• No results found

Lagekostenbedrijf inspiratiebron voor de praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lagekostenbedrijf inspiratiebron voor de praktijk"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Resultaten 1e fase

Het lagekostenbedrijf heeft met de sobere bedrijfsvoering de afgelopen jaren goede resultaten geboekt. Elk jaar heeft het bedrijf een kostprijs geboekt die fors lager was dan bij vergelijk-bare bedrijven. Maar in slechts één jaar is de kostprijsdoelstel-ling (excl. quotumkosten) van € 0,34 per 100 kg melk gehaald. Zie ook Figuur 1. Verder is de nevendoelstelling van 50 uur arbeid per week in alle jaren gehaald of dicht benaderd. De krachtvoergift varieerde wat tussen de jaren. Maar gemiddeld is het doel van 16 kg per 100 kg meetmelk met 16,3 kg goed benaderd. De doelstellingen op het gebied van MINAS zijn steeds ruimschoots gehaald. Het bedrijf heeft met een nauw-keurige en lage stikstofbemesting (circa 250 kg per ha), klaver in het grasland en een lage krachtvoergift probleemloos aan de eindnormen voor MINAS voldaan. Verder hebben de hoge gewasopbrengsten van de afgelopen jaren tot forse ruwvoero-verschotten geleid. De gemiddelde melkproductie van de zwart-bonte HF-koeien lag de afgelopen jaren boven de 8200 kg per koe per jaar en was daarmee hoger dan verwacht.

Knelpunten

Hoewel goede resultaten met de sobere bedrijfsvoering gehaald zijn, was niet alles zo succesvol als het lijkt. Met name de volgende knelpunten doen zich voor:

Lagekostenbedrijf inspiratiebron

voor de praktijk

Eind 1997 is het lagekostenbedrijf op de Waiboerhoeve gestart. Belangrijke aanleiding hiervoor was de dalende inkomenstrend in de melkveehouderij gekoppeld aan stijgende gezinsbestedin-gen. Met het lagekostenbedrijf wordt onderzoek vorm gegeven om de kostprijs in de melkveehouderij te beheersen.

Bedrijfsopzet

Het lagekostenbedrijf moet vergelijkbaar zijn met een

gemiddeld Nederlands melkveebedrijf, want daarmee is de ver-taalbaarheid van de resultaten naar een groot deel van de praktijk gewaarborgd. Het bedrijf is opgezet met 400.000 kg quotum en 32 ha. Daarmee was het in 1998 qua omvang net iets groter dan een gemiddeld Nederlands melkveebedrijf en vergelijkbaar in quotum per ha (12.500 kg). De laatste jaren is de omvang van Nederlandse melkveehouderijbedrijven gemiddeld toegenomen, terwijl de intensiteit nagenoeg gelijk is gebleven. Dit betekent dat het lagekostenbedrijf momenteel goed vergelijkbaar is met een gemiddeld Nederlands melkvee-bedrijf.

Michel de Haan

Het lagekostenbedrijf draait nu vijf jaar. De resultaten zijn bemoedigend. De kostprijs was gemiddeld 15 % lager dan van vergelijkbare bedrijven, met een beperkte arbeidsinzet, waarbij de MINAS-eindnormen ruimschoots gehaald zijn. Maar niet alles is zo succesvol als

het lijkt. De vruchtbaarheid en de conditie van de koeien laat te wensen over en de kosten blijken moeilijk te beheersen. Het lagekostenbedrijf neemt de uitdaging aan om het bedrijf

in de tweede fase economisch duurzamer te maken door onder andere met een ander type koe te werken en door te stoppen met mestscheiding.

(2)

Doelen en bedrijfsvoering vanaf 2003

De doelen voor de komende jaren zijn gericht op economie, milieu en arbeid. Een kostprijs van maximaal € 0,34 per kg melk (exclusief quotumkosten) is het doel, maar de kostprijs moet ten minste 10 % beter zijn dan het gemiddelde van ver-gelijkbare bedrijven. De komende tijd proberen we de kostprijs van de melk weer te verlagen door onder meer genoemde knelpunten op te lossen. Het lagekostenbedrijf moet nog steeds wel representatief zijn voor de Nederlandse melkvee-houderij. Dit betekent een situatie met veel ruwvoer met aandacht voor de omvang van het bedrijf, zonder zwaar in te zetten op schaalvergroting.

Voor een verlaging van de kostprijs moeten productiefactoren als grond, quotum, stal en dieren nauwkeurig op elkaar afge-stemd worden. Verder willen we onderzoeken welk type koe het best past in het sobere systeem met ruim voldoende ruw-voer en een lage krachtruw-voergift. De helft van de veestapel zal bestaan uit Montbeliarde koeien, die uitermate goed om lijken te gaan met sobere omstandigheden en dit toch weten te koppelen aan een behoorlijke melkproductie. Bovendien zijn de selectiemogelijkheden bij dit ras erg groot. Met inpassen van Montbeliarde koeien tussen nieuwe zwartbonte HF-koeien, die geselecteerd zijn met de duurzaamheidsindex, willen we een sterk verbeterde gezondheids- en vruchtbaarheidssituatie berei-ken, meer omzet en aanwas, een hogere melkprijs en daarmee een beter economisch resultaat. Bovendien wordt met een “selectief” voerhek gericht energie (bijvoorbeeld snijmais of bijproducten) verstrekt aan dieren met een negatieve energie-balans, zodat de conditie op de norm blijft. Een “hybridevloer” (honingraatprofiel met rubber in de voegen (figuur 2), zonder (grote) helling moet de beloopbaarheid van de vloer sterk ver-beteren. Hiermee moeten veekosten en uitval van dieren gereduceerd worden. Verder leidt verwijderen van de uitmestin-stallatie en de gescheiden mestopslag tot een flinke kosten-reductie.

• De conditie en vruchtbaarheid van de veestapel is beneden het gewenste niveau. De matige energievoorziening bij de lage krachtvoergift lijken hier debet aan. Het bedrijf heeft met 5 stuks jongvee per 10 melkkoeien weinig jongvee. Er bestaat twijfel of bij de huidige (matige) vruchtbaarheid, gedwongen afvoer en weinig jongvee het quotum altijd volgemolken kan worden.

• De kostprijs van het bedrijf is dan wel laag, maar is de laat-ste jaren moeilijk te beheersen. Prijsstijgingen, verhoogd BTW-tarief, veel onderhouds- en veekosten hebben daar mee te maken. Bovendien blijft de noodzaak tot kosten-beheersing duidelijk aanwezig, aangezien met het Mid Term Review de verwachting is dat de melkprijs zal dalen. • In de eerste fase (1997-2002) was primaire mestscheiding

met een dichte hellende vloer een belangrijk onderzoek-saspect. Het doel hiervan was om stikstof en fosfaat te scheiden en dan gericht op het land toe te dienen. De scheidingsresultaten waren goed maar de vloer was nogal eens slecht beloopbaar en heeft in de afgelopen jaren tot problemen geleid voor diergezondheid en dierenwelzijn. Bovendien heeft deze wijze van mestscheiding op het lagekostenbedrijf vooral kostprijsverhogend gewerkt.

PraktijkKompas Rundvee

19

April 2003

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1998 1999 2000 2001 euro/100 kg melk Kostprijs LKB (euro/100 kg) Melkprijs (euro/100 kg) Kostprijs praktijk (euro/100 kg

Figuur 1 Ontwikkeling kostprijs voor het lagekostenbedrijf, ontwikkeling van de melkprijs en ontwikkeling van de kostprijs van vergelijk-bare groep praktijkbedrijven, die een boekhouding hebben bij het LEI

Visie tweede fase

Samengevat is de algemene visie voor het lagekostenbedrijf in de tweede fase (2003 – 2006) als volgt. Het lagekosten-bedrijf is een gezinslagekosten-bedrijf, qua omvang in quotum en grond vergelijkbaar met een gemiddeld Nederlands melkveebedrijf, dat een bovenmodaal inkomen haalt met een duurzame vee-stapel en een minimale input aan bedrijfsvreemde stoffen. Kortom een economische, milieuverantwoorde en diervriende-lijke bedrijfsvoering. Daarmee vormt het een inspiratiebron voor melkveebedrijven, die maatschappelijk verantwoord willen produceren met een goed inkomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Validation was also needed to validate the claim to knowledge in the study (see objective 5 in 1.4) The claim to knowledge relates to the proposed directives and action

Before fermentation, undesired microorganisms were present in the samples, but after a four day fermentation the yeasts and lactic acid bacteria (LAB) interactions created

iv) frukto-oligosaggariede in Jerusalem artisjokke, knoffel en piesang ondersteun gesonde intestinale mikroflora. 'n Derde kategorie van funksionele voedsels sluit in

Personal monitoring using the National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH) 5040 method was conducted on a high risk (workers operating diesel

It can therefore be concluded that black consumers consider ten factors as important when selecting a store selling casual wear, namely: service by salespeople,

Chapter 5 presents the results of the sub-chronic 28-day toxicity study on the crude Uzara aqueous extract, in the three-dimensional HepG2/C3A cell model and the in vivo

In die geval van hierdie studie, waar die velde van kreatiewe skryfkuns, musiek en beeldskepping ingespan word, sal daar deur die proses van praktykgebaseerde navorsing ʼn

Therefore the research question driving and motivating this study has been formulated as: What are the experiences of adolescents living with a diagnosed chronic auto-immune