Bedrijfseconomische gevolgen van beperking van de stikstofbemesting
op het akkerbouwbedrijf
Verslag nr. 3^
Ing. S.R.M. Janssens Ir B.A. ten Hag Ir H.H.H. Titulaer
juni 1984
[ LANDBOUWCATALOGUS 0000 0474 4443
Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond te Lelystad
Inhoudsopgave
1. Bedrijfseconomische gevolgen voor akkerbouwbedrijven 1
2. Uitgangspunten voor de berekeningen 1
2.1. Variant met 100% kunstmest 1 2.2. Varianten met organische bemesting 2
3. Resultaten 3 3.1. Variant met 100% kunstmest 3
3.2. Resultaten van de variant op basis van organische bemesting 4
k. De resultaten bij een grotere opbrengstreduktie op langere termijn 5
5. Bespreking van de resultaten 6
6. Eindconclusies 8
De situatie op bedrijven met akkerbouwmatige groenteteelt 10
1. Relatief korte groeiperiode 10 2. Relatief lange groeiperiode 11
Voorwoord
Voor Taakgroep II van de werkgroep "Nitraatuitspoeling in waterwingebieden" werd een studie uitgevoerd naar de bedrijfseconomische gevolgen voor akkerbouwbedrijven
in waterwingebieden.
In het eerste deel van deze notitie zijn de belangrijkste uitgangspunten en resultaten hiervan weergegeven. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van het systeem van de
geautomatiseerde bedrijfseconomische advisering en de daarbij behorende standaardmatrix voor veenkoloniale gronden
(PAVEEN). Daarbij is gebruik gemaakt van de optimalisatie methode van lineaire programmering.
In het tweede deel van deze notitie zijn de gevolgen voor een aantal vollegrondsgroentegewassen beschreven.
N I T R A A T U I T S P O E L I N G IN W A T E R W I N G E B I EDEN
1. De b e d r i j f s e c o n o m i s e h e g e v o l g e n voor a k k e r b o u w b e d r i j v e n
Hoewel z u i v e r e a k k e r b o u w b e d r i j v e n in de z a n d g e b i e d e n w e i n i g v o o r k o m e n zijn v o o r een tweetal b e d r i j f s g r o o t t e s , n l . 26 en 52 h e c t a r e , berekeningen u i t gevoerd bij een drietal n i v e a u ' s van s t i k s t o f b e m e s t i n g . Voor b e i d e b e d r i j f s g r o o t t e s zijn voor het 1 0 0 % ( o p t i m a l e ) , 7 5 % en het 5 0 % s t i k s t o f b e m e s t i n g s -n i v e a u de b e d r i j f s e c o -n o m i s c h e gevolge-n vastgesteld v o o r ee-n vast b o u w p l a -n , b e s t a a n d e uit 1 2 , 5 % w i n t e r t a r w e , 1 2 , 5 % z o m e r g e r s t , 2 5 % s n i j m a i s , 2 5 % a a r d -a p p e l e n voor i n d u s t r i ë l e v e r w e r k i n g en 2 5 % s u i k e r b i e t e n .
Deze g e n o e m d e s i t u a t i e s zijn berekend voor zowel b o u w p l a n n e n op basis van 100% k u n s t m e s t a l s v o o r b o u w p l a n n e n w a a r b i j de m a x i m a l e h o e v e e l h e i d o r g a -n i s c h e m e s t i-n de vorm va-n v a r k e -n s d r i j f m e s t a a -n g e w e -n d w o r d t . Naast de v a s t e b o u w p l a n n e n zijn voor de b e i d e b e d r i j f s g r o o t t e s , voor de drie g e n o e m d e s t i k -stof trappen in c o m b i n a t i e met a a n w e n d i n g van k u n s t m e s t of o r g a n i s c h e m e s t , de o p t i m a l e b o u w p l a n n e n b e r e k e n d . Naast de b o u w p l a n w i j z i g i n g e n zijn aan de hand van de r e s u l t a t e n de g e v o l g e n voor het inkomen van de o n d e r n e m e r v a s t -gesteld bij een b e p e r k i n g van de s t i k s t o f g i f t .
De w e r k e l i j k h e i d zal tussen beide extremen 1 0 0 % k u n s t m e s t en m a x . d r i j f m e s t 1 iggen.
2 . U i t g a n g s p u n t e n v o o r de b e r e k e n i n g e n
2 . 1 . V a r i a n t met 1 0 0 % k u n s t m e s t
De voor de b e r e k e n i n g e n van belang z i j n d e u i t g a n g s p u n t e n zijn als b i j l a g e I en II o p g e n o m e n bij d e z e n o t i t i e .
De o p b r e n g s t e n van de g e w a s s e n bij de v e r s c h i l l e n d e s t i k s t o f t r a p p e n zijn in tabel 1 s a m e n g e v a t .
Tabel 1. R e l a t i e v e o p b r e n g s t e n bij e e n m a l i g e s t i k s t o f g i f t e n voor z a n d g r o n d e n op b a s i s van 1 0 0 % k u n s t m e s t . w i n t e r t a r w e 2) z o m e r g e r s t a a r d a p p e l e n ( i n d u s t r i e ) 2) s u i k e r b i e t e n 1)2) (53 ton = 100) sn i jma i s e c o n . o p t i m a l e N-gift (kg)
180
70
230
160
210
o p b r e n g s t 1 0 0 % N 5900 5000 4 5 0 0 0 7950 (suiker) 13 t d s / 1 1 5 0 0 KVEM % V R E : 5,5 r e l a t i e v e o p b r e n g s t 7 5 % N93
95
97
98
96
5,1
5 0 % N84
88
93
94
89
4,5
2.2. Varianten met organische bemesting
Met het aanwenden van organische mest kan een besparing op de kunstmest-gift plaatsvinden. Naast 100% kunstmest is ook het andere uiterste met maximale inzet van aangevoerde varkensdrijfmest doorgerekend. Daarbij is
steeds 50 kg N als minimale kunstmeststartgift aangenomen. De hoeveelheid VDM is daarbij berekend op basis van de werkzame N bij voorjaarstoepassing, nl . 2,7 kg N/m3 VDM.
Overmaten van fosfaat en kali, welke via de organische mest worden
opge-bracht, zijn niet gewaardeerd (bedrijfseconomisch geen waarde). De tekorten zijn steeds aangevuld tot het optimale niveau, waarbij de P205 en
K20-behoefte bij de lagere stikstofni veau's gelijk zijn gehouden. Als werkzame gehaltes per m3 varkensdrijfmest zijn aangehouden: N (stikstof) 2,7 kg (= 50% werkingscoëff ieient)
P205 (fosfaat) 3,8 kg (= 80% werkingscoëfficient) K20 (kali) 5,0 kg (= 100% werkingscoëfficient)
De maximaal uit te rijden hoeveelheid varkensdrijfmest is per gewas vast-gesteld op basis van de maximaal mogelijke stikstofgift. In een aantal ge-vallen zijn andere technische beperkingen gehanteerd.
Wintertarwe: i.v.m. gewas- en spoorschade geen drijfmest in het voorjaar ui trijden.
Aardappelen: in een aantal gevallen.een beperkte gift i.v.m. optredende chloorschade (max. kl,6 ton varkensdrijfmest).
Snijmais : bij het zaaien wordt voor fosfaat (P20s) rijenbemesting van
kQ kg/hectare toegepast.
In de bijlage is het maximum aantal m3 per gewas en stikstoftrap opgenomen. Voor snijmais is bekend dat drijfmestaanwending in combinatie met kunstmest een opbrengstverhogend effekt heeft. De relatieve opbrengsten zijn weerge-geven in tabel 2.
Tabel 2. Relatieve opbrengsten van snijmais bij diverse kunstmest-drijf-mestcombinaties (100 = 13 ton d s ) . vorm kunstmest 100%
50%
25%
0%
N-gift drijfmest i)0%
50%
75%
100% relatieve opbrengst opt. N-gift (210)100
102
103
99
75% N (158)96
98
99
95
50% N (105)89
91
92
88
- i
Voor de andere gewassen is een dergelijk overzicht niet beschikbaar vanwege het ontbreken van de gegevens en is uitgegaan van dezelfde opbrengsten als bij kunstmestbemesting. Uiteindelijk is hiervoor aangenomen bij aardappelen + 3% (42,6 ton) en 1,7% bij 24 ton varkensdrijfmest en voor suikerbieten 2%
(40,7 ton), 1,3% (26 ton) en 0,5% bij 11 ton.
De uitgangspunten zijn gebruikt voor de navolgende berekeningen:
- een vast en geoptimaliseerd bouwplan met maximale aanwending van varkens-drijfmest tegen minimale kosten, d.w.z. uitsluitend de uitrijdkosten van ƒ 3,75 per m3 (zie ook PR). Aangenomen is dat de drijfmest gratis beschik-baar is. Eventuele transportkosten voor varkensdrijfmest zijn in alle berekeningen buiten beschouwing gelaten.
- de resultaten van de 100% kunstmest variant.
Met deze twee varianten zijn de uiterste grenzen voor de financiële gevolgen benaderd. De overige oplossingen liggen tussen deze aangegeven grenzen.
3. Resul taten
3.1. Variant op basis van 100% kunstmest
Gewassaldi per stikstofniveau (bij E.M, en 100% kunstmest) (zie bijlage 1)
n i veau 100% 75% 50% wintertarwe 2504,- 2336,- 2098,-zomergerst 2209,- 2100,- 1939,-sn ijma is* 2216,- 2159,- 1998,-aardappelen 4117,- 3994,- 3843,-sui kerbieten 4139,- 4116,- 3941,-Saldi excl. loonwerk; voor loonwerkkosten zie 'vervolg bijlage 1'.
Geen rekening gehouden met eventuele prijsverschillen t.g.v. lagere vre-gehaltes. Bouwplannen (100% kunstmest) 26 hectare b e d r i j f plan st ikstofniveau oppervlakte (ha) wintertarwe zomergerst sn ijma is aardappelen suikerbieten vast alle 3.25 3.25 • 6.5
6.5
6.5
opt i maa1 100% • .13.
6.5
6.5
75%
• •13.
6.5
6.5
50%
• •13.
6.5
6.5
- H
52 hectare bedrijf
plan
st ikstofn iveau
oppervlakte (ha)
wintertarwe
zomergerst
sn ijma i s
aardappel en
su ikerbieten
vast
al Ie
6.5
6.5
13.
13.
13.
optimaal
100%
26.
13.
13.
75%
26.
13.
13.
50%
26.
13.
13.
Ondernemers inkomen (bij 100% eigen vermogen en 1,00% kunstmest)
plan
100%
75%
50%
26 hectare
vast
32117
30015
25527
opt imaal
34550
32927
28604
52 hectare
vast
55100
50904
41928
opt imaal
60129
56884
48236
3.2. Resultaten van de variant op basis van organische bemesting
Gewassaldi per stikstofniveau (bij E.M, en maximale organische mest
voorjaarsaanwending tegen uitsluitend uitrijdkosten à ƒ 3,75/m
3)
n iveau
100%
75%
50%
wi ntertarwe
2504,-
2336,-
2098,-zomergerst
2267,"
2106,-
1939,-sn ijma is
2642,-
2552,-
2271,-aardappelen
4660,-
4550,-
4158,-suikerbieten
x)
4646,-
4544,-
4086,-1
)
Geen rekening gehouden met eventueel variërende suikergehaltes,
2
) Zie gewassaldi blz. 3 voor overige opmerkingen.
Bouwplannen (maximaal varkensdrijfmest)
26 hectare bedrijf
plan
stikstofni veau
oppervlakte (ha)
wintertarwe
zomergerst
snijmais
aardappelen
su ikerbieten
vast
alle
3.25
3.25
6.5
6.5
6.5
opt imaa
100%
• •13.
6.5
6.5
75%
• •13.
6.5
6.5
50%
• •13.
6.5
6.5
-5-52 hectare bedrijf plan stikstofniveau oppervlakte (ha) wintertarwe zomergerst snijma is aardappelen suikerbieten vast alle
6.5
6.5
13.
13.
13.
opt imaa1 100%26.
13.
13.
75%
26.
13.
13.
50%
26.
13.
13.
Ondernemers inkomen (bij 100% eigen vermogen en max. varkensdri jfmest)
plan 100% 75% 50% 26 hectare vast 41901 38919 30520 optimaal 46918 44368 35213 52 hectare vast 74678 68720 51898 opt imaal 84864 79767 61470
Bij de variant met maximale aanwending van varkensdrijfmest wordt in enkele gevallen meer P2O5 en/of K20 gegeven dan het bemestingsadvies, ni. (in k g ) :
wintertarwe zomergerst snijmais aardappelen su ikerbieten advies P205
60
90
140
140
120
K
20
120
120
230
250
200
P 2 O 5 100% N-85
22
35
75% N-12
22
-50% N-K
20
100% N-66
-3
75% N -50% N-4. De resultaten bij een grotere opbrengstreduktie op langere termijn Ten gevolge van een beperkte stikstofgift op langere termijn zullen de opbrengsten van de gewassen kleiner zijn dan de gehanteerde opbrengsten. Deze stikstof/opbrengstrelaties zijn immers gebaseerd op proefvelden met
1-jarige stikstofgiftbeperkingen.
Verondersteld dat de gewasopbrengsten op langere termijn een dubbele op-brengstdepressie zouden geven resulteert dit in de volgende saldi. Tabel 3« Saldi bij.-verdubbel ing van de opbrengstdepressies bij 100%
kunst-mest variant*. ntveau 100% 75% wintertarwe 2504,- 2098,-zonergerst 2209,- 1963,-snijmais 2216,- 2020,-aardappelen 4117,- 3800,-suikerbieten 4139,-
4003,-Voor het ondernemersinkomen bij 100% eigen vermogen zien de resultaten met inbreng van voorgenoemde saidivoor gelijke bouwplannen er als volgt uit. Tabel 4. Ondernemers inkomen bij 100% eigen vermogen en dubbele
opbrengst-depress ies. plan 100% 75% 50% 26 hectare vast 32117 25898 12303 optimaal 34550 29124 15734 52 hectare vast 55100 42668 15480 optimaal 60129 49279 22496
Uit beide overzichten blijkt dat ten gevolge van hogere opbrengstdepressies de financiële resultaten fors dalen. Deze forse dalingen ontstaan mede door-dat tegenover de extra opbrengstderving geen besparingen op bemestingskosten staan; de toegerekende kosten per hectare blijven gelijk.
Een vergelijking tussen de berekeningen op basis van de proefveldgegevens en de berekeningen met dubbele opbrengstdervingen levert het volgende op. . Voor de vaste en optimale bouwplannen op het 100% stikstofniveau treden geen
verschillen op in financieel resultaat.
. Voor de vaste bouwplannen op het 75% stikstofniveau treedt een extra nadeel van ƒ 158,- per hectare op. Op het 50% niveau bedraagt dat extra nadeel
ƒ 509,- per hectare.
Voor de optimale bouwplannen bedragen deze extra nadelen respektievelijk ƒ 147,- en f 495,- per hectare.
5. Bespreking van de resultaten
De resultaten zijn steeds het gevolg van de gehanteerde uitgangspunten. Met name de proefveldopbrengsten zijn afkomstig van doorgaans optimaal bemeste proefvelden waarop slechts gedurende 1 jaar opbrengstproeven met gereduceerde stikstofgiften zijn uitgevoerd. Op langere termijn (meerjarenproefveld) zouden wel eens aanzienlijk grotere opbrengstredukties gevonden kunnen worden. De re-sultaten van de berekeningen dienen tegen deze achtergrond bekeken te worden. Aan de hand van de saldoberekeningen blijkt dat naast de opbrengsten, ook de saldi van de diverse gewassen dalen bij een beperkte stikstofgift. Voor 311< gewassen leidt een lagere stikstofgift tot een daling van het saldo (< ƒ 500,-Naarmate de stikstofgift meer beperkt wordt dalen de opbrengsten en saldi sterker.
Eenzelfde verband komt in het financiële bedrijfsresultaat naar voren, althans binnen de aangegeven grenzen. Berekend is in feite het tegengestelde van een afnemende meeropbrengst. Opvallend daarbij is dat deze tendens in alle bereken
bouwplan (vast) (optimaal) (vast) (optimaal) (vast) (opt imaal) 100? -376 -282
0*
•192 -376 -28375%
-457 -345 -115 + 95 -615 -49150?
- 630 - 511 - 437 - 257 -1138 -1006de plannen waarneembaar is.
In het navolgende overzicht zijn de plannen op hectarebasis vergeleken, waarbij de maximale drijfmesttoepassing (100? N niveau) als referentie
is aangenomen.
Tabel 5. Inkomenseffekten in gld per hectare t.o.v. het 100? varkensdrijfmest-niveau (vast bouwplan).
100? kunstmest 100? kunstmest max. dr ijfmest â / 3,75/m3 M max. dr ijfmest à f 3,75/m3 x) 100? kunstmest met dubbele opbr.derving 100? kunstmest met dubbele opbr.derving
l) Varkensdrijfmest; voorjaarsaanwending en 50 kg N kunstmest als start-kunstmestg i ft.
") Ondernemers inkomen bij 100? eigen vermogen: / 1436,-/ha voor het 52 hectare bedrijf en ƒ I6l2,-/ha van het 26 ha bedrijf.
Rooi vruchten komen, binnen de gestelde stikstofgrenzen, steeds maximaal in het bouwplan voor. Binnen het areaal van de granen (inclusief snijmais) vindt een verschuiving plaats naar de teeltvariant met het hoogste saldo. In alle op-timale plannen blijkt snijmais steeds de beste teeltvariant vanwege het hoogste saldo, waardoor de gemiddelde drijfmestgift per hectare nogal wat toeneemt in vergelijking met de vaste bouwplannen.
Tabel 6. Overzicht van het aanwenden van varkensdrijfmest in m3 per hectare (voorjaarsaanwending).
100? 75% 50? vast bouwplan 36.5 27.2 13.9 optimaal bouwplan 50.5 37. 19. optimaal bouwplan (wintertarwe) 20.8 17.1 8.8
In de plannen met aanwending van organische mest is drijfmest uitsluitend tegen ui trijdkosten in de optimalisaties betrokken. De kosten van de
21 OA , - 2642,5 3 8 , -59.3 9,10 —__- 1936,- 2552,6 1 2552,6 , -40 15,40 1698,2 1698,2 7 1 , 5 7 9 , -20. 4 28,40
Een saldovergelijking inclusief loonwerk tussen snijmais en wintertarwe levert het volgende op (per hectare)
IpOl 75% 50% wintertarwe snijmais ( i n c l . ui t r i j d k o s t e n ) verschi1 m3 varkensdrijfmest ma is/ha verschi1 in gld/m3
Op basis van de werkzame gehaltes mag een m3 varkensdrijfmest maximaal kosten: werkz. prijs N 2.7 * f 1,56 = / 4,21 P205 ( t r i p e l super) 3.8 * ƒ 1,23 = - 4,67 K20 5.0 * f 0,74 = - 3,70 t o t a a l ƒ 12,58
Op basis van deze gegevens zal, voor het 100%-plan bij volledige waardering van de drijfmest in de bemestingskosten (dus niet meer gratis), wintertarwe een beter alternatief vormen dan snijmais (wanneer de overige beperkingen buiten beschouwing gelaten worden).
In het 751 en 50% alternatief blijft snijmais in het bouwplan mits de trans-portkosten niet boven respektievelijk ƒ 2,80 en ƒ 15,80 per m3 komen.
De consequenties voor de drijfmestaanwending (voorjaar) bij een dergelijke bouwplanverschuiving zijn in een voorgaand overzicht opgenomen (zie tabel 6 ) .
Een verschuiving van saldi tussen wintertarwe, zomergerst en snijmais kan, ten gevolge van een bouwplanverschuiving, de optimale aanzienlijk minder drijf-mest 'minnend' maken, zeker wanneer snijmais niet meer het hoogst salderende gewas is.
In de praktijk zullen de kosten van het aanwenden van drijfmest (inclusief de bemestingswaarde van de drijfmest) de kosten voor kunstmest niet te boven mo-gen gaan (kunstmestkosten £ bemestingswaarde organische mest plus transport-en uitrijdkosttransport-en).
Zo niet, dan is het voor de akkerbouwer niet aantrekkelijk om varkensdrijfmest aan te wenden daar de kosten voor drijfmestaanwending hoger zijn dan de kunst-mestkosten.
6. Eindconclusies
De mate waarin snijmais in het bouwplan voorkomt is in belangrijke mate af-hankelijk van de saldoverhouding tussen de granen onderling en bepaalt in sterke mate de mogelijke drijfmestgift per ha.
Een beperking van de stikstofgift heeft wel een negatieve invloed op het finan-ciële bedrijfsresultaat en beperkt de mogelijkheden om drijfmest uit te rijden. Een beperkte stikstofgift over langere termijn kan resulteren in een aanzien-lijke daling van het financieel resultaat. Helaas ontbreken de gegevens om dit effekt op lange termijn anders te becijferen dan door uit te gaan van de
dubbele opbrengstderving.
Daling ondernemersinkomen-/ha t.o.v. het 1001 N-niveau (bij 26 en 52 ha gelijk) (in gld) .
100% kunstmest
max. varkensdrijfm. à
f 3,75/m3
2» opbrengstder-ving bij 100% kunstm.
extra dal ing v.h. ondern. inkomen door 2» opbr.der-ving vast opt imaal vast opt imaa1 vast opt imaaI vast opt imaal 26 ha 100% 1235,- 1329,- 1612,1804, - 1235,- 1329,-52 ha 1060,- 1156,- 1436,- 1632,- 1060,-
1156,-75%
- 81 - 62 -115 - 98 -239 -209 -158 -14650%
•253 •229 -437 -450 -762 -724 -509 -494" ondernemers inkomen = ondernemersoverschot + beloning ondernemer + berekende rente
I u
-De situatie op bedrijven met akkerbouwmatige groenteteelt
In de huidige praktijk worden groentegewassen dusdanig van stikstof voorzien dat stikstofgebrek niet of nauwelijks voorkomt. Uit ervaring is bekend dat zelfs een gering tekort aan stikstof consequenties heeft voor de opbrengst en/ of kwaliteit van het gewas.
De stikstofbehoefte en de stikstof react ie van vollegrondsgroentegewassen is zeer verschillend. Globaal zijn de vollegrondsgroentegewassen in te delen op basis van de tijd, die ze op het veld staan.
1. Relatief korte groeiperiode
Dit zijn gewassen die slechts enkele weken op het veld staan en dan geoogst worden in een vegetatief stadium. Ze worden als plant als het ware geslacht
in een relatief jong stadium. Zoals bekend, hebben planten in hun jeugd een hoog mineralengehalte. Een belangrijke component daarin is het element stik-stof. Gewassen die tot deze groep behoren zijn o.a. de bladgewassen, sla, andijvie, spinazie, ijsbergsla, etc.
Van deze gewassen is bekend dat ze voor een ongestoorde groei tot het einde van de groei over ± 150 kg N03-N in de wortel zone moeten kunnen beschikken om
geen kwaliteitsachteruitgang te krijgen. Een opbrengstderving kan dan al plaat: gehad hebben, zoals blijkt uit onderstaande tabel voor spinazie.
grondsoort/ periode zand zand voorjaar/zomer najaar opt. N-bemesting + voorraad kg N/ha 1500
200
150
2000 2500 250 300 200 250 opbrengstderving t.o.v. opt. opbrengst 150030%
35%
2000 2500 mg/kg 13% 6% ]k% 6%In deze tabel is de opbrengstderving weergegeven die optreedt als er naar gestreefd wordt het nitraatgehalte van 1500, 2000 of 2500 mg N03/kg vers pro-dukt niet te overschrijden. De optimale stikstofbemest ing + voorraad, zonder
rekening te houden met het nitraatgehalte, ligt bij de voorjaarsteelt bij ± 3^0 kg N/ha en bij de najaarsteelt op ± 290 kg N/ha.
Een verdere verlaging van de stikstofbemesting heeft bij deze gewassen een scherpe opbrengstdaling tot gevolg, met meestal een sterke teruggang in de u i twend i ge kwa1i te i t.
Het is zeer moeilijk om deze opbrengstdalingen in een geldwaarde uit te drukke een krop sla kan bijvoorbeeld geoogst worden bij een gewicht van 300 gram of 500 gram per krop, terwijl dit op de veiling niet in een prijsverschil tot uiting komt. Bovendien kan de prijs van deze produkten van de ene op de andere dag sterk schommelen.
Alleen bij de contractteelt spinazie is sprake van een min of meer vaste prijs, maar ook van een maximum opbrengst die de contractant moet afnemen. Nitraatuitspoeling bij deze teelten is te verwachten op lichte gronden in een nat voorjaar. Deling van de N-bemesting wordt op zeer lichte duinzandgronden in de praktijk toegepast en kan daardoor uitspoel ing voorkomen, c.q. verminde-ren. Anders ligt het bij de najaarsteelten van deze gewassen. Na de oogst (b.v. oktober) zit er meestal nog 100 à 200 kg N in de bodem, die vaak in december
reeds volledig is uitgespoeld. Een verbod voor de najaarsteelt van deze gewassen lijkt mij echter niet haalbaar. Lopend onderzoek zal moeten aantonen of deze uitspoel ing voorkomen kan worden.
2. Relatief lange groeiperiode
Hieronder vallen de gewassen prei, kroot, knol selderij, ui, bloemkool, spruit-kool, boerenkool en diverse siuitkoolsoorten. Hiervan hebben vooral de kool-soorten veel stikstof nodig om te kunnen groeien en tot een acceptabele opbrengst te komen. Deze behoefte ligt bij 300 à 350 kg N/ha voor bloemkool en sluitkool. Op kleigronden kan de stikstof, zonder gevaar voor uitspoel ing, in één keer worden gegeven (planttijd april/mei). Op zandgronden is het aan te bevelen de N-bemesting te delen. Halvering van de N-bemesting leidt tot een opbrengstder-ving van 501 of meer, terwijl de kwaliteit zeer slecht is.
Hetzelfde geldt voor spruitkool waar reeds bij een vermindering van 20% van de N-bemesting grote opbrengstdervingen optreden.
Knolselderij, kroot en ui zijn iets minder stikstofbehoeftig (± 200 kg N/ha), maar ook bij deze gewassen zal de opbrengst en kwaliteit sterk terug lopen bij een vermindering van de N-bemesting.
Conclus ie
In de vollegrondsgroenteteelt worden de meeste gewassen gekenmerkt door het feit dat reeds geringe groeistoringen tijdens de ontwikkeling van het gewas een sterke
invloed hebben op de opbrengst en de kwaliteit. Als bijvoorbeeld bij spruitkool tijdens de stengelstrekking een stagnatie optreedt gedurende 1 week, kan dat de spruitzetting 10 tot 20% verlagen. Een zo sterke groei regulator als stikstof mag dus nauwelijks in het minimum verkeren.
Kwantitatieve gegevens voor de berekening van de financiële gevolgen van een vermindering van de stikstofbemesting in de groenteteelt zijn moeilijk te geven.
In het algemeen zijn de gevolgen voor de opbrengst en de kwaliteit hiervan gro-ter dan bij de hierboven besproken akkerbouwgewassen. In enkele gevallen zal de teelt van een bepaald groentegewas uit kwaliteitsoverwegingen zelfs
Door het onderzoek w o r d t v e r d e r gewerkt om de s t i k s t o f h u i s h o u d i n g , v o o r a l op de l i c h t e r e g r o n d e n , b e t e r t e r e g u l e r e n d . m . v . d e l i n g van de N-bemesting en d i v e r s e t e e l t m a a t r e g e l e n .
Bijlage 1
Opbrengsten bij verschillende stikstofniveaus op basis van 100% kunstmest WINTERTARWE N - g i f t 100% 75% 50% in kg/ha 180 135 90 s t r o - o p b r . ( t o n ) 4 , 2 à / 9 5 , -4 , 0 3,7 opbrengst (kg) 5900 à f 0,53 5487 4956 bruto/ha ( g l d ) 3 5 2 6 , 3 2 8 8 , 2 9 7 9 , -saldo/ha ( g l d ) 1 2 5 0 4 , 2 3 3 6 , 2 0 9 8 , -ZOMERGERST N - g i f t 100% 75% 50% in kg/ha 70 52 35 s t r o - o p b r . ( t o n ) 2 , 9 à ƒ 1 2 0 , -2,8 2 , 7 opbrengst (kg) 5000 à f 0,50 4750 '•'•OO bruto/ha ( g l d ) 28*48,2 7 1 1 , 2 5 2 4 , -saldo/ha ( g l d ) 2 2 0 9 , 2 1 0 0 , 1 9 3 9 , -SNIJMAIS N - g i f t in kg/ha 100% 210 75% 158 50% 105 opbrengst (KVEM/ha) 11500 à ƒ 0,302 110*40 10235 b r u t o / h a ( g l d ) 3 4 7 3 , 3 3 3 4 , 3 0 9 1 , -saldo/ha ( g l d ) 2 2 1 6 , -2 1 5 9 , " 1 9 9 8 ,
-AARDAPPELEN ( industrieel e verwerking)
N - g i f t in kg/ha 100% 230 75% 173 50% 115 opbrengst (kg/ha) i«5000 â ƒ O.IA'« 43650 41850 b r u t o / h a ( g l d ) 6 4 8 0 , 6 2 8 6 , 6 0 2 6 , -saldo/ha ( g l d ) 4 1 1 7 , 3 9 9 4 , 3 8 4 3 , -SUIKERBIETEN N - g i f t in kg/ha 100% 160 75% 120 50% 80 opbrengst ( k g / h a ) 53000 ( 7 9 5 0 : s u i k e r ) â ƒ 1 0 8 , - / t o n 51947 ( 7 7 9 2 : s u i k e r ) 49473 ( 7 4 2 1 : s u i k e r ) b r u t o / h a ( g l d ) 5 7 2 4 , 5 6 1 0 , 5 3 4 3 , -saldo/ha ( g l d ) 4 1 3 9 , 4 1 1 6 , 3 9 4 1 ,
-Prijzen en kosten volgens Kwantitatieve Informatie 1983/84, tenzij anders in deze notitie vermeld.
vervolg bijlage 1
Arbeidsbezetting: voor het 26 en 52 hectare bedrijf respektievelijk 1 en 1,5 VAK zonodig aangevuld met losse arbeid.
Mechanisatie: granen oogsten loonwerk
snijmais loonwerk precisiezaaien, is reeds in saldo verrekend en verkoop op stam
aardappelen loonwerk poten/rooien voor 26 ha bedrijf; f 190,-/
i 610,- per ha
suikerbieten loonwerk precisiezaaien en rooien; ƒ 120,-// 635,-per ha
B i j lage 2
Opbrengsten b i j v e r s c h i l l e n d e s t i k s t o f n i v e a u s en maximaal m o g e l i j k e aanwending van v a r k e n s d r i j f m e s t ( s t a r t g i f t s t i k s t o f van 50 k g / h e c t a r e ) WINTERTARWE N - g i f t in kg/ha KM OM 100% 180 0 75% 135 0 50% 90 0 s t r o - o p b r . (ton) 4,2 à f 9 5 , -4,0 3,7 opbrengst (kg) 5900 à ƒ 0,53 5487 4956 bruto/ha (qld) 3526,- 3288,- 2979,-saldo/ha (gld) 2504,- 2336,- 2098,-m3 d r ï j f -mest/ha 0 0 0 ZOMERGERST N - g i f t i n k g / h a KM OM s t r o - o p b r . ( t o n ) o p b r e n g s t ( k g ) b r u t o / h a ( g l d ) s a l d o / h a m3 d r i j f -mest/ha 100% 75% 50% 50 20 50 2 35 0 2 , 9 à ƒ 120,-2 , 8 2 , 7 5000 à ƒ 0,50 4750 4400 2848,2 7 1 1 , - 2524,2 2524,2 6 7 , 2 1 0 6 , 1 9 3 9 , -7,4 ,75 0 SNIJMAIS N - g i f t i n k g / h a KM OM o p b r e n g s t (KVEM/ha) b r u t o / h a s a l d o / h a m3 d r i j f -mest/ha 100% 50 160 75% 50 108 50% 50 55 11850 à ƒ 0,302 11385 10465 3578,- 3438,- 3160,2 6 4 3160,2 , 2 5 5 2 , 2 2 7 1 , -5 9 , 3 4 0 , 2 0 , 4 AARDAPPELEN ( i n d u s t r i e ë l e v e r w e r k i n g ) N r g i f t i n k g / h a KM OM o p b r e n g s t ( k g / h a ) b r u t o / h a ( g l d ) s a l d o / h a ( g l d ) m3 d r i j f -mest/ha 100% 75% 50% 115 58 50 115 115 65 46350 à f 0,144 4496O 42560 6674,- 6474,- 6129,-4 6 6 0 , . 4550,-4158,. 4 2 , 6 4 2 , 6 2 4 , 1 SUIKERBIETEN N - g i f t i n k g / h a KM OM o p b r e n g s t ( k g / h a ) b r u t o / h a s a l d o / h a ( g l d ) m3 d r i j f -mest/ha 100% 75% 50% 50 50 50 110 70 30 54060 à / 1 0 8 , - / t o n 52620 49720 5838,5 6 8 3 , - 5370,- 4646,- 4544,- 4086,-4 0 , 7 2 5 , 9 11,1 P r i j z e n en k o s t e n v o l g e n s K w a n t i t a t i e v e I n f o r m a t i e 1983/84. KM * kunstmest s t i k s t o f OM » werkzame s t i k s t o f v i a v a r k e n s d r i j f m e s t
I- N U ui m u Ul 1*1 x r s •o n X N o o r* r -X u *1 N te Ul :> o _ i Ui UI * * 4 u z <x z # • * u. H II 11 II U u II II II II II II II II II H II II II II '1 u u II II H U O Z t-t :> -i M Ce X U 01 r o •a m -• 00 -0 M O f l < rs -o o« oo m m 00 CM 0* *•« * II H H H H r> •»• CM r ï M - f l o» » m O IX 0> M <• • l i l Cr* OK «• •* CM •0 Cl-i n o o v 4 IO IO m CM -o » r«i •« rs o- CM co M 11 •o o -o •0 0 * - * co -o n o rs n m -o o« u'j - . - o « • Cr. " 0> l i l <N r) o- n m -o *• a o o ui es • Z <I Ul LU U> O ie 10 UI UI u . o ce t -U •< O iL *~ u i a y O y H i - a, z —i i _* « « « « <t « à: ui in x rs M <t r- N U ui m X r* -o N i a *> n » « - j U» c 3 ^ M O O »< r -X U 1 - 4 N ce ui » o _ l UJ Ul «-t u z <x z >-• u. Il II II II « II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II u II II II II II II II II II II II II II o r+ o z * - 4 Zf -t M C£ X u Cfl £ o M <i C M m co r*> r» o> n T n o-co «r m f t » . N I") r"l f*ï CM «0 CI » f l » co in m • T CM o co n r i in o-o> m i i i - . -o « S) o- o m rs — i s -o « •0 o -< x CM O 00 ^ • " o» « m » rs o» « « - i in T o o rs - i CM CM « m f s o» z z Ul Ul r-01 Ul o o JL •£. a uj a ' a _i ce z « ui Ul (A O * Ul Ul Ul u. o QC I r -UJ H4 O Ce t -b l S U O Ul « r- « Z « « « « « <£ O II •O II 03 II CM il II II II II II II II • Il f s U CM H o- n CM II M II II n H n il n H II u • » O II in u 10 H «• H « Il II II II II o n - i u a H u ~ n X H Ce II Ul II :> II • Il O M " • Il U l H O u o n ** » n >- H * U — Il g II Z II •"• D • H a u z u o II Ce « r- M U ui m x rs ce « Cl u m x rs (M *> Il ui II ra n > H n *> u m n 01 u • H « oi n — H O II « « •H D c a 4 H w n «- il 0 « n i- n x n u II *• « N II ce n W II => N o a a - i n ui a ui a ** a u u z a « a z a *• a u. a o o *4 U z 1 1 :> -> »* ce X u CQ C o ,< -0 ~ •o rs n » co -o o~ -o o-rs « m io as — ^ > CM o -o -4 o n » rs -c m m -o •< •o n CM o- -o -o o o- > co « ni Os n CM «• oo u i n UT -o CM «r ~ CM - 0 CM • -o m « fs 0» to rs -o oo M — -O -0 N n o« ni «• rs o» a u z j ce <t lu m o u> Ul u. a ce i -C ul u •* « z <t « <t « o a o o- H 00 II M II n » « UJ ce •i >~ i* u ui m x rs Ci r- N U UJ Ul x rs -o (M a u m il >- il a u n • - n X II U II " l II M II ce u Ul II 5 II o n u -1 u Ul u Ul II —• Il U II Z II <t u z a > - H U. Il o z M i -> »<* ce z u 01 c o M Cf. Cl -< « ro rs c». CM ui m o» M n n rs »o r-i co m n »< CM CM rt « O» rs rs m -• r i CM l i l M M r*i M n •0 Os 0» rs rs ul » CM -« -o -o O o rs - . m CM n -r t s o» 0- - , o f s os •* - . - i m • f o c « UT rs « rs »a o n «r ** M «c kl O 3 Ul 1— (Jl O ^ UJ Câl z u l J i UJ ce UJ es u o r -- 1 <r •x es o su - J s t ù) (.1 u. -) 1—, Ü a Ul a _ l «I <t o z Ul 1 -uv o JC * ce Ul o u a i r -Ul i - « Z —J s i <t