• No results found

Kan het wetsvoorstel 'Langdurig toezicht, gedragsbeinvloeding en vrijheidsbeperking' de toets van het EVRM doorstaan?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kan het wetsvoorstel 'Langdurig toezicht, gedragsbeinvloeding en vrijheidsbeperking' de toets van het EVRM doorstaan?"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kan het wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en

vrijheidsbeperking’ de toets van het EVRM doorstaan?

Universiteit van Amsterdam Master Publiekrecht, Strafrecht Saskia Carolina van Houten Studentnummer: 10897607 Begeleider: Mevrouw A. van Verseveld

(2)

2 Voorwoord

Mijn afstudeerscriptie van de master publiekrecht, track strafrecht, gaat over het wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’. In 2008 was ik te gast bij het programma ‘Het Hof van Joosten, aflevering ‘tbs’.1 Mede door deze opname, gesprekken en de media aandacht rond tbs, was mijn aandacht getrokken. Op zoek naar de achterliggende ideeën over tbs werd ik door mijn scriptiebegeleider Dr. A. van Verseveld gewezen op de mogelijke consequenties van het wetsvoorstel getiteld ‘Langdurig toezicht,

gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’.

Dat ik de kant van strafrecht op wilde, wist ik al vroeg. Op de middelbare school liep ik al stage bij mr. Ronald Teekens.2 Na mijn havo-diploma was het dus ook duidelijk wat ik ging doen: propedeuse halen op de hogere juridische opleiding in Sittard en beginnen aan mijn studie rechten aan de Universiteit van Tilburg. Deze opleiding heb ik afgemaakt aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In september 2014 ben ik begonnen met de

masteropleiding publiekrecht, track strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

Nu nadert het einde van mijn master en heb ik als sluitwerk deze scriptie geschreven. Ik wil hierbij graag de mensen bedanken die mij tijdens mijn studie onvoorwaardelijk hebben gesteund.

Saskia van Houten

1 Het Hof van Joosten, aflevering tbs [online via www.npo.nl, geraadpleegd op 08-07-2015] 2

(3)

3 Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding ... 6 1.1 Het wetsvoorstel ... 7 1.2 Probleemstelling ... 9 1.3 Opbouw ... 10

Hoofdstuk 2: Het huidige Nederlandse stelsel van straffen en maatregelen ... 12

2.1 Inleiding... 12 2.2 Gevangenisstraf ... 13 2.2.1 Voorwaardelijke invrijheidstelling ... 14 2.2.1.2 Proeftijd ... 15 2.3 Maatregelen ... 17 2.3.1 Tbs-Maatregel ... 18 2.3.2 Tbs met voorwaarden ... 20

2.3.3 Tbs met verpleging van overheidswege ... 21

2.3.4 Voorwaardelijke beëindiging tbs ... 23

2.4 Tussenconclusie ... 24

Hoofdstuk 3: Het Wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’. ... 26

3.1 Het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bij de terbeschikkingstelling. ... 27

3.2 Het gelijktrekken van de minimumduur van de proeftijd en mogelijkheid tot het verlengen van de proeftijd. ... 30

3.3 De introductie van een zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. .... 32

3.4 Tussenconclusie ... 37

Hoofdstuk 4: Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ... 39

4.1 Artikel 5 EVRM en artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM ... 40

4.2 Artikel 7 EVRM ... 45

4.3 Artikel 8 EVRM ... 46

4.4 Tussenconclusie ... 48

(4)

4

5.1 Artikel 5 EVRM ... 50

5.2 Artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM ... 52

5.3 Artikel 7 EVRM ... 55

5.4 Artikel 8 EVRM ... 57

Hoofdstuk 6: Eindconclusie ... 59

(5)

5

Lijst met afkortingen

AG Advocaat-Generaal

Bvt Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

EK Eerste Kamer

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

FPC Forensisch Psychiatrisch Centrum

GGZ-NL GGZ Nederland

HR Hoge Raad der Nederlanden

MvT Memorie van Toelichting

NP Nationale Politie

NOvA Nederlandse Orde van Advocaten

NVvR Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak

OM Het College van procureurs-generaal

OvJ Officier van Justitie

Par. Paragraaf

PBC Pieter Baan Centrum

PWB Penitentiaire Beginselenwet

Rb Rechtbank

R.o. rechtsoverweging

RvdR Raad voor de Rechtspraak

Rvt Reglement verpleging terbeschikkinggestelden

RN Reclassering Nederland

RSJ Raad voor Strafrechtspleging en Jeugdbescherming

Sr Wetboek van Strafrecht

Sv Wetboek van Strafvordering

Tbr terbeschikkingstelling van de regering

Tbs terbeschikkingstelling

TK Tweede Kamer

WVW 1994 Wegenverkeerswet 1994

(6)

6 Hoofdstuk 1: Inleiding

Donderdagochtend 18 september 2014 omstreeks 08.25 uur op de Nijlandlaan in Veldhoven schreeuwde een vrouw om hulp. Nadat ze haar jongste zoon naar school had gebracht, blijkt ze te zijn aangevallen door haar ex-man. Ze werd door hem al langere tijd lastig gevallen en bedreigd. Mede daardoor leidde ze een teruggetrokken bestaan en had ze weinig sociale contacten. Als gevolg van de bedreigingen droeg het slachtoffer een alarmknop bij zich, het zogeheten Aware systeem, waarmee zij de politie kon alarmeren in geval van dreigend geweld.3 Toch heeft dit niet kunnen voorkomen dat zij op 18 september op meerdere plekken in haar lichaam werd gestoken. Haar ex-man verklaarde dat hij het niet kon verkroppen dat zij een nieuwe partner had.4 Uit de feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de

verdachte de volle opzet had en het vooropgezette plan om het slachtoffer van het leven te beroven.

De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zijn wraakgevoelens jegens zijn ex-vrouw op deze gewelddadige wijze tot uiting heeft gebracht en daarbij volledig voorbij is gegaan aan de belangen van zijn kinderen, die bij voltooiing van het delict hun moeder zouden moeten missen.5 Gelukkig overleefde de vrouw de aanslag. De rechtbank acht poging tot moord bewezen en veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en tbs met dwangverpleging.6

Aan de verdachte is al eerder de maatregel tbs met dwangverpleging opgelegd, naar

aanleiding van een brandstichting, ook na beëindiging van een liefdesrelatie.7 De conclusie van de deskundigen luidde destijds dat er sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Volgens de deskundigen is dit in het algemeen hardnekkig en is intensieve langdurige

behandeling nodig om hierin verandering aan te brengen. Door de forse afweer van betrokkene is de behandeling niet tot de kern van de problematiek gekomen.8 De

tbs-maatregel werd toen definitief beëindigd. De vrouw wist van zijn verleden, maar omschreef

3 Van Hoof, Neergestoken vrouw uit Veldhoven leefde in angst en leidde teruggetrokken bestaan, Omroep

Brabant 19-09-2014 [online]

4

De Bekker, Drie jaar cel en tbs voor poging moord op vrouw Veldhoven, Omroep Brabant 27-03-2015 [online]

5 Rb ’s-Hertogenbosch 27 maart 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:1680 [online] 6 Ibid

7 Drie jaar en TBS voor poging moord op ex-vrouw in Veldhoven, Eindhovens Dagblad 27-03-2015 [online] 8

(7)

7 haar ex-man als een voorbeeldige echtgenoot en vader, totdat het huwelijk uitliep op een scheiding.9 Dat kon hij niet verkroppen.

Recidive zorgt voor onrust in de samenleving en gevoelens van angst en onveiligheid.10 Het terugdringen van recidive is dan ook een prioriteit van het kabinet. Sinds 2002 zijn er door de toenmalige regering Balkende I voorstellen gedaan om de recidive steeds verder terug te dringen. Het regeerakkoord van de VVD en PVDA ‘Bruggen slaan’ heeft dit beleid voortgezet.11 Daarin is aangekondigd dat zij levenslang toezicht op zedendelinquenten mogelijk willen maken.12 De terugkeer van zedendelinquenten in de samenleving heeft regelmatig tot ophef in de media geleid en zorgt voor veel onrust in de samenleving.13 Voor de optimale bescherming van de maatschappij dient de terugkeer in de maatschappij zo zorgvuldig en verantwoord mogelijk plaats te vinden.14 Door een zorgvuldige en geleidelijke terugkeer in de maatschappij zal de kans op recidive verkleinen.15

1.1 Het wetsvoorstel

In november 2013 is door staatssecretaris Fred Teeven een wetsvoorstel ingediend, het

wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’.16 Het primaire doel van het wetsvoorstel is het terugdringen van recidive.17 Door het terugdringen van recidive zal de maatschappelijke veiligheid worden vergroot. Het wetsvoorstel moet worden gezien in onderlinge samenhang met andere wetsvoorstellen en beleidsinitiatieven die gericht zijn op het terugdringen van recidive.18 Staatssecretaris Fred Teeven wijst in dit verband naar de initiatieven in de forensische zorg. Deze initiatieven willen door herstel van de forensische patiënt en vermindering van de kans op recidive bijdragen aan de veiligheid van de

samenleving.19

Het wetsvoorstel is van toepassing op tbs-gestelden en delinquenten die veroordeeld zijn

9 Drie jaar en TBS voor poging moord op ex-vrouw in Veldhoven, Eindhovens Dagblad 27-03-2015 [online] 10 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 1

11 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 410, nr. 15, p. 26 12

Ibid, p. 26

13 Boone, Van de Bunt & Siegel, Gevangene van het verleden, 2014

Huls & Brouwer, De terugkeer van zedendelinquenten in de wijk, 2013, p. 7

14 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 2 15

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 250, nr. 4 en 5, p. 116

16 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 17 Ibid, p. 1

18 Ibid, p. 8 19

(8)

8 wegens een geweldsmisdrijf of zedenmisdrijf.20

Het wetsvoorstel bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel betreft het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van

overheidswege.21 Op dit moment is de maximale duur gesteld op negen jaar.22 Binnen deze termijn is toezicht mogelijk en kan de resocialisatie van een tbs-gestelde aan voorwaarden worden verbonden.23 Door het schrappen van deze maximale termijn is het mogelijk dat het toezicht langdurig en mogelijk zelfs levenslang duurt. Ook kan de resocialisatie gedurende deze periode aan voorwaarden worden gebonden.

Het tweede onderdeel betreft het gelijktrekken van de minimumduur van de proeftijd van de bijzondere voorwaarden met de minimumduur van de algemene voorwaarde van de

voorwaardelijke invrijheidstelling.24 Door dit onderscheid op te heffen is het mogelijk om bij personen die worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan één jaar en maximaal twee jaar te komen tot een daadwerkelijke gedragsverandering.25 Daarnaast wordt er door het wetsvoorstel een mogelijkheid gecreëerd om de proeftijd te kunnen verlengen.26

Het derde onderdeel betreft de introductie van een zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor tbs-gestelden van wie de tbs (definitief) is geëindigd, voor zware geweldsdelinquenten en voor zedendelinquenten van wie de gevangenisstraf is geëindigd of van wie de voorwaardelijke invrijheidstelling na een gevangenisstraf is

geëindigd.27 Door deze maatregel kan de resocialisatie aan voorwaarden worden verbonden, nadat de straf of maatregel is geëindigd.28

Het wetsvoorstel is op 18 september 2014 met een meerderheid van stemmen aangenomen in de Tweede Kamer.29

20 Nieuw art. 38z lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr)

Eerste Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, A

21

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 23

22 Art. 38j lid 2 Sr 23 Art. 38g lid 2 Sr

24 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 24 25 Ibid, p. 24 26 Ibid, p. 25 27 Ibid, p. 25 28 Ibid, p. 12 29

(9)

9 1.2 Probleemstelling

Tot op heden is toezicht van tbs-gestelden of delinquenten mogelijk in een voorwaardelijk kader.30 Het wetsvoorstel brengt met zich mee dat ook buiten dit voorwaardelijk kader toezicht mogelijk wordt gemaakt, door middel van de zelfstandige maatregel. De maatregel kan ten uitvoer worden gelegd wanneer de straf of maatregel is geëindigd.31

Er is gekozen om te toetsen aan het EVRM, omdat ‘eenieder verbindende’ bepalingen uit het EVRM rechtstreeks doorwerken in de nationale rechtsorde.32 Indien een Nederlandse wet of regel strijdig is met een EVRM-bepaling, dient de Nederlandse rechter voorrang te verlenen aan de EVRM-bepaling en de Nederlandse wet of regel buiten toepassing te laten.33 Indien het onderhavige wetsvoorstel wordt verheven tot wet, zal bij een mogelijke inbreuk op een

grondrecht, de rechter de wet niet mogen toetsen aan de Grondwet.34 Daarmee wordt een toetsing aan het EVRM van wezenlijk belang. Om te voorkomen dat de bescherming van het EVRM door lidstaten wordt omzeild en voor het creëren van rechtsgelijkheid zijn er door het EHRM aan bepaalde termen een autonome betekenis toegekend.35

Hiermee is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: ‘Kan het wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’ de toets van het EVRM doorstaan?’.

Het wetsvoorstel zal worden getoetst aan artikel 5 EVRM (het recht op vrijheid en veiligheid), artikel 7 EVRM (legaliteitsbeginsel) en tenslotte aan artikel 8 EVRM (het recht op privacy). Dat de toets van het EVRM specifiek uit deze artikelen bestaat heeft te maken met de

voorwaarden die kunnen worden gesteld in het licht van de zelfstandige maatregel, welke sterk kunnen ingrijpen in het leven van de betrokkene. Zo kan de rechter besluiten om de voorwaarde ‘opneming in een zorginstelling’ op te leggen.36 De betrokkene dient dan na het ondergaan van zijn straf en/of maatregel zich alsnog te laten opnemen in een zorginstelling. De vraag is of dit mogelijk een schending oplevert van artikel 5 EVRM, waarin het recht op

30 Art. 38j Sr en art. 15 Sr

31 Meijer, De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende toezichtsmaatregel als instrument in de strijd voor

de maatschappelijke (schijn)veiligheid, in: Roosachtig strafrecht, 2013, p. 386

32 Art. 93 Grondwet (Gw) 33 Art. 94 Gw 34 Art. 120 Gw 35 HR 20-12-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9449 [online] 36

(10)

10 vrijheid is gewaarborgd.37

De zelfstandige maatregel wordt opgelegd bij een veroordelend vonnis.38 Doordat de eventuele tenuitvoerlegging pas na afloop van de straf of de maatregel plaatsvindt, wat vele jaren kan duren, zal de noodzaak tot het opleggen van de maatregel voor de rechter niet goed voorzienbaar zijn.39 Daarnaast zal de invulling van de maatregel ook pas aan het einde van de gevangenisstraf of tbs bekend worden gemaakt, waardoor het mogelijk voor de burger niet voldoende voorzienbaar is. Wet- en regelgeving dient voldoende voorzienbaar te zijn voor burgers, zodat zij in staat zijn hun gedrag daarop af te stemmen.40 Indien wet- en regelgeving niet aan de kwaliteitseisen van het EHRM voldoen, kan dit een schending opleveren van artikel 7 EVRM.

Tot slot kunnen andere voorwaarden, zoals het locatieverbod, contactverbod, meldplicht, reisverbod, verhuisplicht en het verbod om zich in een bepaald gebied te vestigen,41 al snel het recht op privacy van de betrokkene raken. De staatssecretaris erkent in de MvT dat er hiermee een inbreuk kan worden gemaakt op het recht op privacy, maar volgens hem is er sprake van een gerechtvaardigde inbreuk.42 Er dient echter een redelijke verhouding te bestaan tussen de zwaarte van de inmenging en het gewicht van het belang dat door de inmenging wordt gediend.43 De vraag is of de maatregel dan nog wel proportioneel is.

1.3 Opbouw

Om tot een volledig beeld van de problematiek te komen zal in hoofdstuk 2 worden gekeken naar het huidige Nederlandse stelsel van straffen en maatregelen. Het is van belang om te zien hoe er in de huidige regeling wordt omgegaan met de terugkeer van gedetineerden en tbs-gestelden. De deelvraag die in dit hoofdstuk centraal staat is: ‘Hoe is de resocialisatie van delinquenten geregeld onder het huidige Nederlandse strafrecht?’.

In hoofdstuk 3 wordt vervolgens het wetsvoorstel besproken. De drie wijzigingen zullen hier uitgebreid aan bod komen en tevens wordt bezien welke veranderingen dit zal opleveren ten aanzien van het huidige stelsel.

37 Vosman, Column: Levenslang toezichthouden door overheid proportioneel en noodzakelijk?, Bijzonder

strafrecht 21-10-2014 [online]

38 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3, p. 39 39

RvdR, Advies Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, p. 4 [online]

40 EHRM 26-04-1979, 6538/74 (Sunday Times v. United Kingdom) § 47 [online] 41 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 32-34

42 Ibid, p. 53 43

(11)

11 De staatssecretaris heeft het wetsvoorstel voorgelegd aan de volgende instanties: de

Nederlandse Orde van Advocaten, het College van procureurs-generaal, de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Reclassering Nederland, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, GGZ Nederland en de Nationale Politie.44 De kritiek die door deze verschillende partijen is geuit op het onderhavige

wetsvoorstel zal in dit hoofdstuk tevens aan de orde komen.

In hoofdstuk 4 wordt vervolgens het toetsingskader opgesteld van artikel 5 EVRM, artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM, artikel 7 EVRM en artikel 8 EVRM. In dit hoofdstuk staat de deelvraag centraal: ‘Welke voorwaarden stelt het EVRM om inbreuken op artikel 5 EVRM, artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM, artikel 7 EVRM en artikel 8 EVRM te rechtvaardigen?’

Na bespreking van het wetsvoorstel in hoofdstuk 3 en het toetsingskader dat wordt opgesteld in hoofdstuk 4, zal de daadwerkelijke toetsing plaatsvinden in hoofdstuk 5. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vraag of het wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht,

gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’ deze toets van het EVRM kan doorstaan.

44

(12)

12 Hoofdstuk 2: Het huidige Nederlandse stelsel van straffen en maatregelen

2.1 Inleiding

Het wetsvoorstel richt zich op personen die ter beschikking zijn gesteld, zware geweldsdelinquenten en zedendelinquenten.45 De staatssecretaris stelt dat de huidige

wettelijke kaders omtrent het toezicht niet meer afdoende zijn.46 Om dit te kunnen beoordelen zullen in dit hoofdstuk de wettelijke kaders worden beschreven van beide strafrechtelijke sancties. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag: ‘Hoe is de resocialisatie van delinquenten geregeld onder het huidige Nederlandse strafrecht?’

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal er eerst in worden gegaan op het onderscheid tussen straffen en maatregelen. In paragraaf 2.2 wordt vervolgens de gevangenisstraf

besproken. Indien men veroordeeld wordt tot een tijdelijke gevangenisstraf geldt op grond van artikel 2 Penitentiaire Beginselenwet dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gericht is op resocialisatie. In paragraaf 2.3 wordt vervolgens de tbs-maatregel besproken, ook hier geldt dat de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel, op grond van artikel 2 lid 2

Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelde, gericht is op resocialisatie. Tenslotte wordt in de conclusie het antwoord gegeven op de vraag hoe de resocialisatie van delinquenten is geregeld onder het huidige Nederlandse strafrecht.

In het Nederlandse stelsel wordt onderscheid gemaakt tussen straffen (Titel II) en maatregelen (Titel IIa). Dit noemt men het dualistisch stelsel.47 Zij vormen tezamen de strafrechtelijke sancties.48

Straffen worden opgelegd op grond van een strafbaar feit. De grondslag van de straf is de proportionele vergelding, dat wil zeggen de vergelding naar de mate van schuld aan het wederrechtelijke gedrag.49 In Nederland hanteren we dan ook het beginsel ´geen straf zonder schuld´.50 Er wordt vanuit gegaan dat ieder persoon in vrijheid kan bepalen wat hij doet en dat

45 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 25 46

Ibid, p. 23, 51

47 Ook wel het tweesporenstelsel genoemd.

Kelk, Nederlands Detentierecht, 2003, p. 327

48 Kelk, Studieboek materieel strafrecht, 2010, p. 447 49

Ibid, p. 447

Jonkers, De strafrechtelijke straf: inhoud, grondslag, doeleinden, in: 100 jaar Strafrecht, 1999, p. 163

50 HR 14-02-1916, NJ 1916, 681 (Melk en water)

Kooijmans, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke

(13)

13 daardoor ook eventuele strafbare feiten kunnen worden toegerekend.51 Indien een strafbaar feit niet (volledig) aan een persoon kan worden toegerekend spreken we van

ontoerekenbaarheid. Om de samenleving toch te beschermen, zijn er verschillende

maatregelen in het Nederlandse strafrecht. Maatregelen worden dus niet opgelegd op grond van een strafbaar feit, maar naar aanleiding van een strafbaar feit.52 De grondslag van deze maatregelen is gelegen in beveiliging van de samenleving en het herstellen van de

normschending.53

Indien er sprake is van gedeeltelijke ontoerekeningsvatbaarheid kan een straf ook in

combinatie met een maatregel worden opgelegd. Artikel 38 lid 3 Sr bepaalt in dit geval dat de duur van de maximale gevangenisstraf indien deze samen wordt opgelegd met tbs met

voorwaarden vijf jaar bedraagt.54

Tenslotte is door de Hoge Raad in de zaak Lucia de B. bepaald dat een combinatievonnis van een levenslange gevangenisstraf met tbs met verpleging van overheidswege niet mogelijk is.55 Dit komt door de verschillende sanctiedoeleinden. De levenslange gevangenisstraf is niet gericht op een terugkeer in de samenleving. De tijdelijke gevangenisstraf en de tbs-maatregel zijn wel beide gericht op de terugkeer in de samenleving.56

2.2 Gevangenisstraf

De gevangenisstraf is één van de hoofdstraffen in artikel 9 lid 1 sub a Sr. Dat wil zeggen dat het door de wetgever in 1886 werd gezien als de zwaarste straf. In artikel 9 Sr wordt er onderscheid gemaakt tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen. Tegenwoordig wordt aan dit onderscheid nog weinig waarde gehecht omdat het door de toevoeging van artikel 9 lid 5 Sr mogelijk is om bijkomende straffen los van een hoofdstraf op te leggen.57

51

Mevis, Hoofdlijnen van het strafrechtelijk stelsel, 1997, p. 8 Kelk, Studieboek materieel strafrecht, 2010, p. 272

52 Ibid, p. 447

53 Kooijmans, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke

maatregel, 2002, p. 229 [online]

Kelk, Studieboek materieel strafrecht, 2010, p. 447

54 Deze maximale gevangenisstraf die naast de tbs met voorwaarden kan worden opgelegd is op 1 september

2010 verhoogd van drie jaar naar vijf jaar.

Zie ook: Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging. [online]

55 HR 16-06-2009, ECLI:NL:HR:AU5496 (Lucia de B.), r.o. 9.8 [online]

56 Art. 2 lid 2 Penitentiaire Beginselenwet (PBW) respectievelijk art. 2 Beginselenwet verpleging

terbeschikkinggestelden (Bvt)

57

(14)

14 De grondslag van de straf is gelegen in de vergelding.58 Daarnaast worden in de literatuur ook wel de speciale en generale preventie genoemd als grondslagen.59

Met de speciale preventie wordt beoogd dat gestraften voortaan afzien van crimineel gedrag. Dit in tegenstelling tot de generale preventie. Hierbij wordt beoogd de omgeving af te schrikken door de opgelegde straf, zodat zij afziet van het begaan van soortgelijke delicten. Zodat de omgeving wordt aangezet tot normconform gedrag.60

Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de tijdelijke gevangenisstraffen geldt dat deze te allen tijde gericht is op resocialisatie, dit blijkt tevens uit artikel 2 lid 2 Penitentiaire Beginselenwet. Door middel van resocialisatie wordt getracht personen op een geleidelijke manier te laten terugkeren in de samenleving en de kans op recidive te verminderen.61

2.2.1 Voorwaardelijke invrijheidstelling

Voor 1 juli 2008 was er de vervroegde invrijheidstelling, waarbij de delinquent na het uitzitten van tweederde van zijn vrijheidsstraf werd vrijgelaten. Aan deze vrijlating waren geen voorwaarden verbonden. De vervroegde invrijheidstelling kon daardoor niet meer worden ingetrokken.62

Op 1 juli 2008 is de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling in werking

getreden.63 De wettelijke regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling is te vinden in de artikelen 15 tot en met 15l Sr. Het doel is om een bijdrage te leveren aan de bescherming van de samenleving.64 De hoofddoelstelling van de voorwaardelijke invrijheidstelling is dan ook gelegen in het voorkomen van recidive.65

2.2.1.1 Vereisten

Niet iedere veroordeelde komt in aanmerking voor de voorwaardelijke invrijheidstelling. Op grond van artikel 15 lid 1 Sr dient er een minimale gevangenisstraf te zijn opgelegd van meer

58 Kelk, Studieboek materieel strafrecht, 2010, p. 19-20 59 De Hullu, Materieel Strafrecht, 2012, p. 5

60 Corstens, Het Nederlandse strafprocesrecht, 2008, p. 10 61

Nelissen, Resocialisatie en Detentie, 2000, p. 30

62 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 938, nr. 2 63 Ibid

64 Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling [online] 65

(15)

15 dan één jaar. Indien er een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf is opgelegd, is de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet van toepassing.66

Indien er een vrijheidsstraf van langer dan één jaar, maar korter dan twee jaar is opgelegd, dient het eerste jaar volledig te zijn uitgezeten. Van het resterende gedeelte dient nog een periode van één derde te worden uitgezeten, voordat iemand in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling.67

Indien er een vrijheidsstraf van langer dan twee jaar is opgelegd, dient tweederde van de totale straf te zijn uitgezeten voordat iemand in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling.68 Daarna zal de veroordeelde in vrijheid worden gesteld, mits hij zich aan de bepaalde voorwaarden houdt gedurende zijn proeftijd.69

Het Openbaar Ministerie kan op grond van artikel 15d lid 1 Sr besluiten om in specifieke gevallen een vordering in te dienen tot het uitstellen of achterwege laten van de

voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit kan het geval zijn indien door het stellen van

voorwaarden het recidiverisico onvoldoende kan worden ingeperkt, of de veroordeelde zich niet bereid verklaart tot naleving van de voorwaarden.70

2.2.1.2 Proeftijd

Bij de voorwaardelijke invrijheidstelling hoort een proeftijd. Artikel 15c Sr maakt een onderscheid tussen de proeftijd van de algemene voorwaarde en de proeftijd van de

bijzondere voorwaarden. Indien de delinquent zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt, kan de voorwaardelijke invrijheidstelling worden ingetrokken en dient hij het resterende gedeelte van zijn straf uit te zitten.71

De algemene voorwaarde houdt in dat de delinquent zich niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.72 Dit kan zowel een misdrijf als een overtreding betreffen.

Voor de duur van de proeftijd van de algemene voorwaarde geldt dat deze gelijk is aan de periode waarover de voorlopige invrijheidstelling wordt verleend, en bedraagt tenminste één

66 Art. 15a lid 3 Sr 67 Art. 15 lid 1 Sr 68

Art. 15 lid 2 Sr

69 Julsing-Nijenhuis, Voorwaardelijke invrijheidstelling, 2009, p. 7

70 Rb Noord Holland 13-05-2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0283 [online] 71 HR 09-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2744 [online]

72

(16)

16 jaar.73

Daarnaast kunnen er bijzondere voorwaarden worden gesteld, artikel 15a lid 3 Sr kent verschillende mogelijkheden, waaronder: een contactverbod, een locatieverbod, een

meldplicht, een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Uit artikel 15a lid 3 sub 10 Sr blijkt dat dit geen limitatieve opsomming betreft.

De bijzondere voorwaarden die kunnen worden opgelegd zijn individualiseerbaar. Indien de persoon van de dader of de aard van het delict hiertoe aanleiding geeft kunnen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De bijzondere voorwaarden die de rechter aan de

veroordeelde oplegt mogen niet de vrijheid van godsdienst, levensovertuiging of de staatkundige vrijheid beperken.74

Indien er meerdere bijzondere voorwaarden worden opgelegd dient er een belangenafweging te worden gemaakt tussen enerzijds het hoofddoel van de voorwaardelijke invrijheidstelling, het voorkomen van recidive, en anderzijds de bevordering van resocialisatie van de

betrokkene.75 Er dient dus steeds een belangenafweging te worden gemaakt, verschillende bijzondere voorwaarden die in combinatie met elkaar worden opgelegd kunnen immers een aanzienlijke beperking van de bewegingsvrijheid opleveren.76

Op grond van artikel 15a lid 3 Sr kan aan deze bijzondere voorwaarden elektronisch toezicht worden verbonden. Elektronisch toezicht is hierbij een middel waarmee de reclassering kan controleren of de betrokkene zich aan de bijzondere voorwaarden houdt. Dit gebeurt

bijvoorbeeld in het geval van een locatieverbod, waarbij de betrokkene zich niet in een bepaalde omgeving mag begeven. Maar ook bij een locatiegebod, waarbij de betrokkene binnen bepaalde tijden juist op een bepaalde plek dient te zijn.77

Voor wat betreft de duur van de proeftijd van de bijzondere voorwaarden geldt dat deze wordt vastgesteld door het Openbaar Ministerie. Hierbij geldt er op dit moment nog geen

minimumduur van één jaar. Wel is deze proeftijd aan een maximum verbonden, namelijk dat

73

Art. 15c lid 2 Sr

74 Art. 15a lid 4 Sr

75 Hof Den Haag 14-10-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3259 (Volkert van der G.), r.o. 7 [online]

76 Rb. Den Haag 30-07-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:9411 (Volkert van der G.), r.o. 3.9 – 3.10 [online] 77

(17)

17 deze ten hoogste gelijk is aan de periode waarover de voorlopige invrijheidstelling wordt verleend.78

2.3 Maatregelen

De maatregelen in het strafrecht zijn te vinden in de titel IIA Sr. We kennen in het huidige systeem verschillende maatregelen, te weten de tbs-maatregel, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders79, onttrekking aan het verkeer, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de

schadevergoedingsmaatregel.

Bij maatregelen kan onderscheid worden gemaakt tussen beveiligingsmaatregelen en herstelmaatregelen.80 Bij de beveiligingsmaatregelen is de maatregel gericht op het

beschermen van de samenleving tegen een bepaald gevaar dat een persoon of een voorwerp geacht wordt te veroorzaken.81 Voorbeelden hiervan in het Nederlandse strafrecht zijn onder meer de tbs, de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) of de onttrekking aan het verkeer. Dit in tegenstelling tot de herstelmaatregelen. Daarbij is de maatregel gericht op het opheffen van de negatieve gevolgen van het delict.82 Hierbij kan worden gedacht aan de schadevergoedingsmaatregel of de ontnemingsmaatregel.

In deze paragraaf wordt de tbs-maatregel besproken, het is een ingrijpende strafrechtelijke maatregel die kan rekenen op veel belangstelling in de media, pers en de politiek. Dit is met name het geval als een tbs-gestelde in de fout gaat.83 Dit zorgt meer dan eens voor

maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.84 Mede daarom is het belangrijk dat personen die een tbs-maatregel krijgen opgelegd op een geleidelijke wijze terugkeren in de samenleving.

78 Art. 15c lid 3 Sr

79 Ook wel de ISD-maatregel genoemd.

80 Kooijmans, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke

maatregel, 2002, p. 229 [online]

81 Muller & Vegter, Detentie, 2005, p. 204

82 Kelk, Studieboek materieel strafrecht, 2010, p. 11

83 Drie jaar en TBS voor poging moord op ex-vrouw in Veldhoven, Eindhovens Dagblad 27-03-2015 [online] 84

(18)

18 2.3.1 Tbs-Maatregel

De tbs is primair een beveiligingsmaatregel85 met twee verschillende modaliteiten, tbs met verpleging van overheidswege (artikel 37b-37e Sr)86 en tbs met voorwaarden (artikel 38-38c Sr). Voor beide modaliteiten geldt dat de rechter alleen de tbs-maatregel kan opleggen als er is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 37a lid 1 Sr. De voorwaarden die hieruit voortvloeien zijn:

1) Tijdens het delict dient er sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.

Volgens de parlementaire geschiedenis is er sprake van ‘een gebrekkige ontwikkeling’ bij een aanlegstoornis of beschadiging van de hersenen voortvloeiende diepere vorm van

zwakzinnigheid.87 Van ‘een ziekelijke stoornis’ is sprake als de geestvermogens na een korte of langere periode van ontwikkeling tijdelijk of blijvend gestoord raken.88 Voor de

vaststelling van zo’n gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis brengen

gedragsdeskundigen een rapport uit over de toerekenbaarheid van de verdachte. Hiervoor is het noodzakelijk dat er gebruik wordt gemaakt van twee gedragsdeskundigen, waaronder minstens één psychiater.89 Om de maatregel tbs te kunnen opleggen dient te worden

vastgesteld dat de stoornis al bestond op het moment dat het delict werd begaan. Indien een verdachte zijn medewerking weigert te verlenen aan de totstandkoming van een rapportage hoeft dit niet te betekenen dat de rechter geen tbs kan opleggen.90 Daarnaast is de rechter niet verplicht de rapporten van de deskundigen omtrent de toerekenbaarheid te volgen.91

2) Niet voor elk misdrijf kan een tbs-maatregel worden opgelegd. Deze mogelijkheid bestaat enkel voor misdrijven waarop naar de wettelijke beschrijving een gevangenisstraf is gesteld van vier jaren of meer, en voor een bepaald aantal specifieke delicten die opgesomd staan in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr. Dit betreft: verspreiding geschriften of afbeeldingen ter opruiing (artikel 132 Sr), bedreiging met bepaalde misdrijven (artikel 285 lid 1 Sr), belaging/stalking

85 Aanwijzing TBS voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van

overheidswege [online]

86

Ook wel tbs met dwangverpleging genoemd.

87 Tweede Kamer, vergaderjaar 1980-1981, 11 932, nr. 5, p. 31

Tweede Kamer, vergaderjaar 1979-1980, 11 270, nr. 12, p. 13

88 Tweede Kamer, vergaderjaar 1980-1981, 11 932, nr. 5, p. 31

Tweede Kamer, vergaderjaar 1979-1980, 11 270, nr. 12, p. 13

89 De Jong, Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht, Tijdschrift voor gezondheidsrecht

2012/36, p. 406

90 Art. 37a lid 3 Sr en art. 37 lid 3 Sr. 91

(19)

19 (artikel 285b Sr), insubordinatie (artikel 395 Sr), verkeersongeval veroorzaken waarbij een ander letsel oploopt en de schuld bestaat uit roekeloosheid (artikel 175 WVW 1994) en het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, aanwezig hebben of vervaardigen van bijvoorbeeld hennep (artikel 11 lid 2 Opiumwet). Deze voorwaarde wordt ook gebruikt bij het bepalen of voorlopige hechtenis is toegestaan.92

3) De veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de tbs-maatregel. Dit criterium wordt ook wel het gevaarscriterium genoemd.93 Onder ‘de veiligheid van anderen’ wordt verstaan een rechtstreeks gevaar voor individueel bepaalde personen.94 Er hoeft hierbij geen sprake te zijn van direct gevaar. ‘De algemene veiligheid van personen en goederen’ is daarentegen breder, het kan daarbij gaan om willekeurige niet op voorhand bepaalde personen en goederen.95 Wel dienen hier over het algemeen zwaardere eisen te worden gesteld aan het ‘gevaar’.96 Indien de betrokkene enkel voor zichzelf gevaarlijk is, kan er geen tbs-maatregel worden opgelegd.97

In de jurisprudentie is er nog een vierde voorwaarde ontwikkeld waaraan voldaan moet zijn, te weten: er moet een verband bestaan tussen de vastgestelde stoornis en het gevaar op herhaling.98

Indien er aan deze voorwaarden is voldaan kan de rechter besluiten om de maatregel tbs op te leggen. Daarbij dient er een afweging te worden gemaakt tussen de tbs met voorwaarden en de tbs met verpleging van overheidswege. Op grond van artikel 38 lid 1 Sr zal de rechter, indien verpleging van overheidswege niet noodzakelijk is, de voorwaarden vaststellen waaraan de tbs-gestelde zich dient te houden. Hiervoor is instemming van de betrokkene met de voorwaarden noodzakelijk. Bij de belangenafweging spelen de ernst van het begane feit en het recidiverisico een rol. De tbs met voorwaarden komt alleen in aanmerking indien het gevaar voldoende kan worden afgewend door het stellen van voorwaarden.99

92 Art. 67 Wetboek van Strafvordering (Sv)

Muller & Vegter, Detentie, 2009, p. 39

93 Hofstee, TBS, 2003, p. 78 94

Van der Mark, TBS voor Dummies, p. 2 [online]

95 Ibid, p. 2.

96 Cleiren & Nijboer (red.), art. 37a Sr, in: Tekst & Commentaar Strafrecht, 2012, p. 323 97 Er kan gekozen worden voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.

98

Raes & Bakker (red.), De psychiatrie in het Nederlandse recht, 2012, p. 188 Hofstee, TBS, 2003, p. 84

HR 09-11-1982, ECLI:NL:HR:1982:AC1088 [online]

HR 24-01-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6012, r.o. 2.2 - 2.5.1 [online]

99

(20)

20 Bij de tenuitvoerlegging van de tbs maatregel geldt dat deze gericht is op resocialisatie, dit volgt uit artikel 2 Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelde.

2.3.2 Tbs met voorwaarden

De tbs met voorwaarden geldt indien de rechter geen verpleging van overheidswege heeft opgelegd.100 Op 1 september 2010 zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd ten aanzien van deze vorm van tbs.101 Deze hebben het doel de veiligheid van de samenleving bij de tenuitvoerlegging van de tbs met voorwaarden beter te waarborgen, een effectiever gebruik van deze maatregel te bevorderen en de instroom in de dwangverpleging te wijzigen.102 Voor deze vorm van tbs kan de rechter kiezen indien het gevaar met het stellen van

voorwaarden voldoende kan worden afgewend.103 De rechter dient minstens één voorwaarde te stellen, die betrekking heeft op de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen.104 Indien de rechter tbs met voorwaarden wil opleggen dient er op grond van artikel 38g lid 2 Sr instemming te zijn van de betrokkene.105

Op grond van artikel 38a lid 1 Sr zijn er verschillende voorwaarden die kunnen worden opgelegd. Zo kan er worden bepaald dat de ter beschikking gestelde zich laat opnemen in een inrichting, zich onder behandeling stelt of bepaalde voorgeschreven medicatie inneemt.106 De voorwaarden die worden gesteld kunnen mogen niet de vrijheid van godsdienst of

levensovertuiging dan wel de staatkundige vrijheid van de ter beschikking gestelde beperken en dienen de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of

goederen te waarborgen.107

Op grond van artikel 38b Sr kunnen de voorwaarden tussentijds worden aangevuld, gewijzigd of worden opgeheven.108 Dit kan de rechter doen naar aanleiding van een verzoek van het Openbaar Ministerie of de tbs-gestelde.

100 Art. 38 lid 1 Sr

101 Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging [online] 102 Ibid 103 Art. 38 lid 1 Sr Hofstee, Tbs, 2003, p. 98 104 Art. 38 lid 1 Sr 105 Hofstee, Tbs, 2003, p. 98-99

106 De Jong & Knigge, Het materiele strafrecht, 2003, p. 313

Hofstee, Tbs, 2003, p. 99-100

107 HR 02-02-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1113, r.o. 3.5.2 [online] 108

(21)

21 Indien de tbs-gestelde zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden kan de rechter op

vordering van het Openbaar Ministerie alsnog de verpleging van overheidswege bevelen.109

In principe wordt de maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd, dit volgt uit artikel 38d Sr. De termijn kan worden verlengd indien het Openbaar Ministerie een vordering indient voor verlenging van de maatregel.110 De verlenging vindt plaats voor de duur van één of twee jaar.111 De rechter zal in dit geval wederom toetsen aan het gevaarscriterium.112 Het

gevaarscriterium houdt in dat de verdachte die lijdt aan een geestelijke stoornis de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar moet brengen.113

Indien het Openbaar Ministerie geen vordering tot verlenging van de tbs-maatregel vordert zal de tbs-maatregel worden beëindigd. De maximale duur van de tbs met voorwaarden is gesteld op negen jaar, en indien er geen last tot hervatting van de dwangverpleging wordt gegeven, zal de maatregel van rechtswege eindigen na deze periode.114

2.3.3 Tbs met verpleging van overheidswege

De tbs met verpleging van overheidswege wordt ook wel tbs met dwangverpleging genoemd. In de afgelopen twintig jaar is een sterke groei te zien met betrekking tot het aantal personen aan wie de maatregel is opgelegd.115 Het is een vrijheidsbenemende maatregel waarbij de betrokkene gedwongen wordt opgenomen in een kliniek. De nadruk ligt dan ook op de speciaal-preventieve functie, waarbij het van belang is dat er een zodanige

gedragsverandering ontstaat dat recidive wordt voorkomen.116 Het is daarbij een vergaande beveiligingsmaatregel die de samenleving tracht te beschermen.

De tbs met verpleging van overheidswege wordt tevens opgelegd voor de duur van maximaal

109 Hofstee, Tbs, 2003, p. 101

De Jong & Knigge, Het materiele strafrecht, 2003, p. 313 Art. 38c Sr

110

Art. 38d lid 2 Sr

111 Ibid

112 Tweede Kamer, vergaderjaar 1971-1972, 11 932, nr. 3, p. 9 113 Art. 37a lid 1 sub 2 Sr

114

Art. 38e lid 2 Sr

115 Van 405 tbs-gestelden in 1990, naar ruim 2100 tbs-gestelden in 2010

Nagtegaal & Horst & Schönberger, Inzicht in de verblijfsduur van tbs-gestelden, 2011, p. 249

116 Tweede Kamer, vergaderjaar 1982-1983, 11 932, nr. 10, p. 6

(22)

22 twee jaar. De termijn kan worden verlengd tot maximaal vier jaar.117 Dit wordt de

gemaximaliseerde tbs genoemd. Dit maximum geldt niet indien de tbs met verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.118 Dit betekent dat indien er sprake is van een geweldsdelict, de totale duur niet gebonden is aan een

maximumduur. Hierbij moet er wel sprake zijn van gevaar dat gericht is tegen personen. Gevaar voor goederen is geen grond voor verlenging van de tbs maatregel met verpleging van overheidswege.119

Veruit in de meeste gevallen waarbij tbs met verpleging van overheidswege wordt opgelegd is er sprake van een geweldsdelict, al dan niet met een seksuele component.120 In de zaak Van der Velden tegen Nederland heeft het EHRM geoordeeld dat het bij de verlenging van de tbs-maatregel na vier jaar, het noodzakelijk is dat er sprake is van een geweldsdelict en dit ook uitdrukkelijk in het vonnis is gemotiveerd.121

Behalve bij de longstay afdeling, waar personen langdurig of zelfs levenslang verblijven, is de tbs maatregel gericht op resocialisatie. Dit resocialisatiestreven blijkt uit artikel 2 lid 1 Bvt. De behandeling dient er zoveel mogelijk op gericht te zijn dat de veroordeelde geleidelijk terugkeert in de maatschappij. Zo is de behandeling gericht op een zodanige

gedragsverandering dat de kans op recidive naar een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.122

Om te toetsen hoe een tbs-gestelde functioneert in de maatschappij is er een zogenoemd verlofstelsel. De verschillende verlofvormen zijn: begeleid verlof, onbegeleid verlof,

transmuraal verlof en proefverlof.123 Hoe verder de betrokkene in het verlofsysteem komt hoe meer vrijheden hij krijgt en mogelijkheden om te werken aan een terugkeer in de

samenleving. Bij transmuraal verlof vindt de behandeling en begeleiding al op afstand plaats. Deze vorm van verlof is een voorbereiding op het proefverlof. Bij het proefverlof zal de betrokkene terugkeren in de samenleving, maar blijft de kliniek verantwoordelijk voor het toezicht.124

117 Art. 38e lid 1 Sr 118 Art. 38e lid 1 Sr 119 Art. 38elid 3 Sr 120

De Jong & Knigge, Het materiele strafrecht, 2003, p. 314

121 EHRM 31-07-2012, 21203/10 (Van der Velden v. Netherlands) § 32 e.v. [online] 122 Art. 2 Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden (Bvt)

123 Art. 53 Reglement verpleging terbeschikkinggestelden (Rvt) en art. 54 Rvt 124

(23)

23 Voor elk verlof wordt een aanvraag ingediend bij het Adviescollege Verloftoetsing, maar uiteindelijk dient de Minister van Veiligheid en Justitie een machtiging af te geven voor het verlof.

2.3.4 Voorwaardelijke beëindiging tbs

Sinds 1997 heeft de rechter de mogelijkheid om over te gaan tot de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel.125 Voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs maatregel dient het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau te zijn teruggebracht.126

De rechter kan op grond van artikel 38g lid 2 Sr besluiten tot een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Indien er wordt overgegaan tot een voorwaardelijke beëindiging wordt verondersteld dat het recidiverisico zodanig is verminderd dat de dwangverpleging niet langer noodzakelijk is en dat het stellen van voorwaarden aan de invrijheidstelling het recidiverisico afdoende ondervangt.127 Daarnaast kunnen onder meer het Openbaar Ministerie, de

betrokkene en het hoofd van de inrichting een verzoek indienen tot het voorwaardelijk beëindigen van de maatregel.128 Wanneer de rechter een besluit dient te nemen over het voorwaardelijk beëindigen dient hij na te gaan of het gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van betrokkene zodanig is teruggebracht dat het verantwoord is de verpleging van overheidswege te beëindigen.129

Op grond van artikel 38h lid 1 Sr bestaat tevens de mogelijkheid om over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de tbs, indien het proefverlof tenminste één jaar onafgebroken is geweest, en er in die periode geen verlengingszitting is geweest.

Indien de rechter besluit om over te gaan tot de voorwaardelijke beëindiging van de tbs, zal de dwangverpleging ophouden te bestaan, maar wordt de tbs met verpleging van overheidswege omgezet in de tbs met voorwaarden. De tbs maatregel zelf blijft dus bestaan en kan worden gezien als stok achter de deur met betrekking tot het naleven van de voorwaarden door betrokkene. Hierdoor bestaat immers de mogelijkheid dat indien de betrokkene de

125 Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging [online] 126

Art. 46 lid 2 Rvt

127 Brouwer & Elzinga, De TBS met voorwaarden en de rol van de reclassering, 2003, p. 41 128 Art. 509t lid 2 Sv respectievelijk Art. 46 lid 2 Rvt

129 Art. 46 lid 2 Rvt

(24)

24 voorwaarden niet naleeft, de voorwaardelijke beëindiging komt te vervallen en de verpleging van overheidswege wordt hervat.130

Artikel 38j lid 2 Sr stelt dat de voorwaardelijke beëindiging de maximale duur van negen jaar niet te boven gaat. Deze termijn is het gevolg van een recente wetswijziging op 1 januari 2008.131 Aanvankelijk was de maximale termijn voor de voorwaardelijke beëindiging gesteld op drie jaar. De reden voor deze wijziging was gelegen in het feit dat recidive moest worden voorkomen. Uit onderzoek door het WODC was toen gebleken dat de kans op recidive na een periode van negen jaar aanzienlijk kleiner is dan bij de daaraan voorafgaande jaren.132

Daarnaast zou de tbs vaker voorwaardelijk worden beëindigd. De relatief korte termijn van drie jaren werd als knelpunt ervaren door zowel het Openbaar Ministerie als de rechter.133 Zij betrachtten dan ook terughoudendheid ten aanzien van de voorwaardelijke beëindiging.134

2.4 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk zijn de huidige kaders omtrent het toezicht op delinquenten uiteengezet. De gevangenisstraf eindigt in veel gevallen in een voorwaardelijke invrijheidstelling. Aan deze voorwaardelijke invrijheidstelling is een proeftijd verbonden, waarbij voorwaarden worden gesteld.135 Indien de veroordeelde zich niet houdt aan de voorwaarden, kan de

voorwaardelijke invrijheidstelling worden ingetrokken.136 Tijdens de proeftijd is het mogelijk om toezicht te houden op de delinquent en voorwaarden aan de resocialisatie te verbinden. Daarnaast zijn de twee vormen van tbs besproken, en de voorwaarden om de tbs-maatregel te kunnen opleggen. Indien het recidiverisico afdoende kan worden afgewend door het stellen van voorwaarden is het mogelijk om op deze manier toezicht te houden op de tbs-gestelde.137 Bij de tbs met verpleging van overheidswege geldt ook het resocialisatiebeginsel.138

Gedurende de behandeling zal er worden gewerkt aan een geleidelijke terugkeer in de

samenleving. Hier wordt gebruikt gemaakt van het verlofstelsel.139 Indien het recidiverisico is

130 Brouwer & Elzinga, De TBS met voorwaarden en de rol van de reclassering, 2003, p. 41 131 Eerste Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 28 238, nr. 7

132

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 28 238, nr. 6, p. 2

133 Bleichrodt & Vegter, Sanctierecht, 2013, p. 178

134 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28 238, nr. 3, p. 3 135 Art. 15 – art. 15l Sr

136

Julsing-Nijenhuis, Voorwaardelijke invrijheidstelling, 2009, p. 7

137 Art. 38 lid 1 Sr

Hofstee, Tbs, 2003, p. 98

138 Art. 2 lid 1 Bvt 139

(25)

25 teruggebracht naar een aanvaardbaar niveau kan de tbs-gestelde in aanmerking komen voor de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met verpleging van overheidswege.140 Gedurende deze voorwaardelijke beëindiging is toezicht op de tbs-gestelde mogelijk door het stellen van voorwaarden. De tbs-maatregel zelf blijft in dit geval bestaan. Deze kan worden gezien als een stok achter de deur, om de voorwaarden na te leven.

Daarmee is uit de beschrijving van de Nederlandse regeling omtrent de tenuitvoerlegging van de straf en de maatregel duidelijk geworden dat beide sanctiemodaliteiten gericht zijn op resocialisatie. Door middel van resocialisatie wordt getracht de kans op recidive te verminderen.

140

(26)

26 Hoofdstuk 3: Het Wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en

vrijheidsbeperking’.

In dit hoofdstuk wordt het wetsvoorstel ‘Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking’141 besproken. Het wetsvoorstel is van toepassing op tbs-gestelden en delinquenten die zijn veroordeeld wegens een geweldsmisdrijf of zedenmisdrijf.142 Het primaire doel van het wetsvoorstel is het vergroten van de maatschappelijke veiligheid door het terugdringen van recidive. Daarnaast heeft het wetsvoorstel nog twee doelen: de instroom van de tbs-gestelden in de tbs beperken en de uitstroom van tbs-gestelden uit de tbs-inrichting te bevorderen.143

Het wetsvoorstel bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel is het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met verpleging van

overheidswege.144 Dit onderdeel is daarmee enkel van toepassing op tbs-gestelden.

Het tweede onderdeel ziet op het gelijktrekken van de minimumduur van de proeftijd.145 Dit onderdeel is daarmee van toepassing op delinquenten die worden veroordeeld tot een

gevangenisstraf van meer dan één jaar. Tevens wenst het wetsvoorstel de mogelijkheid te introduceren voor het eenmalig verlengen van de proeftijd.146

Het laatste onderdeel betreft een zelfstandige toezichthoudende maatregel die wordt

geïntroduceerd.147 Deze maatregel kan worden opgelegd aan personen die een tbs-maatregel krijgen opgelegd, dan wel personen die worden veroordeeld tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens een zeden- of geweldsdelict. Voor geweldsdelinquenten die worden veroordeeld tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf geldt daarbij als bijkomende voorwaarde dat het delict waarvoor zij zijn veroordeeld, wordt bedreigd met een

gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of meer.148

141

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3

142 Nieuw art. 38z lid 1 Sr

Eerste Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, nr. A

143 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 2 144 Ibid, p. 2 145 Ibid, p. 2 146 Ibid, p. 25 147 Ibid, p. 25 148 Ibid, p. 25

(27)

27 Het wetsvoorstel is op 18 september door een meerderheid in de Tweede Kamer

aangenomen.149

In de volgende paragrafen worden de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen besproken. De staatssecretaris heeft zijn wetsvoorstel voorgelegd aan verschillende instanties, namelijk: de Nederlandse Orde van Advocaten, het College van procureurs-generaal, de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Reclassering Nederland, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, GGZ-Nederland en de Nationale Politie.150 De reacties van deze instanties zullen tevens aan bod komen in de volgende paragrafen.

3.1 Het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bij de terbeschikkingstelling.

De eerste wijziging die het wetsvoorstel met zich mee brengt betreft het schrappen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. In hoofdstuk 2 is besproken dat de maximale duur op dit moment negen jaar betreft, zo blijkt uit artikel 38j lid 2 Sr. Deze termijn is sinds 1 januari 2008 van toepassing.151 Voorheen was de maximale termijn van de voorwaardelijke beëindiging gesteld op drie jaar. In de jaren voorafgaand aan deze wetswijziging was er discussie over wat de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging moest zijn. Er is toen specifiek gekozen voor een termijn van negen jaar, omdat deze kon worden onderbouwd op grond van recidivecijfers.152 Na een periode van negen jaar bleek de kans op recidive aanzienlijk te verminderen ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren.153 Ook werd gesteld dat de nieuwe termijn zou zorgen voor het vergroten van de uitstroom tbs met verpleging van overheidswege, omdat men er vanuit ging dat de rechter niet overging tot voorwaardelijke beëindiging van de tbs, gezien de korte termijn die daaraan was gebonden.154

Door de beoogde wijziging moet het volgens de staatssecretaris mogelijk worden om

149 Eerste Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, A 150

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 6

151 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 28 238, nr. 10, par. 6.3.1. 152 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 28 238, nr. 6, p. 2 153 Ibid, p. 2

154

(28)

28 langdurig toezicht te houden en indien noodzakelijk zelfs levenslang.155 Indien de maximale termijn verdwijnt kan de rechter de voorwaardelijke beëindiging jaarlijks of tweejaarlijks verlengen, zonder dat de voorwaardelijke beëindiging van rechtswege eindigt.156 Zo kan een tbs-gestelde ook na negen jaar nog toezicht krijgen indien dit noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

De staatssecretaris stelt dat door het schrappen van de maximale duur de belangen van de maatschappij en van (toekomstige) slachtoffers in het bijzonder ermee zijn gediend dat deze voorwaardelijke beëindiging niet na negen jaar van rechtswege wordt beëindigd.157 Dit weegt hij af tegen het belang van de tbs-gestelde, waarbij hij van mening is dat een maximale duur niet noodzakelijk is. De voorwaardelijke beëindiging duurt door de periodieke toetsing van de rechter niet langer dan noodzakelijk en is daarmee proportioneel.158

Volgens de staatssecretaris wordt door deze wijziging voorkomen dat de voorwaardelijke beëindiging van rechtswege eindigt, terwijl de betrokkene op dat moment nog toezicht nodig heeft in verband met recidiverisico.159

Daarnaast is de staatssecretaris van mening dat door het afschaffen van de maximale duur de uitstroom van tbs-gestelden uit de tbs-inrichtingen wordt bevorderd. Er zal volgens hem eerder worden overgegaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel.160 Door onder meer de NOvA161, de GGZ-NL162, de RvdR163 en de RSJ164 wordt betoogd dat de effecten van de laatste wijziging (1 januari 2008) nog niet zijn geëvalueerd, en dat het

daarmee helemaal niet duidelijk is in hoeverre een wijziging op dit moment noodzakelijk is. De laatste wijziging is immers nog niet te evalueren. Sinds 1 januari 2008 geldt de termijn van negen jaar, dit betekent dat er pas na 2017 kan worden geëvalueerd of de huidige termijn tekort schiet.

155 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3, p. 23 156 Ibid, p. 23 157 Ibid, p. 23 158 Ibid, p. 4 159 Ibid, p. 23 160 Ibid, p. 23

161 NOvA, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012,

p. 3. [online]

162 GGZ-NL, Brief inzake Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2014, p.

2 [online]

163 RvdR, Advies Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012, p. 3.

[online]

164 RSJ, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking,

(29)

29 De staatssecretaris stelt dat een evaluatie echter geen noodzakelijke voorwaarde is voor een aanscherping van een wetgeving. De noodzaak voor een verdere aanscherping baseert hij op een onderzoek van het WODC waaruit zou blijken dat het percentage recidivisten na lange tijd na uitstroom nog toeneemt.165

De NOvA stelt dat de staatssecretaris de resultaten uit het WODC onderzoek verkeerd heeft geïnterpreteerd.166 Door de gebruikte rekenmethode (cumulatief) kunnen de grafieken over een langere periode alleen maar stijgen, omdat de voorafgaande jaren daar opnieuw bij

worden opgeteld.167 De NOvA heeft het WODC-rapport zorgvuldig bestudeerd en komt tot de conclusie dat het grootste aantal recidivegevallen plaatsvindt in de eerste vier à vijf jaar na het einde van de tbs-maatregel.168

Naast de onjuiste interpretatie van de recidivecijfers, zou de huidige termijn van negen jaar ook niet of nauwelijks worden opgelegd, stelt GGZ-NL.169 De staatssecretaris verwerpt deze kritiek met de motivering dat ook als het gaat om een kleine groep van personen de wet passend dient te zijn.170

De NOvA gaat in op de stelling dat het schrappen van de maximale duur ertoe zou kunnen leiden dat de uitstroom van tbs-gestelden uit tbs-klinieken zou vergroten.171 Niet de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met verpleging van overheidswege is de maatstaf. Voordat iemand in aanmerking komt voor voorwaardelijke beëindiging van de tbs met verpleging van overheidswege dient het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau te zijn teruggebracht.172 De NOvA stelt dan ook dat het schrappen van de maximale termijn voor de tbs met verpleging van overheidswege niet zal leiden tot het vergroten van de uitstroom van tbs-gestelden.173 Dit standpunt wordt gedeeld door de NVvR.174

165 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 7 166

NOvA, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012, p. 1 [online]

167 Ibid, p. 1 168 Ibid, p. 2 169

GGZ-NL, Brief inzake Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2014, p. 2 [online]

170 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3, p. 7

171 NOvA, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012,

p. 4 [online]

172 Ibid, p. 4 173 Ibid, p. 4

174 NVvR, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012,

(30)

30 Tenslotte stelt de NVvR de vraag waarom aan de bezwaren, die bij de vorige wetswijziging naar voren kwamen, nu geen aandacht meer wordt besteed.175 In 2008 is er bewust niet

gekozen voor een termijn van vijftien jaar of zelfs het schrappen van de maximalisering, maar voor een termijn van negen jaar. De termijn van negen jaar kon destijds worden onderbouwd met recidivecijfers.176 Na een periode van negen jaar bleek de kans op recidive aanzienlijk te verminderen ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren.177

3.2 Het gelijktrekken van de minimumduur van de proeftijd en mogelijkheid tot het verlengen van de proeftijd.

De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf staat in het teken van resocialisatie. Het is van belang om de kans op recidive te verkleinen. In het vorige hoofdstuk is uiteengezet welke groep delinquenten in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling.178 Tevens is hier uitleg gegeven aan het onderscheid in de proeftijd voor de algemene en bijzondere voorwaarden.

De staatssecretaris wil met dit wetsvoorstel het onderscheid opheffen.179 Hiervoor dient artikel 15c Sr te worden gewijzigd.180 Ten aanzien van de proeftijd van de algemene

voorwaarde zal er niets veranderen. Echter de proeftijd van de bijzondere voorwaarden krijgt een minimumduur van één jaar.181 De staatssecretaris acht dit wenselijk in verband met een begeleide terugkeer in de samenleving bij de kortere detentie.182 Hiermee wordt gedoeld op de gevangenisstraffen tussen de één en twee jaar. Door het onderscheid op te heffen ontstaat er meer tijd voor een daadwerkelijke gedragsverandering.

De NVvR183, OM184 en de RSJ185 kunnen zich vinden in het opheffen van het onderscheid van de proeftijden. Zij erkennen de problematiek om bij de kortere gevangenisstraffen daadwerkelijk tot gedragsverandering te kunnen komen.

175 Ibid, p. 3

176 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 28 238, nr. 6 p. 2 177

Ibid, p. 2

178 Art. 15 Sr

179 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, nr. 3, p. 11 180 Eerste Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, A

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 24

181 Ibid, p. 24 182 Ibid, p. 24

183183 NVvR, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking,

2012, p. 4 [online]

184 OM, Advies conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012, p. 2

[online]

185 RSJ, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking,

(31)

31 Naast het opheffen van het onderscheid in proeftijd, wil de staatssecretaris het mogelijk maken om de proeftijd eenmalig met ten hoogste twee jaar te verlengen.186 Deze mogelijkheid kent de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling nog niet. Verlenging van de

proeftijd zal mogelijk worden gemaakt, indien het gedrag van de veroordeelde bij het naleven van de aan de voorlopige invrijheidstelling gebonden voorwaarden hiertoe aanleiding geeft.187 Toch is de NOvA tegen het gelijkstellen van de proeftijd en de mogelijkheid om de proeftijd te verlengen.188 Zij spreekt in dit verband van een straf die hoger is dan de in beginsel opgelegde straf door de rechter.189 Bij de bijzondere voorwaarden kan het gaan om zeer ingrijpende vrijheidsbeperkingen, in tegenstelling tot de algemene voorwaarde. Indien de rechter heeft gekozen om een geheel onvoorwaardelijke straf op te leggen, is de

voorwaardelijke invrijheidstellingsregeling van toepassing. Indien de duur van de proeftijd wordt verlengd is er sprake van een zwaardere straf.190 Dit in tegenstelling tot wanneer een gedeelte van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd, waarbij de voorwaardelijke

invrijheidstellingsregeling niet van toepassing is.

Volgens de RSJ kan de verlengingsmogelijkheid op gespannen voet komen te staan met het eindig karakter van de gevangenisstraf.191 Gezien de problematiek in de maatschappij acht zij deze mogelijkheid wel verantwoord.192 Daarnaast verwijst de RSJ naar de recent ingevoerde verlengingsmogelijkheid van de voorwaardelijke veroordeling193, en acht zij het in dit verband begrijpelijk om te voorzien in de mogelijkheid tot het verlengen van de proeftijd.194 De NVvR stelt zich te kunnen vinden in de mogelijkheid om de proeftijd te kunnen verlengen, indien de (verlengde) proeftijd ten hoogste gelijk is aan de periode waarover de

voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.195

De GGZ-NL stelt zich niet te kunnen vinden in de verlengingsmogelijkheid van de

186 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 11

Ibid, p. 25

187

Ibid, p. 25

188 NOvA, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012,

p. 4-5 [online]

189 Ibid, p. 4 190

Ibid, p. 4

191 RSJ, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking,

2012, p. 17 [online]

192 Ibid, p. 17 193

Art. 14 lid 2 Sr

194 RSJ, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking,

2012, p. 17 [online]

195 NVvR, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012,

(32)

32 proeftijd.196 Een verlenging van de proeftijd verdraagt zich niet met de fundamentele

rechtsbeginselen, omdat dit kan worden aangemerkt als een verzwaring van de straf.197

3.3 De introductie van een zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

Het strafrecht kent verschillende maatregelen. In hoofdstuk 2 is het onderscheid tussen beveiligingsmaatregelen en herstelmaatregelen aan de orde gekomen.198 Bij

beschermingsmaatregelen is de maatregel gericht op het beschermen van de samenleving tegen een bepaald gevaar dat een persoon of een voorwerp wordt geacht te veroorzaken.199 Het laatste onderdeel van het wetsvoorstel betreft de introductie van een zelfstandige toezichthoudende maatregel in een nieuw in te voeren artikel 38z Sr.200 Deze

toezichthoudende maatregel kan worden gezien als een beschermingsmaatregel, omdat de maatregel gericht is op de bescherming van de samenleving tegen een bepaald gevaar dat een persoon veroorzaakt.

In het voorontwerp van het wetsvoorstel was de reikwijdte van de maatregel beperkt tot personen die een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege hadden opgelegd gekregen en zedendelinquenten aan wie een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf was

opgelegd.201

Volgens de NVvR bleef het onduidelijk waarom de maatregel een beperkte reikwijdte had. Zware geweldsdelicten grijpen ook diep in het leven van het slachtoffer en leiden tot maatschappelijke onrust.202 Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris de reikwijdte vergroot.203 De toezichthoudende maatregel kan worden opgelegd aan personen die ter beschikking worden gesteld, personen die worden veroordeeld tot een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens een geweldsmisdrijf of een zedenmisdrijf.204

196

GGZ-NL, Brief inzake Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2014, p. 1 [online]

197 Ibid, p. 1

198 Kooijmans, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke

maatregel, 2002, p. 229 [online]

199 Muller en Vegter, Detentie, 2005, p. 204

200 Eerste Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, A.

201 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3, p. 25 202

NVvR, Advies op het conceptvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, 2012, p. 2 [online]

203 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 3 p. 25 204 Nieuw: art. 38z lid 1 sub b Sr

(33)

33 Ten aanzien van de personen die worden veroordeeld tot een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens een geweldsdelict, geldt dat op het delict naar de wettelijke

omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of meer is gesteld.205

Dit betekent dat bij het opleggen van de tbs-maatregel of de gevangenisstraf de zelfstandige maatregel dient te worden opgelegd.206 Echter naast het wetsvoorstel is ook het Amendement van Toorenburg aangenomen. Hiermee kan de maatregel ook later in het strafproces worden opgelegd, als de betrokkene negatief gedrag blijft vertonen.207

De wettelijke regeling omtrent de toezichthoudende maatregel zal worden opgenomen in de artikel 38aa Sr tot en met artikel 38ag Sr.

Indien de toezichthoudende maatregel wordt opgelegd kan de rechter daar verschillende gedragsbeïnvloedende voorwaarden aan verbinden. Deze zijn te vinden in het nieuw in te voeren artikel 38ab lid 2 Sr. In dit artikel worden de volgende gedragsbeïnvloedende voorwaarden genoemd:

a. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;

b. 
opneming van de veroordeelde in een zorginstelling;

c. 
een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling;

d. 
het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;

e. 
het deelnemen aan een gedragsinterventie;

f. 
een verbod vrijwilligerswerk van een bepaalde aard te verrichten; g. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende;

Uit sub g blijkt dat er sprake is van een niet limitatieve opsomming. De staatssecretaris ziet deze voorwaarden als een zwaardere variant van het rechterlijk gebieds- of contactverbod.208

205

Nieuw: art. 38z lid 1 sub b Sr

Eerste Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 816, A

206 Nieuw: art. 38z lid 1 Sr

207 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 816, nr. 7, p. 1 208

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor gedetineerden die vallen onder (a) of (b) wordt het verblijf niet periodiek geëvalueerd, zodat gedetineerden die op de terroristenafdeling zijn geplaatst daar verblijven tot

Echter, gegeven dat niet de volledige doelgroep wordt bereikt, worden niet alle gedetineerden die in aanmerking komen voor de terroristenafdeling daadwerkelijk onderworpen aan

De verwachting van de PI Nieuwersluis is dat de zelfredzaamheid van de gedetineerden die deelnemen aan de pilot wordt vergroot door hen in staat te stellen om (buiten de PI) te

De pilot PDMA geeft ruimte aan gedetineerden om zelfredzaam te zijn door het verrichten van maatschappelijke arbeid zowel binnen als buiten de PI en door maatregelen die meer

4 Detentie bij PTSS: strafbepaling in relatie tot strafdoelen Bij PTSS als geestestoestand die de persoon van de dader betreft kunnen drie situaties worden onderscheiden: 1) PTSS

Als aanvullend argument voor die laatste opvatting zou kun- nen gelden dat deze jurisprudentie van het EHRM bin- nentreden in woningen van particulieren betrof Als be- wijs

65 Pas bij twijfels omtrent de natuurlijke doodsoorzaak, een evidente niet-natuurlijk dood of de afwezigheid van de behandelend arts, wordt de gemeentelijk

Alles bijeengenomen is het aannemelijk dat de introductie van meer keuzevrijheid van gedetineerden in het dagprogramma (pasje, sleutel, facilitering van het zelf koken, maar ook