• No results found

Het verband tussen mindfulness, stress en slaap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen mindfulness, stress en slaap"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband Tussen Mindfulness, Stress en Slaap Caspar van der Sande

Studentnummer: 10590765 Aantal woorden: 4092 Begeleider: Gerly de Boo

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd het verband tussen trait mindfulness gemeten met de Mindfulness Attentional Awareness Scale (MAAS-A) slaapkwaliteit gemeten met de Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) en stress gemeten met de Perceived Stress Scale (PSS) onderzocht bij 126 Amsterdamse studenten. Ook werd onderzocht of en hoeveel slaapstoornissen

voorkwamen met de SLEEP-50 en of er een verband was tussen mediterende in niet

mediterende studenten in trait mindfulness. Trait mindfulness vertoonde een positief verband met slaapkwaliteit, dit verband werd gemedieerd door stress. Uit de SLEEP-50 bleek dat een of meerdere slaapstoornissen aanwezig waren bij 39,7% van de studenten. Wel of niet mediteren bleek niet gerelateerd te zijn aan trait mindfulness.

(3)

Inleiding

Slaapproblemen zijn een veelvoorkomend probleem onder studenten. Zo bleek dat 50% van de vrouwelijke studenten in de VS leed aan symptomen van slapeloosheid (Sadigh, Himmanen & Scepansky, 2014). Een andere studie in de VS liet zien dat 9,5% van de studenten voldeden aan de psychiatrische diagnose insomnia. (Taylor, Bramoweth, Grieser, Tatum & Roane, 2013). In Hong Kong lag dit aantal nog hoger namelijk 68,6% van de studenten leed hier aan insomnia (Sing & Wong, 2010).

Insomnia staat voor: “Ontevredenheid over kwaliteit of kwantiteit van de slaap, gepaard gaande met ofwel: -Moeite met inslapen. – Moeite met doorslapen, gekenmerkt door tussentijdse ontwaakmomenten. – ’s Morgens vroeg wakker worden en dan niet meer verder kunnen slapen. Verder zorgt de stoornis voor een klinisch significante lijdensdruk. Deze slaapproblemen komen minimaal drie nachten per week voor, zijn minimaal drie maanden aanwezig en treden op terwijl er voldoende gelegenheid tot slapen is. Zij zijn niet beter te verklaren door een andere stoornis” (DSM-5 Beknopt Overzicht, 2015, p. 289).

De prevalentie van slaapproblemen onder studenten verschilt per land. In Taiwan had 44% van de studenten last van slaapproblemen (Yang, Wu, Hsieh, Liu, & Lu, 2003). Een andere studie in de VS liet zien dat 22,6% van de studenten last had van slaapproblemen (Buboltz et al., 2009). Gevolgen van insomnia bij studenten zijn het behalen van slechtere cijfers dan studenten zonder slaapproblemen (Gaultney, 2010; Abdulghani et al., 2012). Moeheid overdag was ook gerelateerd aan het behalen van slechtere cijfers bij studenten dan bij studenten die aangaven dat zij niet moe waren overdag (Pagel, Forister & Kwiatkowki, 2007). Studenten die te weinig sliepen bleken makkelijkere taken te kiezen dan studenten die voldoende sliepen. (Engle-Friedman et al., 2003). Insomnia in het algemeen bleek samen te hangen met slechtere scores op geheugentaken dan wanneer insomnia afwezig was (Fortier-Brochu & Morin, 2014). Ook verhoogde insomnia de kans op depressie later in het leven ten

(4)

opzichte van mensen zonder insomnia (Buysse et al., 2008). Al met al is insomnia een groot probleem onder studenten, het is echter onduidelijk hoeveel studenten in Nederland hieraan zouden lijden.

Stress blijkt een belangrijke rol te spelen bij insomnia. Zo vonden Giese et al. (2013) dat stress en insomnia een hoge samenhang vertonen. Een andere studie vond een positief verband tussen het aantal stressvolle gebeurtenissen en insomnia en een positief verband tussen slaapreactiviteit op stressvolle gebeurtenissen en insomnia (Drake, Pillai & Roth, 2014).

Traditioneel zijn er de evidence based behandelingen CGT of psychofarmacotherapie tegen insomnia. CGT is een korte gefocuste interventie waarbij gedragstechnieken en

cognitieve technieken gecombineerd worden om de patiënt te helpen beter te slapen.

Psychofarmacotherapie is het geven van medicatie om zo het slaappatroon van de patiënt te verbeteren (Morin & Benca, 2012). Recent is er een nieuwe interventie beschikbaar die zich richt op het verminderen van stressklachten genaamd MBSR (Mindfulness Based Stress Reduction). Hierbij worden participanten in acht weken getraind om gewaarwordingen in lichaam en geest op een niet veroordelende attentieve manier te aanschouwen. Dit wordt getraind met meditatie en hatha yoga oefeningen. Voordelen van het beoefenen van

Mindfulness is dat het kosteloos is en altijd beoefend kan worden. Daarnaast heeft het geen negatieve bijeffecten zoals bij bijvoorbeeld medicatie wel het geval kan zijn. Uit onderzoek bleek dat het helpt tegen stress, zo nam stress af na MBSR trainingen bij studenten (Beddoe & Murphy, 2004; Gallego, Aguilar-Parra, Cangas, Langer, & Mañas, 2014). Ook lichamelijke stress nam af (Delgado et al., 2010).

In de literatuur worden er twee soorten mindfulness onderscheiden. Dit betreft state mindfulness en trait mindfulness. State mindfulness is de scherpte van het gewaarzijn na bijvoorbeeld een meditatiesessie en trait mindfulness is de algemene opmerkzaamheid

(5)

overdag, bijvoorbeeld als men wandelt of praat (Kiken, Garland, Bluth, Palsson & Gaylord, 2015). Deze trait mindfulness kan toenemen door mediteren zo bleek uit een gecontroleerde studie waarin studenten een vorm van MBSR training kregen. Deze studenten bleken ook minder stress te hebben onder omstandigheden waarin gepresteerd moest worden (de Vibe et al., 2013). Deze trait mindfulness blijkt slaap positief te beïnvloeden. Zo werd in een

gecontroleerde studie waarin studenten tai chi beoefenden gevonden dat trait mindfulness toenam en de slaapkwaliteit verbeterde ten opzichte van de controleconditie (Caldwell, Emery, Harrison & Greeson, 2011). Een andere gecontroleerde studie vond dat studenten die koru beoefenden een stijging in trait mindfulness kenden, een afname in stress en een toename in slaapkwaliteit ten opzichte van de controleconditie (Greeson, Juberg, Maytan, James & Rogers, 2014). Een groot correlationeel onderzoek in Canada liet zien dat studenten die van zichzelf hoger scoorden op trait mindfulness hun slaapgedrag beter reguleerden en hierdoor nam hun slaapkwaliteit toe en de moeite om in te slapen nam af (Howell, Digdon & Buro, 2010). Al met al lijkt trait mindfulness een beschermende factor voor goede slaapkwaliteit samenhangend met stress.

In dit onderzoek vullen studenten een vragenlijst in over stress, slaapstoornissen, slaapkwaliteit en trait mindfulness en ook geven zij aan hoeveel uur per week zij mediteren. Er wordt verwacht dat slaapproblemen voorkomen onder studenten. In welke mate zij

voorkomen is gezien de grote prevalentieverschillen in andere landen echter onduidelijk. Ook wordt verwacht dat trait mindfulness een negatief verband vertoont met stress. De derde verwachting is dat trait mindfulness een positief verband vertoont met slaapkwaliteit. De vierde verwachting is dat een gedeelte van het positieve verband tussen trait mindfulness en slaap gemedieerd wordt door stress. Tenslotte wordt verwacht dat studenten die mediteren een hogere trait mindfulness hebben.

(6)

Methode

Deelnemers

Honderdeenenzeventig studenten van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit doen mee aan dit onderzoek. Zij worden via onderzoekssite “Lab UVA” geworven. Ook worden deelnemers via sociale media geworven. De deelnemers kunnen in ruil voor deelname 0,5 participatiepunten verdienen. Deelnemers zijn tussen de 18 en 30 jaar oud. Deelnemers die slaapmedicatie gebruiken mogen niet deelnemen aan de studie.

Deelnemers zijn 137 vrouwen en 22 mannen (van 12 deelnemers bleef het geslacht onvermeld). Leeftijd deelnemers is M = 21,07 (van 13 deelnemers bleef de leeftijd onvermeld).

Materialen

Deelnemers vullen online een vragenlijst in. Deze omvat basisgegevens als leeftijd en studie. Ook wordt deelnemers gevraagd of zij medicatie gebruiken die invloed heeft op de slaap. Daarnaast wordt gevraagd of en hoeveel uur per week deelnemers mediteren.

Aangezien het onderzoek met drie andere studenten wordt uitgevoerd, die andere hypotheses hebben, vullen de deelnemers zeven vragenlijsten in. Dit omvat de vragenlijsten de SLEEP-50, de Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI), de MAAS-A (Mindfulness Attention

Awareness Scale), de PSS (Perceived Stress Scale), de SHI (Sleep Hygiene Index), de GODIN Leisure-Time Exercise Questionnaire en enkele vragen uit de vragenlijst Alcohol Gerelateerde Ziekenhuis Opnames. Er wordt hier enkel op de vragenlijsten de SLEEP-50, de PSQI, de MAAS-A en de PSS ingegaan aangezien de andere vragenlijsten niet relevant zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvragen.

Het aanwezig zijn van een mogelijke slaapstoornis wordt gemeten met de SLEEP-50. Deze vragenlijst bestaat uit 50 items die acht domeinen omvat. Dit zijn de domeinen “Slaap

(7)

apneu” (items 1–8), cut-off score > 14, α = 0,51; “Insomnia” (items 9–16), cut-off score > 18, α = 0,85; “Narcolepsie” (items 17–21), cutoff score > 6, α = 0,52; “Rusteloze

benensyndroom” (items 22–25), cut-off score > 6 α = 0,7; “Circadiane ritmesyndroom” (items 26–28), cut-off score > 7 α = 0,47; “Slaapwandelen” (items 29–31), cut-off score > 6, α = 0,84; “Nachtmerries” (items 32–36), cut-off score voor item 32 > 3 en voor item 33-35 een cut-off score van > 9, geen alfa want maar klein gedeelte proefpersonen in onderzoek, had nachtmerries. “Factoren die de slaap beïnvloeden” (items 37–43), geen cut-off score voor slaapstoornis, deze items worden elders meegenomen in beoordeling geen alfa, want is overkoepelend voor alles dat invloed heeft op slaap. Het laatste domein is “Invloed van eigen slaapbeoordeling op het dagelijks functioneren” (items 44–50), cut-off score > 14, α = 0,86. Items worden beantwoord op een vierpunts Likert-schaal, variërend van 0 (helemaal niet) tot 4 (heel veel). Scores worden per domein beoordeeld, waarbij een lage score weinig problemen op de subschaal weergeeft en een hoge score veel problemen op de subschaal weergeeft. Een voorbeelditem van deze vragenlijst is: “Mij is verteld dat ik wakker word, terwijl ik naar lucht hap.” De totale interne consistentie van de vragenlijst bedroeg α = 0,85. De vragenlijst had een test-hertestbetrouwbaarheid van r(39) = 0,78; p < 0,01 (Spoormaker, Verbeek, van den Bout, & Klip, 2005).

De slaapkwaliteit wordt gemeten met de Pittsburgh Sleep Quality Index (PSIQ). Deze vragenlijst bestaat uit 19 items, deze 19 items omvatten zeven domeinen. Deze zeven

domeinen zijn: “Subjectieve slaapkwaliteit”, “Tijd tot inslapen”, “Slaapduur”, “Hoe

makkelijk een persoon in slaap valt”, “Slaapverstoringen”, “Gebruik van slaapmedicatie” en “Functioneren overdag” Vijf van de 19 items zijn open vragen en 14 van deze items zijn meerkeuze vragen. Hierbij geven deelnemers bij de meerkeuze vragen antwoord op een Likert-schaal. Hierbij zijn de vier mogelijke antwoordopties lopend van laag naar hoog: “Not during the past month”, “less than once a week”, “once or twice a week”, “three or more

(8)

times per week”. Een voorbeelditem van een meerkeuzevraag op deze vragenlijst is: “During the past month, how often have you had sleep troubles because you: Cannot get to sleep within 30 minutes?” Een voorbeeld van een openvraag is: “How many hours of actual sleep do you get at night?” Deze vragen worden omgescoord tot scores op de zeven domeinen. Per domein kan een score van (0-3) behaald worden. De scores van de domeinen samen opgeteld geven daarmee een maximale totaalscore van 21, dit geeft een slechte slaapkwaliteit aan. De minimale totaalscore is 0, dit geeft een hoge mate van slaapkwaliteit aan. De interne

consistentie van de vragenlijst bedroeg α = 0,83. De test-hertestbetrouwbaarheid van de vragenlijst bedroeg r(48) = 0,85; p < 0,01 (Buysse, Reynolds, Monk, Berman, & Kupfer, 1989).

Trait mindfulness wordt gemeten met de MAAS-A (Mindfulness Attention Awareness Scale). Deze vragenlijst omvat 15 items. Deze items worden beantwoord op een Likert-schaal met een minimale score van 0 (nooit) of een maximale score van 6 (altijd). Een voorbeelditem is: “Ik eet haastig zonder mij ervan bewust te zijn dat ik aan het eten ben.” Minimale score op de vragenlijst is 0 punten, dit geeft een zeer lage mate van opmerkzaamheid in het dagelijks leven aan. De maximale score bedraagt 6 punten (er wordt gedeeld door het totaal aantal items), dit geeft een zeer hoge mate van opmerkzaamheid in het dagelijks leven aan. De interne consistentie van de vragenlijst bedroeg α = 0,85 (De Bruin, Zijlstra, van de Weijer-Bergsma, & Bögels, (2011).

Stress werd gemeten met de Nederlandse versie van de PSS (Perceived Stress Scale). Deze vragenlijst bestaat uit 14 vragen die twee domeinen omvat. Dit zijn de domeinen “ervaren stress” en “omgaan met stress”. Een voorbeelditem van deze vragenlijst is: “Hoe vaak ben je afgelopen maand van streek geweest door een onverwacht voorval?” Studenten geven op een vijfpunts Likert-schaal aan in welke mate de uitspraak voor hen geldt. Hierbij is de minimale score 0 (nooit) en de maximale score 5 (heel vaak). De minimale score op de

(9)

vragenlijst is 6, dit geeft een zeer lage mate van ervaren stress weer. De maximale score op de vragenlijst is 70, dit gaf een zeer hoge mate van ervaren stress weer. De interne consistentie voor deze vragenlijst bedroeg α = 0,8 (Hewitt, Flett & Mosher, 1992).

Om te kijken of en hoeveel studenten mediteren, wordt er een losse vraag gesteld waarin studenten aangeven hoeveel uur per week zij gemiddeld mediteren.

Procedure

Deelnemers kunnen zich aanmelden via onderzoekssite “Lab UvA”. Zij krijgen dan digitaal de vragenlijst voor zich die zij kunnenn invullen. Deelnemers kunnen eerst lezen dat het onderzoek over de relatie tussen slaap en levensstijl gaat. Ook krijgen zij online een informed consent te zien waarmee zij akkoord moeten gaan als zij mee willen doen aan het onderzoek. Het beantwoorden van de vragenlijst duurt ongeveer 30 minuten en vindt eenmalig plaats. Deze vragenlijst omvat alle bovengenoemde vragenlijsten samengevoegd met wat extra vragen over basisgegevens van de deelnemers daarbij. Het onderzoek is goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de programmagroep Psychologie UvA.

Data analyse

Er zijn vijf continue variabelen namelijk PSQI, PSS, MAAS-A, SLEEP-50 en het aantal uur dat deelnemers mediteren per week. Voor de eerste analyse worden de PSQI, de PSS en de MAAS-A samengenomen. Hierbij is de PSQI de uitkomstvariabele en zijn de PSS en MAAS-A de voorspellers. Eerst worden alle drie de vragenlijsten omgescoord. Er wordt daarna gekeken of er een mediatieanalyse uitgevoerd kan worden. Hiervoor moeten alle drie de variabelen normaal verdeeld zijn, getest met de Shapiro Wilik test. Ook moet voldaan worden aan de assumptie van multicollineariteit, dit wordt getest door te kijken hoeveel de onafhankelijke variabelen met elkaar correleren. Wanneer de correlatie van beide variabelen hoger dan 0,8 is, dan is deze assumptie geschonden. Ook wordt gekeken of de data voldoet

(10)

aan de assumptie van homoscedasticiteit door de voorspelde Z-waardes van de residuen te plotten. Ook wordt er gekeken of er voldaan wordt aan de assumptie van ongecorreleerde residuen, dit gebeurt middels de Durbin-Watson test. Als laatste wordt er gekeken of er aan de assumptie van lineariteit wordt voldaan. Mocht een van deze assumpties geschonden worden, dan wordt er een nonparametrische toets gebruikt. Dit kan de bootstrapping mediatie analyse zijn of een Kendall’s Tau correlatieanalyse. Om te kijken hoeveel slaapstoornissen

voorkomen, worden de SLEEP-50 scores berekend. Om te kijken of deelnemers die mediteren hoger scoren op de MAAS-A, worden de deelnemers in twee groepen verdeeld. De groep die 2 uur of meer per week mediteert en de groep die dit niet doet. Eerst wordt gekeken of deze data normaal verdeeld zijn. Dit wordt gedaan middels de Shapiro Wilik test

(normaliteitsassumptie) en met de Levene’s test (homogeniteit van varianties). Wanneer deze data normaal verdeeld zijn, wordt een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Mocht de

normaliteitsassumptie geschonden zijn, dan wordt de Mann-Whitney of een bootstrapped t-test uitgevoerd. Mocht alleen de homogeniteit van varianties assumptie geschonden zijn, dan kan de onafhankelijke t-toets wel worden uitgevoerd, maar moet de score uit de tabel waarin er geen sprake is van gelijke varianties gebruikt worden.

Resultaten

Van de 171 deelnemers zijn er 45 verwijderd. Er zijn 30 deelnemers die 71% of

minder van de vragen hebben beantwoord, zij zijn verwijderd. Een deelnemer is ouder dan 30, deze is verwijderd. Zes deelnemers zijn verwijderd doordat zij vragen op de SLEEP-50 of de PSQI niet hebben ingevuld. Vijf deelnemers zijn verwijderd, omdat zij slaapmedicatie gebruiken. Drie deelnemers zijn verwijderd, omdat zij bij de HvA of in Utrecht onderwijs volgen. Uiteindelijk zijn er 126 deelnemers overgebleven voor de analyses. Dit zijn 107 vrouwen en 19 mannen. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is M = 20,85. Om te kijken naar het aantal slaapstoornissen onder studenten zijn de factorstructuren van de SLEEP-50

(11)

ingevuld. Hieruit blijkt dat maar liefst 50 van de 126 studenten voldoen aan de criteria van een of meerdere slaapstoornissen. Dit omvat 39,7%% van de studenten, zie tabel 1. Tabel 1

Het soort Stoornis, hoeveel studenten Geen Stoornis, hoeveel studenten wel een Stoornis en het Percentage (N = 126) volgens de SLEEP-50

Stoornis Geen Stoornis Stoornis Percentage

Slaapapneau 117 9 7,1% Insomnia 103 23 18,3% Narcolepsie 84 42 33,3% RLSD 109 17 13,5% CRS 112 14 11,1% Slaapwandelen 126 0 0% Nachtmerries 115 11 8,7% Hypersomnie 114 12 9,5% Totaal 76 50 39,7%

Noot. RLSD = Restless Legs Sensorimotor Syndrome, CRS = Circadiane Ritmestoornis

In tabel 2 zijn enkele beschrijvende statistieken te zien van de MAAS-A, de PSS en de PSQI. Dit zijn het gemiddelde de standaardafwijking.

(12)

Gemiddelde scores (M) en standaardafwijkingen (SD) op de MAAS-A, de PSS en de PSQI (N=126) Vragenlijst M (SD) MAAS-A 3,92 (0,85) PSS 25,28 (7,49) PSQI 5,52 (2,35)

Er werd gekeken of de PSQI, de PSS en de MAAS-A voldeden aan de assumpties om een mediatiate analyse te doen. De data bleek aan de assumpties te voldoen. Hierna is een mediatie analyse uitgevoerd, waarbij de score op PSQI de uitkomstvariabele is, de score op de MAAS-A is de predictor en de PSS score is de mediator. Hieruit blijkt het totale effect van de MAAS-A op de PSQI significant te zijn, b = -0,79; p < 0,01 BCa CI (-1,26; -0,32). De

MAAS-A blijkt ook een signficante voorspeller te zijn van de PSS score, b = -2,76, p < 0,001; BCa CI (-4,25; -1,27). Er blijkt ook een significant indirect effect te zijn van de PSS score op de PSQI score, b = -0,27, BCa CI (-0,5; -0,1). Dit representeert een gemiddeld effect, k² = 0,1; BCa CI (0,03; 0,18). In Figuur 1 is te zien hoe de drie variabelen zich tot elkaar verhouden in het mediatiemodel. Hieruit volgt dat een toename in MAAS-A score zorgt voor een afname in PSQI score. Dit is in lijn met de tweede verwachting volgens welke trait mindfulness een positief verband vertoont met slaapkwaliteit. Ook is te zien dat een toename in MAAS-A score zorgt voor een afname in PSS score. Dit is in lijn met de verwachtingen volgens welke een hogere trait mindfulness verband zou houden met een lagere ervaren stress. Ook is te zien dat het verband tussen trait mindfulness en slaapkwaliteit gemedieerd wordt door stress, zie het indirect effect. Dit is in lijn met de vierde verwachting.

(13)

b = -2,76; p < 0,01 b = -0,27; BCa CI (-0,5; 0,1)

b = -0,79, p < 0,01

Figuur 1. Het mediatiemodel. Aangepast uit Discovering Statistics Using IBM SPSS door A. Field, 2013, VS: Sage, Copyright 1988.

Een deelnemer geeft bij mediteren aan 3-4x per week in plaats van het aantal uur. Bij deze deelnemer is er voor de laatste analyse vanuit gegaan dat hij minder dan 2 uur per week mediteert. De groep blijkt te bestaan uit 123 deelnemers die minder dan 2 uur per week mediteren en een groep van drie deelnemers die 2 uur of meer per week mediteert. Er wordt voldaan aan de assumpties van normaliteit en gelijke varianties. Op basis van de t-toets wordt geen significant verschil gevonden in gemiddelde MAAS-A score tussen deelnemers die 2 uur of meer per week mediteren (M = 3,93; SE = 1,58) of deelnemers die niet mediteren (M = 3,92; SE = 0,84); 0,02 BCa CI (-0,97; 1), t(124) = 0,04; p = 0,97. Deze gegevens zijn te zien in figuur 2. Dit is in strijd met de vijfde verwachting volgens welke deelnemers die mediteren hoger scoren op trait mindfulness dan deelnemers die niet mediteren.

Mindfulness

(MAAS-A score)

Ervaren stress

(PSS score)

Slaapkwaliteit

(PSQI score)

(14)

Figuur 2. Gemiddelde scores en standaardafwijking (SD) voor mediterenden en niet

mediterenden op de MAAS-A.

Noot. Het verschil in MAAS-A score tussen mediterenden en niet mediterenden was niet significant.

Conclusies en Discussie

In dit onderzoek is slaapkwaliteit, ervaren stress, trait mindfulness en het voorkomen van slaapstoornissen bij studenten gemeten. Het aanwezig zijn van een of meerdere

slaapstoornissen is bij 39,7% van de studenten gevonden. Daarnaast is er een positief verband tussen trait mindfulness en slaapkwaliteit gevonden. Echter, dit verband blijkt gemedieerd te worden door de ervaren stress van de student. Ervaren stress vertoont een negatief verband met slaapkwaliteit. Mediteren blijkt niet samen te hangen met trait mindfulness.

Deze resultaten zijn grotendeels in lijn met eerder onderzoeken. In het onderzoek van Taylor et al., (2013) werd 9,5% van de studenten in de VS gediagnosticeerd met de

psychiatrische diagnose van een slaapstoornis. In dit onderzoek bedraagt dat maar liefst 39,7% van de studenten. In beide onderzoeken is het aantal slaapstoornissen gemeten met vragenlijsten. Alle slaapstoornissen zijn in dit onderzoek meegenomen. In het onderzoek van

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5

niet mediterenden (N = 123) mediterenden (N = 3)

Gemiddelde MAAS-A scores voor niet mediterenden en

mediterenden

(15)

Taylor et al., (2013) werd alleen insomnia meegenomen. In dit onderzoek heeft 18,3% van de studenten insomnia, wat niet ver van elkaar ligt. Deze resultaten zijn dus verklaarbaar,

doordat in dit onderzoek alle slaapstoornissen zijn meegenomen in tegenstelling tot het

onderzoek van Taylor et al., (2013) waar alleen insomnia werd meegenomen. Het resultaat dat trait mindfulness een positief verband vertoont met slaapkwaliteit is in lijn met de

onderzoeken van Caldwell et al., (2011) en Greeson et al., (2014) waarin dit verband ook werd gevonden. Dat het verband tussen trait mindfulness en slaapkwaliteit gemedieerd wordt door stress ziet er gezien het onderzoek van Greeson et al., (2014) aannemelijk uit. Dit was echter niet direct onderzocht in dit onderzoek. Het resultaat dat stress een negatief verband vertoont met slaapkwaliteit is in lijn met het onderzoek van Giese et al., (2013) dat stelde dat stress een positief verband vertoonde met slapeloosheid. Het opvallende resultaat dat

studenten die mediteren even hoog scoren op trait mindfulness als studenten die niet

mediteren is in strijd met resultaten uit de onderzoeken van Caldwell et al., (2011) en Greeson et al., (2014). In deze onderzoeken zorgde het doen van aandachttraining (tai chi en

mediteren) voor een stijging in trait mindfulness. Dit is in dit onderzoek echter niet terug te vinden. Wel kan daarbij in acht genomen worden dat het aantal deelnemers dat 2 uur of meer per week mediteerdt in dit onderzoek slechts drie bedraagt. Het is daardoor lastig om een verband te vinden. Dit zou in de toekomst opgevangen kunnen worden door ook deelnemers bij meditatiecentra te werven. Echter zorgt dit ervoor dat de steekproef minder homogeen is. Nog beter zou het zijn om bij studenten uit heel Nederland de vragenlijsten af te nemen. Op deze manier is goed te zien hoeveel studenten mediteren en of dit verband houdt met een hogere trait mindfulness.

Een van de beperkingen van dit onderzoek is de selecte en beperkte steekproef. Ten eerste is het aantal vrouwen (107) in dit onderzoek veel groter dan het aantal mannen (19). Dit komt mede doordat studenten participatiepunten kunnen behalen door mee te doen aan dit

(16)

onderzoek voor de opleiding psychologie. Meer vrouwen dan mannen studeren psychologie. Slapeloosheid bleek twee maal zoveel onder vrouwen voor te komen als onder mannen (NHG, 2014). Mogelijk heeft dit de cijfers over het aantal aanwezige slaapstoornissen en de slaapkwaliteit vertekent. Dit kan in de toekomst onderzocht worden door gelijke aantallen mannen en vrouwen te rekruteren.

Ten tweede bestaat het grootste gedeelte van de steekproef uit eerstejaarsstudenten. De steekproef bestaat uit 47 eerstejaarsstudenten, dit omvat 37,3% van de steekproef.

Eerstejaarsstudenten studeren pas een paar maanden en zitten nog in de overgangsfase naar het studentenleven. Mogelijk ervaren zij hierdoor meer stress dan de studenten die al langer studeren. Dit heeft mogelijk gezorgd voor sterkere verbanden tussen trait mindfulness en slaapkwaliteit en tussen stress en slaapkwaliteit. Dit zou in de toekomst opgevangen kunnen worden door een evenwichtigere steekproef te nemen met evenveel studenten uit latere jaren van de studie als uit het eerste jaar.

Een ander opvallend resultaat is het aantal studenten dat narcolepsie heeft. Dit is volgens deze studie namelijk 42 van de 126 studenten. Dit omvat 32% van de studenten. In de normale populatie komt narcolepsie voor bij 0,0005% van de mensen (NHG, 2014).

Waarschijnlijk interpreteren deze studenten de vragen anders dan volwassenen. Vragen als “Ik val soms tijdens een sociale gelegenheid in slaap” en “Ik heb overdag slaapaanvallen” worden door studenten wellicht instemmend beantwoord, omdat zij zich momenten

herinneren waarop dit gebeurde. Dit is voor studenten gezien het studentenleven waarin het ritme onregelmatiger is door uitgaan en het drinken van alcohol normaler. De SLEEP-50 diagnosticeert dan wellicht niet accuraat voor studenten of narcolepsie aanwezig is. Wellicht geldt dit ook voor andere slaapstoornissen uit de SLEEP-50. Dit zou in de toekomst

onderzocht kunnen worden door studenten met de klinische diagnose van een slaapstoornis en studenten die deze diagnose niet hebben beide de SLEEP-50 in te laten vullen. Er kan dan

(17)

gekeken worden of de SLEEP-50 een goede voorspeller is van slaapstoornissen onder studenten.

Een andere beperking van het onderzoek is de hoge deelnemersuitval. Uiteindelijk zijn er 30 deelnemers verwijderd, omdat zij halverwege het onderzoek stopten met de vragenlijst. Mogelijk ervaren deze deelnemers meer stress en hebben zij een lagere trait mindfulness dan deelnemers die de vragenlijst wel afrondden. Dit kan ervoor hebben gezorgd dat de

uiteindelijke steekproef minder representatief is voor Amsterdamse studenten. Dit zou in de toekomst opgevangen kunnen worden door studenten naar het lab te laten komen om de vragenlijst in te vullen. Deelnemers kunnen dan niet voortijdig stoppen. Echter is het ook meer werk voor deelnemers om naar het lab te komen en is het mogelijk lastiger om dan een grote steekproef te verkrijgen.

Al met al zijn de resultaten veelbelovend. Het lijkt erop dat door het versterken van trait mindfulness, de slaapkwaliteit van studenten sterk verbeterd zou kunnen worden. Dit zou gedaan kunnen worden door studenten de MBSR training of een andere mindfulnesstraining aan te bieden. Gezien het grote aantal slaapproblemen onder studenten lijkt het raadzaam om dergelijke trainingen aan te bieden of andere manieren te zoeken waarop de slaapkwaliteit van studenten verbeterd zou kunnen worden.

(18)

Literatuurlijst

Abdulghani, H. M., Alrowais, N. A., Bin-Saad, N. S., Al-Subaie, N. M., Haji, A. M., & Alhaqwi, A. I. (2012). Sleep disorder among medical students: Relationship to their academic performance. Medical teacher, 34, S37-S41.

American Psychiatric Association. (2014). Beknopt overzicht van de criteria DSM-5 (2e ed.). Amsterdam: Boom Uitgevers.

Beddoe, A. E., & Murphy, S. O. (2004). Does mindfulness decrease stress and foster empathy among nursing students?. Journal of Nursing Education, 43(7), 305-312.

Buysse, D. J., Angst, J., Gamma, A., Ajdacic, V., Eich, D., & Rossler, W. (2008). Prevalence, course, and comorbidity of insomnia and depression in young adults. Sleep-New

York then Westchester, 31(4), 473.

Buysse, D. J., Reynolds, C. F., Monk, T. H., Berman, S. R., & Kupfer, D. J. (1989). The Pittsburgh Sleep Quality Index: A new instrument for psychiatric practice and

research. Psychiatry research, 28(2), 193-213.

De Bruin, E. I., Zijlstra, B. J., van de Weijer-Bergsma, E., & Bögels, S. M. (2011). The mindful attention awareness scale for adolescents (MAAS-A): Psychometric properties in a Dutch sample. Mindfulness, 2(3), 201-211.

Caldwell, K., Emery, L., Harrison, M., & Greeson, J. (2011). Changes in mindfulness, well-being, and sleep quality in college students through taijiquan courses: A cohort control study. The Journal of alternative and complementary medicine, 17(10), 931-938.

Caldwell, K., Harrison, M., Adams, M., Quin, R. H., & Greeson, J. (2010).

Developing mindfulness in college students through movement-based courses: Effects on self-regulatory self-efficacy, mood, stress, and sleep quality. Journal of American College

(19)

Field, A. (2013). Discovering Statistics Using SPSS (pp. 453). Los Angeles, CA: SAGE Publications Ltd.

Gallego, J., Aguilar-Parra, J. M., Cangas, A. J., Langer, Á. I., & Mañas, I. (2014). Effect of a mindfulness program on stress, anxiety and depression in university students. The

Spanish journal of psychology, 17, 1-6.

Gaultney, J. F. (2010). The prevalence of sleep disorders in college students: Impact on academic performance. Journal of American College Health, 59(2), 91-97.

Gehrman, P. R., Hall, M., Barilla, H., Buysse, D., Perlis, M., Gooneratne, N., & Richard, J. (2016). Stress reactivity in insomnia. Behavioral sleep medicine,14(1), 23-33.

Giese, M., Unternaehrer, E., Brand, S., Calabrese, P.& Holsboer-Trachsler, E., & Eckart, A. (2013). The interplay of stress and sleep impacts BDNF level. PloS one, 8(10).

Hewitt, P. L., Flett, G. L., & Mosher, S. W. (1992). The Perceived Stress Scale: Factor structure and relation to depression symptoms in a psychiatric sample. Journal of

Psychopathology and Behavioral Assessment, 14(3), 247-257.

Howell, A. J., Jahrig, J. C., & Powell, R. A. (2004). Sleep quality, sleep propensity and academic performance. Perceptual and motor skills, 99(2), 525-535.

Howell, A. J., Digdon, N. L., & Buro, K. (2010). Mindfulness predicts sleep-related self-regulation and well-being. Personality and Individual Differences,48(4), 419-424.

Morin, C. M., & Benca, R. (2012). Chronic insomnia. The Lancet, 379(9821), 1129-1141.

Murphy, M. J., Mermelstein, L. C., Edwards, K. M., & Gidycz, C. A. (2012). The benefits of dispositional mindfulness in physical health: a longitudinal study of female college

(20)

students. Journal of American College Health, 60(5), 341-348.

NHG-werkgroep. (2014). Slaapproblemen en slaapmiddelen (2014). Opgehaald van: https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-slaapproblemen-en-slaapmiddelen

Oman, D., Shapiro, S. L., Thoresen, C. E., Plante, T. G., & Flinders, T. (2008). Meditation lowers stress and supports forgiveness among college students: A randomized controlled trial. Journal of American College Health, 56(5), 569-578.

Sadigh, M., Himmanen, S., & Scepansky, J. (2014). An investigation of the prevalence of insomnia in college students and its relationship to trait anxiety. College Student

Journal, 48(3), 397-406.

Shearer, A., Hunt, M., Chowdhury, M., & Nicol, L. (2016). Effects of a brief

mindfulness meditation intervention on student stress and heart rate variability. International

Journal of Stress Management, 23(2), 232.

Sing, C. Y., & Wong, W. S. (2010). Prevalence of insomnia and its psychosocial correlates among college students in Hong Kong. Journal of American college health, 59(3), 174-182.

Spoormaker, V. I., Verbeek, I., van den Bout, J., & Klip, E. C. (2005). Initial validation of the SLEEP-50 questionnaire. Behavioral Sleep Medicine, 3(4), 227-246.

Taylor, D. J., Bramoweth, A. D., Grieser, E. A., Tatum, J. I., & Roane, B. M. (2013). Epidemiology of insomnia in college students: Relationship with mental health, quality of life, and substance use difficulties. Behavior Therapy, 44(3), 339-348.

De Vibe, M., Solhaug, I., Tyssen, R., Friborg, O., Rosenvinge, J. H., Sørlie, T., & Bjørndal, A. (2013). Mindfulness training for stress management: a randomised controlled study of medical and psychology students. BMC medical education, 13(1), 1.

(21)

Yang, C. M., Wu, C. H., Hsieh, M. H., Liu, M. H., & Lu, F. H. (2003). Coping with sleep disturbances among young adults: a survey of first-year college students in

Taiwan. Behavioral medicine, 29(3), 133-138.

Yeh, Z. T., Wung, S. K., & Lin, C. M. (2015). Pre-sleep arousal as a mediator of relationships among worry, rumination, and sleep quality. International Journal of Cognitive

(22)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To estimate the position of a blind node, underwater localization systems use either two-way acoustic ranging between blind and reference nodes or one-way acoustic ranging

Daarnaast werden met behulp van een mediatie-analyse significante resultaten gevonden voor het voorspelde mediatiemodel waarin stress de relatie tussen uitstellen en

De laatste jaren zijn er veel nieuwe ontwikkelingen binnen de psychologie. Acceptance and 

Begin 2011 zal bij GGZ Eindhoven een training aangebo- den worden voor hulpverleners, zodat de mindfulness trai- ning specifiek voor volwassenen met autisme ook bij andere

Om een conclusie te kunnen trekken moet je ook de onbetrouwbaarheidsdrempel weten en moet je de

[r]

V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door de grafiek van

Of the 643 women who reported the intention for breastfeeding at 32 weeks of pregnancy, 594 (96.0%) women eventually initiated breast- feeding after childbirth, while four (2.9%)