam is daar minder ruimte voor. In figuur 6 is nogmaals de invloed van leefstijl, aanleg en omgeving op lichamelijke activiteit en fitheid weergegeven.

Daar komt bij dat het Marcanti College en het Calvijn met Junior College niet direct met elkaar zijn vergeleken in dit onderzoek. De assumptie werd gemaakt dat het interessant is om deze scholen allebei te bekijken aangezien zij op veel vlakken vergelijkbaar zijn (denk aan ligging, etniciteit, opleidingsniveau etc.) en hierdoor het effect van extra sport duidelijk in beeld zou worden gebracht. Echter, om deze assumptie betrouwbaarder te maken zou het waardevol zijn om vergelijkbaarheid op deze vlakken ook met statistische testen in kaart te brengen. In vervolgonderzoek zou met behulp van een independent samples t-test met controlevariabelen de scholen vergeleken kunnen worden. Indien er dan wel een positief

(20)

20

effect van meer uren LO op lichamelijke fitheid wordt gevonden kan dit scholen stimuleren om het aantal uren LO te verhogen.

Figuur 6: invloed van omgevingsfactoren

Een tekortkoming van de data in deze studie is dat er enkel gekeken is naar de scores op de eurofittesten op één moment. Het zou waardevol zijn om data te hebben over meerdere meetmomenten, zowel voor als na invoering van de extra sporturen, om een betere conclusie te kunnen trekken over het effect van meer uren sporten. Een aanbeveling voor een

vervolgonderzoek is dan ook om data van voor en na het invoeren van extra sporturen naast elkaar te leggen en te kijken of daar significante verschillen in scores in zitten.

Wellicht is de norm, voor leerlingen van tegenwoordig, te hoog. De norm van de eurofittesten is 30 jaar geleden vastgesteld (Vrijkotte et al., 2007). De normwaarde is dus ook vastgesteld op de fitheid van kinderen van 30 jaar geleden. Hierbij is geen rekening gehouden, met de digitale wereld waar we nu in leven (Lampert et al., 2007). Op dit moment hebben kinderen te maken met hele andere factoren die hen beïnvloeden, denk aan het consensusmodel

(Bouchard et al., 1994). De fysieke activiteit, gezondheid gerelateerde fitheid en gezondheid wordt enerzijds beïnvloed door erfelijkheid en anderzijds door omgevingsfactoren. De omgevingsfactoren zijn veranderd. Zo kunnen leerlingen tegenwoordig gebruik maken van een televisie, computer en spelcomputer, terwijl dit op het moment dat de norm bepaald werd,

(21)

21

nog niet het geval was. Wellicht is het tijd om de norm aan te passen op de hedendaagse omgeving van leerlingen.

De leerlingen krijgen niet op een extra dag LO maar de uren zijn verlengd, wellicht maken de extra uren op een extra dag een groter verschil dan extra uren op dagen dat de leerlingen al sport krijgen. Daarnaast kan het ook zo zijn dat 50 minuten extra LO niet genoeg is om een verschil te maken. Misschien moet er ook wel meer aandacht gegeven worden aan

buitenschoolse activiteiten.

Ook is de meetmethode niet geheel sluitend. De tijden werden gemeten met een stopwatch. Hierbij is de reactiesnelheid van een student dus belangrijk. Als een student te laat is met het drukken op de knop, start of stopt de tijd te laat. De testen kunnen betrouwbaarder worden door te meten met elektrische meet apparatuur. Dan start en stopt de tijd automatisch en wordt de foutmarge kleiner. Ook zouden de resultaten betrouwbaarder worden wanneer niet alleen de fysieke testjes uitgevoerd worden maar de gehele eurofittestbatterij en de vragenlijst beweeggedrag.

Daarbij is ook de motivatie van de leerlingen niet meegenomen in het onderzoek. Hebben de leerlingen wel alles gegeven, wat ze in zich hadden? Of vonden ze de testen niet leuk, waardoor ze eerder stopten of niet 100% voluit gingen.

Voor de scholen zijn er ook nog enkele aanbevelingen. De tweedejaars leerlingen van beide scholen scoren op bijna alle testen onder de norm. De aanbeveling is dan ook dat de leerlingen meer gestimuleerd moeten worden om te bewegen. Dat kan gebeuren door meer de

samenwerking met de sportclubs in de buurt te zoeken. Bijvoorbeeld door één keer in de drie weken i.p.v. in de gymzaal bij een sportvereniging in de buurt te gaan sporten, naschoolse sportactiviteiten aan te bieden of leerlingen te belonen die na school meedoen aan een naschoolse sportactiviteit bij een sportvereniging.

Voor het Calvijn met Junior College is een aanbeveling voor vervolgonderzoek om de invloed van muziek tijdens de eurofittesten te onderzoeken. Want tijdens de shuttle run test was alleen de piep te horen, terwijl er op alle ander scholen een versie was met muziek tussen de piepjes.

(22)

22 Conclusie

Verwacht werd dat de leerlingen van het Marcanti College boven de norm scoorden op de eurofittesten aangezien zij meer uren sporten op school dan de landelijke norm. Echter, is geconcludeerd dat zowel de leerlingen van het Marcanti College als het Calvijn met Junior College niet voldoen aan de landelijke norm voor fitheid. Hiermee lopen de leerlingen een groter risico op overgewicht, obesitas en andere gezondheidsproblemen. De aanbeveling voor het Marcanti College en het Calvijn met Junior College is om leerlingen meer in aanraking te brengen met de sportclubs in de buurt en op school een zo breed mogelijk aanbod van sporten aan te bieden tijdens de lichamelijke opvoeding lessen. Hierdoor kunnen leerlingen bezig zijn met sporten die zij leuk vinden. Dit zal ervoor zorgen dat de leerlingen meer gaan sporten en de lichamelijke fitheid van de leerlingen verbeterd.

(23)

23 Literatuurlijst

Blokstra, A., P. Vissink, L.M.A.J. Venmans, P. Holleman, Y.T. van der Schouw en H.A. Smit (2011). Nederland de Maat Genomen, 2009-2010. Monitoring van risicofactoren in de algemene bevolking (rivm-rapport nr. 260152001/2011). Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Bouchard, T. (1994). Genes, environment, and personality. Science, 264(5166), 1700-1701. doi:10.1126/science.8209250

CBO. (2008). Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen. (). Alphen aan den Rijn: van Zuiden.

CBS. (2013). Vaker overgewicht jongeren in huishoudens met een lager inkomen. Retrieved from

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3874-wm.htm

Erikssen, G., Liestøl, K., Bjørnholt, J., Thaulow, E., Sandvik, L., & Erikssen, J. (1998). Changes in physical fitness and changes in mortality. The Lancet, 352

Erikssen, G. (2001). Physical fitness and changes in mortality: The survival of the fittest.

Sports Medicine, 31(8), 571-576. Retrieved from

http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=s3h&AN=4745487&site=ehost-live

Gallahue, D.L. & Ozmun , J.C. (1998). Understanding Motor Development. Madison Wisconsin: Brown & Benchmark.

Henry, P. J. A. (2014). Schoolgids; de vitale school. Retrieved from http://bladerpdf.nl/marcanti/schoolgids2014/#6

Hildebrandt, V. H., Bernaards, C. M., & Stubbe, J. H. (2011). Bewegen en gezondheid. (). Leiden: TNO.

Janssen, I., Pickett, W., & Nichol, M. E. (2009). Associations between school recreational environments and physical activity. Joural of School Health, 79(6)

(24)

24

Hildebrandt, V. H., Bernaards, C. M., & Stubbe, J. H. (2013). Trendrapport bewegen en gezondheid 2010/2011 TNO.

Janssen, I., Katzmarzyk, P. T., Boyce, W. F., & Pickett, W. (2004). The independent influence of physical inactivity and obesity onHealth complaints in 6th to 10th grade canadian youth. Journal of Physical Activity & Health, 1(4), 331. Retrieved from

http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=s3h&AN=15236554&site=ehost -live

Kahn EB, Ramsey LT, Brownson RC, Heath GW, Howze EH, Powell KE, Stone EJ, Rajab MW, Corso P. The effectiveness of interventions to increase physical activity. A systematic review. Am J. Prev Med 2002; 22 (4 Suppl): 73-107.

Kist-van Holte, J. E., Beltman, M., Bulk-Bunschoten, A. M. W., L'Hoir, M., Kuijpers, T., Pijpers, F., . . . HiraSing, R. A. (2012). Overgewicht. preventie, signalering, interventie

en verwijzing. (). Utrecht: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.

Kop, J. H. v. d., Toussaint, H., Maertens, R., Linde, E. v. d., & Campen, v. S. (2013). Van gezondheidsproject naar gezond schoolbeleid (1). KVLO, 7, 42-44.

Lampert, T., Sygusch, R., & Schlack, R. (2007). Nutzung elektronischer medien im

jugendalter. Bundesgesundheitsblatt – Gesundheitsforschung – Gesundheitsschutz, 50(5-6), 643-652.

Lucassen, J., Reijgersberg, N., Slot-Heijs, J. (2017) Bewegingsonderwijsen sport in het primair onderwijs2017: 1-meting.

Mechelen, W. v., Lier, W. H. v., Hlobil, H., Crolla, I., & Kemper, H. G. C. (1991). Eurofit,

handleiding met referentieschalen voor 12- tot en met 16- jarige jongens en meisjes in nederland. Haarlem: Uitgeverij de vrieseborch.

Millard-Stafford, M., Becasen, J. S., Beets, M. W., Nihiser, A. J., Lee, S. M., & Fulton, J. E. (2013). Is physical fitness associated with health in overweight and obese youth? A systematic review. Kinesiology Review, 2(4), 233-247. Retrieved from

http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=s3h&AN=91935910&site=ehost -live

(25)

25

Prins, R (2015). Bewegen, Jongeren en hun omgeving. Agora, 12-15.

Runhaar, J., Collard, D. C. M., Singh, A. S., Kemper, H. C. G., van Mechelen, W., & Chinapaw, M. (2010). Motor fitness in dutch youth: Differences over a 26-year period (1980–2006). Journal of Science & Medicine in Sport, 13(3), 323-328. Retrieved from http://search.ebscohost.com/login.aspx?direct=true&db=s3h&AN=49112522&site=ehost -live

Schönbeck, Y. en S. van Buuren (2010). Resultaten vijfde landelijke groeistudie (factsheet). Leiden: tno.

Scott, K. M., Bruffaerts, R., Simon, G. E., Alonso, J., Angermeyer, M., Girolamo, d. G., . . . Korff, v. M. (2008). Obesity and mental disorders in the genaral population: Results from the world mental health surveys. International Journal of Obesity, 32, 192-200.

Shephard, R. J. (1995). Phisical activity, fitness and health: The current consensus. Quest, 47, 288-303.

Singh, A. S., Chinapaw, M., Brug, J., & Mechelen, W. v. (2009). Dutch obesity intervention in teenagers: Effectiveness of a school-bases program on body composition and behavior.

Arch Pediatr Adolesc Med., 163(4), 309-317.

Sociaal en cultureel planbureau. (2014). Statusscores. Retrieved from http://www.scp.nl/Formulieren/Statusscores_opvragen

Tiessen-Raaphorst, A. (2015). Rapportage Sport 2014.

Vries, S. I., Bakker, I., Overbeek van K., Boer, N. D., & Hopman-Rock, M. (2005). Kinderen

in prioriteitswijken: Lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. ( No. 011.75059).TNO.

Vrijkotte, S., Vries, S. I., & Jongert, M. W. A. (2007). Fitheidstesten voor de jeugd. ( No. KvL/B&G/2007.006). Leiden: TNO.

Wendel-Vos, G., Blokstra, A., Zwakhals, S., Wijga, A., & Tijhuis, M. (2005). De fysieke omgeving in relatie tot bewegen en voeding. Onderzoek in Het Kader Van Preventie Van Overgewicht (RIVM-Rapport 260301007).Bilthoven: RIVM

(26)

26

World Health Organization. (2012). Global recommandations on physical activity for health. Zwitserland: WHO Press.

(27)

27

Bijlage 1; Passieve Informed Consent

Geachte ouders/verzorgers,

Het marcanti College zet zich in om haar leerlingen een gezond en veilig leerklimaat te bieden, nodig om ze hun eigen talenten te laten ontdekken en zich te ontwikkelen tot zelfstandige jonge mensen met passend werk- en denkniveau. Naast werk- en denkniveau is ook de lichamelijke en sociale gezondheid erg belangrijk. Het marcanti College schenkt extra aandacht aan de lichamelijke gezondheid door deel te nemen aan het samenwerkingsproject SALVO van de Hogeschool van Amsterdam. Met dit project kunnen wij en mogelijk ook de gemeente en sportverenigingen nog beter activiteiten ondersteunen of organiseren die passen bij de ontwikkeling van de leerlingen. Hiermee sluiten we aan bij wat de leerlingen kennen en kunnen en dus leuk en uitdagend vinden.

De mening van de leerling telt!

Dit kan niet zonder de mening van de leerlingen zelf. Daarom organiseren de school samen met de Hogeschool van Amsterdam een aantal bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten zal uw

zoon/dochter op een leuke interactieve manier zijn/haar mening kunnen geven. De uitkomsten van deze bijeenkomsten worden de komende jaren gebruikt om de leerlingen onder begeleiding

activiteiten te laten ontwikkelen voor zichzelf en leeftijdsgenoten. Daarnaast zal bij uw zoon/dochter gegevens worden verzameld met metingen en vragenlijsten waaruit afgeleid kan worden hoe fit en actief hij/zij is en zich voelt.

Waar en wanneer?

Vanaf september 2014 tot juni 2017 zal dit project op onze school lopen. De metingen en activiteiten vinden plaats op school tijdens de reguliere lessen. De vragenlijst en fitheidsmetingen zullen eind september gedaan worden. Deze metingen zullen de komende 2 jaar altijd rond dezelfde periode worden uitgevoerd. De interactieve bijeenkomsten zullen allen rond november 2014 worden gehouden. De eerste activiteiten verwachten we in het voorjaar van 2015. Deze eerste activiteiten worden met de leerlingen geëvalueerd in het najaar van 2015. Op basis hiervan zullen dezelfde of andere activiteiten plaatsvinden in het voorjaar van 2016.

Privacy en toestemming

Om de privacy te garanderen, worden deze gegevens anoniem verzameld en zijn niet te herleiden naar uw zoon/dochter. Onderdeel van de privacy is ook dat u als de ouders of verzorgers van uw kind, op de hoogte moet zijn en toestemming moet geven dat uw zoon/dochter hieraan deelneemt. Wij horen graag uiterlijk vrijdag 3 oktober of u instemt met de deelname aan het project en door het onderstaande antwoordstrookje in te leveren bij de mentor van uw zoon/dochter.

(28)

28

We zijn erg benieuwd naar de mening en ideeën van uw zoon/dochter en zijn/haar aanwezigheid is voor ons erg belangrijk.

Vriendelijke groeten,

Ruud Willemsen Igor Vollebergh

Het marcanti College

Antwoordstrook

Ik ben op de hoogte dat de school deelneemt aan het project SALVO en weet dat er gegevens van mijn zoon/dochter geheel anoniem worden en niet tot hem/haar herleidbaar worden verzameld en alleen voor wetenschappelijke doeleinden.

Ik geef WEL/GEEN* toestemming dat mijn zoon/dochter deelneemt aan het project en dat gegevens

rondom lichamelijke en gevoelde fitheid worden verzameld.

* Doorhalen wat niet van toepassing

(29)

29

Bijlage 2; Protocollen fitheidstesten (Vrijkotte et al., 2007)

Verspringen uit stand

Verspringen uit stand

Doel Meten van explosieve beenkracht.

Instructie De leerling staat blootvoets achter de afzetlijn met armen gestrekt voor.

Veer door je knieën en zwaai je armen naar achteren.

Zet zo hard mogelijk af en spring zover je kunt. Land op 2 voeten zonder naar voor of achteren te vallen.

Uitkomstmaat Afstand van achterste deel lichaam (meestal hier achterste voet) tot voorkant afzetlijn in cm. Afronden Afronden op hele cm

Pogingen Twee, direct na elkaar.

Bij omvallen mag een extra poging.

Materiaal 2 dunne matten, tape, meetlint, 1 mtr stok Tips voor

beoordelaar

Maak met een stuk tape een afzet lijn op 1 mtr voor de dunne matten.

Tape het meetlint naast de mat vast op de grond beginnend bij de voorkant van de afzetlijn. Leg de matten tegen de muur om verschuiven te voorkomen.

Gebruik de 1 mtr stok om de meetwaarden af te lezen

(30)

30 Hangen met gebogen armen

Hangen met gebogen armen

Doel Meten van duurkracht van de armen. Instructie Iedereen op blote voeten.

Ga met een helper onder de rekstok staan en pak de rekstok op schouderbreedte vast in bovengreep (vingers van je af, duimen om de stok).

De helper staat achter je en pakt je bij de heupen vast.

Op mijn teken trek je je op tot de kin boven de stok komt.

Je medeleerlingen helpt daarbij en laat op mijn teken los, op dat moment begint de test.

Blijf zo lang mogelijk stil hangen, niet spartelen of met je kin op de stok leunen.

De test eindigt wanneer de ogen onder de stok verdwijnen.

Uitkomstmaat Tijd dat de leerling in de juiste positie heeft gehangen in seconden.

Afronden Afronden op 0.1 sec. Pogingen Een poging

Materiaal Rekstok op halve reikhoogte, stopwatch. Tips voor

beoordelaar

Handen niet verder uit elkaar dan schouderbreedte. Hang de rekstok niet te hoog.

Bij schommelen de leerling stilhangen. Moedig de leerling aan.

Vertel de score achteraf.

Maak de rekstok regelmatig schoon. Referentie

waarden

(31)

31 Tien maal vijf meter loop

10 x 5 meter sprint

Doel Meten van loopsnelheid.

Instructie Iedereen verplicht met sportschoenen aan. Neem de start houding aan met je voorste voet net achter de startlijn.

Na 3,2,1..start ren je naar de andere lijn. Met 2 voeten deze lijn passeren en dan zo snel mogelijk terug naar de startlijn.

Deze ook weer met twee voeten passeren en weer terug.

Met twee voeten achter de lijn anders straftijd.

Je loopt in totaal 5 x heen en weer. Geef een voorbeeld en let daarbij op het keren (pivoteren).

Na het laatste omkeerpunt zo hard mogelijk doorsprinten over de finishlijn.

Ik vertel je tijdens het lopen hoe ver je bent. Uitkomstmaat Tijd dat de leerling nodig heeft om een

afstand van 5 meter 10 x af te leggen in seconden.

Afronden Afronden op 0.1 sec.

Pogingen Twee pogingen met tussenpauze. Materiaal Tape, meetlint, stopwatch. Tips voor

beoordelaar

0.1 sec straftijd wanneer een voet bij het keren op of voor de lijn.

Bij herhaaldelijk verkeerd keren de poging stoppen.

Maak een extra finishlijn enkele meters na de startlijn voor een snelle finish. Instrueer de leerlingen daar te finishen.

Zorg voor voldoende uitloop ruimte Demonstreer de test met accent op pivotdraai.

Let op beide voeten achter de lijn.

Tel elke uitgevoerde cyclus van 2x5 meter hardop.

De test stopt bij passeren van voorste voet over de finishlijn.

Schoenen aan. Referentie

waarden

(32)

32 Reiken in langzit

Reiken in langzit

Doel Meten van lenigheid. Instructie Iedereen op blote voeten.

Ga in langzit zitten met je voeten plat tegen de meetbox (hielen en tenen raken de box). Strek je armen naar voren en strek je vingers. Buig voorover en duw met je vingertoppen van beide handen de schuif zover mogelijk van je af.

Houd de eindpositie even vast.

Houd daarbij je knieën steeds gestrekt. Bij duwen met een hand of kromme knieën is de poging ongeldig.

Ik duw op je knieën.

Buig langzaam naar voren zonder schokken. Uitkomstmaat De afstand die de schuif bereikt in cm.

Een score van 15 cm betekent dat de

vingertoppen net zo ver zijn als de voetzolen. Afronden Afronden naar beneden op hele cm.

Pogingen Twee pogingen.

Materiaal Meetbox (Sit & Reachbox), een Zweedse bank.

Tips voor beoordelaar

Twee pogingen achter elkaar met even ontspannen rust.

De pogingen moeten langzaam worden uitgevoerd, zonder stotende of abrupte bewegingen.

Duw de knieën naar beneden bij iedere poging.

Referentie waarden

(33)

33 Sneltikken met een hand

Sneltikken met een hand

Doel Meten van de armsnelheid.

Instructie Vanuit een kleine spreidstand leg je een hand in het midden van de tiktafel en je andere (voorkeurs)hand op de ronde schijf. Hierbij kruisen de armen.

Tik op mijn startsignaal (3,2,1,…start) zo snel mogelijk de schijven aan tot je mij stop hoort zeggen.

Kijk zo min mogelijk naar de hand die tikt. Na 25 keer heen en weer tikken stopt de test.

Raak de schijven aan, je mag niet met je hand vegen.

Uitkomstmaat Tijd dat de leerling nodig heeft om 50 keer de schijven te raken.

Afronden Afronden op 0.1 sec.

Pogingen Twee pogingen, de beste telt.

Bij schijf missen een extra cyclus bijtellen. Bij meerdere missers of vegen, poging stoppen. Materiaal Testplateau op hoogte instelbaar, stopwatch. Tips voor

beoordelaar

Ideale testtafel hoogte is iets boven navelhoogte.

Druk de stopwatch in op commando

(3,2,1…)start en concentreer het tellen op de schijf waar de hand ligt. Tel de keren dat de hand de schijf raakt en druk de stopwatch in bij de 25e keer raken.

Laat leerlingen ontspannen tikken zonder dat de ogen de tikhand volgen. Dit werk

vertragend.

Houd enige afstand voor een goed overzicht. Referentie

waarden

(34)

34 Sit-ups

Sit-ups

Doel Meten van rompkracht

Instructie Op dit station meten we de rompkracht. Ik doe het een keer voor.

Rechtop zitten, handen gevouwen in je nek.

Voeten achter de mat knieën 90o gebogen,

voeten plat op de grond.

De helper duwt de voeten op de grond. De ellebogen raken de knieën.

Ga na 3,2,1…start achterover met je romp tot je met je schouderbladen de grond raakt.

Kom daarna weer omhoog en raak met je ellebogen je knieën weer aan.

Doe zover mogelijk herhalingen in 30 sec. Ga door tot ik zeg stop.

Houd je handen in gevouwen in je nek en zorg dat je telkens je knieën raakt anders telt de poging niet.

Uitkomstmaat Aantal compleet uitgevoerde sit-ups in 30 sec.

Afronden

Pogingen Een poging.

Materiaal Dunne mat en stopwatch. Medeleerling als helper. Tips voor

beoordelaar

Pogingen waarbij de ellebogen de knieën niet raken of de schouderbladen de mat niet meetellen.

Let op een stevige fixatie van de voeten. Let op 900 buiging van de knieën tijdens de

test.

Laat de beweging eerst eenmaal uitvoeren. Tel hardop iedere geslaagde poging. Corrigeer gemaakte fouten tijdens de test. Rouleer met de helper.

(35)

35 Handknijpkracht

Handknijpkracht

Doel Meten van statische armkracht.

Instructie Neem de handknijpkrachtmeter in je

voorkeurshand en houd deze gestrekt naast je lichaam.

Houd de wijzerplaat naar buiten gericht. Knijp zo hard je kunt zonder dat de meter je lichaam raakt.

Bouw de kracht langzaam op en houd het maximum even vast.

Uitkomstmaat De trekkracht uitgeoefend op de handdynamometer in kg. Afronden Afronden op hele kg.

Pogingen Twee pogingen.

Materiaal Handdynamometer.

Tips voor beoordelaar

Reset de handdynamometer voor iedere poging.

Laat de wijzer naar buiten richten tijdens de test.

Vraag naar de voorkeurshand (werparm/schrijfarm).

De meter mag tijdens de test het lichaam niet raken.

Een tweede poging kan snel na de eerste. Vergeet niet de meter te resetten.

(36)

36 Shuttle Run Test

Shuttle Run Test

Doel Meten van het aeroob vermogen. Instructie De SRT met het uithoudingsvermogen.

Je loopt straks op geluidssignalen (piepjes) van lijn naar lijn.

Zorg dat je op de piep bij de lijn bent aangekomen.

Je raakt de lijn met minimaal een voet. Draai om en loop in een rechte lijn terug. Je moet steeds ietsje harder lopen omdat iedere minuut de piepjes elkaar sneller opvolgen.

Loop niet voor de piepjes uit, ben je te laat loop dan wat sneller.

Als je 2x achter elkaar niet binnen 3 meter van de 20 mtr lijn bent moet je stoppen met de test.

Verlaat dan het veld zonder anderen te hinderen.

Onthoud de laatst vermelde trap en laat deze noteren op je formulier.

Uitkomstmaat De trapscore wordt genoteerd.

Afronden Afronden op de laatst behaalde halve trap. Pogingen Een poging.

Materiaal Gymlokaal, tape en meetlint, geluidinstallatie, cd-rom of andere geluidsdrager met het SRT protocol.

Tips voor beoordelaar

Test de geluidsinstallatie van te voren.

Loop enkele trappen mee met de groep om het tempo aan te geven (blijf naast mij lopen). Niet de test afnemen als de leerling in de week ervoor koortsend ziek is geweest.

Referentie waarden

(37)

37

Bijlage 3; Protocollen antropometrische metingen

Lichaamslengte in stand

Lichaamslengte staand

Doel Meten van de lichaamslengte in stand.

Instructie staand De leerling staat blootvoets met de rug tegen de muur. De leerling wordt gevraagd rechtop te gaan staan. Oog en uitwendige gehoorgang op dezelfde hoogte. De lengte wordt gemeten.

Uitkomstmaat Lengte in cm.

Afronden Hele cm, meetwaarden lager dan 0.5 cm omlaag en meetwaarden hoger dan 0,5 cm omhoog.

Materiaal Seca lengtemeter. Referentie

waarden

Bijlage 1.

Lichaamslengte in zit

Lichaamslengte In zit (toegevoegd)

Doel Meten van de lichaamslengte in zit t.b.v. biologische leeftijd. Instructie staand De leerling zit op de zitbox met de rug tegen de muur.

De handen steunen op de dijen, bilspieren zijn ontgespannen De leerling wordt gevraagd rechtop te gaan zitten.

Oog en uitwendige gehoorgang op dezelfde hoogte. De lengte wordt gemeten.

uitkomstmaat Lengte in cm.

afronden Hele cm.

Meetwaarden lager dan 0.5 cm omlaag en meetwaarden hoger dan 0,5 cm omhoog.

Materiaal Seca lengtemeter, zitbox. Referentie

waarden

n.v.t.

Lichaamsgewicht Lichaamsgewicht

Doel Meten van het lichaamsgewicht.

Instructie De leerling staat met zo min mogelijk kleding op de weegschaal (korte broek en t-shirt, schoenen zijn uit) Uitkomstmaat Gewicht in kg.

Afronden Afronden naar beneden op hele kg. Materiaal Seca weegschaal.

Referentie waarden

(38)

38 Buikomvang

Buikomvang

Doel Meten van de buikomvang.

Instructie De leerling staat ontspannen.

De meting vindt plaats op de blote huid. De buikomvang wordt gemeten in het midden van de kortste afstand tussen de onderste rib en de iliacale rand

Het meetlint deukt de huid iets in

Het aflezen geschiedt aan het einde van de uitademing

Uitkomstmaat Omvang in cm.

Afronden Afronden naar beneden op hele cm. Materiaal Anthropometrisch meetlint.

Referentie waarden

Niet beschikbaar voor kinderen

Deze maat wordt gebruikt om het effect van de interventie te bepalen

Heupomvang Heupomvang

Doel Meten van de heupomvang.

Instructie De leerling staat ontspannen.

De meting vindt plaats op de hoogte waarop de billen het verst naar achter uitsteken.

Het meetlint deukt de huid iets in Uitkomstmaat Omvang in cm.

Afronden Afronden naar beneden op hele cm. Materiaal Anthropometrisch meetlint.

Referentie waarden

Niet beschikbaar voor kinderen

Deze maat wordt gebruikt om het effect van de interventie te bepalen

(39)

39 Vetpercentage

Som van vier huidplooien

Doel Bepalen van het vetpercentage.

Instructie Er worden 4 huidplooien gemeten aan de linker zijde van het lichaam.

De huid wordt tussen duim en wijsvinger stevig opgelicht.

De huidplooimeter wordt 1 cm onder de vingers gezet.

De veer wordt losgelaten.

Er wordt zo snel mogelijk afgelezen.

Tegelijkertijd wordt de huidplooi met de hand vastgehouden.

1. Tricepshuidplooi

Arm ontspannen, de meting vindt plaats aan achterzijde bovenarm op de lijn tussen acromeon en olecranon. De bek van de huidplooimeter wordt in verticale richting gehouden.

2. Bicepshuidplooi

Arm ontspannen, de meting vindt plaats aan de voorzijde bovenarm op dezelfde hoogte als tricepsmeting. De bek van de huidplooimeter wordt in verticale richting gehouden.

3. Subscapulaire huiplooi

De meting vindt plaats aan de achterzijde van de romp 1 cm onder het onderste punt van de scapula evenwijdig aan de binnenrand.

4. Suprailiacale huidplooi

De meting vindt plaats aan de zijkant van de romp juist boven de spina iliaca anterior superior. De huidplooi wordt naar voren en binnenwaarts opgelicht onder een hoek van 45 graden.

Uitkomstmaat Dikte van de huidplooi in mm

Afronden Afronden naar beneden op hele mm. Materiaal Harpenden huidplooidiktemeter Referentie

waarden

(40)

40

Bijlage 4; Betrouwbaarheid en validiteit testonderdelen

Eurofittest(Vrijkotte et al., 2007)

* overgenomen uit Vrijkotte e.a. (2007)

Betrouwbaarheid en validiteit testonderdelen Eurofittest*

Testonderdeel betrouwbaarheid validiteit

correlatie waardering correlatie waardering 1 verspringen uit stand (1 cm) 0.66 - 0.97 redelijk - goed 0.52 - 0.78 matig - redelijk 2 hangen met gebogen armen (0,1 s) 0.74 - 0.98 redelijk - goed 0.72 redelijk 3 10X5 meter loop (0,1 s) 0.62 - 0.96 redelijk - goed 0.62 - 0.85 redelijk - goed 4 reiken in langzit (cm) 0.70 - 0.98 redelijk - goed 0.60 - 0.73 redelijk 5 sneltikken met een hand (0,1 s) 0.46 - 0.91 matig - goed 0.52 - 0.72 matig - redelijk

6 sit ups (aantal) 0.57 - 0.94 matig - goed 0.14 - 0.51 slecht - matig

7 handknijpkracht (kg) 0.66 - 0.96 redelijk - goed ontbreekt hoog geschat

(41)

41

Bijlage 5; Invulformulier Eurofittesten (SALVO)

Voornaam: Achternaam:

Geslacht: J / M School: __________________________ Geboortedatum: Klas:

1.

Lengte en Gewicht

Lengte totaal: cm Lengte in zit: __ cm

Gewicht: __ kg Buikomvang:______cm heupomvang:_____cm

2.

Som huidplooien

BI: mm TRI mm SS mm CI mm

3.

Vertesprong

Afstand van hiel tot startlijn: cm (hele)

4.

Hangen

Volgehouden tijd hangen met gebogen armen: sec (0.1)

5.

10X5m sprint

Tijd waarbinnen het parcours is afgelegd: sec (0.1)

6.

Sit & Reach

Afstand: cm(hele)

7.

Sneltikken

Benodigde tijd om 25x heen en weer te tikken: sec (0.1)

8.

Sit ups

Aantal in 30 sec: 9.

Handknijpen

Handknijpkracht: kg (hele) 10.

Shuttlerun

Behaalde trap:

(42)

42

Bijlage 6; Referentiewaarden Eurofittesten (Mechelen et al., 1991)

Normwaarden Sneltikken met één hand

Jongens Score (tijd in seconden)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≤ 11,2 11,3 – 12,0 12,1 – 12,5 12,6 – 13,4 ≥ 13,5 13 jr. ≤ 10,7 10,8 – 11,4 11,5 – 12,2 12,3 – 13,0 ≥ 13,1 14 jr. ≤ 10,1 10,2 – 10,9 11,0 – 11,6 11,7 – 12,3 ≥ 12,4 15 jr. ≤ 9,5 9,6 – 10,2 10,3 – 11,1 11,2 – 11,8 ≥ 11,9 16 jr. ≤ 9,2 9,3 – 10,0 10,1 – 10,6 10,7 – 11,5 ≥ 11,6

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

Meisjes Score (tijd in seconden)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≤ 10,9 11,0 – 11,5 11,6 – 12,2 12,3 – 12,9 ≥ 13,0 13 jr. ≤ 10,7 10,8 – 11,2 11,3 – 11,8 11,9 – 12,4 ≥ 12,5 14 jr. ≤ 10,1 10,2 – 10,7 10,8 – 11,3 11,4 – 12,1 ≥ 12,2 15 jr. ≤ 9,8 9,9 – 10,4 10,5 – 11,0 11,1 – 11,6 ≥ 11,7 16 jr. ≤ 9,6 9,7 – 10,3 10,4 – 10,6 10,7 – 11,1 ≥ 11,2

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

(43)

43 Normwaarden 10 x 5-meter loop

Jongens Score (tijd in seconden)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≤ 18,6 18,7 – 19,3 19,4 – 19,9 20,0 – 20,7 ≥ 20,8 13 jr. ≤ 18,5 18,6 – 19,2 19,3 – 19,8 19,9 – 20,6 ≥ 20,7 14 jr. ≤ 18,1 18,2 – 18,9 19,0 – 19,5 19,6 – 20,3 ≥ 20,4 15 jr. ≤ 17,6 17,7 – 18,1 18,2 – 18,9 19,0 – 19,8 ≥ 19,9 16 jr. ≤ 17,4 17,5 – 18,0 18,1 – 18,5 18,6 – 19,3 ≥ 19,4

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

Meisjes Score (tijd in seconden)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≤ 19,4 19,5 – 20,0 20,1 – 20,7 20,8 – 21,6 ≥ 21,7 13 jr. ≤ 19,3 19,4 – 20,2 20,3 – 20,8 20,9 – 21,7 ≥ 21,8 14 jr. ≤ 19,1 19,2 – 19,9 20,0 – 20,6 20,7 – 21,6 ≥ 21,7 15 jr. ≤ 19,2 19,3 – 19,8 19,9 – 20,6 20,7 – 21,2 ≥ 21,3 16 jr. ≤ 19,0 19,1 – 19,4 19,5 – 20,2 20,3 – 21,0 ≥ 21,1

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

(44)

44 Normwaarden Handknijpkracht

Jongens Score (in kgf)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≥ 33 29 – 32,9 27 – 28,9 25 – 26,9 ≤ 24,9 13 jr. ≥ 37 32 – 36,9 29 – 31,9 26 – 28,9 ≤ 25,9 14 jr. ≥ 45 39 – 44,9 34 – 38,9 30 – 33,9 ≤ 29,9 15 jr. ≥ 52 46 – 51,9 42 – 45,9 35 – 41,9 ≤ 34,9 16 jr. ≥ 57 52 – 56,9 48 – 51,9 43 – 47,9 ≤ 42,9

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

Meisjes Score (in kgf)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≥ 31 27 – 30,9 25 – 26,9 22 – 24,9 ≤ 21,9 13 jr. ≥ 32 30 – 31,9 27 – 29,9 24 – 26,9 ≤ 23,9 14 jr. ≥ 35 32 – 34,9 29 – 31,9 27 – 28,9 ≤ 26,9 15 jr. ≥ 38 34 – 37,9 31 – 33,9 28 – 30,9 ≤ 27,9 16 jr. ≥ 38 34 – 37,9 32 – 33,9 29 – 31,9 ≤ 28,9

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

(45)

45 Normwaarden Hangen met gebogen armen

Jongens Score (tijd in seconden)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≥ 30,8 21,7 – 30,7 15,1 – 21,6 10,4 – 15,0 ≤ 10,3 13 jr. ≥ 31,4 22,1 – 31,3 15,3 – 22,0 8,7 – 15,2 ≤ 8,6 14 jr. ≥ 38,6 25,5 – 38,5 17,7 – 25,4 10,6 – 17,6 ≤ 10,5 15 jr. ≥ 46,7 35,4 – 46,6 25,4 – 35,3 15,4 – 25,3 ≤ 15,3 16 jr. ≥ 51,5 42,9 – 51,4 32,5 – 42,8 19,6 – 32,4 ≤ 19,5

Bron: Eurofit Handleiding 12-16 jr. (W. van Mechelen e.a.)

Meisjes Score (tijd in seconden)

Leeftijd: hoog boven gemiddeld gemiddeld = NORM onder gemiddeld laag 12 jr. ≥ 22,1 12,7 – 22,0 7,6 – 12,6 3,9 – 7,5 ≤ 3,8 13 jr. ≥ 20,5 13,5 – 20,4 7,5 – 13,4 3,9 – 7,4 ≤ 3,8 14 jr. ≥ 19,7 10,6 – 19,6 6,0 – 10,5 3,2 – 5,9 ≤ 3,1 15 jr. ≥ 17,3 10,9 – 17,2 6,4 – 10,8 3,5 – 6,3 ≤ 3,4 16 jr. ≥ 20,2 12,3 – 20,1 6,9 – 12,2 3,1 – 6,8 ≤ 3,0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ene hoofdstuk gaat bijvoorbeeld over de problemen die China had om toegelaten te worden tot verschillende Olympische Spelen, een volgend hoofdstuk gaat over verschillende

They also help local organisations in the area of disaster prevention (Cordaid Mensen in Nood stopt in Haïti, 2012).. 3.2 Transparency

Under the first level of redress, a data subject would submit a formal complaint to the PCAOB Office of the Hearing Officer describing with specificity the data subject’s claims

Het verschil in oordeel over producten en diensten van de ANWB tussen de verschillende webcareclusters bleek op te treden bij tweets over een product (F (2, 98) = 14.69, p &lt;

A comparison is made of four different models for predicting the unsteady loading induced by a vortex passing close to an airfoil. 1) The first model approximates

Figuur 1 geeft aan welke factoren buiten de leerling mogelijk samenhangen met de productieve werktijd in het studiecentrum: de organisatie en inrichting van het studiecentrum,

Pagina 4 Advies entreesituaties Calvijn met Junior College DSP - groep... Via het parkeerterrein voor auto's en fietsers aan noordelijk kant van de school (tussen

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State