• No results found

Meten van kwaliteit van de arbeid : een bekommentariëring van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte toepassingsaspekten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meten van kwaliteit van de arbeid : een bekommentariëring van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte toepassingsaspekten"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meten van kwaliteit van de arbeid : een bekommentariëring

van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte

toepassingsaspekten

Citation for published version (APA):

Eijnatten, van, F. M. (1988). Meten van kwaliteit van de arbeid : een bekommentariëring van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte toepassingsaspekten. (EUT - BDK report. Dept. of Industrial Engineering and Management Science; Vol. 38), (Technische Universiteit Eindhoven. Fac. der Bedrijfskunde. : rapport). Technische Universiteit Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1988

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

(2)

tou Eindhoven

Research Report

University of Technology

Netherlands

Department of Industrial Engineering and Management Science

Meten van kwaliteit

van de arbeid

een bekommentariëring van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte toepassingsaspekten

door

(3)

METEN VAN KWALITEIT VAN DE ARBEID

een bekommentariëring van Nederlandse instrumentatie

op basis van ontwerpgerichte toepassingsaspekten

door

F .M . van Eijnatten

Report EUT/BDK/38

ISBN 90-6757-040-0

Eindhoven, 1990

Eindhoven University of Technology

Department of Industrial Engineering

and Management Science

(4)

IC 7.P-%:E,r.-E .'Et;w l :t~tllilt,LIJ ::E EIIBLIOTHEEK, DEN HAAG

~it1i~a :.i.c fl . F .!': . vin

Mctcn v .-.n kt .z: :iteit vin de arbeid : een bekomme»taricring

Y3r. i'ta?d'?r :ai'sdC2 instrutacntatie op basis var.

t:t.}, : :Cill_~~aLpC'kt.?ri ; F .!'1 . v .-,n EEiJil .r .}..tcn .

:a{ ._rac :p "i'c:cr.nO :ooie en Arbeid, Facu1r-ciL ~ccr_kur,T~.~ct•. ., ._c~~~c ~._c~~~c~ Un :ver~iteit Ein~rlo•:en .

-~ :L : : : t F r.1! '7U

~ : S _ ~ .i 7 .' 44

(5)

METEN VAN

XWALITZIT VAN DE ARBEID

een bekommentariéring van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte toepassingsaspekten

DR . F .M . VAN EIJNATTEN

juni 1988

VAKGROEP TECHNOLOGIE EN ARBEID Faculteit Bedrijfskunde

(6)

0 .0 . INHOUDSOPGAVE

0 .0 . SAMENVATTING

1 .0 . INLEIDING

2 .0 . ENKELE HOOFDLIJNEN VAN RECENTE NEDERLANDSE INSTRUMENT-ONTWIKICELING

2 .1 . BFA-meetmethodiek : 2 .1 .1 . Beschikbaar instrumentarium 2 .1 .2 . Theoretische vertrekpunten 2 .1 .3 . Inhoudelijke/meettechnische bijzonderheden 2 .2 . DM-meetmethodiek : 2 .2 .1 . Beschikbaar instrumentarium 2 .2 .2 . Theoretische vertrekpunten 2 .2 .3 . Inhoudelijke/meettechnische bijzonderheden 2 .3 . TOA-meetmethodiek : 2 .3 .1 . Beschikbaar instrumentarium 2 .3 .2 . Theoretische vertrekpunten 2 .3 .3 . Inhoudelijke/meettechnische bijzonderheden

3 .0 . ONTWERPGERICHTE EVALUATIE VAN BESCHREVEN INSTRUMENTATIE 3 .1 . Technologie, Arbeid en Organisatie

3 .2 . Feitelijke beoordeling van besproken instrumentatie 3 .2 .1 . BFA-meetmethodiek

3 .2 .2 . DM-meetmethodiek 3 .2 .3 . TOA-meetmethodiek

3 .3 . Ontwerpgerichte evaluatie

4 .0 . NAAR MEER GEINTEGREERDE ONTWERPGERICHTE INSTRUMENTATIE-ONTWIKKELING

(7)

METEN VAN KWALITEIT VAN DE ARBEID : EEN BEKOMMENTARIERING VAN NEDERLANDSE IN-STRUMENTATIE OP BASIS VAN ONTWERPGERICHTE TOEPASSINGSASPEKTEN

DR . P .M . VAN ZIJNATTEN

VAKGROEP TECHNOLOGIE EN ARBEID TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

JUNI 1988

0 .0 . SAMENVATTING

In dit artikel worden drie hoofdlijnen van Nederlandse instrumentatie op het gebied van kwaliteit van de arbeid beschreven, en bekommentarieerd in het licht van recentelijk beschikbaar gekomen eisen met betrekking tot ontwerp-gericht onderzoek .

De beschreven instrumentatie-lijnen, BFA, DM en TOA werden geselekteerd op grond van de uitgebreidheid en systematiek .van de ontwikkeling, en vanwege het feit dat ze alle min of meer vertrekken vanuit de arbeidsinhoud als aan-grijpingspunt van verandering .

De BFA-instrumentlijn komt als samenhangend geheel van methoden en technie-ken als meest toegesneden voor ontwerpgericht onderzoek naar voren .

De DM-instrumentlijn skoort vooral op wetenschappelijkheid en kan als hypo-these-toetsend gereedschap worden gekenschetst .

De TOA-instrumentlijn neemt een middenpositie in, en is nog weinig uitont-wikkeld .

BFA is vooral gericht op arbeidssysteemstrukturering met betrekking tot taakverdeling ; TAO let vooral op kwalifikatie-vereisten en belasting, en DM dekt met name de meer persoonsgebonden aspekten af .

Het kan interessant zijn de sterke punten van bovengenoemde ïnstrumentlijnen op termijn te integreren . Dit zal de komende jaren ook noodzakelijk blijken vanwege de hoge investeringen die suilen moeten worden gedaan in verband met een acceptabele "technologische verpakking~ ervan .

(8)

1 .0 . INLEIDING

Kwaliteit van de arbeid is in de tachtiger jaren steeds meer tot vast ingre-diënt van operationeel personeelsmanagement geworden . Deze aandacht voor de

arbeidskwaliteit is niet los te zien van het toenemende belang van de faktor arbeid bij automatisering . Len goede kwaliteit van de arbeid draagt bij aan de flexibiliteit van de moderne produktie-organisatie .

Produkten en diensten volgen elkaar steeds sneller op : de organisatie is in een kontinu proces van verandering gebracht . Daarom gaat, anders dan in de

jaren zeventig, de aandacht vooral uit naar het voork6men van een slechte arbeidskwaliteit .

Gegeven deze situatie verwacht men een ruim aanbod aan toepasbare methoden en technieken . Het is interessant in dit kader eens naar recente instrument-ontwikkeling te kijken .

We doelen in dit verband niet zozeer op allerlei faseringsmethodieken zoals SDM . Ook gaat het ons niet primair om vertaalde buitenlandse vragenlijsten . Iedereen kent de in de jaren zeventig door Hoogovens en de PTT vertaalde PAQ, en de diverse vertalingen van de JDS . Ook incidenteel ontwikkelde, op zichzelf staande instrumentatie heeft onze aandacht niet .

We zijn met name geïnteresseerd in meer uitgebreide ontwikkelingslijnen waarbij geprobeerd wordt om tot meer omvangrijke, in de praktijk bruikbare systemen van instrumentatie te komen, inklusief handleidingen, procedures van dataverwerking en interpretatie-adviezen .

We hebben ons voor dit artikel gebaseerd op benaderingen die vanuit de ar-beidsinhoud (en de werkomstandigheden) vertrekken . Als argument hiervoor voeren we aan dat alleen die kwaliteit-van-de-arbeid-aspekten geheel vanuit de arbeidsorganisatie zelf veranderd kunnen worden .

Als bronnen hebben we vooral informatie uit de eerste hand gebruikt, zoals

werkdokumenten over de methodieken, interne notities van de ontwikkelaars en instrument-dokumentatie .

Daarnaast hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de nog steeds voortreffe-lijke, door het TVA in 1983 gepubliceerde literatuurstudie van hruytier en Ter Huurne over kwaliteit van de arbeid als meetprobleem, en de al even goe-de, binnenkort verschijnende publikatie over kwaliteit-van-de-arbeid-stro-mingen van de Open Universiteit (Van Ruysseveldt en Von Grumbkow (eds .) 1988) . Ook het nieuwe Methoden-en-Technieken-Handboek van Kluwer hebben we geraadpleegd (Knaapen et al ., 1987) .

(9)

Hoewel we zoveel mogelijk hebben geprobeerd via gesprekken met collega's eventuele belangwekkende nieuwe ontwikkelingen te traceren, hebben we niet

de intentie gehad een uitputtende inventarisatie van instrumentatie te

leve-ren .

2 .0 . ENKELE HOOFDLIJNEN VAN RECENTE NEDERLANDSE INSTRUNEM-ONTWIKKELING

Wanneer men koncentreert op de wat seer uitgewerkte meetmethodieken met be-trekking tot kwaliteit van de arbeid in het Nederlandse taalgebied, dan val-len er drie duidelijke hoofdlijnen te traceren :

1 . BFA-meetmethodiek ; 2 . DM-meetmethodiek ; 3 . TOA-meetmethodiek .

Daarbij is sprake van een duidelijke investering in instrument-ontwikkeling, die zich over een aantal jaren uitspreidt, en in ruime mate is gedokumen-teerd .

2 .1 . EFA-meetmethodiek

Een eerste hoofdlijn in instrument-ontwikkeling betreft de methodiek van de "Benadering van Flexibele Arbeidssystemen (BFA)" . Deze methodiek werd ont-wikkeld door de inmiddels opgeheven XWO-Onderzoeks- en Adviesgroep van de Katholieke Universiteit in Nijmegen (Van Eijnatten et al ., 1986) .

2 .1 .1 . Beschikbare instrumentatie

De BFA-meetmethodiek bestaat uit drie aan elkaar gerelateerde

meetinstru-menten :

a . Systeem-Analyse (SA) ;

b . Socio-Technische Proces-Analyse (STPA) ; c . Socio-Technische Taak-Analyse (STTA) .

(10)

,Svste,em-Analvse (Otten en Van Eijnatten, 1985a) is een meet-instrument voor het analyseren van de procesflow (vergelijk In 't Veld, 1983) . Er kan een zogenoemde systeembeschrijving mee worden gemaakt . Daarbij worden de proces-sen in hun onderlinge funktionele samenhang bekeken als deel van het grotere geheel (Van Eijnatten, 1987a) .

Socio-Technische Proces-Analvse (Otten en Van Zijnatten, 1985b) is een meet-instrument voor het in kaart brengen van de normstellingsfunktie op taaknivo (Van Eijnatten, 1986) . Het betreft in essentie een meet-instrument voor taak-analyse van het organisatorische kader, gebaseerd op de SA .

Socio-Technische Taak-, alvse (Otten en Van Zijnatten, 1985c) i s een meet-instrument waarmee het takenpakket van "uitvoerenden" geïnventariseerd kan worden (Van Eijnatten, 1985) . Het betreft hier in hoofdzaak het in kaart brengen van de taakverdeling van de uitvoerende en regelfunkties uit de SA

(Van Eijnatten, 1986) .

Socio-Technisch Ontwerp (Van Eijnatten, 1987c) is een instrument dat het op-stellen en hanteren van ontwerpregels voor technologie en organisatie onder-steunt (vergelijk ook Van Eijnatten en Otten, 1986) .

Met de bovengenoemde drie meet -instrumenten is het mogelijk om de taak-allo-katie stapsgewijs en gedetailleerd in kaart te brengen . Men maakt daarbij gebruik van enquêtes of interviews . Aan komputerondersteuning van afname en verwerking wordt momenteel gewerkt . Voor de STTA is reeds een PC-toepassing uitgeprobeerd (Van Eijnatten et al ., 1987) .

Met het STO- n w -instrument is het mogelijk via technologie- en organisa-tie-ontwerpregels mede-vormgevend bezig te zijn op het gebied van de werk-inhoud .

Ter Illustratie is in figuur 1 de ontwikkeling van de BFA-meetmethodiek op een tijdslijn geplaatst .

(11)

gam trvic,is arrA o/t KaM/al1KK .

~0~~ ~' rg87

~

ST TA

_~~~ r986 ~

KaN I KM

Figuur 1 . Chronologische ontwikkeling van de EPA-meetzethodiek 1980-1987 . Van Bijnatten ( 1988) .

STTA Or

VEAGENL u s T Gsme SOC/OTECNIYAfX E~+~Y 7 wKAHALxSE' , oO

SVK OI

(12)

2 .1 .2 . Theoretische vertrekpunten

De BFA-instrumentatie is hecht geworteld in de moderne Sociotechniek (Van Eijnatten, 1985) . Deze stroming kan worden omschreven als :

"De studie en verklaring van de wijze waarop technische instrumentatie en arbeidsverdeling in onderlinge samenhang en in relatie tot gegeven omge-vingskondities, het systeemgedrag, de systeemkapaciteit en systeemfuunkties bepalen, alsmede de toepassing van deze kennis bij het ontwerpen en heront-werp van produktiesystemen .„

De Sitter (1974), p . 76 .

In figuur 2 wordt deze omschrijving door middel van een model

gevisuali-seerd .

TECHNISCHE

INSTRUMEN-TATIE

ARBEIDS-VERDELING

SYSTEEMGEDRAG

SYSTEEMFUNKTIES

SYSTEEMKAPACITEIT

Figuur 2 . Sociotechniek, een aanschouwelijke voorstelling . Van Zijnatten ( 1985) .

Anders dan in het buitenland, waar de Sociotechniek zich vanouds vooral tot het micro-nivo van de arbeidsplaats beperkt, heeft deze stroming zich in Nederland verbreed tot een bedrijfskundige benadering van micro- é n meso-nivo : de strukturering van de organisatie als geheel i s aan de orde (verge-lijk De Sitter et al ., 1986) .

GEGEVEN

(13)

De BFA-instrumentatie i s er net name op gericht de arbeidsverdeling in kaart te brengen of te veranderen ( vergelijk het desbetreffende blok in figuur 2) . Men heeft daarbij gekozen voor een inventarisatie van het werk zelf en niet

voor percepties van taakuitvoerenden . De meeste variantie zou niet zozeer

door individuele verschillen, maar eerder door de technische instrumentatie worden verklaard ( Van Eijnatten, 1985). Bet werk zelf, en de verdeling ervan over de verschillende funktionarissen in de organisatie, vormt het

explicie-te aangrijpingspunt voor veranderingen . Men gaat er daarbij van uit, dat een

andere arbeidsverdeling een andere machtsverdeling tot gevolg zal hebben

( Van Eijnatten, 1985, p . 35) .

2 .1 .3 . Inhoudelijke/meettechnische bijzonderheden

Aan de hier besproken instrumentatie ligt als theoretisch kader een ontwerp-filosofie ten grondslag met betrekking tot het sociaal-organisatorische as-pekt (Van Eijnatten, 1987b) . Dit zogenoemde SPA-model wordt getoond in fi-guur 3 en handelt in essentie over het invullen van vrijheidsgraden tijdens het ontwerpen van organisaties .

Hoewel de figuur anders suggereert, gaat het in dit denkmodel om cyclische samenhangen en niet om geïsoleerde uni-direktionele oorzaak/gevolg-relaties .

"Het BFA-model propageert een arbeidssysteem dat t eaelii bertiid voldoet aan de doelstellingen van de organisatie als geheel, als aan de individuele doelstellingen van de samenstellende delen. Het accentueert de wisselwerking tussen kwaliteit van het werk enerzijds en kwaliteit van de organisatie an-derzijds. Beide kunnen elkaar positief versterken in een opgaande spiraal, dan wel negatief verzwakken in een neergaande spiraal" (Van Eijnatten, 1987b, p . 110) .

'"De kern van de ontwerpfilosofie is gebaseerd op de notie dat de systeem-funkties regelen, sturen en uitvoeren steeds gekombineerd in één

arbeids-(sub)systeem dienen voor te komen" (Buyse en Van Eijnatten, 1986, p . 9) . in de ontwerpfilosofie wordt de nadruk gelegd op het formuleren van een aan-tal struktuucvoorwaarden waardoor bet mogelijk wordt dat zowel individuele-als organisatie-doelstellingen in zoveel mogelijk verschillende situaties op een of andere manier zullen kunnen worden bereikt . De basiskoncepten uit het model sluiten hierbij aan .

Deze koncepten zijn achtereenvolgens : Regelkapaciteit, Stuurkapaciteit en Speelruimte . Wat betreft de eerste twee koncepten, deze komen voort uit De

(14)

r ∎ ~ ;+-é } ~ H ~ ~ . W u o m m f0 &r. ->

Q

3: > Q1 1 CA QJ ." i- -IC im ÁC 1 .0 ~n .~ Y = W Qi. n . N t Y I ; Y 'jcn ~ = QQQ W 7 N .

311b'S1NbOZJO

~ ~ Y i Y w. ` ~ . .. n N W C I i i

310010NH]31

i!) v ∎

(15)

Het laatste begrip . Speelruimte, vormt een op basis van het werk van Turner en Lawrence (1965) zelf doorontwikkeld kernkoncept (vergelijk Van Eijnatten,

1985) .

Een korte omschrijving van bovenstaande drie begrippen volgt nu :

1Rg~,aelkAvaciteit : valt globaal te omschrijven als het vermogen om output-korrigerend op te treden . Het verwijst naar een strukturele konditie van

het werksysteem waarin het voor organen mogelijk is een keuze te maken

uit verschillende aktiviteiten, zodat gestelde normen in uiteenlopende

situaties toch steeds kunnen worden gehaald ;

Stuurkapaciteit • kan men omschrijven als het vermogen om normen te wijzi-gen of om het werksysteem anders in te richten als dit voor een goed

funktioneren ervan nodig is ;

Sneelruimte • kan men omschrijven als het vermogen om het proces te

rege-len en te sturen, als dit voor een goed funktioneren van het werksysteem

als geheel niet nodig i s, maar eerder voor het goed funktioneren van de

samenstellende delen (organen : individuen of groepen) .

Bovenstaande begrippen zijn bruikbaar op verschillende nivo's in de

organi-satie. Speelruimte is daarbij het centrale koncept (vergelijk onder andere

Nieuwenhuizen, 1984 ; Van Eijnatten, 1985). Het is bovengeschikt aan regelka-paciteit en stuurkaregelka-paciteit (vergelijk noten en Steemers, 1985), en vormt de spil waarom zowel een goed funktioneren van de organisatie als van het

indi-vidu draait. In systeemtermen kan men het omschrijven als het gebruik van

equifinale mogelijkheden in situaties waarin dit vanuit het werksysteem ge-zien niet noodzakelijk is (vergelijk Reijsers, 1984) .

Regelkapaciteit, stuurkapaciteit en speelruimte zijn systeem-eigenschappen, en geen attributen van personen. De architektuur van het werksysteem (de al-lokatie van aktiviteiten aan mensen en machines, ook onderling) is beslis-send voor de aanwezigheid ervan op verschillende nivo's in de organisatie . Vaak ontbreekt het eraan op de lagere nivo's, terwijl ze op de hogere nivo's overvloedig aanwezig zijn .

(16)

In de SPA-ontwerpfilosofie wordt in eerste instantie gekoncentreerd op de lagere nivo's in de organisatie : de nadruk ligt daarbij op de rol van de individuele werkzaamheden in het grotere qeheel, en op de mogelijkheid van individuen hun eigen arbeidsprestatie en het procesrendement zo goed moge-lijk in elkaars verlengde te brengen . De konkrete werkinhoud, en dus niet de satisfaktie of beleving, staat daarbij centraal, en vormt het aangrijpings-punt bij uitstek om binnen de onderneming of de dienstverlenende instantie tot verandering c .q . verbetering van de kwaliteit van de arbeid te komen .

2 .2 . DM-meetmethodiek

Een tweede hoofdlijn in instrument-ontwikkeling betreft de zogenoemde "Delftse Meetdoos voor Kwaliteit van Arbeid" gemakshalve afgekort tot DM . Het betreft hier een methodiek die wordt ontwikkeld door de vakgroep Tech-niek, Arbeid en organisatie van de Technische Universiteit in Delft (Ten Horn en Arnold, 1987) .

2 .2 .1 . Beschikbare instrumentatie

De DM-meetmethodiek bevat enerzijds alreeds bestaande instrumenten die wer-den gebundeld, en anderzijds nieuwe instrumenten die zelf werwer-den ontwikkeld en zo mogelijk op betrouwbaarheid en validiteit werden onderzocht .

Er zijn instrumenten voorhanden voor de analyse van arbeidsinhoud en ar-beidsverhoudingen, menselijke behoeften en reakties op het werk, en gezond-heid en attitudes (Ten Horn en Arnold, 1987) . Zon meetinstrument voor moeite en inspanning is recentelijk ontwikkeld (Zijlstra en Van Doorn, 1985 ; Meij-man et al ., 1986) .

Vragenlijsten vormen het hart van de DM-meetmethodiek, aangevuld met inter-views met sleutelfiguren en dokumenten-analyse (persoonlijke communicatie met Ten Horn, 1988) .

Per projekt wordt een keuze gemaakt uit de verzameling instrumenten uit de ~Delftse Meetdoos~ .

2 .2 .2 . Theoretische vertrekpunten

Hoewel de benadering zich meer en heer verbreedt, baseert de ~Delftse Meet-doos" zich voornamelijk op de gedragstheoretische individueel-psychologische traditie (Maslow, 1943 ; Herzberg et al ., 1959 ; Hackman en Oldham, 1974) .

(17)

Beoordelingen en wensen van de werknemers in een specifieke arbeidssituatie staan centraal . "Wat een goede werksituatie is, hangt sterk af van wat ie-mand z'n verlangens, wensen en doelen zijn ." (Ten Horn, 1984) .

"Omdat kwaliteit van arbeid wordt opgevat als gevolg van de wisselwerking tussen mens en taak, moeten arbeidssituatie en persoon derhalve beide beke-ken worden ." (Ten Horn en Steensma, 1988, p . 8) .

2 .2 .3 . Inhoudelijke/meettechnische bijzonderheden

Aan het instrumentarium van de Delftse Meetdoos ligt een theoretisch model ten grondslag (Ten Horn en Roe, 1984), in essentie geinspireerd op Hackman en Oldham (1976), dat recentelijk verder is uitgebouwd (Ten Horn, 1985 ; Ten Horn en Arnold, 1987 ; Ten Horn en Steensma, 1988) . De laatste versie wordt weergegeven in figuur 4 . ke,rerke. .s~ ie .rkefenttwtte wq.t ..t te

1

ka.ert.. .w 4t .r4t6{M . .g t ~M~ mm re otrkede.

Figuur 4 . Het model van de Delftse benadering . Ter Horn en Steensma ( 1988) .

W"$#"9~ de pm~

Zoals in het model is aangegeven, bepalen kenmerken van de persoon (blok 8) en kenmerken van de werksituatie (blok A) in onderlinge wisselwerking wat de gevolgen zijn van het arbeidsgedrag (blok C) voor organisatie (blok D) en persoon (blok E) .

Hoewel het model achter de DM-meetmethodiek vooralsnog uni-direktionele cau-sale relaties tussen de variabelenblokken toont, ligt dit zeker genuanceer-der als bij eerste oogopslag wellicht wordt gesuggereerd .

(18)

"De wisselwerking tussen persoon en arbeid moet overigens niet te statisch worden opgevat . Het gaat meestal niet om een afstemming die eens en voor al-tijd vast ligt . Situaties veranderen, soms in beperkte mate (een licht ge-wijzigde bewerkingsvolgorde), soms ingrijpend (een nieuwe chef) . Ook perso-nen veranderen, passen zich aan of proberen de situatie naar hun hand te zetten . Hoewel over kortere tijdsspanne gezien de verhouding als stabiel be-schouwd kan worden, is er op langere termijn zeker sprake van een dynamisch proces ." (Ter Horn en Steensma, 1988, p . 6) .

Het interaktionistische van de benadering zit hem in de vraag of de kenmer-ken van de persoon en van de arbeidssituatie wel op elkaar zijn afgestemd . De blokken kunnen als volgt gekarakteriseerd worden :

A . Arbeidssituatie :

Algemeen : - struktuurkenmerken (bv . grootte) ; - kultuurkenmerken (bv . doelstellingen) ; Specifiek : - arbeidsinhoud (bv . autonomie) ;

- arbeidsomstandigheden (bv . temperatuur) ; - arbeidsverhoudingen (bv . leiderschapsstijl) ; - arbeidsvoorwaarden (bv . werktijden) . B . Persoon : - kapaciteiten (bv . vaardigheden) ; - behoeften (bv . ontplooiing) ; - attitudes (bv . arbeidsethos) ; - biografische kenmerken . C . Arbeidsaedraa :

- resources (bv . mentale belasting) ; - ervaringen (bv . uitdaging) .

D . Oraanisatie :

- efficiency en offektiviteit ; - kwaliteit van het werk ;

- service aan klanten en afnemers ; - flexibiliteit en innovatiekracht .

(19)

E . Persoon :

- kennis en vaardigheden ; - bevrediging behoeften ; - gezondheid ;

- subjektieve reakties (bv . stress) .

Blok A t/m c bevatten kenmerken (het zogenoemde beschrijvend gedeelte), blok D en E bevatten gevolgen (het zogenoemde beoordelend gedeelte) . Kwaliteit van het werk wordt in deze benadering opgevat als gevolg (voor de organisa-tie) van arbeidsgedrag, als : "waarderend oordeel vanuit een bepaald referen-tiekader over de mate waarin de afstemming tussen een bepaalde werksituatie en een bepaalde werknemer stimulerend dan wel belemmerend werkt voor de be-trokkene . Persoonlijke voorkeuren, socio-kulturele achtergronden e .d . bepa-len het referentiekader van waaruit de mens-werk relatie beoordeeld wordt"

(Van Ruysseveldt, 1988, p . 3) .

De tot nu toe beschikbare instrumentatie betreft in hoofdzaak de blokken 8, C en E . Er worden hiervoor uiteraard perceptieve maten gebruikt (ervarings-gegevens, zoals gepercipieerd door de werknemers) .

voor die onderdelen van blok A waar reeds vragenlijsten voor bestaan (ar-beidsinhoud en -omstandigheden), heeft men gekoncentreerd op psychologische taakkarakteristieken (bv . afgerondheid van de taak) .

2 .3 . TOA-meetmethodiek

Een derde hoofdlijn in instrument-ontwikkeling betreft de methodiek van de voormalige TOA-projektgroep "Technologie, Organisatie en Arbeidsmarkt"

(Christis et al ., 1980) .

De feitelijke instrument-ontwikkeling heeft plaatsgehad ín het kader van het zogeheten BEA-projekt "Begeleiding Evaluatie Arbeidsplaatsverbetering", dat werd uitgevoerd door het momenteel in het Nederlands Instituut voor Arbeids-omstandigheden (NIA) opgegane CCOZ ( Terra en t hristis, 1985) .

2 .3 .1 . Beschikbare Instrumentatie

De TOA-meetmethodiek bestaat vooralsnog uit één instrument, de "Arbeids-Si-tuatie-Analyse (ASA)" . Het instrument brengt de taaksamenstelling en de werkomstandigheden in kaart .

(20)

Op basis hiervan wordt kwaliteit van de arbeid vervolgens beoordeeld in ter-men van belasting en kwalifikatie-vereisten van (industriële) arbeidssitua-ties (Terra en Christis, 1985) . "Niet geanalyseerd wordt hoe mensen feite-lijk op deze arbeidssituatie reageren . Zo wordt bijvoorbeeld wel gekeken naar de mogelijkheden voor kwalificering en belastingkontrole, maar niet naar het feitelijk gebruik dat daarvan gemaakt wordt" . (Terra en Christis, 1985, p . 4) .

"Het onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid is gericht op het beschrijven en beoordelen van het werk zelf en niet van de mensen die het werk uitvoer-en" (Terra et al ., 1988, p . 84) .

Zoals gezegd, het ASA-instrument bestaat uit twee delen : een beschrijvend en een beoordelend stuk ( persoonlijke kommunikatie met Christis, 1988) :

A . Beschrilvend deel :

1 . Funktiesamenstelling : wat moeten mensen doen ;

2 . Probleem-inventarisatie : welke problemen komen ze daarbij tegen ;

3 . Regelmogelijkheden : kunnen ze die problemen zelf (intern) en/of samen met anderen (extern) oplossen .

B . B eoordelend deel :

Wat zijn de gevolgen van een aldus beschreven arbeidssituatie voor : 1 . de psychische arbeidsbelasting ;

2 . de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden .

Het ASA-instrument is bedoeld als hulpmiddel in de scholingspraktijk (Arbo-wet) .

Het instrument bestaat uit een zogenoemde furilctie-matrix waarin een aantal gezichtspunten van de diverse arbeidsopgaven wordt geinventariseerd . Deze funktie-matrix werd naar West-Duits voorbeeld (Karg en Staehle, 1982 ; 3iackstein, 1975) ontwikkeld . Zen beschrijving van het produktieproces à la In 't Veld (1983) behoort niet tot ASA maar wordt wel in die geest uitge-voerd om veranderingen in de arbeidssituatie te kunnen relateren aan organi-satorische veranderingen van het produktieproces .

(21)

2 .3 .2 . Theoretische vertrekpunten

De TOA-meetmethodiek heeft een handelingstheoretische achtergrond (Hacker, 1973) en past binnen de zogeheten strategiebenadering (Doorewaard et al ., 1983) .

"De arbeidssituatie is het resultaat van de konfrontatie van strategische gedragingen van het management en van de betrokken arbeiders" (Christis et

al ., 1980, p . 17) .

Men koncentreert op gedragingen van het management met betrekking tot de strukturering van de arbeidssituatie, vooral met betrekking tot de arbeids-inhoud . De produktietechniek, de arbeidsorganisatie én de arbeidskracht bepalen de taken . "De mensen die op de arbeidsplaatsen arbeid leveren, geven -soms voor een groot, -soms voor een minder groot gedeelte - inhoud aan de ar-beidssituatie . Dus ook de kenmerken van de aanwezige arbeiders, vooral de

kwalifikatie, maar ook hun verwachtingen en strevingen moeten in een analyse van de bepalende faktoren in de arbeidssituatie worden meegenomen (Christis et al ., 1980, p . 21) .

2 .3 .3 . Inhoudelijke/meettechnische bijzonderheden

De Duitse arbeidssociologische theorieën (Wiedemann, 1971 ; Mickler et al ., 1976, Altman en Bechtie, 1971 ; Fricke, 1975) hebben aan de wieg gestaan van het aan de TOA-meetmethodiek ten grondslag liggend TOA-model . Dit model is

in figuur 5 weergegeven .

Zoals uit dit model blijkt, staat het strategisch gedrag van het management centraal .

Uitgangspunt bij de konstruktie van het instrument was de benadering van het "Institut fur Sozial-Forschung" (ISF) in Muncben . De uitgangspunten van het ISF waren de volgende :

1 . "Niet de menselijke arbeid is objekt van technische ontwikkeling, doch de produktieprocessen (produktiep1oces als analyse-eenheid) ;

2. Technische ontwikkeling is meerdimensioneel, namelijk opgebouwd uit

automatisering en standaardisering, en proces-specifiek, dat wil zeg-gen verschillende produktieprocessen hebben verschillende "weerstan-den" tegen automatisering en standaardisering ;

(22)

3 . Menselijke arbeid wordt als nrocesbetrokken arbeidsopgave geanaly-seerd, die door verschillende vormen van arbeidsdeling en arbeidsorga-nisatie samengevat worden tot Qersonenbetrokken werkzaamheden of ta-ken ;

4 . Technische ontwikkeling en arbeidsorganisaties vormen tezamen de in-houd van taken . Van hieruit kan worden afgeleid welke de eisen zijn die de uitvoering van de taak aan de kwalifikaties van mensen stelt" .

Fruytier en Ter Huurne (1983), p . 60 .

i• ) Imerne Konditus 0.5 TacAsnek. Arketdsorpni-setrc. Arbndskracbt Overt Man4enknroEekid It Techniek Arbeids• orpmsatic I !-r ArbaderseedraE Arbeidskeeeht I Arbeuissitwne I

Arxtaurkt . Kapitaslnarkt . Gr~ •/Ynerkt. •waenjcA.pun.rkP. Arbeidsmtrkt 4

Juridisch ade. / Mausduppehjke Strukturen

t / . Maatsch.ppeójke BelanEen~roepen

Figuur 5 . Het model achter de TOA-meetmethodiek . Christis et al . ( 1980) .

De Orerheid

Aan de hand van deze uitgangspunten hebben Fruytier en Ter Huurne (1983, p . 60) het TOA-blok uit het model van figuur 5 nader verbijzonderd (zie figuur 6) .

*`Het gebruik van dit ISP-model houdt in dat niet de (individuele) arbeids-plaats (situatie) als analyse-eenheid genomen wordt, maar het DroduktieM-^ dat wil zeggen de obiektieve arbeid . Door technische maatregelen wordt een gedeelte van deze objektieve arbeid door de machine van de mens overge-nomen . Wat aan arbeid voor de mensen overblijft, wordt rest-arbeid genoemd . Deze rest-arbeid is niet hetzelfde als de uiteindelijke taken . Daartussen bevinden zich nog een aantal analytische stappen .

(23)

Technische ontwikkeling Automatisering Standaardisering Produktie- Arbeids-processen opgaven -i (rest-arbeid) Taken, inhoud, omstandig-heden Arbeids-organisatie arbeidsdeling Vereiste I kwalifi-katies Belasting

Figuur 6 . Het verbijzonderde "Techniek-, Arbeidsorganisatie- en Arbeids-kracht-blok" uit het TOA Model . Fruytier en Ter Huurne ( 1983) .

De overblijvende arbeid kan uiteengelegd worden in ar,beidsovaaven ( hande-lingseenheden, gekenmerkt door tijdseenheid, objektgelijkheid en operatiege-lijkheid) . Taken zijn nu een specifieke konfiguratie van opgaven, gebonden aan de eenheid persoon . Deze specifieke konfiguratie ontstaat als gevolg van organisatorische maatregelen van het management" .

Fruytier en Ter Huurne (1983, p . 61)

Hoewel in de TOA-benadering kwaliteit van de arbeid wordt opgevat als de ma-te waarin de arbeidssituatie benatwoordt aan de objektieve - dat wil zeggen vanuit het theoretisch kader relevante reproduktiebelangen van w erkne -mers , werd bij de konstruktie van het ASA-instrument gekoncentreerd op de funktie van de taak voor het nroduktieoroces, oa zo de koppeling mogelijk te kunnen maken naar het her-ontwerp van arbeidssituaties (persoonlijke kommu-nikatie met Christis, 1988) .

(24)

3 .0 . ONTWERPGERICHTE EVALUATIE VAN BESCHREVEN INSTRUMENTATIE

Wanneer men de gepresenteerde instrumentatie wil evalueren op de kwaliteit van de toepasbaarheid, dan doet zich het probleem van geschikte evaluatie-kriteria voor .

In dit artikel is gekozen voor een evaluatie in het licht van de recentelijk beschikbaar gekomen TAO-eisen voor ontwerpgericht onderzoek (Den Hertog en Van Assen, 1988) . '

3 .1 . Technoloaie . Arbeid en Oroanisatie

in 1985 werd door de Tweede Kamer het onderzoeksstimuleringsprogramma "Tech-nologie, Arbeid en Organisatie (TAO) aangenomen . Dit ontwikkelingsprogramma heeft tot doel het verbeteren van de sociaal-wetenschappelijke onderzoeks-infrastruktuur, het overdragen van kennis en ervaring over technologische en sociaal-organisatorische vernieuwing, alsmede het verstevigen van een onder-zoekstraditie op dit terrein . In de instellingsnota worden als trefwoorden genoemd : concentratie, theoretische- en onderzoeksmethodische kwaliteitsver-betering, beleidsrelevantie, infrastructuur en kennisoverdracht (Tweede Ka-mer, 1985) .

Door de programma-adviescommissie van TAO is opdracht gegeven tot het ver-richten van een studie naar de methodologie van "ontwerpgericht onderzoek" . Deze studie is onlangs afgerond (Den Hertog en Van Assen, 1988) . De auteurs geven de volgende omschrijving van ontwerpgericht onderzoek :

"De kennisdoelstelling (de vraag naar het i ) van het TAO-programma is het

bevorderen van het ontstaan van die kennis en ervaring die nodig is om

of-fokten van technologische vernieuwing beter te kunnen inschatten, alterna-tieven te kunnen ontwerpen en te kunnen afwegen, en de implementatie in goe-de banen te kunnen leigoe-den . Het programma richt zich ook op een tweegoe-de doel-stelling, namelijk op verbetering van de wijze van kennisverwerving (de vraag naar het ba ) : aandacht voor de (ontwikkeling van de) methodologie van het onderzoek en voor de opbouw en overdracht van deskundigheid . Deze twee-zijdige kennisdoelstelling wordt in het TAO-programma aangeduid met de term ontwerpgericht onderzoek ."

(25)

De beide auteurs definiëren ontwerpgericht onderzoek aan de hand van een lijst met kenmerken, door hen "funktionele eisen" genoemd :

1 . Ontwercaer+ gb t onderzoek is voorschrijvend : kennis-basis voor beter ontwerpen ; inzichten op basis waarvan men betere keuzes maakt ;

2 . OntwerM ericht onderzoek richt zich oD het ontwerooroces : nadruk op

organisatie-diagnose, doelgerichte interventie en evaluatie van effek-ten ;

3 . Qntwervaericht onde rz oek is wetenschavveliik: aandacht voor interne en

externe validiteit, generaliseerbaarheid, controleerbaarheid en

be-trouwbaarheid ;

4 . Qntweroa ericht onderzoek richt zich ov de organisatie als een ceheel : zoveel mogelijk aspekten worden i n onderlinge samenhang bekeken;

5 . Ontwernaericht onderzoek is multi disciplinair: probleemgerichte aan-pak van technische- en organisatiewetenschappen ;

6 . Ontwerpaericht onderzoek richt zich oo urgventie : vooraf rekening hou-den met gevolgen voor arbeid en organisatie .

naar : Den Hertog en Van Assen (1988), p . 12-13 .

3 .2 . Feitelijke beoordeling van besnroken instrumentatie

Natuurlijk geven de omschrijvingen van de kriteria nog enige ruimte voor in-terpretatie . Wij zullen daarom vooraf aangeven welke nadrukken wij hebben gelegd .

-]Bij kriterium 1(ontwerpgericht onderzoek is voorschrijvend) hebben we gekoncentreerd op het feit of er sprake is van een prescriptieve benade-ring (Van Assen en nannink• 1983) . Worden er duidelijke normen of aanwij-zingen gegeven op basis waarvan men de situatie kan verbeteren .

- Bij kriterium 2 (Ontwerpgericht onderzoek richt zich op het ontwerpproces) hebben we ons gekoncentreerd op het gebezigde onderzoeksparadigma .

(26)

Is er sprake van een methodengerichte of een probleemgerichte benadering (Eyzenga, 1974), van het gebruik van de empirische cyclus (Do Groot, 1980) of van de regulatieve cyclus (Van Strien, 1986) . In het eerste geval is er geen sprake van enige gerichtheid op het ontwerpproces : men onderzoekt ab-strakte relaties . In het tweede geval is er wel sprake van gerichtheid op het ontwerpproces : am is aktie-/interventie-gericht bezig .

Bij kriterium 3 (Ontwerpgericht onderzoek is wetenschappelijk) hebben we

ons laten leiden door zaken als validiteit, betrouwbaarheid en kontroleer-baarheid . Het aspekt generaliseerkontroleer-baarheid is vanwege de komplexiteit ervan bij veldstudies, niet benadrukt .

Bij kriterium 4 (Ontwerpgericht onderzoek richt zich op de organisatie als een geheel) hebben we uiteindelijk vooral gelet op één voorwaarde : het ge-bruik van een systeembenadering . We hebben afgezien van het integratie-concept als bepaalde faktor . De reden hiervoor is de begripsonduidelijk-heid van het woord "integraal" . Aan de ene kant kan het duiden op het kom-bineren van (steeds meer) aspekten, aan de andere kant op het komkom-bineren van (steeds meer) aggregatienivo's . De vraag hoe integraal "integraal" eigenlijk is, valt niet eenvoudig te beantwoorden .

Bij kriterium 5 (Ontwerpgericht onderzoek is multi-disciplinair) hebben we enerzijds bruikbaarheid als beoordelingsaspekt gekozen binnen een ontwerp-team dat is samengesteld uit diverse bedrijft-disciplines, en anderzijds de probleemgerichtheid van de aanpak .

Bij kriterium 6(Ontwerpgericht onderzoek richt zich op preventie) hebben we gekoncentreerd op de bijdrage aan de systeem-inrichting . Hier geldt te-vens als beoordelings-aspekt of vanuit de diagnose kan worden toegewerkt naar een konkrete struktuur-vormgeving of -wijziging .

Met inachtneming van de bovengenoemde restrikties zullen we aansluitend de drie gepresenteerde hoofdlijnen van Instrument-ontwikkeling eens wat nader beschouwen in het licht van de gepresenteerde kriteria voor ontwerpgericht onderzoek .

3 .2 .1 . SFA-meetmethodiek

De BFA-meetmethodiek i s duidelijk voors i iyend van aard . op basis van een analyse van de werkinhoud middels afname van SA, STPA en STTA, wordt de kwa-liteit van het werk vastgesteld . Men doet dit aan de hand van de volgende drie zaken :

(27)

1 . "De mate waarin de drie basissysteemfunkties uitvoeren, regelen en sturen gekombineerd voorkomen binnen een subsysteem ;

2 . De mate waarin er een flexibele allokatie van aktiviteiten die boven-genoemde funkties vervullen, bestaat binnen dat subsysteem ;

3 . De mate waarin er alternatieve aktiviteiten bestaan binnen dat subsys-teem ter vervulling van de verschillende eerder genoemde basissyssubsys-teem- basissysteem-funkties afzonderlijk ."

van Eijnatten (1985), p . 408 .

In het verlengde van de vaststelling van de kwaliteit van het werk doet men met behulp van de STO-methodiek konkrete normatieve voorstellen voor verbe-teringen middels het inbrengen van ontwerpregels voor technologie en organi-satie (Van Eijnatten en Otten, 1986) .

De BFA-meetmethodiek is ook duidelijk gericht ^o het ontwerooroces . De ach-terliggende methodologie is gebaseerd op de "regulatieve cyclus" (Van Strien, 1986) . In plaats van achteraf registreren staat mede-vormgeven voorop . BFA is interventie-gericht (STO), terwijl initiële organisatie-diagnose en evaluatie van effekten na de ingreep met SA, STPA en STTA mogelijk zijn (Otten en Van Eijnatten, 1986) .

De BFA-meetmethodiek is ook wetenschavneliik (vergelijk Den Hertog en Van

Assen, 1988, p . 8 en 9) . Het koncept, speelruimte, is uitvoerig op betrouw-baarheid en validiteit onderzocht (Van de Westelaken, 1983 ; Nieuwenhuizen,

1984 ; Van Eijnatten, 1985, Noten en Steemers, 1985; Halderit, 1988), terwijl er een groot en nog steeds groeiend aantal studies is waarin BFA onder ge-kontroleerde en gestandaardiseerde kondities is toegepast (Van Eijnatten et

al ., 1986 ; Van Eijnatten et al ., 1987; Buyse, 1987 ; ~*kers en Lucas,

1987 ; Candel en Van Sluijs, 1988; Hoevenaars en molenaar, 1988) .,

De instrument-ontwikkeling verloopt tevens zeer systematisch (vergelijk fi-guur 1) en kontroleerbaar, volgens in de wetenschappelijke beroepspraktijk geldende normen (Van Eijnatten, 1985) .

De BFA-meetmethodiek is gericht op de organisatie als een ceheel . Het sys-teemdenken is nadrukkelijk uitgangspunt (Zyzenga, 1975 ; Keijsers, 1986),

(28)

"Volgens SPA bevordert de aanwezigheid van stuurkapaciteit, regelkapaciteit en speelruimt niet alleen de kwaliteit van het vork op het lagere organisa-tienivo, maar tegelijkertijd ook de kwaliteit van de organisatie op het ho-gere nivo . Kwaliteit van het werk wordt omschreven als het aanwezig zijn van mogelijkheden voor het goed funktioneren van het menselijke systeem-element als onderdeel van het grotere geheel van de organisatie . . . . Kwaliteit van de organisatie wordt omschreven als het aanwezig zijn van mogelijkheden voor het goed funktioneren van de organisatie als element van het grotere geheel van de aarktsektor . De SPA-ontwerpfilosofie stelt dat de kernbegrippen re-gelkapaciteit, stuurkapaciteit en speelruimte op beide nivo's (werk en orga-nisatie) positief zullen werken" (Van Zijnatten, 1988, p . 9) . Door middel van SA, STPA en STTA kan men zowel analyseren ("inzoomen" of differentiëren van hogere aggregatie nivo's naar lagere) alsook synthetiseren ("uitzoomen" of integreren van lagere nivo's naar hogere) .

De BFA-meetmethodiek is tevens multi-disci vlinair . Het benadrukt de inbreng van de sociale expert binnen het ontwerpteam en geeft richtlijnen voor de samenwerking met andere discplines (Van Zijnatten, 1987) . Ook worden de ver-schillende rollen van de sociale deskundige (expert in het ontwerpteam, pro-cesbegeleider tijdens de implementatie, personeelsbeheerder) uitvoerig be-schreven met het advies deze goed uit elkaar te houden (Buyse en Keijsers, 1986) .

Tenslotte draagt BFA bij aan een probleemgerichte aanpak (vergelijk Eyzenga, 1975) .

De BFA-meetmethodiek is gericht Qfl nreventie . De BFA-ontwerpfilosofie gaat in feite helemaal over systeem-inrichting . De begrippen regelkapaciteit, stuurkapaciteit en speelruimte verwijzen in de kern naar struktuur-kondities voor de architektuur van het arbeidssysteem . Mede-vormgeven in het ontwerp-stadium is het parool . BFA is gericht op Preventieve Arbeidssysteemstruktu-rering (Van Zijnatten, 1988) . Zr bestaat een direkte doorkoppeling van de specifieke meet-instrumenten naar de te veranderen organisatie-eenheden (ar-beids(sub)systemen) .

(29)

3 .2 .2 . DM-meetmethodiek

De DM-meetmethodiek is niet voorschrijvend van aard . Hoewel men met de be-schikbare instrumentatie wel uitspraken kan doen over het nivo van de diver-se variabelen, is het niet mogelijk normen voor Ql} twerDsituaties eruit af te

leiden . Omdat kwaliteit van de arbeid vooral in subjektieve termen wordt ge-ëvalueerd, is de stap naar konkrete richtlijnen voor het inrichten van ar-beidssituaties met de huidige instrumentatie niet rechtstreeks te maken . Men registreert voornamelijk .

De DM-meetmethodiek is ook niet gericht ov het ontwerDrxroces. De achterlig-gende methodologie is gebaseerd op de "empirische cyclus" (De Groot, 1980) . Men toetst theorieën en relaties tussen variabelen, en is niet primair uit op interveniëren . Dit wordt een methodengerichte opstelling genoemd (verge-lijk Eyzenga, 1975) . Men is uit op kennisvermeerdering via het valideren van een uni-direktioneel oorzaak/gevolg-model (vergelijk figuur 4) .

De DM-meetmethodiek is daarmee zeer wetenscha meliik in de strikte zin des woords . De psychometrische kwaliteit van het gebruikte instrumentarium is of wordt uitgebreid vastgesteld, en is hoog . Het onderzoek richt zich op de relaties uit het model en is uit op generalisatie van gevonden verbanden .

De DM-meetmethodiek heeft de potentie om gericht te zijn op de organisatie als een geheel. Hoewel men (nog) geen systeembenadering gebruikt, is het in-strumentarium afgesteld op veel aspekten van de organisatie (vergelijk pa-ragraaf 2 .2 .3) .

De DM-meetmethodiek heeft tevens de potentie om als multi-disciv lina ir te worden betiteld . Hoewel de instrumentatie voor het grootste deel uit d e psy-chologisc :- .e discipline afkomstig is, en dus typisch psypsy-chologische maten op-levert, probeert men deze zo zakelijk mogelijk te hanteren in een adviessi-tuatie . Hieruit kunnen technieken inzake vertaalslagen naar andere discipli-nes .resulteren, zodat het mogelijk wordt in de toekomst meer multi-discipli-na'.r te gaan werken .

(30)

De DM-meetmethodiek is niet gericht op preventie . Men is niet gespitst op systeem-inrichting . Registreren is primair het motief met eventueel in het verlengde daarvan het uitbrengen van een advies, of het valideren van het model . Het gebruikte begrippenkader is minder geschikt voor vormgeving . Er volgt niet konkreet uit wat men feitelijk in de arbeidssituatie moet veran-deren .

3 .2 .3 . TOA-meetmethodiek

De TOA-meetmethodiek heeft de potentie om voorschrijvend van aard te worden . Omdat men het produktieproces als analyse-eenheid kiest en kwaliteit van de arbeid wordt beschouwd als de mate waarin de arbeidssituatie beantwoordt aan reproduktiebelangen van de werknemers, kan men in principe komen tot normen voor ontw=situaties . Dit moet echter nog enige aandacht krijgen .

De TOA-meetmethodiek is duidelijk gericht ov he t (her-) g}ntwercnroces . Vanwe-ge het specifieke kader waarin het ASA-instrument ontwikkeld is (arbeids-plaatsverbetering), heeft men vanaf het begin af aan geprobeerd interventie-gericht bezig te zijn . Men hanteert ASA duidelijk als diagnose-instrument voor aan te brengen verbeteringen .

De TOA-meetmethodiek heeft de potentie om wetenschaoveliik te zijn . Hoewel de auteurs zelf zeggen dat zij geen wetenschappelijkheid nastreven, is er sprake van een systematische instrument-ontwikkeling . Men is echter, zoals gezegd, nog niet zo lang bezig . De volgende stap kan zeer wel het verrichten van betrouwbaarheids- en validiteits-onderzoek zijn .

De TOA-meetmethodiek i s niet ge£icht ofl de organisatie als een g~ el . Hoe-wel het gebruik van een systeembenadering in rudimentaire vorm aanwezig is, wordt op de individuele arbeidsplaats +gekoncentreerd . Er is geen aandacht voor de kwaliteit van de organisatie .

De T0A-meetmethodiek is pulti-discinl i nair . Vanuit het kader van de Arbo-wetgeving is men steeds met andere disciplines (veiligheid, gezondheid) in de weer om arbeidsplaatsen te verbeteren .

(31)

De TOA-meetmethodiek heeft de potentie in zich om te zijn ggrich-to:> Dreven-tic . In het verlengde van de diagnose kan de systeem(her-)inrichting plaats-vinden . Het ASA-instrument is zo gekonstrueerd dat deze koppeling mogelijk is . Men zal echter nog enig ontwikkelingswerk dienen te verrichten voordat feitelijke voorstellen voor (her-)inrichting uit ASA kunnen volgen .

3 .3 . Ontwertmerichte evaluatie

Op basis van de beoordelingen van gepresenteerde instrumentatie aan de hand van ontwerpgerichte onderzoekskriteria kan een vergelijkende waardering wor-den uitgesproken . Hiertoe is een samenvatting van de gegeven beoordelingen

in tabel 1 opgenomen .

Tabel 1 .• Samenvatting ontwerpgerichte evaluatie van besproken Nederlands instrumentarium op het gebied van kwaliteit van de arbeid .

TAO-kriteria ontwerpgericht ZNSTRUMENTARIUMLIJN onderzoek BFA DM TOA

1 . voorschrijvend (normatief) + - 0 2 . Gerichtheid op ontwerpproces + - + 3 . Wetenschappelijke status + ++ 0 4 . Gerichtheid op hele organisatie + 0 -5 . Multi-disciplinaire aanpak + 0 + 6 . Gerichtheid op preventie + - 0

Zoals uit de tabel naar voren komt, staat de BFA-meetmethodiek op een eerste plaats : op álle ontwerpgerichte kriteria word positief geskoord .

De TOA-meetmethodiek komt op een tweede plaats : slechts op één kriteria wordt negatief geskoord (hele organisatie) .

De DM-meetmethodiek neemt de derde plaats in : op de helft van de ontwerpge-richte kriteria wordt negatief geskoord (voorschrijvend, ontwerpproces en preventie) .

Het zou vanuit wetenschappelijk oogpunt wenselijk zijn als ook andere des-kundigen deze ontwerpgerichte beoordeling eens zouden maken om de betrouw-baarheid van de resultaten te verhogen .

(32)

4 .0 . NAAR MEER GEINTEGREERDE ONTWERPGERICHTZ INSTRUMENTATIE-ONTWIKKELING

Het verdient aanbeveling dat er zeer ontwerpgerichte instrumentatie wordt ontwikkeld voor gebruik in de dagelijkse organisatiepraktijk (Den Hertog,

1988) .

Ook verdient het aanbeveling dat de sterke punten van bestaande instrument-lijnen worden gebundeld .

De instrumentatie van de Benadering van Flexibele Arbeidssystemen behelst vooral het aspekt van arbeidssysteemstrukturering : de vormgeving van de werkinhoud staat centraal .

Het ASA-instrument van de TOA-benadering legt de nadruk op kwalifikatie-ver-eisten en (meervoudige) belasting .

De Delftse Meetdoos bevat vooral instrumentatie met betrekking tot persoons-gebonden aspekten .

Gezamenlijk dekken deze instrumentlijnen zeker meer aspekten van ontwerpge-richt onderzoek suksesvol af dan ieder afzonderlijk . Integratie zal ook hier het toverwoord blijken te zijn . Er vallen echter nog eerst institutionele muren te slechten . Het ontwikkelen van geautomatiseerde afname- en verwer-kingsprocedures is echter dermate kostbaar dat een systematische uitbouw hiervan alleen binnen een gezamenlijke aanpak realiseerbaar is . Deze omstan-digheid kan het ontstaan van bovengenoemd samenwerkingsverband versnellen .

(33)

5 .0 . REFERENTIES

Altman, n ., en Bechtie, G . (1971) . "Betriebliche Herrschaftsstrukturen und i ndustrielle Gesells chAf C Miinchen .

Assen, A . van, en Hannink, G .J . (1983) . "Kwaliteit van werk en oraanisatie" Nijmegen : Katholieke Universiteit, niet gepubliceerd rapport .

Buyse, J .J ., en aijnatten, F .M . van (1986) . "EPA: hoe de sociale funktie daadwerkelijk kan bijdragen aan automatisering" . In : Do Gids van Perso-neelsbeleid &rrbeidsvraaast~ en Sociale verzekering, december, pp .

7-10 .

Buyse, J .J . en Keijsers, G .J . (1986) . "De sociale funktionaris en automati-sering" . In : Koopman-Iwema, A .M . (ed .) (1986) . "Aut Q,matiseren is . reorga-niseren : richtlijnen voor oersoneelsmanacement" . Deventer : Kluwer ee-drijfswetenschappelijke Uitgaven .

Candel, F . en Sluijs, E . van (1988) . "Kwaliteit van werk en organisatie*. Twee zijden van één -medaille?" Nijmegen: Katholieke Universiteit, vak-groep Psychologie van Arbeid en Organisatie, afstudeerskriptie, februari . Christis, J ., Dols, B ., Doorewaard, B ., Fruytier, B ., & Martens, W . (1980) . "Techniek 'oraanisatie arbeidsmarkt :- samenvattend ravflort" Nijmegen : Katholieke Universiteit, vakgroep Sociologie van Arbeid en Bedrijf, publ . no . 6, maart .

Doorewaard, H ., Regtering, B ., & Riesewijk, H . (1983) . "Da capo al fine: organisatie-technologische strategieën in administratieve

produktiepro-cessen . In : Doorewaard, H . (ed .) (1983) . "Stra*-etro oo b~iifsnivo" . Nij-megen .

Eijnatten, F .M . van (1988) . "De benadering van flexibele arbeidssystemen". in : Van Ruysseveldt, J . en Grumbkow, J . von (eds .) (1988). "Kwaliteit van ft arbe id" . Heerlen : Open Universiteit, romer .

Eijnatten, F .M . van (ad .) (1988) . «Zoekboek arbe iA ss vsteemstrukturerinQ : een overzicht van criteria voor autonome aroeoen" . Eindhoven : Technische Uni-versiteit, Faculteit Bedrijfskunde, vakgroep Technologie en Arbeid, in-tern rapport, wei .

Eijnatten, F .M . van (1987a) . "Systeem-analyse voor de PZ-aanager". In : Rnaapen, A .L .M ., ~el, N .J .M ., Tissen, R .J . en Vinke, R .B .W . (ads .) (1987) . "Handboek methoden . technieken en analyses voo r 1>ersoneelsmana ce-m ent" . Deventer: Kluwer Bedrijfswetenschappelijke Uitgaven, afdeling 4,

(34)

Zijnatten, F .M . van (1987b) . "Benadering van Flexibele Arbeidssystemen (BFA) : ontwerpfilosofie" . In : Knaapen, A .L .M ., ~el, 1P .J .M ., Tissen, R .J . en Vinke, A.H.W. (eds .) (1987) . "Handboek methoden . technieken en analyses voor flersoneelsmanaaement" . Deventer : Kluwer Bedrijfswetenschap-pelijke Uitgaven, aflevering 5, december, p . 101-112 .

Eïjnatten, F .M . van (1987c) . "Socio-technisch Ontwe £p (STO)" . Nijmegen, Ka-tholieke Universiteit : KWO-onderzoeks- en adviesgroep, preprint,

februa-ri .

Eijnatten, F .M . van, Buyse, J .J ., Hendriks, H.i. en Desmares, J .G .W . (1987) . "Ervarinaen met het formeren van v roduktiecellen in een truckeindassem -blaae-fabriek" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, XWO-Onderzoeks- en Adviesgroep, preprint, maart 1987 .

Eijnatten, F .M . van (1986) . "Benadering van de Flexibele Arbeidssystemen : STPA . Socio-Technische Proces-Analvse . M ETHODE" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, KWO-Onderzoeks- en Adviesgroep, preprint voor Kluwer, december .

Eïjnatten, F .M . van, Buyse, J .J ., Hendriks, H .J . en Desmares, J .G .W . (1986) . "Grenzen voor oroduktiecellen : ervaringen met het formeren van oseudoau -tonome groepen in een truck-eindassemblaaé-fabriek" . Nijmegen : KWO-Onder-zoeks- en Adviesgroep . Preprint . Presentatie op konferentie "Technologie, Arbeid en Economie", Maastricht, 24 oktober 1986 .

Eijnatten, F .M . van (1985) . "STTA . naar een nieuw werkstrukturerinasparadia -ma" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, proefschrift . Druk : Nederlandse Philips Bedrijven BV, Eindhoven, februari .

Eijnatten, F .M . van, Linders, D .C .M ., Lucas, G .P .T . en Ramaekers, G .L .L .M . (1987) . "STTA : Vragenlijst voor Sociotechniek en Taakanalyse : het werken o» een konstruktieafdelina . Vraaenliist via beeldscherm . Antwoordflroce -dure via toetsenbord" . Nijmegen : Katholieke Universiteit,

KWO-Onderzoeks-en Adviesgroep, uitgage 3G-01-P(ilot)-A(utomatisering), april .

Zijnatten, F .M . van en Otten, J .H .M . (1986) . "Ontwerpfilosofie voor flexibe-le arbeidssystemea" . In : Koopman-Iwema, A .li . (ed .) (1986) . "Automatiseren I s reoraaniseren : richtliinen voor oersoneeimapaaement" . Deventer : Kluwer Bedrijfswetenschappelijke Uitgaven .

Eyzenga, G .R . (1975) "Organisatie en systeem: Inleiding in het gebruik van

de svsteembenade ina bil de analyse en de synthese van bedriifskundiae

flroblemen" . Amsterdam : Agon Elsevier .

Fricke, W . (1975) . "Arbeitsoraanisation und Oualifikation . Eine industrie-sozioloaische Beitraa zur Humanisieruna der Arbeit" . Bonn-Bad Godesberg .

(35)

Fruytier, B . & Huurne, A . ter ( 1983) . "Kwaliteit van de arbeid als meetvro -b l eem• een ve gaeliikende literatuurstudie" . Til-burg, IVA, oktober .

Groot, A .D . de ( 1980) . "Methodologie : grondslagen van onderzoek en denken in de aedraaswet enschavoen" . Den Haag : Mouton, 7e druk (le druk 1961) .

Hacker, W . (1973) . "Alaemg ine "its- und Inaenieursnsvcholoaie" . Berlin .-Hackman, J .R . en Oldhaa, G .R . (1976) . "Motivation through the design of

work : test of a theory" . In : Organizational Behavior and Human Perfor -m& ~c . 16 , pp . 250-279 .

Hackman, J .R . en Oldham, G .R . (1974) . "The Job Diaanostic Survev : an instru-went for the diagnosis of lobs and the evaluation of redesian nroiects" . Yale : Department of Adminïstative Science, technical report no . 4, May . Hacksteia, u .a . (1975) . '»Zin KateaQrienschema zur kennzeichnuna der Tátia

-ti e iten aewerblicher Arbeitnehemer in der ndus lrie" ,_An sa tz, Lntwickipng__ und Exprobung Mitteilungen IAB 2 .

Halderit, R . (1988) . "Enauete resultaten Caorolagtamfabriek : beschrijving van onderzoeksresultaten" . Eindhoven : Technische Universiteit, faculteit

Bedrijfskunde, Vakgroep Technologie en Arbeid, rapport aan DSM, maart . Hertog, J .P . den ( 1988) . "Technologie en oraanisa li e• mythe en missie" .

Maastricht, Rijksuniversiteit Limburg, oratie, juni .

Hertog, J .F . den, en Assen, A . van ( 1988) . "MetT}gdolqg i e van ontwe r vaericht onderzoek : een verkennina ten behoeve van het onderzoeksstimuleriUasvro -gramma Technologie Arbeid en Organisatie" . Maastricht/Eindhoven : Lim-burgs instituut voor Bedrijfs-Economische Research ( LIBER) en Nederlandse Philips Bedrijven, Beleidsontwikkeling en Onderzoek, TAO-verkenning nr .

4, 14 februari 1988 . Werkdokument .

Herzberg, F ., Mausner, B . en Snyderman, B . (1959) . "The motivation to work" . New York : Wiley .

Hoevenaars, A .M . en Molenaar, H .L .J . (1988) . "Produceren aan lijn 3 : een beschrijving van de kwaliteit van werk en organisatie" . Nijmegen,

Katho-lieke Universiteit, RWO-Onderzoeks- en Adviesgroep, afstudeerskriptie,

februari .

]Born, L .A . ten ( 1985) . *'De Delftse meetdoos voor kwaliteit van arbeid: aard gn toeflassinasmoaeliikheden" . Utrecht : Bespreking NIP-Automatiserings-werkgroep, table sheets, 20 november 1985 .

Horn, L .A . ten (1984) . "Interview Delftse Meetdoos". In : Burg, B . van der (1984) . "Kwaliteit van de arbeid: twee nieuwe meetinstrumenten". In : g% nummer 8 , pp . 31-33 .

(36)

Horn, L . ten, en Steensma, H . (1988) . "Recente stromingen in de

humanise-ringsbeweging" . In : Van Ruysseveldt, J ., en

(1988) . G1&i

Grumbkow, J .

if1s-4#VfLMpi~lw

von (eds .)

beid" . Heerlen : Open Universiteit, zomer .

Horn, L .A . ten, en Arnold, A .G . (1987) . "De Delftse Meetdoos voor kwaliteit van arbeid" . In : ~pen, A .L .M ., Meekel, N .J .M ., Tissen, R .J . en Vinke, voor R .H .W . (eds .) (1987) . "Handboek nethoden technieken en analyses

uersoneelsmanaaement" . Deventer : Kluwer Bedrijfswetenschappelijke Uitga-ven, aflevering 3, februari, pp . 301-312 .

Horn, L .A . ten, & Roe, R .A . (1984) . " De Delftse meetdoos voor kwaliteit van jarbeid : oriëntatie voor gebruikers"- . Delft : Technische Hogeschool, vak-groep Techniek, Arbeid en Organisatie, onderafdeling der Wijsbegeerte & der maatschappijwetenschappen .

Karg, P .w . en Staehle, W .H . (1982) . "Analyse der Arbeitssituation : Verfahren und Instrumente" . Freiburg la Breisgau : Rudolf Haufe Verlag .

Keijsers, G .J . (1986) . "De systeembenadering : basisbegrippen" . In : Koopman-Iwema, A .M . (ed .) (1986) . "Automatiseren is reorganiseren : richtlijnen voor versoneelsmanaaement" . Deventer : Kluwer Bedrijfswetenschappelijke Uitgaven .

Knaapen, A .L .M ., Meekel, W .J .M ., Tissen, R .J . en Vinke, R .H .W . (eds .) (1987) . "Handboek methoden technieken en analyses yoor .personeelsmanaoe -ment,, . Deventer : Kluwer Bedrijfswetenschappelijke Uitgaven .

Maslow, A .H . (1943) . "A theory of human motivation" . In : PsychologicalRe -vi ew . 50 .1 , pp . 370-396 .

Meijman, T .F ., Zijlstra, F .R .H ., Kompier, M .A .J ., Mulders, H .P .G . en Broerse, J .P .J . (1986) . "The measurement of perceived effort" . in : Oborne, D .J . (ed .) (1986) . "Cont~ rarv Eraonomics" . London : Taylor and Francis .

Mickler, 0 ., Dittrich, E . en Neumann, U . (1976) . "Technik . Arbeitsorcanisa -t ;on und Arbei-t line mg oiri scl+s Untersuchunc in der automatisierten Pro -¢„}i ktion" . Frankfurt .

Nieuwenhuizen, H.i. (1984) . "Sfleetruimte oD xerkflleknivo : een onderzoek naar de validiteit van het peel_guimte-aedeelte van de STA 02" . Nijmegen : Ka-tholieke Universiteit, KWO-Onderzoeks- en Adviesgroep, oktober, afstu-deerskriptie bij Philips .

(37)

Noten, H .C .P . en Steemers, P .J . (1985) . "Zffektieve sfleelrui m te en innovatie bil kantoorautomatisering : een studie naar kwaliteit van werk en oraani -Ma tie" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, vakgroep Psychologie van Ar-beid en Organisatie, afstudeerskriptie .

Otten, J .H .M . en Eijnatten, F .N . van (1986) . "Methode van aanpak" . In: Koop-aan-Iwema, A .M . (cd .) (1986) . " uo t ; eren i& reorgan iseren : richtlii -n e-n voor oerso-ne gl,sma-naaeme-nt" . Deve-nter : Kluwer Bedrijfswete-nschappelij-

Bedrijfswetenschappelij-ke Uitgaven .

Otten, J .H .M . en Eijnatten, F .M . van (1985a) . "SA : vragenlijst voor Svsteem -° a s g het werken in de administratieve organisatie . Vragralijst en Antwoordbl a den" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, KWO-Research-Groep, uitgave 3G-01, augustus .

Otten, J .-H .M . en Eijnatten,-F .M . van (1985b) . "STTA : Vragenlijst voor Socio -techn iek en Procesanalyse : het werken in de administrat ieve organisatie . Vraqenlilst en Antwoordbladen" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, KWO-Research-Groep, uitgave 3G-01, augustus .

Otten, J .H .M . en Eijnatten, F .M . van (1985c) . "RTTA : Vragenlijst voor Socio-techniek en Taakanalyse : het werken in de administratieve oraanisat ie . Vragenlijst en Antwoordbladen" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, KWO-Research-Groep, uitgave 3G-01, augustus .

Ramaekers, G .L .L .M . en Lucas, G .P .T . (1987) . "Veranderinaen in inhoud en or -aanisatie van het werk onder invloed van CAD : een verkennende st ud ie" . Nijmegen : Katholieke Universiteit, KWO-Onderzoeks- en Adviesgroep, onder-zoeksrapport CIAD, September .

Sitter, L .U . de (1978) . " Kenmerken en funkties van de kwaliteit van de--A-r--beid" . Eindhoven : Technische Hogeschool, Afdeling Bedrijfskunde, vakgroep Organisatie-sociologie, intern rapport, juni .

Sitter, L .U . de (1974) . "Sociotechniek" . in : KM en Onderneming. 2 , pp .

65-83 .

Sitter, L .U . de, Vermeulen, A .A .M ., Amelsvoort, P . van, Geffen, L . van, Troost, P . van en Verschuur, F .O . (Groep Sociotechniek) ( 1986) . "Het F l exibele Bedrijf : integrale aanorak van flexibiliteit beheersbaarheid kwaliteit van de arbeid SM flroduktie-automatiserina" . Deventer : Kluwer Bedrijfswetenschappelijke Uitgaven .

Strien, P .J . van ( 1986) . *Vr' k* ;iti als wetenschav• methodologie van bat so -c i'm schaofleliik handel en" . Assen : Van Gorcua .

Terra, N . & Christis, J . (1985) . "Achtergrond en opzet van het BU- flroiekt" . Dokumentatie van de SISWO-themagroep xvdA te Utrecht, 31-10-1985 .

(38)

Terra, N ., Christis, J ., Fortuin, R . en Weerman, N . (1988) . "O D wea naar be -ter n rk : ervarincen . modellen en instrumenten voor maatwerk in Arbo-be-leid" . Amsterdam : Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden NIA . Turner, A .N . on Lawrence, P .R . (1965) . "Industrial Jobs and the worker : an

investigation of resvonse to task attributes" . Boston : Harvard Universi-ty, Division of Research, Graduate School of Business Administration .

Tweede Kamer (1985) . Nota Technolocie . Arbeid en Orcanisatie . uitcancts ten voor een onderzoeks-stimule .pinasflroarramm&* . Den Haag : Staatsdrukke-rij, 19542, no . 1-2 .

Van Ruysseveldt, J . (1988) . "Leereenheid 13 : MKwaliteit van de arbeid : _be -arianen en relaties" . Heerlen : Open Universiteit, zomer .

Van Ruysseveldt, J . en Grumbkow, J . von (eds .) (1988) . "Rwaliteit van de ar -JaW . Heerlen : Open Universiteit, zomer .

Veld, J . In 't (1983) . "Analyse van Oraanisatieeroblemen : een toeyassina van denken in systemen en nroces s en" . Amsterdam : Elsevier .

Westelaken, J .J .M . van de (1983) . "Ontwikkeling en evaluatie van de AWWH : een STTA-variant voor de flroces-industrie" . Nijmegen : Katholieke Univer-siteit, Vakgroep Psychologie van Arbeid en Organisatie, afstudeerskriptie bij DSM Limburg BV, april .

Wiedemann, H . (1971) . "Das Unternehmen in der Evolution" . Neuwied .

Zijlstra, E . en Doorn, L . van (1985) . "The construction gf a scale to mea -gpre_ subjective effort" . Delft : Technische Universiteit, onderafdeling WM, intern rapport, september .

(39)

EINDHOVEN UNIVERSITY OF TECHNOLOGY

DEPARTMENT OF INDUSTRIAL ENGINEERING AND MANAGEMENT SCIENCE RESEARCH REPORTS (EUT-Reports) .

EUT-reports can be obtained, as long as stock permits, by writing to Eindhoven University of Technology, Library of Industrial Engineering and Management Science, P .O . Box 513, 5600 MB Eindhoven, Netherlands . The cost per delivery are NFL 3,50 plus HFL 1,50 per BUT-report . Only payments by Eurocheque will be accepted .

20 LATEST EUT-REPORTS

EUT/BDK/38 Meten van kwaliteit van de arbeid : een bekommentariëring van Nederlandse instrumentatie op basis van ontwerpgerichte toepassingaspekten F .M . van Zijnatten

EUT/BDK/37 De toepassing van vaardigheden bij de specificatie van het bewerkingsvoorschrift D .R . Muntslag

EUT/BDK/36 Selection of Software Cost Estimation Packages F .J . Heemstra, M .J .I .M . van Gennchten, R .J . Kusters EUT/BDK/35 Zoekboek Arbeidssysteemstructurering : een overzicht van

criteria voor autonome groepen

P .J .M . Berger, R .E .F . van den Heuvel, M .H .M . Rietrae, P .G .M . Simons, onder redactie van F .M . van Eijnatten EUT/BDK/34 Organisatie van produktinnovatieprocessen in middelgrote

ondernemingen ; een verslag van zes case-studies in de kunststofindustrie

H .C . van der Hek-de Reyser, C .C . Krijger

EUT/BDK/33 innovatie gedefinieerd ; een analyse en een voorstel B .J .G . van der Rooij

-EUT/BDK/32 A conceptual Framework for Software Cost Control and Estimation F .J . Heemstra, R .J . Kusters

EUT/BDK/31 Het verband tussen afval-arme methoden en energiegebruik bij de winning van minerale grondstoffen A .J .D . Lambert, J .C .M . Marijnissen

EUT/BDK/30 Model van een trommeldroger F .P .M . Spruit

EUT/BDK/29 Continuous casting in the copper industry P .F . Cuypers EUT/BDK/26 Het begroten van softwareprojecten : meten is weten!

F .J . , Heeastra

EUT/BDK/27 Economische prestatiemeting van industriële aktiviteiten H .J .M . van der Veeken

EUT/BDK/26 Prestatiebeoordeling in zeven organisaties H .F .J .M . van Tuijl, P .M . Janssen, J .A . Algera EUT/BDK/25 De organisatie van de verplegingsdienst in algemene

ziekenhuizen

11 Vooronderzoek R .J .M . Meres

EUT/BDK/24 Vragenlijst verpleegkwaliteit : Onderzoek naar validiteit en betrouwbaarheid van een instrument voor verpleegkwaliteit B .J .S . Lacko

EUT/BDK/23 Prestatiegrafieken van gereedschappen (Een nieuw

informatiesysteem voor terugkoppeling op korte en lange termijn) J .M . A . van de Molengraft

EUT/BDK/22 Interne budgettering van de klinische verpleging op basis van werklastonderzoek in het St . ~ziekenhuis te Oss P .M .B .M . van Stiphout

EUT/BDK/21 Een economische kijk op energiesubstitutie, uitgaande van processen P . van den Heuvel

EUT/BDK/20 On the applications of energy analysis and second law analysis N . Willeboer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verschillen in arbeidsvoorwaarden en rechtsposities tussen groepen werknemers, tussen en binnen sectoren, tussen en binnen bedrijven worden bij voortzetting van de

De combinatie van werkdruk met autonomie leidt volgens Karasek en Theorell (1990) tot vier verschillende ‘jobtypes’, zo- als weergegeven in figuur 1: (1) hoog gespannen

Het is een algemene tendens die kan waargenomen worden voor het geheel van de bouwsector, maar lijkt nadrukkelijk meer aanwezig in het ’groene‘ segment: de hogere graad

Omdat we met negen werkkenmerken werken, varieert deze som van rode of negatieve scores voor een werkkenmerk tussen nul (geen enkel van de ne- gen werkkenmerken

Voor lager opgeleide werknemers vergroot een gebrek aan loopbaanmogelijkheden bij de huidige werkgever de kans niet dat ze van baan willen veranderen, ter- wijl dit bij hoger

Vlaamse loontrekkenden die echter actief zijn in een job waarin aan een hoog werktempo wordt ge- werkt, rapporteren bijna dubbel zoveel werkstress (31%) dan wanneer dit niet voorkomt

Minder dan de helft van de ‘NOVA-werknemers’ beweert altijd of dikwijls nieuwe dingen te leren op het werk, en slechts één op drie geeft aan dat het werk mogelijkheden biedt

In dit Open Forum willen we de diverse invalshoe- ken aangaande ‘kwaliteit van de arbeid’ belich- ten.. Vandaar dat dit Open Forum even eclectisch is als het