• No results found

De effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens en interregionale inkomensverdeling : een vergelijking tussen de Verenigde Staten en China

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens en interregionale inkomensverdeling : een vergelijking tussen de Verenigde Staten en China"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens

en interregionale inkomensverdeling

Een vergelijking tussen de Verenigde Staten en China

Naam: Melanie Jong Studentnummer: 10197273 Bachelor Thesis Economics Universiteit van Amsterdam

Faculteit: Economie & Bedrijfskunde Begeleider: Dr. Dirk Damsma

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Melanie Jong, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

Opwarming van de aarde en klimaatverandering is een wereldwijd probleem. Verhoogde uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer zorgt voor een versterkt broeikaseffect waarbij er meer warmte wordt vastgehouden op de aarde. Temperatuurstijgingen over de hele wereld kunnen extreme weersomstandigheden veroorzaken en een verslechtering van de kwaliteit van het leven over de hele wereld. Deze scriptie is een literatuuronderzoek met de onderzoeksvraag: “Wat zijn de effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens en interregionale inkomensverdeling in de Verenigde Staten en China?” In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar de effecten van een carbon tax (koolstofbelasting) op bedrijven, consumenten en verschillende regio’s in de Verenigde Staten en China, waarna potentiële maatregelen besproken worden die de negatieve effecten kunnen beperken. Vervolgens wordt een internationale overeenkomst met het gebruik van een internationale carbon tax en een internationaal fonds als beter alternatief ten opzichte van een nationale carbon tax geboden.

(4)

Inhoudsopgave

1. Introductie ... 5

2. Theoretisch kader ... 7

2.1 Het broeikaseffect ... 7

2.2 Internationale klimaatverdragen en het Kyoto protocol ... 9

2.3 Instrumenten voor het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen ... 11

2.3.1 Non-market based instrumenten ... 11

2.3.2 Market-based instrumenten ... 12

3. Literatuuronderzoek naar de effecten van een nationale carbon tax in de VS en China ... 14

3.1 Nationale carbon tax in de VS ... 14

3.1.1 Effecten van een carbon tax op bedrijven ... 14

3.1.2 Effecten van een carbon tax op huishoudens ... 16

3.1.3 Effecten van een carbon tax op verschillende regio’s ... 17

3.2 Nationale carbon tax in China ... 18

3.2.1 Effecten van een carbon tax op bedrijven ... 19

3.2.2 Effecten van een carbon tax op huishoudens ... 21

3.2.3 Effecten van een carbon tax op verschillende regio’s ... 22

4. Discussie: een alternatief beleid ... 24

4.1 Instrumenten ... 24

4.2 Maatregelen om tot een internationale overeenkomst te komen ... 25

4.3 Voordelen ... 26

4.4 Nader onderzoek ... 27

5. Conclusie ... 28

(5)

1. Introductie

Recentelijk werd er op de jaarlijkse COP-bijeenkomst een nieuw klimaatverdrag gesloten waarbij de opwarming van de aarde tot 2100 maximaal 2°C mag zijn ten opzichte van het pre-industriele niveau. Een voorstel om dit doel te bereiken is om de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen in 2050 te verminderen tot 50% van de uitstoot in 1990 (Europa nu, 2015). Deze COP-bijeenkomst staat voor de Conference Of the Parties, wat een jaarlijkse bijeenkomst is dat georganiseerd wordt door de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Het doel van deze bijeenkomsten is om internationale verdragen te vormen die de hoeveelheid antropogene broeikasgassen in de atmosfeer stabiliseert (United Nation Framework Convention on Climate Change (b), n.d.). De conferentie waarop het nieuwe verdrag werd gesloten, vond plaats in Parijs van 21 november 2015 tot 12 november 2015 (Luttikhuis, 2015).

Klimaatveranderingen en opwarming van de aarde zijn onderwerpen die steeds meer van belang worden voor bedrijven en consumenten. Klimaatverandering wordt veroorzaakt door een toename van broeikasgassen in de atmosfeer. Voorbeelden van broeikasgassen zijn koolstofdioxide (CO2), stikstofoxiden, zwaveloxiden en chloorfluorkoolwaterstoffen (McKibbin & Wilcoxon, 2002). Broeikasgassen zijn transparante gassen die infrarode straling van de zon absorberen. Doordat deze gassen de infrarode straling vasthouden en de straling niet terug de ruimte in kaatsen, zal dit voor opwarming van de aarde zorgen. Dit proces heet het broeikaseffect. Een versterkt broeikaseffect door toename in broeikasgassen zorgt voor wereldwijd hogere temperaturen die klimaatverandering veroorzaken. De gevolgen van opwarming van de aarde en klimaatverandering kunnen catastrofaal zijn. Een voorbeeld van een gevolg is het ontstaan van extreme weersomstandigheden zoals hittegolven, krachtigere stormen, overstromingen. Andere gevolgen zijn verstoringen van het ecosysteem en verlies van biodiversiteit (McKibbin & Wilcoxon, 2002).

Door deze gevolgen voor het milieu is beleid voor klimaatverandering de laatste jaren het middelpunt van veel discussie. De reductie van broeikasgassen in de atmosfeer is van groot belang voor de duurzaamheid van de aarde en de kwaliteit van leven voor toekomstige generaties. Omdat het broeikasgas CO2 het meest is toegenomen door menselijke activiteit sinds de industriële periode, is klimaatbeleid vooral gericht op de reductie van broeikasgas CO2. De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer door menselijke activiteit is met 35% gestegen sinds het industriële tijdperk (Le Treut, 2007).

(6)

Naar aanleiding van deze ontwikkeling wordt in deze scriptie een belasting op koolstof onderzocht. In deze scriptie wordt naar deze belasting verwezen door middel van de term carbon tax. De carbon tax is een economisch middel om reductie van CO2 uitstoot te reduceren.

Volgens Ge, Friedrich & Damassa (2014) zijn de Verenigde Staten (VS) en China de landen die de meeste broeikasgassen hebben uitgestoten gebaseerd op hun jaarlijkse uitstoot van 2011. Deze twee landen hebben wereldwijd de grootste uitstoot van broeikasgassen sinds 1990. De cumulatieve uitstoot van broeikasgassen, oftewel de historische uitstoot als percentage van totale globale uitstoot van broeikasgassen voor de periode 1990-2011 bedraagt 15% voor China en 16% voor de VS. Gecombineerd zijn deze twee landen verantwoordelijk voor 31% van globale uitstoot van broeikasgassen (Ge, Friedrich & Damassa, 2014).

Ook zijn China en de VS globaal de twee grootste economische krachten volgens het bruto binnenlands product (The World Bank, 2014). Het invoeren van een carbon tax als economische grootmachten zal andere landen kunnen aanzetten tot de invoering van een carbon tax. Om deze redenen worden in deze scriptie de effecten van het invoeren van een nationale carbon tax onderzocht in de VS en China. Beide landen hanteren momenteel geen nationale carbon tax.

De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt: “Wat zijn de effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens en interregionale inkomensverdeling in de Verenigde Staten en China?”Deze scriptie is een literatuuronderzoek.

In hoofdstuk 2 wordt een theoretisch kader geboden waarbij het broeikaseffect, internationale klimaatverdragen en instrumenten voor het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen worden belicht. In hoofdstuk 3 worden de effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens en verschillende regio’s onderzocht voor de Verenigde Staten en China. Er wordt onderzocht welke maatregelen er nodig zijn om de negatieve effecten van een carbon tax te verminderen. In hoofdstuk 4 wordt een alternatief beleid verkend ter vervanging van een nationale carbon tax. De conclusie volgt tot slot in hoofdstuk 5.

(7)

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt allereerst de werking van het broeikaseffect en de gevolgen van een versterkt broeikaseffect besproken. Vervolgens worden internationale bijeenkomsten met betrekking tot het klimaat en de daaruit voortgekomen klimaatverdragen besproken. Tot slot worden instrumenten besproken die gebruikt kunnen worden om de uitstoot van

broeikasgassen te reduceren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen market-based en non-market based instrumenten.

2.1 Het broeikaseffect

Het broeikaseffect is het proces waarbij zonne-energie de aarde opwarmt waarbij een deel van de energie direct terug de ruimte in wordt gereflecteerd, en een deel van de energie geabsorbeerd wordt door het aardoppervlak en de atmosfeer (Le Treut, 2007). De broeikasgassen in de atmosfeer van de aarde zorgen ervoor dat infrarode straling van de zon teruggekaatst wordt naar de aarde, waardoor het aardoppervlak opwarmt. Zonder dit natuurlijke broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur op aarde lager zijn dan het vriespunt voor water. De gemiddelde temperatuur van de aarde zou zonder het broeikaseffect -19 °C zijn. In werkelijkheid is de gemiddelde temperatuur 14 °C (Le Treut, 2007). Menselijke activiteit heeft het aantal broeikasgassen in de atmosfeer vergroot. Hierdoor zal er meer energie van de zon vastgehouden worden op aarde en zal het broeikaseffect voor een opwarming van de aarde zorgen. De twee belangrijkste broeikasgassen zijn waterdamp en koolstofdioxide (CO2). Andere broeikasgassen zijn methaan, stikstofoxiden, zwaveloxiden en chloorfluorkoolwaterstoffen. De concentratie CO2 in de atmosfeer is sinds industriële tijdperk gestegen met 35% door menselijk toedoen. Het grootste deel van deze uitstoot is afkomstig van het verbranden van fossiele brandstoffen en boskap (Le Treut, 2007). De hoogste CO2 emissies worden waargenomen in de ontwikkelde landen, maar de emissies groeien het snelst in de ontwikkelingslanden (McKibbin & Wilcoxon, 2002). In 2006 bestond 80% van de broeikasgassen in de Verenigde Staten (VS) uit CO2 (Metcalf & Weisbach, 2009). De uitgestoten CO2 kan tot wel 200 jaar in de atmosfeer blijven. De focus van deze scriptie zal op de uitstoot van het broeikasgas CO2 zijn, omdat de toename van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer door menselijk toedoen sterk is gestegen sinds het industriële tijdperk (Le Treut, 2007).

Een versterkt broeikaseffect door de aanwezigheid van meer broeikasgassen in de atmosfeer zal verschillende effecten hebben op het klimaat. Het effect kan verschillend zijn in

(8)

verschillende plekken op aarde. Een kleine stijging van CO2 in de vochtige gebieden rond de evenaar zal een klein effect hebben op het absorberen van warmte in dat gebied omdat het broeikaseffect daar al groot is door aanwezigheid van de grote hoeveelheid waterdamp in de lucht. Wanneer er een kleine stijging van CO2 op koude droge poolgebieden zou plaatsvinden, zou het effect op het broeikaseffect veel groter zijn. Als er meer CO2 in de lucht komt, zal dit voor een opwarming van het klimaat zorgen. Wanneer de atmosfeer warmer wordt door aanwezigheid van meer CO2, zal er meer waterdamp vrijkomen. Omdat waterdamp zelf al een broeikasgas is, zal het broeikaseffect nog erger versterkt worden. Hierdoor zal de aarde nog meer opwarmen en zal er weer meer waterdamp vrijkomen, wat voor een cyclus zorgt dat de temperatuurstijging nog meer versterkt door een stijging van CO2 in de atmosfeer. Deze cyclus zal de stijging in het broeikaseffect door de stijging van CO2 in de atmosfeer ongeveer kunnen verdubbelen (Le Treut, 2007).

Het effect van wolken op het broeikaseffect is onzeker en tweeledig; het kan eenzelfde werking hebben als broeikasgassen, en de aarde dus opwarmen, maar het kan de zonnestraling ook reflecteren en een reducerend effect op het broeikaseffect hebben (McKibbin & Wilcoxon, 2002). In het rapport van Le Treut (2007) wordt echter geconcludeerd dat wolken gemiddeld een reducerend effect op het broeikaseffect hebben en dus bijdragen aan een verkoeling van het klimaat.

In het rapport van IPCC (2001) worden de mogelijke gevolgen van wereldwijd hogere temperaturen besproken. Een gevolg is dat er extreme weersomstandigheden kunnen ontstaan in de tropen, zoals droogtes in de zomer en extreme neerslag. Ook zal de intensiteit van tropische stormen zoals orkanen, cyclonen en typhonen groter worden met grotere windsnelheden en hevigere neerslag. Daarnaast zal er een stijging in globale neerslag en verdamping zijn. Klimaatmodellen voorspellen ook dat de Golfstroom door klimaatverandering verzwakt zou worden in de volgende 100 jaar. Deze stroom verhoogt dat temperaturen in Noord-Europa. Een verzwakking van deze stroom zou kunnen leiden tot een mogelijke temperatuurdaling in het gebied. Dit effect zou echter niet tot een netto daling van de temperatuur in het gebied zorgen omdat het gecompenseerd wordt door de globale temperatuurstijging van het broeikaseffect. Daarnaast is er ook een mogelijkheid dat diepe bevroren oceaansedimenten die rijk zijn aan methaan kunnen dooien door stijging van oceaantemperaturen. Er zal dan een sterke stijging van broeikasgassen in de atmosfeer plaatsvinden. Klimaatmodellen voorspellen echter dat de verwachte temperatuurstijging van de volgende 100 jaar te klein is om dit proces in gang te brengen.

(9)

De volgende gevolgen van klimaatverandering is minder zeker dan de gevolgen die hiervoor genoemd zijn in IPCC (2001). Deze gevolgen zijn afhankelijk van de mate van opwarming van de aarde, wat onzeker is. Een gevolg kan zijn dat er een stijging in de vraag naar energie is. Er zal meer vraag zijn voor verkoelende middelen en minder vraag naar verwarmingsmiddelen. Nog een mogelijk gevolg is het overstromen van laaggeleden gebieden door een stijging in de zeespiegel. Er zullen ook meer stormen zijn aan de kust. Een ander gevolg is dat de menselijke gezondheid aangetast wordt door ziektes zoals Malaria en andere ziektes verspreid door insecten. Ook zal de beschikbaarheid van water dalen door opwarming van de aarde wat kan leiden tot watertekort in sommige gebieden. Verder kan er ook uitsterving van diersoorten plaatsvinden afhankelijk van de verandering in neerslag en temperatuur in verschillende gebieden. Tot slot zal er ook verlies optreden van biodiversiteit in het ecosysteem; klimaatverandering zorgt voor schade aan de natuur, met uitsterving van diersoorten en verdwijning van plantensoorten als gevolg (IPCC, 2001).

2.2 Internationale klimaatverdragen en het Kyoto protocol

Omdat globale klimaatveranderingen een internationaal probleem is, is globale aanpak voor dit probleem nodig. De eerste internationale onderhandelingen begonnen in 1992 in Rio de Janeiro in Brazilië (McKibbin & Wilcoxon, 2002). Deze Rio Earth Summit werd georganiseerd door de Verenigde Naties (VN). Het resultaat van deze bijeenkomst was de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) wat geratificeerd werd door de meeste landen. Het doel van de UNFCCC was om globale uitstoot van broeikasgassen te reduceren tot emissies van het jaar 1990 in 2000. Omdat er weinig concrete beleidsmaatregelen werden genomen werd dit doel niet behaald en steeg de uitstoot sterk. Ondanks het falen van het doel, is er uit het UNFCCC een mechanisme ontstaan waarbij er ieder jaar een internationale bijeenkomst wordt gehouden voor onderhandelingen over klimaatbeleid. Deze bijeenkomsten worden Conference Of the Parties (COP) genoemd en worden elk jaar op een andere locatie in de wereld gehouden waarvan de eerste in 1995 in Berlijn werd gehouden. Tot nu toe zijn er 21 COP bijeenkomsten gehouden waarvan de laatste in 2015 in Parijs plaatsvond.

Tijdens de eerste COP-bijeenkomst werd het doel gesteld om wereldwijde uitstoot van broeikasgassen te verminderen door middel van gekwantificeerde limieten voor reductiedoelen binnen een specifiek tijdsbestek. Dit voorstel resulteerde in het

(10)

Kyoto-protocol, dat in 1997 in de Japanse stad Kyoto werd opgesteld. Het Kyoto protocol stelde doelen voor jaarlijkse internationaal bindende emissie-reductie van broeikasgassen voor 37 geïndustrialiseerde landen (United Nation Framework Convention on Climate Change (a), n.d.). Deze landen omvatten de ontwikkelde landen van de OESO en landen van de voormalige Sovjet-Unie. Het Kyoto-protocol belast de ontwikkelde landen zwaarder om zo de verantwoordelijkheid van ontwikkelde landen te erkennen. De ontwikkelde landen zijn immers hoofdverantwoordelijk voor de hoge uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer als resultaat van meer dan 150 jaar industriële activiteit (United Nation Framework Convention on Climate Change (a), n.d.). De limieten voor de jaarlijkse uitstoot voor deze landen werd vastgesteld als percentage van de emissies van dat land in 1990 waarbij een paar landen een ander jaar mochten gebruiken. De percentages varieerden van 92%-110% (McKibbin & Wilcoxon, 2002). Als alle landen zich aan deze regels houden zou de gemiddelde reductie in uitstoot van broeikasgassen uitkomen op 5% van de uitstoot van 1990. Het Kyoto-protocol trad officieel in werking op 16 februari 2005, en de eerste commitment periode was van 2008-2012. De landen die bindende emissielimieten hadden in de eerste periode, worden Annex-B landen genoemd.

Onder het protocol kregen de landen de vrijheid om de doelen te bereiken met nationale maatregelen. Daarnaast waren er nog drie market-based mechanismes opgenomen in het Kyoto protocol die Annex-B landen kunnen gebruiken om hun emissiedoelen te behalen (United Nation Framework Convention on Climate Change (a), n.d.). Deze mechanismes zijn: 1) International Emissions Trading, 2) Clean Development Mechanism, 3) Joint Implementation. Het eerste mechanism houdt in dat Annex-B landen ongebruikte emissievergunningen mochten opkopen van elkaar. Het tweede mechanisme houdt in dat een B land een emissie-reducerend project kan uitvoeren in een land dat niet tot de Annex-B landen behoort en krijgt hiervoor emissiekrediet. Dit project moet de emissies van het non-Annex-B land reduceren ten opzichte van de emissie dan anders zou hebben plaatsgevonden zonder dit project. Dit is een complex mechanisme omdat het verschil moeilijk vast te stellen is. Het derde mechanisme houdt in dat een Annex-B land een emissie-reducerend project in een ander Annex-B land kan uitvoeren in ruil voor emissievergunningen (United Nation Framework Convention on Climate Change (a), n.d.).

De tweede commitment periode van het Kyoto protocol zal de periode beslaan van 2013-2020. In 2012 werd tijdens de COP bijeenkomst in Doha,Qatar het Doha amendment to the Kyoto protocol aangenomen. De afspraken die gemaakt werden omvatte een aangepaste lijst van broeikasgassen die geldig waren in het tweede termijn, en aanpassingen in de

(11)

reductie van uitstoot van broeikasgassen voor de Annex-B landen. Deze landen zouden samen gemiddeld 18% minder broeikasgassen uitstoten ten opzicht van de uitstoot in 1990 in de periode van 2013-2020 (United Nation Framework Convention on Climate Change (a), n.d.).

Tijdens de meest recente COP bijeenkomst in Parijs van 30 november 2015 tot 12 december 2015 is er een akkoord gesloten voor de periode vanaf 2020 (Luttikhuis, 2015). Dit zijn de uitkomsten van het akkoord: de wereldwijde stijging van de temperatuur moet beperkt worden tot 2°C in 2100 ten op zichte van pre-industriële tijd. Er wordt echter gestreefd naar een maximale temperatuurstijging van 1,5 °C. Daarnaast worden landen elke 5 jaar beoordeeld op hun reducties in broeikasgassen, startend in 2023. Ook zullen ontwikkelde landen financiële middelen beschikbaar moeten stellen om ontwikkelingslanden (100 miljard per jaar) te helpen bij zowel reductie van broeikasgassen als aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen moet beeïndigd worden, omdat dit de veelal de oorzaak van de uitstoot van CO2. In de tweede helft van de eeuw moet er een evenwicht ontstaan tussen de uitstoot van broeikasgassen en de opname van deze gassen door bossen of door andere manieren (Luttikhuis, 2015). De Europese Unie heeft voorgesteld om de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen in 2050 te verminderen tot 50% van de uitstoot in 1990. In 2100 moet de totale emissie teruggebracht worden tot nul om het doel van maximaal 2°C te behalen (Europa nu, 2015).

2.3 Instrumenten voor het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen

Instrumenten voor het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen kunnen verdeeld worden in twee categorieën: Non-market based instrumenten en market-based instrumenten (Stavins, 1997). Market-based instrumenten zijn beleidsinstrumenten die vervuilers stimuleren om negatieve milieu-externaliteiten te verminderen door middel van prijzen, belastingen en markten.

2.3.1 Non-market based instrumenten

Conventionele regulerende standaarden/command-and-control

Deze standaarden kunnen onderverdeeld worden in technologie gebaseerde standaarden en prestatie-gebaseerde standaarden. Bij technologie-gebaseerde standaarden wordt het gebruik van specifieke energie-efficiënte technologie, processen en procedures opgelegd.

(12)

Bij een prestatie-gebaseerde standaard worden specifieke hoeveelheden emissies vastgesteld voor bepaalde activiteiten. Voorbeelden zijn maximale hoeveelheden CO2 uitstoot voor een bepaald proces. De middelen die hiervoor gebruikt wordt mag bepaald worden door een regulerende entiteit (Stavins,1997).

Vrijwillige afspraken

Bedrijven kunnen zelf vrijwillig maatregelen nemen voor het reduceren van CO2 uitstoot. De beweegredenen hiervoor zijn dat bedrijven vrijwillige maatregelen nemen uit vrees voor dure verplichte maatregelen (Stavins,1997).

2.3.2 Market-based instrumenten

Carbon tax

Een binnenlandse carbon tax is een belasting op de koolstofgehalte van fossiele brandstoffen. Bij een upstream belastingsysteem zal de belasting geheven op producenten, bij een downstream systeem zal de belasting geheven worden op gebruikers van fossiele brandstoffen (Metcalf, 2009b). De administratiekosten voor een dergelijke belasting zal het laagst zijn als de belasting upstream wordt geheven. Dit zal goedkoper zijn dan de belasting downstream heffen; de administratiekosten met een paar producenten zal immers kleiner zijn dan bij een downstream belastingsysteem waarbij er rekening gehouden moet worden met alle benzinestations die olie verkopen, fabrieken die fossiele brandstoffen gebruiken en alle andere olie-en gas distributeurs (Stavins,1997).

Verhandelbare vergunningensysteem/ cap-and-trade programma

Hierbij kan de overheid vergunningen voor uitstoot van CO2 uitgeven aan bedrijven. De overheid kan dit op twee manieren doen: het kan vergunningen uitgeven aan bedrijven gebaseerd op recente verkopen van fossiele brandstoffen. Daarnaast kan een overheid de vergunningen ook veilen. Bedrijven kunnen deze vergunningen van elkaar kopen als feitelijke uitstoot groter is dan dat de vergunningen in bezit toelaat. Als bedrijven falen om hieraan te voldoen, kunnen maatregelen zoals boetes gebruikt worden (Stavins,1997).

(13)

Het gebruik van market-based instrumenten wordt geprefereerd ten opzichte van non-market based instrumenten, omdat non-market-based instrumenten technologische verandering dynamisch aanspoort, wat niet het geval is bij het gebruik van non-market based instrumenten (Stavins,1997). Immers, als conventionele regulerende standaarden worden vastgesteld, zullen bedrijven minder baat hebben bij het ontwikkelen of gebruiken van technologie dat beter en schoner is als al aan de vastgestelde voorwaarden voldaan wordt. Daarnaast zullen bedrijven vrezen voor strengere prestatie-gebaseerde standaarden als er gebruik wordt gemaakt van betere technologie. Bedrijven zullen hierdoor minder aangespoord worden om betere technologie te gebruiken en te ontwikkelen, wat wel het geval is bij het gebruik van een market-based instrument. Andere voordelen van het gebruik van market-based instrumenten ten opzichte van non-market based instrumenten zijn dat het de potentie heeft om distributionele ongelijkheden te verminderen en kosteneffectiviteit te realiseren door de kosten van klimaatbescherming zichtbaar te maken. In het volgende hoofdstuk wordt daarom het gebruik van het market-based instrument carbon tax onderzocht in de twee grootste vervuilers en economische machten van de wereld, die tevens de potentie hebben om een invoering van een dergelijke carbon tax in andere landen te bemoedigen: China en de VS.

(14)

3. Literatuuronderzoek naar de effecten van een nationale carbon tax

in de VS en China

In dit hoofdstuk worden de effecten die een carbon tax kan hebben op het concurrentievermogen en de beslissingen van bedrijven in de VS en China bestudeerd. Vervolgens worden de effecten van een carbon tax voor huishoudens behandeld. Daarna worden de effecten van een carbon tax op verschillende regio’s in beide landen bestudeerd. Er wordt besproken hoe het beleid vormgegeven kan worden om de negatieve effecten te beperken.

3.1 Nationale carbon tax in de VS

Het beste scenario voor het doel om klimaatverandering en CO2 uitstoot tegen te gaan, is als alle landen hetzelfde tarief voor de carbon tax hanteren. Echter, zal er een free-rider probleem ontstaan waarbij landen een incentive hebben om geen carbon tax in te stellen, maar wel van de verlaagde uitstoot in andere landen te profiteren (Elliott et al., 2010). Ook zullen ontwikkelingslanden onwillig zijn om carbon taxtarieven ter hoogte van de tarieven van de ontwikkelde landen vast te stellen. Ontwikkelingslanden beargumenteren dit door te stellen dat ontwikkelde landen met de hogere tarieven verantwoordelijk moeten nemen met de emissies in het verleden (Elliott et al., 2010).

In de VS was 80% van de CO2 uitstoot in 2006 afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen (Metcalf & Weisbach, 2009). Een carbon tax kan ingesteld worden om de uitstoot van CO2 door het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen (Jorgenson & Wilcoxen, 1993). De carbon tax stimuleert zo het gebruik van milieuvriendelijkere grondstoffen die voor een lagere uitstoot van CO2 zorgen, zoals aardgas. De uitstoot van CO2 door de VS kan zo door een carbon tax te heffen op carbon-intensieve goederen aanzienlijk verlaagd worden.

3.1.1 Effecten van een carbon tax op bedrijven

Als de VS een carbon tax hanteert, zullen de prijzen van carbon-intensieve goederen hoger worden ten opzichte van de producten in landen zonder een carbon tax. Het concurrentievermogen van Amerikaanse producenten zal hiermee aangetast worden, wat bedrijven kan stimuleren om de productie te verplaatsen naar landen waar er geen carbon tax wordt gehanteerd. Het concurrentievermogen wordt gedefinieerd als het vermogen van een

(15)

bedrijf om zijn producten of diensten op de binnenlandse markt of de internationale markt te verkopen (Baranzini, Goldemberg, & Speck, 2000). Deze verplaatsing van de productie en werkgelegenheid naar landen zonder carbon tax wordt leakage genoemd (Metcalf, 2009b). Landen die carbon niet belasten zullen hierdoor meer CO2 emissies hebben, wat carbon leakage genoemd wordt (Elliott et al., 2010). Dit zal niet veel bijdragen aan het doel om globale CO2 emissies te verminderen.

Om deze vlucht van productie naar landen zonder carbon tax tegen te gaan, kan de VS border tax adjustments hanteren voor handel met landen zonder een carbon tax (Metcalf, 2009b). Een border tax adjustment kan ervoor zorgen dat binnenlandse producenten niet benadeeld worden ten opzichte van producenten uit landen zonder een carbon tax (Elliott et al., 2010). Als de VS carbon tax heft en een border tax adjustment hanteert, houdt dit in dat de betaalde belasting afgetrokken wordt van goederen die de VS exporteert en er belasting geheven wordt op goederen die de VS importeert. Border tax adjustments verminderen de baten van het verplaatsen van productie naar landen zonder carbon tax door belasting te heffen op de import van deze goederen in de VS. Het maakt dus niet uit waar de productie plaatsvindt, consumptie van het goed in de VS wordt belast. Dit zal de verplaatsing van productie en emissies naar landen zonder carbon tax verminderen. De VS kan administratiekosten beperken door de border tax adjustments alleen toe te passen op carbon-intensieve goederen (Metcalf & Weisbach, 2009).

Als de VS handelt met een land dat ook een carbon tax hanteert, is het noodzakelijk dat beide landen hun beleid harmoniseren (Metcalf & Weisbach, 2009). Als beide landen een carbon tax hanteren, moeten beide landen òf geen border tax adjustments hanteren, òf allebei wel. Er kunnen twee problemen ontstaan als dit niet gebeurt; dubbele taxatie of geen taxatie. Het probleem van dubbele taxatie kan ontstaan als 1 land geen border tax adjustments heeft, en het andere land wel. Stel dat het exporterende land geen border tax adjustment heeft en het importerende land wel. Het exporterende land zonder adjustment zal de geheven carbon tax niet aftrekken van het exportproduct, maar het importerend land zal wel bij de grens belasting heffen, waardoor er nu dubbel belasting wordt geheven op het product. Ook kan het voorkomen dat er per saldo helemaal geen belasting wordt geheven als het exporterende land wel border tax adjustments hanteert en het importerende land niet. Het exporterende land zal de geheven belasting aftrekken en het importerende land zal geen belasting heffen; in werkelijkheid wordt er geen carbon tax op het goed betaald. Wanneer twee landen zelf al een carbon tax hanteren is het geprefereerd dat beide landen geen border tax adjustments hanteren omdat administratiekosten dan substantieel verlaagd worden (Metcalf & Weisbach, 2009).

(16)

Als de VS een beleid hanteert waarbij het geen border tax adjustments instelt voor landen met een carbon tax, maar deze wel instelt voor landen zonder carbon tax, kan een border tax adjustment naast het voorkomen van leakage ook landen stimuleren om wel een carbon tax in te voeren. Als een land zonder carbon tax handelt met de VS, zal de export van dat land onderworpen zijn aan een belasting aan de grens van de VS. De VS ontvangt dus inkomsten uit deze belasting. Wanneer het land wel een carbon tax instelt, zal de VS geen border tax adjustments hanteren voor dat land, en zal dat land zelf de inkomsten uit de belasting ontvangen in plaats van de VS en zal het geen nadelen ondervinden met handel met de VS (Metcalf & Weisbach, 2009).

Een argument voor het hanteren van een border tax adjustment is dat het niet tegentrijdig is met de principes van vrije handel (Metcalf & Weisbach, 2009). Vrije handel is gebaseerd op comparatieve voordelen. Als twee landen hetzelfde goed voor dezelfde kosten kunnen produceren, maar slechts een land hanteert een carbon tax, dan zal de prijs hiervan stijgen. Het land zonder een carbon tax lijkt zo het goed voor lagere kosten te kunnen produceren en een comparatief voordeel te bezitten ten opzichte van het land met een carbon tax. Echter heeft het land met de lagere prijs voor het goed geen comparatief voordeel ten op zichte van het andere land, en is het dus ook niet efficiënter in de productie van het goed. Het enige voordeel van het land dat geen carbon tax hanteert is dat het bereid is om de negatieve externaliteit op de rest van de wereld te leggen. Dit zal geen voordeel moeten zijn dat vrije handel handhaaft. Een border tax adjustment zorgt er dus voor dat de handelsvoorwaarden overeenkomen met het principe van comparatieve voordelen en vrije handel (Metcalf & Weisbach, 2009). Echter is de legaliteit van een border tax adjustment is onzeker omdat het in strijd kan zijn met de regels van de General Agreement on Tarrifs and Trade (GATT) en van de World Trade Organization (WTO). Een nauwkeurige analyse van de legale kwesties is buiten het bereik van deze scriptie. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar (Goh, 2004) en de regels van de GATT en WTO.

3.1.2 Effecten van een carbon tax op huishoudens

Uit onderzoek naar effect van carbon tax op huishoudens van VS, kan geconcludeerd worden dat een carbon tax regressief is (Poterba, 1992). Ook Metcalf & Weisbach (2009) stellen dat een carbon tax sterk regressief is en dat de lasten van een carbon tax het grootst zullen zijn bij de lage inkomens. Dit komt mede omdat de lasten van energiekosten een groter deel van het inkomen beslaat bij huishoudens met lage inkomens, vergeleken met

(17)

huishoudens met middenhoge en hoge inkomens (Poterba, 1992). Als een carbon tax wordt ingesteld zonder compenserende maatregelen in andere belastingen of andere overdrachtsprogramma’s, zullen de lasten van een carbon tax het grootst zijn voor lage inkomens.

Metcalf & Weisbach (2009) stellen dat de regressiviteit van de carbon tax gecompenseerd moet worden door aanpassingen in de inkomstenbelasting. Poterba (1992) stelt de volgende drie maatregelen voor:

Een eerste maatregel is om overdrachtsprogramma’s te indexeren voor prijsveranderingen om zo de de lasten op huishoudens met lage inkomens te verlagen. De huishoudens met lage inkomens die inkomen ontvangen uit een overdrachtsprogramma, zullen gecompenseerd worden voor de hogere kosten door de carbon tax door middel van een verhoging in de inkomsten die ze van het overdrachtsprogramma ontvangen. Echter ontvangt niet ieder huishouden met een laag inkomen overdrachten (Poterba, 1992).

Een tweede maatregel is om meer herverdeling van inkomstenbelasting toe te passen. Het belastingsysteem in de VS verlaagt de belastinglasten al voor lage inkomens door middel van de Earned Income Tax Credit (EITC). Ook kan een verhoging van de persoonlijke toelage voor lage inkomens ervoor zorgen dat er meer inkomen naar de lage inkomens wordt gedistribueerd.

Een derde maatregel om regressiviteit te verminderen is om een heffingskorting voor energiekosten toe te staan dat ongeveer 1% of 2% van de inkomsten bedraagt. Hiermee wordt getracht de gemiddelde energieprijzen te veranderen. Echter zullen sommige huishoudens met lage inkomens niet gecompenseerd kunnen worden met deze maatregel als het inkomen lager is dan de tax-filing threshold. De tax-filing threshold weergeeft de hoogte van het inkomen vanaf wanneer er belasting wordt betaald (Poterba, 1992). Omdat niet elk huishouden met een laag inkomen overdrachten ontvangt en kan profiteren van de bovenstaande heffingskorting, kan een combinatie van bovenstaande maatregelen ingevoerd worden om de regressiviteit van de carbon tax te beperken (Poterba, 1992).

3.1.3 Effecten van een carbon tax op verschillende regio’s

In onderzoeken van Hassett, Mathur, & Metcalf (2009a) en Metcalf (2009a) worden de effecten van een carbon tax op huishoudens in verschillende regio’s in de VS bestudeerd. Zowel Hassett, Mathur, & Metcalf (2009) als Metcalf (2009a) concluderen dat een carbon tax een regio niet onevenredig benadeelt. In het onderzoek van Hassett, Mathur, & Metcalf

(18)

(2009) worden de gemiddelde belastingtarieven van huishoudens in verschillende regio’s met elkaar vergeleken tussen 1997-2003. De variatie tussen regio’s word kleiner met de tijd. In 1997 was er een bescheiden variatie en in 2003 was de variatie zo klein dat de carbon tax distributioneel neutraal genoemd mag worden tussen regio’s. De lasten van een carbon tax zijn in het onderzoek van Hassett, Mathur, & Metcalf (2009) opgedeeld in een directe en een indirecte component. Het directe component bevat de lasten van de directe consumptie van huishoudens van brandstoffen zoals benzine, elektriciteit en stookkosten. Het indirecte component bevat de stijging in de kosten van andere goederen als gevolg van hogere brandstofkosten in de productie. De waargenomen variatie tussen regio’s is afkomstig van het directe component; verschillen in weersomstandigheden en rijgedrag in regio’s is dus verantwoordelijk voor de variatie. Het effect van het indirecte component is voor alle regio’s nagenoeg gelijk geworden omdat er steeds meer gehandeld wordt tussen verschillende regio’s in grondstoffen. Ondanks de verschillen in rijgedrag en weersomstandigheden zijn de effecten van een carbon tax op huishoudens niet verschillend in verschillende regio’s (Hassett, Mathur, & Metcalf, 2009).

3.2 Nationale carbon tax in China

De Chinese economie karakteriseert een hoge carbon intensiteit, omdat China sterk afhankelijk is van olie, steenkool en natuurlijk gas (Lu, Tong, & Liu, 2010). Een dergelijk beleid op het belasten van carbon kan daarom grote gevolgen hebben voor de Chinese economie.

Volgens Lu, Tong, & Liu (2010) is een carbon tax een effectief en gunstig beleidsmiddel om broeikasgassen te verminderen met weinig negatieve invloed op de Chinese economische groei. In het onderzoek wordt duidelijk dat de reductie van koolstofemissies groter is dan de daling van het bruto binnenlands product (BBP) . Bij een carbon tax van 300yuan per ton carbon is de reductie van de koolstof emissie 17,45% en de daling van het BBP maar 1,10%. Ook Wei, & Glomsrød (2002) concluderen dat de effecten van een carbon tax gunstig zijn; de daling van het BBP zal maar 0,85% zijn en de reductie van koolstofemissies 14% bij een carbon tax van US$10 per ton CO2. Het effect van een carbon tax op het BBP is relatief klein en het effect op de koolstofemisssie is relatief groot.

Chen (2013) concludeert ook dat de baten van een carbon tax groter zijn dan de kosten. In het onderzoek van Chen (2013) worden de effecten van de carbon tax onderzocht op het BBP van de Chinese industrie en de uitstoot van CO2. Het effect van een carbon tax

(19)

op het BBP van de geaggregeerde industrie is weliswaar negatief, maar klein. Voorspeld wordt dat het BBP van de geaggregeerde industrie jaarlijks met 8.14% zal stijgen in zowel de periode van het 12e vijfjaarsplan (2011-2015), waar de jaarlijkse groei op 7.9% wordt voorspeld, als in de periode van het 13e vijfjaarsplan (2016-2020), waar de jaarlijkse groei op 6.88% wordt voorspeld. Daarnaast wordt het effect van de carbon tax op de uitstoot van CO2 op 42.7% voorspeld ten opzichte van de uitstoot van 2005 voor de geaggregeerde industrie in 2020, wat overeenkomt met het doel om 40-45% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van de CO2 uitstoot van 2005. Dit bindende doel werd door China vastgesteld in 2009. Chen (2013) stelt met deze kosten-baten analyse dat de voordelen voor het milieu groter zijn dan de kosten bij het invoeren van een carbon tax.

3.2.1 Effecten van een carbon tax op bedrijven

Een carbon tax kan de relatieve productiekosten van energie-intensieve bedrijven ten op zichte van minder energie-intensieve bedrijven laten stijgen op de korte termijn (Zhang & Baranzini, 2004). Het concurrentievermogen en de productie van Chinese bedrijven kan verslechteren doordat de verkoopprijzen en de aanbodprijzen in alle sectoren stijgen door de carbon tax (Lu, Tong, & Liu, 2010). Om dit effect op de productie en concurrentievermogen te verminderen, zal een verlaging van de indirecte belasting van bedrijven een uitkomst bieden. De opbrengsten van de carbon tax functioneert dan als een lump-sum transfer voor de productie van bedrijven. De verlaging van de indirecte belastingen zal namelijk gelijk zijn aan de opbrengsten van de carbon tax. Het inkomen van de overheid zal hierdoor niet veranderen. Deze subsidie op de productie zal de negatieve invloed van de carbon tax op productie en concurrentievermogen verlagen (Lu, Tong, & Liu, 2010).

Zhu, Liu, & Wang (2010) concluderen dat een carbon tax verschillende invloeden heeft op verschillende economische sectoren. Industrieën met hoge emissies ondervinden de meest negatieve effecten. Ook non-energy sectoren als speelgoed, textiel en de kledingindustrie ondervinden negatieve effecten. Maar sectoren als toerisme, communicatie en elektronica profiteren juist van een carbon tax. Wang, Li, & Zhang (2011) stellen dat de impact van een carbon tax op het korte termijn concurrentievermogen verschilt in verschillende sectoren. Een carbon tax zal op de korte termijn de prijs van fossiele brandstoffen verhogen, waardoor industrieën die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen meer negatieve effecten ondervinden. Wang, Li, & Zhang (2011) concluderen dat een lage belastingtarief van 10RMB/tCO2 het concurrentievermogen van bedrijven in alle

(20)

sectoren niet veel zal veranderen. Echter zal een hoge tax rate van 100RMB/tCO2 sommige sectoren wel negatief beïnvloeden. Een beleidsmaatregel om de negatieve effecten te verminderen zal het verlagen van de tax zijn of redistributie van de belastinginkomsten aan de sectoren die het meest lijden onder de carbon tax.

In het onderzoek van Liang, Fan, & Wei, (2007) worden de negatieve effecten van verschillende soorten carbon tax op de macro-economie van China en het internationale concurrentievermogen van energie – en handel intensieve sectoren onderzocht. De invoering van een carbon tax kan het internationale concurrentievermogen van de Chinese energie- en handelintensieve sectoren verslechteren. In het model van Liang, Fan, & Wei, (2007) omvatten de energie- en handelintensieve sectoren de ijzer- en staalindustrie, bouwmateriaalindustrie, chemische industrie, niet-ijzerhoudende materiaalindustrie en de papierindustrie. Omdat China een ontwikkelingsland is, is het van belang dat China de relatief snelle economische groei in stand probeert te houden. Het verlies in het BBP, de productie en de winst van de energie- en handelsintensieve sectoren door de carbon tax kan beperkt worden door de karakteristieken van een carbon taxplan.

Uit het onderzoek van Liang, Fan, & Wei, (2007) kan geconcludeerd worden dat een carbon taxplan met een belastingverlaging voor alle productiesectoren, waarbij het belastingpercentage 25% van het belastingtarief voor huishoudens is, voor een lager verlies in economische groei zorgt in vergelijking met een carbon taxplan waarbij er een uniform tarief voor alle productiesectoren en huishoudens gehouden wordt zonder subsidie. Een subsidie houdt in dat de betaalde belasting van een sector compleet vergoed worden aan diezelfde sector om de indirecte belasting te verlagen. Wanneer een carbon taxplan naast een belastingverlaging voor alle productiesectoren ook nog een vrijstelling van de carbon tax voor de energie- en handelsintensieve sectoren hanteert, maar de niet-vrijgestelde sectoren niet subsidieert, zal dit de daling van het BBP nog erger verslechteren dan het carbon taxplan met uniforme tax en zonder subsidie. Het negatieve effect van een carbon tax op het BBP kan zelfs verdwijnen bij een carbon taxplan met belastingverlaging, een vrijstelling en ook een subsidie. Hier kan een carbon tax zelfs een positief effect hebben op het BBP en deze laten stijgen. Deze bevindingen van de effecten op het BBP gelden ook voor de productie en de winst van de energie- en handelsintensieve sectoren. Van belang is dus dat een carbon tax een belastingverlaging voor alle productiesectoren moet hebben of een subsidie om het negatieve effect van een carbon tax op de economische groei en het internationale concurrentievermogen te beperken.

(21)

Liang, Fan, & Wei, (2007) concluderen dat een carbon taxplan met belastingverlaging, een vrijstelling en een subsidie het beste beleid is om de negatieve effecten van een carbon tax op het BBP en het concurrentievermogen van de energie- en handelsintensieve sectoren te verminderen. Echter zullen de vrijgestelde sectoren zich wel moeten houden aan emissiestandaarden en energiebesparende regels van de overheid, omdat er uit het onderzoek is gebleken dat de CO2 uitstoot van vrijgestelde sectoren stijgt in plaats van daalt in vergelijking met een situatie zonder emissierestricties en carbon taxes.

3.2.2 Effecten van een carbon tax op huishoudens

De consumptie van de huishoudens kan dalen door de invoering van de carbon tax (Lu, Tong, & Liu, 2010). In een analyse van het effect van de carbon tax op de consumentenprijsindex (CPI) wordt geconcludeerd dat de CPI met 0,06% stijgt voor elke toename van de carbon tax van RMB50. De vraag naar consumptie door consumenten zal dalen met 0,06% door de prijsstijgingen. De daling van de consumptie van huishoudens zal verschillen per sector. Naarmate de carbon tax stijgt naar RMB300, wordt een afname van de consumptie van huishoudens van energieproducten en energie-intensieve producten waargenomen van meer dan 1%. De grootste afnames van consumpties zal plaatsvinden bij steenkolen, elektrische energie, natuurlijk gas, olie en chemicaliën (Lu, Tong, & Liu, 2010). Het negatieve effect van de carbon tax op huishoudens is dat de consumptie van huishoudens zal dalen door de prijsstijging van energie-intensieve producten.

Een subsidie aan de huishoudens zal de negatieve effecten van de carbon tax op de consumptie van de huishoudens kunnen verminderen (Lu, Tong, & Liu, 2010). Door een deel van de inkomsten van de carbon tax als verlaging van de indirecte belasting voor bedrijven en een deel als subsidie aan de huishoudens uit te keren, zullen de negatieve effecten van een carbon tax op de consumptie van de huishoudens verlaagd worden. Huishoudens krijgen op deze manier van de overheid een groter beschikbaar inkomen, waarmee de consumptie van huishoudens gestimuleerd kan worden. De inkomsten van de carbon tax worden gebruikt om de subsidie aan de huishoudens te bekostigen. Dit wordt ook wel inkomsten recycling genoemd (Lu, Tong, & Liu, 2010).

China is een groot ontwikkelingsland dat een ongelijke inkomensverdeling heeft met betrekking tot de inkomens van huishoudens in steden en het platteland (Liang & Wei, 2012). Omdat het stelsel van sociale zekerheid in China momenteel de huishoudens in de steden begunstigt, zal een dergelijke carbon tax het verschil in inkomen tussen huishoudens in de

(22)

steden en het platteland vergroten. Volgens Liang & Wei (2012) zal niet alleen het verschil in inkomen door de carbon tax vergroten, maar zal ook de levensstandaard van zowel stedelijke huishoudens als huishoudens op het platteland verslechteren in het huidige sociale stelsel.

Omdat de stedelijke huishoudens meer inkomensoverdrachten krijgen van de overheid dan de huishoudens op het platteland, zal een carbon tax de inkomenskloof tussen stedelijke en plattelands huishoudens vergroten. Liang & Wei (2012) stellen dat de ideale carbon tax naast het verlagen van de indirecte belasting ook de overdrachten van de overheid aan de huishoudens op het platteland moet vergroten. Dit zal bijdragen aan het verminderen van de daling van het BBP door de carbon tax (Lu, Tong, & Liu, 2010).

3.2.3 Effecten van een carbon tax op verschillende regio’s

In het onderzoek van Zhixin & Ya (2011) waarbij het effect van een carbon tax op de Chinese economische groei wordt bestudeerd, wordt duidelijk dat een carbon tax verschillende effecten heeft op verschillende regio’s. Het effect van de carbon tax werd onderzocht in 29 provincies, van 1999-2008. De reden dat het effect verschillend is in de regio’s is omdat de energieconsumptie en de CO2 uitstoot verschillend is door de economische structuur in een regio. Arme provincies in Midden-en West China hebben een hogere energieconsumptie en een hogere uitstoot, omdat deze provincies minder economisch ontwikkeld zijn en sterk afhankelijk zijn van overvloedige natuurlijke grondstoffen en de productie van producten met hoge carbon intensiteit. Een carbon tax zou in deze regio’s de economische groei kunnen hinderen. In de oostelijke provincies is er sprake van een hogere economische ontwikkeling met moderne technologie die voor een lagere uitstoot van CO2 zorgt. Dit verschil in economische structuur in de regio’s zal als gevolg hebben dat de carbon tax de economische ontwikkeling in provincies in het midden en westen van China meer zal beperken dan in de oostelijke provincies. Een beleidsadvies hiervoor is dat de Chinese overheid in het begin een lagere carbon tax tarief vaststelt voor de provincies in het midden en westen, en een hogere tarief voor de oostelijke provincies. Dit zal de industriestructuur in de oostelijke provincies verbeteren en de industriestructuur in het westen en midden beschermen. Daarnaast kan regionale economische ontwikkeling in het midden en oosten gestimuleerd worden door de inkomsten van de carbon tax te investeren in deze gebieden. Er kan geïnvesteerd worden technologie, financiële hulp, en beleidshulp aan lokale bedrijven en menselijk kapitaal om zo de kwaliteit van de arbeidsmarkt te verbeteren (Zhixin & Ya, 2011).

(23)

Een carbon tax zal zowel in de VS als in China de concurrentiepositie van bedrijven verslechteren in vergelijking met andere landen die geen carbon tax hanteren. De mate van verslechtering van de concurrentiepositie van bedrijven hangt ook af van de hoeveelheid emissies van bedrijven; sectoren met hogere emissies zullen de meest negatieve effecten ondervinden.

De negatieve effecten van een carbon tax op huishoudens kan in zowel China als in de VS verminderd worden door aanpassingen in de inkomstenbelasting en het uitbreiden van overdrachtsprogramma’s. Dit wordt bekostigd door de gegenereerde inkomsten uit de carbon tax. Echter zal de overheid in China de overdrachten aan huishoudens in het platteland moeten verhogen, omdat de huishoudens in steden momenteel bevoorrecht worden met hogere inkomensoverdrachten en een carbon tax de inkomenskloof zou vergroten.

In de VS zal een carbon tax een regio niet onevenredig benadelen. In China daarentegen, zijn de effecten van een carbon tax wel verschillend in verschillende regio’s. Dit komt omdat de economische ontwikkeling en structuur in verschillende regio’s erg kan verschillen; China is immers een ontwikkelingsland met grotere verschillen in welvaart en ontwikkeling in verschillende gebieden in vergelijking met een ontwikkeld land als de VS. De carbon tax zal daardoor veel negatievere effecten hebben op provincies in het midden en westen van China, waar er sprake is van een lagere economische en technologische ontwikkeling.

Omdat klimaatverandering een globaal probleem is, en landen maatregelen als border tax adjustments kunnen instellen om de eigen economische belangen te beschermen, heeft een nationale carbon tax de potentie om ook negatieve internationale consequenties en conflicten te veroorzaken. Daarom wordt er in hoofdstuk 4 een internationaal beleid voorgesteld ten aanzien van een internationale carbon tax die nadelen van nationale carbon taxes kan elimineren.

(24)

4. Discussie: een alternatief beleid

Hyder (2008) stelt dat de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering, net als armoede, globaal is. Een globale aanpak voor het verminderen van broeikasgassen wordt daarom geopperd als alternatief. Om deze reden is er recentelijk veel belangstelling geweest voor een internationale carbon beleid waarbij de inkomsten van het beleid naar een internationaal fonds gaat voor duurzame ontwikkeling. Dit fonds zal investeren in duurzame energietechnologieën om zo CO2 uitstoot en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Ook zal dit fonds gericht zijn op het bestrijden van armoede. Een internationale carbon tax zal twee voordelen hebben; het zal de kosten van het uitstoten van CO2 verhogen waardoor vermindering van emissies wordt gestimuleerd en het gebruik van duurzame alternatieven voor energie wordt bevorderd. Daarnaast zal de belasting inkomsten opbrengen voor investeringen in duurzame energietechnologieën. Het fonds zal onder andere investeren in onderzoek en ontwikkeling, subsidies voor koolstofarme energie en efficiënte energietechnologie, duurzame energie, CO2-afvang en-opslag en nucleaire fusies. Ook is het doel van een internationale carbon tax om duurzame ontwikkeling voor energieproductie te stimuleren in landen die economisch minder ontwikkeld zijn en sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. De vergoedingen voor de landen uit het internationale fonds zou gebaseerd moeten worden op rechtvaardigheid (Hoel, 1992).

4.1 Instrumenten

De volgende instrumenten kunnen gebruikt worden om de uitstoot van CO2 te verminderen en inkomsten op te leveren voor het internationale fonds:

Ten eerste kan een conventionele internationale carbon tax gehanteerd worden dat belast op actuele emissies. Het voordeel hiervan is dat de belasting direct gerelateerd is aan emissies en de hoogte van de belasting kan gelijk aangepast worden op optimale hoogtes van modelvoorspellingen (Hyder, 2008).

Ten tweede kan er een internationale carbon tax geheven worden op de raffinage van fossiele brandstoffen. De hoogte van de tax zal dan vastgesteld worden met betrekking op het potentieel van elke individuele fossiele brandstof om CO2 uit te stoten. Deze vorm van een carbon tax zal makkelijker geïmplementeerd en gecontroleerd kunnen worden dan de vorige tax die belast op emissies. Beide belastingen zullen echter geen limiet op de uitstoot of een vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen bieden (Hyder, 2008).

(25)

Ten derde zal een internationale cap-and-trade programma een optie zijn (Hyder, 2008). Hierbij zal een toekomstige wereldwijd toegestane uitstoot van broeikasgassen gealloceerd worden over landen met betrekking tot de populatie van een land. Het voordeel van dit programma is dat er een maximale limiet wordt geplaatst op de uitstoot. Een nadeel van een cap-and-trade programma is echter dat het duur is om het internationaal te monitoren, te controleren en te administreren. Ook is dit programma gevoeliger voor corruptie door bijvoorbeeld de verkoop van vergunningen voor winst op de korte termijn of het verkrijgen van frauduleuze vergunningen (Nordhaus, 2014).

4.2 Maatregelen om tot een internationale overeenkomst te komen

Om tot een internationale overeenkomst te komen voor een internationale belasting, is het van belang om verantwoordelijkheid toe te schrijven voor hedendaagse en toekomstige klimaatverandering. Omdat ontwikkelingslanden weinig hebben bijgedragen aan de historische cumulatieve emissies, stelt Bhagwati (2006) dat het rechtvaardig is om vervuilers te laten betalen. Een suggestie om

dit te bereiken van de Braziliaanse overheid tijdens de Kyoto onderhandelingen was om de verantwoordelijkheid voor het reduceren van emissies voor de landen te baseren op de historische contributie van deze landen aan klimaatverandering (Den Elzen et al., 2005).

Een andere suggestie is om nationale overheden akkoord te laten gaan met een doel voor het verminderen van globale CO2 uitstoot. Het budget van globale emissie uitstoot zou dan over de landen verdeeld worden in verhouding tot de populatie van een land. Zo kunnen landen met extra toewijzingen voor emissies verhandelen met landen die budget tekort komen. Op deze manier verplaatst welvaart zich van rijke naar arme landen (Hyder, 2008).

Een tweede suggestie om gelijke distributie te realiseren is om een nationaal ontwikkelingsdrempel uitgedrukt in een gemiddeld inkomen per hoofd vast te stellen,waar landen die hier onder vallen niet hoeven bij te dragen aan de kosten van klimaatverandering. Dit vermindert de lasten van een carbon tax op een ontwikkelingsland met de laagste inkomens en veel armoede. Daarnaast zal er voor de minst ontwikkelde landen wel een subsidie nodig zijn om de lasten van de belasting te compenseren. Deze subsidie kan dan gefinancierd worden uit het internationale fonds (Hyder, 2008).

(26)

4.3 Voordelen

Wanneer er echter prijsverschillen zullen zijn in de belasting voor verschillende landen, zal dit kunnen leiden tot een concurrentievoordeel voor ontwikkelingslanden. Dit zal zoals besproken in hoofdstuk 3 leiden tot verplaatsing van productie van bedrijven uit ontwikkelde landen naar ontwikkelingslanden (leakage). Een suggestie is om een universele belasting vast te stellen om leakage en maatregelen van landen zoals border tax adjustments tegen te gaan. Hierbij zal het toegestaan zijn voor ontwikkelingslanden om de inkomsten uit de belasting zelf te gebruiken voor eigen doeleinden en niet bij te dragen aan het internationale fonds. Een internationale carbon tax kan dus voor minder handelsbarrières zorgen ten opzichte van een situatie met een nationale carbon tax zoals beschreven in hoofdstuk 3 (Hyder, 2008).

Het internationale fonds kan er ook voor zorgen dat ontwikkelingslanden die het meest afhankelijk zijn van steenkool, een fossiele brandstof met hoge carbon-intensiteit, gefinancierd worden voor technologieën die uitstoot van CO2 in de atmosfeer voorkomt. Het ontwikkelingsland China dat sterk afhankelijk is van steenkool, zal gefinancierd kunnen worden door het internationale fonds voor ontwikkeling van afvang en-opslag. CO2-afvang en-opslag is een techniek waarbij CO2 opgevangen wordt en opgeslagen wordt in ondergrondse reservoirs, zodat de CO2 niet in de atmosfeer terecht komt. Door het internationale fonds zal het mogelijk zijn om de technologie tot beschikking te maken bij ontwikkelingslanden die dit het meest nodig hebben. De beschikbaar gekomen technologie zorgt er ook voor dat toekomstige emissies gereduceerd kunnen worden (Kintisch, 2007). Op deze manier worden belastinginkomsten uit ontwikkelde landen gebruikt om duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden te stimuleren. Een internationale carbon tax maakt vermindering in uitstoot van CO2 dus mogelijk door te investeren in landen die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen en technologie financiert om duurzamer gebruik te maken van fossiele brandstoffen of technologie voor duurzame energie. De internationale carbon tax kan verbeteringen in het klimaat mogelijk maken, door de aanzienlijke inkomsten die het genereert, die anders niet mogelijk waren onder een nationale carbon tax (Hyder, 2008).

Kortom kunnen de voordelen van een internationale carbon tax en fonds ten opzichte van een situatie met een nationale carbon tax zoals beschreven in hoofdstuk 3 opgesomd worden:

Ten eerste wordt klimaat, energie en ontwikkelingsbeleid efficiënter doordat doelen op elkaar worden afgestemd. Dit maakt het mogelijk om internationaal synergieën te exploiteren,

(27)

barrières te verminderen, duurzame ontwikkelingstrajecten te realiseren en conflicten in klimaat, energie, en ontwikkelingsbeleid te minimaliseren (Hyder, 2008).

Ten tweede kan een optimaal klimaat, energie, en ontwikkelingsbeleid ontwikkeld worden om zo het risico van kostbare conflicten te vermijden. Ten derde kunnen bestaande lobby groepen beter gecombineerd worden tot een geïntegreerde campagne om steun van de media, politiek en het publiek te verkrijgen om zo obstakels voor effectieve actie te overkomen. Het grootste voordeel van het internationale fonds is dat het vlug een internationaal gecoördineerde investering kan realiseren (Hyder, 2008).

4.4 Nader onderzoek

Echter kan het verkrijgen van een internationale overeenkomst moeizaam zijn. Een ander nadeel is dat de administratieve kosten hoog zouden kunnen worden. Het is daarom van essentieel belang om een middel te vinden om het internationale fonds efficiënt te beheren. Ondanks de potentiële kosten en nadelen van een dergelijk internationaal overeenkomst zal het globale samenwerking en collectieve samenwerking stimuleren om globale problemen op te lossen en toekomstige conflicten te reduceren. Elk land heeft hier baat bij (Hyder, 2008).

Tot slot is er nader onderzoek nodig om een dergelijk internationale overeenkomst te verwerkelijken. Er is onderzoek nodig met behulp van een kosten-batenanalyse om het meest efficiënte beleidsinstrument en de optimale hoogtes van de belastingen te bepalen. Beleidsexperts zouden nauwkeurig onderzoek moeten doen met betrekking tot de keuze van het beleidsinstrument, en het meest efficiënte implementatie en de administratie ervan. Daarnaast zal er nader onderzoek gedaan moeten worden naar de effecten van het verdelen van de inkomsten van het internationaal fonds op de optimale belastingen en ontwikkelingstrajecten die moeten voldoen aan de klimaats- en ontwikkelingsdoelstellingen. Ook zal er nader onderzoek gedaan worden voor het ontwikkelen van een internationaal legaal kader voor het fonds en de belastingen (Hyder, 2008).

(28)

5. Conclusie

De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt: : “Wat zijn de effecten van een carbon tax op bedrijven, huishoudens en interregionale inkomensverdeling in de Verenigde Staten en China?”In deze scriptie werden de effecten van het invoeren van een carbon tax onderzocht om de uitstoot van CO2 te verminderen voor de twee grootste hedendaagse vervuilers van de wereld: de Verenigde Staten (VS) en China. Er werd vervolgens bestudeerd welke maatregelen genomen kunnen worden om de negatieve effecten van een carbon tax te verminderen. Deze scriptie is een literatuuronderzoek.

De negatieve effecten van een carbon tax voor bedrijven in de VS kunnen verminderd worden door het instellen van border tax adjustments. Dit kan ervoor zorgen dat bedrijven hun productie niet naar een ander land verplaatsen waar er geen carbon tax is. Het verlies van productie en banen in de VS kan zo worden voorkomen. Echter is de wettigheid van dergelijke border tax adjustments onzeker, omdat dit in strijd kan zijn met de regels van de GATT en WTO. Nader onderzoek is hiervoor nodig.

Het regressieve effect van een carbon tax op huishoudens in de VS kan verminderd worden door aanpassingen in de inkomstenbelasting. Mogelijke maatregen kunnen onder andere zijn dat huishoudens met een laag inkomen een hoger inkomen ontvangen uit overdrachtsprogramma’s. Ook kunnen de belastingen voor huishoudens met lage inkomens verlaagd worden. Daarnaast kan er extra heffingskorting toegestaan worden voor energiekosten ter hoogte van 1%-2% van het inkomen. Omdat niet elke huishouden met een laag inkomen gebruik kan maken van bovenstaande maatregelen omdat zij niet in aanmerking komen voor een overdrachtsprogramma of een dergelijk laag inkomen hebben dat zij geen belasting betalen en dus geen gebruik kunnen maken van de heffingskorting, is een combinatie van deze maatregelen mogelijk om de regressiviteit van de carbon tax te beperken.

Voor de VS is er geen verschil in effecten op verschillende regio’s geconstateerd. De maatregelen kunnen onder andere gefinancierd worden door de inkomsten van de carbon tax.

In China kunnen de negatieve effecten van een carbon tax verminderd worden door een carbon taxplan waarbij een belastingverlaging voor alle productiesectoren, een vrijstelling voor energie-en handelsintensieve sectoren en subsidies waarbij de betaalde cabon tax van een sector compleet wordt vergoed aan dezelfde sector door de indirecte belastingen voor die sector te verminderen.

(29)

De negatieve effecten van een carbon tax op huishoudens in China kan verminderd worden door de inkomsten van de carbon tax te gebruiken voor een verlaging van de indirecte belastingen voor huishoudens en een verhoging van de overdrachten voor huishoudens op het platteland.

De carbon tax zal in China een negatiever effect hebben op provincies in het midden en westen van China vergeleken met de provincies in het oosten door verschillen in economische ontwikkeling, gebruik van natuurlijke grondstoffen en mate van technologie. Een maatregel om de negatieve effecten voor de provincies in het midden en westen te beperken, is om een lager belastingtarief vast te stellen voor deze provincies en een hoger tarief voor de oostelijke provincies. Een ander maatregel is om met de inkomsten van de carbon tax te investeren in technologie, financiële hulp en beleidshulp aan lokale bedrijven in de centrale- en westelijke provincies. Ook kan er in deze gebieden geïnvesteerd worden in menselijk kapitaal om zo de kwaliteit van de arbeidsmarkt te verbeteren

Een internationaal klimaatbeleid dat internationale instrumenten, internationale carbon tax en een internationaal fonds bevat wordt voorgesteld door (Hyder, 2008). Hoewel er nader onderzoek naar de keuze van instrumenten, de hoogte van belastingen, de administratie en de regels voor het gebruik van de inkomsten van het internationale fonds nodig zal zijn, zal een dergelijk internationaal beleid een goed alternatief zijn ten opzichte van een nationale carbon tax. De voordelen, namelijk dat klimaat-, energie-, en ontwikkelingsbeleid op elkaar kunnen worden afgestemd en worden geoptimaliseerd over de hele wereld met conflictvermindering als resultaat, kunnen niet worden gerealiseerd bij nationale carbon tax. Bovendien creëert een internationale overeenkomst de mogelijkheid om internationale synergieën te exploiteren, barrières te verminderen en duurzame ontwikkelingstrajecten te creëren.

Kortom, een internationale overeenkomst ten behoeve van een carbon tax en een fonds die op landenoverstijgend niveau worden ingezet is een beter alternatief om de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd te verminderen.

(30)

6. Literatuurlijst

Baranzini, A., Goldemberg, J., & Speck, S. (2000). A future for carbon taxes. Ecological

economics, 32(3), pp. 395-412.

Bhagwati, J. (2006). A global warming fund could succeed where Kyoto failed. Financial

Times, 16.

Chen, S. (2013). What is the potential impact of a taxation system reform on carbon abatement and industrial growth in China?. Economic Systems, 37(3), pp. 369-386.

Den Elzen, M., Fuglestvedt, J., Höhne, N., Trudinger, C., Lowe, J., Matthews, B., &

Andronova, N. (2005). Analysing countries’ contribution to climate change: scientific and policy-related choices. Environmental Science & Policy, 8(6), pp. 614-636.

Elliott, J., Foster, I., Kortum, S., Munson, T., Cervantes, F. P., & Weisbach, D. (2010). Trade and carbon taxes. The American Economic Review, 100(2), pp. 465-469.

Europa nu (2015, december 31). Klimaatconferentie Parijs 2015 (COP 21). Retrieved from http://www.europa-nu.nl/id/vjmhg41ub7pp/klimaatconferentie_parijs_2015_cop21#p2

Ge, M., Friedrich, J., & Damassa, T. (2014, November 25). 6 Graphs Explain the World’s

Top 10 Emitters. Retrieved from World Resources Institute:

http://www.wri.org/blog/2014/11/6-graphs-explain-world%E2%80%99s-top-10-emitters

Goh, G. (2004). The World Trade Organization, Kyoto and energy tax adjustments at the border. Journal of World Trade, 38(3), pp. 395-423.

Hassett, K. A., Mathur, A., & Metcalf, G. E. (2009). The incidence of a U.S. carbon tax: a lifetime and regional analysis. The Energy Journal, International Association for

(31)

Hoel, M. (1992). Carbon taxes: an international tax or harmonized domestic taxes? European

Economic Review, 36(2), pp. 400-406.

Hyder, P. (2008). Recycling revenue from an international carbon tax to fund an integrated investment programme in sustainable energy and poverty reduction. Global

Environmental Change, 18(3), pp. 521-538.

IPCC, 2001: Climate Change 2001: The Scientific Basis. Contribution of Working Group I to the Third Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Houghton, J.T., Y. Ding, D.J. Griggs, M. Noguer, P.J. van der Linden, X. Dai,

K.Maskell, and C.A. Johnson (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.

Jorgenson, D. W., & Wilcoxen, P. J. (1993). Reducing US carbon dioxide emissions: an assessment of different instruments. Journal of Policy Modeling, 15(5), pp. 491-520.

Kintisch, E. (2007). Power generation. Making dirty coal plants cleaner. Science.New York, NY), 317(5835), pp. 184-186.

Liang, Q. M., Fan, Y., & Wei, Y. M. (2007). Carbon taxation policy in China: How to protect energy-and trade-intensive sectors?. Journal of Policy Modeling, 29(2), pp. 311-333.

Liang, Q. M., & Wei, Y. M. (2012). Distributional impacts of taxing carbon in China: results from the CEEPA model. Applied Energy, 92(1), pp. 545-551.

Le Treut, H., R. Somerville, U. Cubasch, Y. Ding, C. Mauritzen, A. Mokssit, T. Peterson and M. Prather, 2007: Historical Overview of Climate Change. In: Climate Change 2007:

The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fourth

Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Solomon, S.,

D. Qin, M. Manning, Z. Chen, M. Marquis, K.B. Averyt, M. Tignor and H.L. Miller (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

UPC en Priority geven aan dat zij er vanuit gaan dat het niet aanwijzen van KPN als aanbieder met AMM op de markt voor interregionale gespreksdoorgifte alleen betrekking heeft op

In deze eerste verkenning zijn uit de drie stappen (de bedrijfsmigraties binnen de provincies van Noord-Nederland, de bedrijfsmigraties tussen de provincies van Noord- Nederland

Die studie ondersoek die teorie dat Christen-Deïsme (nominale Christendom) suksesvol aangespreek kan word wanneer Christen-ouers hul kinders reeds gedurende die eerste

De hoop is, zoals geschetst in het theoretisch kader, dat de hyperlocals dit opvullen door andere onderwerpen, genres en bronnen te gebruiken, maar de hyperlocals in Utrecht

rostriformis bugensis (dashed line) depending on lake morphometry, based on data that zebra mussels reach their maximum density in 2.5 ± 0.2 years and quagga mussels reach their

Salmonella Dublin komt vaker voor bij het rund als gastheer, met als gevolg dat er meer en langduriger dragers zijn dan het geval is met S.. Het is steeds raadzaam een antibiogram

Hij of zij zal je zeggen welke medicatie voor de ingreep gestopt moet worden en welke medicatie je de ochtend van de operatie met een klein slokje water moet innemen.. Vergeet

Het spreekt immers voor zich dat indien alle aspecten van de zorg enkel aan professionals uit het zorg- of welzijnsegment overgelaten worden, en er geen ondersteuning komt vanuit