• No results found

Een onderzoek naar de huil- en slaapduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders, opvoedstress en de effecten van het UvA SlaapGerust programma

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek naar de huil- en slaapduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders, opvoedstress en de effecten van het UvA SlaapGerust programma"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een onderzoek naar de huil- en slaapduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders, opvoedstress en de effecten van het UvA SlaapGerust programma

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam D. L. Rozenblad (10838678) Begeleider: mw. dr. H. R. Rodenburg Tweede beoordelaar: mw. dr. I. B. Wissink Amsterdam, juni 2016

(2)

Inhoudsopgave Abstract 2 Inleiding 3 Methode 13 Resultaten 22 Discussie 38 Conclusie 47 Literatuur 51

(3)

Abstract

Purpose: (1) To examine the relationships between crying and sleep duration of babies, parental stress and chronic sleep reduction; (2) to examine the effects of the SleepTight program. Method: (1) Questionnaires were filled out by 150 mothers. (2). Four mothers participated in the SleepTight program and kept sleep diaries. Results: (1) No relationship was present between duration of crying and parental stress. A significant negative relationship between sleep duration of the baby and parental stress was fully mediated by the chronic sleep reduction of the mother; (2) There were significant decreases in parental stress, chronic sleep reduction and daily stress of mothers and significant improvements in daily sleep duration of babies and mothers. The effects were all different but positive for every case.

(4)

Een onderzoek naar de huil- en slaapduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders, opvoedstress en de effecten van het UvA SlaapGerust programma

Één op de vijf nieuwe ouders geeft aan een baby te hebben die overmatig huilt (Wake et al., 2006) en het niet naar bed willen en het frequent wakker worden van kinderen tijdens de nacht is één van de meest gerapporteerde ouderlijke zorgen in de pediatrie (Weinraub et al., 2012). Deze onderbrekingen tijdens de nacht kunnen leiden tot een slaaptekort bij ouders (Gay, Lee, & Lee, 2004). Uit onderzoek is gebleken dat de slaapkwaliteit van moeders een voorspeller is van opvoedstress (Meltzer & Mindell, 2007) en dat een hoog niveau van

opvoedstress gerelateerd is aan een hoger risico op fysieke kindermishandeling (Rodriguez & Green, 1997). Om overbelasting van ouders en kindermishandeling te voorkomen, wordt er in de huidige studie onderzoek gedaan naar de relaties tussen de huil- en slaapduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders en opvoedstress. Tevens zal er onderzoek worden gedaan naar de effecten van het UvA SlaapGerust programma, een behandeling voor baby’s met slaapproblemen.

Ten eerste zal er onderzocht worden of er relaties bestaan tussen de huil- en slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders. Zo ja, dan zal er bekeken worden of deze relaties gemedieerd worden door het chronisch slaaptekort van moeders. Ten tweede zal er bekeken worden of de opvoedstress en het chronisch slaaptekort van moeders is afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor. Ten derde zal er bestudeerd worden of de dagelijkse slaapduur van baby’s en de dagelijkse slaapduur van moeders is toegenomen en de dagelijkse stress van moeders is afgenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline. Als dit inderdaad het geval is, zal er ten slotte bestudeerd worden hoe de dagelijkse slaapduur van baby’s, de dagelijkse

slaapduur van moeders en de dagelijkse stress van moeders zich hebben ontwikkeld over de tijd tijdens deelname aan het SlaapGerust programma.

(5)

Kindermishandeling

Kindermishandeling is een ernstig maatschappelijk probleem. Jaarlijks worden er ongeveer 119.000 kinderen in Nederland mishandeld en / of verwaarloosd (Alink et al., 2011). De gevolgen ervan zijn ingrijpend, zowel op fysiek als op psychisch gebied. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie overlijden er per jaar wereldwijd 155.000 kinderen jonger dan 15 jaar aan de gevolgen van kindermishandeling en/of verwaarlozing (Gilbert et al., 2009). Daarnaast hebben mishandelde kinderen op de lange termijn een grotere kans om angst en depressie te ontwikkelen (Spinhoven et al., 2011) en om als volwassenen hun eigen kinderen te gaan mishandelen (Berlin, Appleyard, & Dodge, 2011).

Het Shaken Baby Syndroom

De meest voorkomende oorzaak voor het overlijden van fysiek mishandelde kinderen is een vorm van hoofdletsel (Miller-Perrin & Perrin, 2013). Het Shaken Baby Syndroom is een specifieke vorm van fysieke kindermishandeling die vaak leidt tot hoofdletsel (Miller-Perrin & (Miller-Perrin, 2013). Hierbij wordt een kind bij de romp of ledematen vastgehouden en heftig geschud, waardoor het kind ongecontroleerde hoofdbewegingen maakt (Matschke, 2009). Dit kan onder meer leiden tot hersenletsel, retinale bloedingen en ribbreuken (Barr, Trent, & Cross, 2006). Op de lange termijn kunnen kinderen levenslange schade oplopen in de vorm van epileptische stoornissen, verlies van het gezichtsvermogen, gehoorverlies en cognitieve beperkingen (Hennes, Kini, & Palusci, 2001).

Huilen, stress en agressie

Het schudden van een kind gebeurt vaak in reactie op langdurig, ontroostbaar huilen (Blumenthal, 2002). Het huilen van een kind kan namelijk als ergerlijk en zenuwslopend worden ervaren (Kennedy Schaper, 1982). Daarnaast heeft onderzoek aangetoond dat het luisteren naar het huilen van een baby kan leiden tot fysieke signalen van stress, zoals een

(6)

hogere hartslag (Out, Pieper, Bakermans-Kranenburg, & Van Ijzendoorn, 2010). Het huilen van een baby kan een bron van stress zijn vanwege het dringende en belastende signaal dat wordt uitgezonden naar de opvoeder (Boukydis, 1985). Ouders die zorg dragen voor een huilbaby ervaren dan ook een hoog niveau van opvoedstress (Keefe, Kajrlsen, Lobo, Kotzer, & Dudley, 2006) en een hoog niveau van opvoedstress is op zichzelf gerelateerd aan een hoger risico op fysieke kindermishandeling (Rodriguez & Green, 1997).

Onderzoek toont aan dat het huilen van een baby gevoelens van agressie uit kan lokken bij ouders (Lester, Boukydis, Garica-Coll, & Hole, 1990; Patrick, Garcia, & Griffin, 2010). Zo bleek in een onderzoek van Lester et al. (1990) dat meer dan de helft van de moeders aangaf dat ze door het huilen van haar baby het gevoel kreeg dat ze haar baby iets aan zou kunnen doen. In een ander onderzoek waarbij het huilbaby’s betrof, gaf meer dan 70 % van de moeders aan agressieve gedachten te hebben gehad en gaf 26 % aan wel eens gedacht te hebben aan kindermoord (Patrick et al., 2010). Uit verscheidene case reports blijkt inderdaad dat ouders die hebben toegegeven dat ze hun kind door elkaar hebben geschud, dit deden om hun kind te laten stoppen met huilen (Miller-Perrin & Perrin, 2013). Zij gaven vaak aan dat ze zich gefrustreerd voelden en de controle verloren (Miller-Perrin & Perrin, 2013).

Dat het huilen een rol speelt bij het Shaken Baby Syndroom wordt ondersteund door onderzoek van Barr et al. (2006). Hieruit bleek dat de curve van het leeftijdspatroon waarop kinderen in het ziekenhuis werden opgenomen als slachtoffer van het shaken baby syndroom, dezelfde ‘n-vorm’ volgde als de curve van het normale, doorsnee huilgedrag van baby’s (Barr et al., 2006). Dat wil zeggen dat de curve hetzelfde beginpunt had rond twee tot drie weken, waarna er een fase van sterke toename plaatsvond die uitmondde tot een duidelijke piek. Vervolgens was er een fase van afname te zien tot ongeveer 36 weken.

Het moment waarop de piek plaatsvond, verschilde wel tussen de twee curves (Barr et al., 2006). De curve van normaal huilgedrag liet rond 5 tot 6 weken een piek zien, terwijl het

(7)

aantal kinderen dat in het ziekenhuis werd opgenomen als slachtoffer van het shaken baby syndroom rond 10 tot 13 weken piekte. Dit komt mogelijk doordat er eerst een reeks van incidenten plaatsvindt waarbij de baby geschud wordt, voordat de baby uiteindelijk in het ziekenhuis belandt (Barr et al., 2006). Onderzoek heeft namelijk laten zien dat er bij 71% van de baby’s dat het slachtoffer werd van het Shaken Baby Syndroom bewijs werd gevonden voor het eerder plaatsvinden van mishandeling, verwaarlozing of allebei (Alexander, Crabbe, Sato, Smith, & Bennett, 1990).

Slaapproblemen, chronisch slaaptekort en stress

Een andere factor die voor veel stress kan zorgen bij ouders is het omgaan met de slaapproblemen van hun kind. Zoals eerder genoemd geven ouders in de pediatrie vaak aan moeite te hebben met het naar bed brengen en het door laten slapen van hun kind tijdens de nacht (Weinraub et al., 2012). Wanneer ouders het regelmatig wakker worden van hun jonge kind als problematisch ervaren, is dit gerelateerd aan stress binnen het gezin, depressie bij de moeder en een hogere kans op gedragsproblemen bij het kind op latere leeftijd, (Eckerberg, 2004). Ook hebben kinderen de neiging om op latere leeftijd nog steeds frequent wakker te worden tijdens de nacht wanneer zij hier niet voor behandeld worden (Eckerberg, 2004).

De zorg voor een baby kan logischerwijs ook leiden tot veranderingen in het slaappatroon van de moeder, omdat zij er meerdere keren per nacht uit moet om in de behoeften van haar baby te voorzien (Gay et al., 2004). Er is uit onderzoek naar voren gekomen dat moeders tijdens de eerste maand na de bevalling ’s nachts minder slapen en er langer over doen om in slaap te vallen in vergelijking met de laatste maand van hun

zwangerschap (Gay et al., 2004). De slaapduur van een moeder met een jonge baby kan in zo’n significante mate afnemen dat er een slaaptekort van maanden of jaren ontstaat (Gay et al., 2004) en een chronisch slaaptekort kan leiden tot meer stress (Meerlo, Sgoifo & Suchecki, 2008).

(8)

Verstoringen tijdens de nacht hebben ook invloed op het dagelijks functioneren (Horne, 2012) en gevoelens van slaperigheid overdag (Insana & Montgomery-Downs, 2013). Uit onderzoek is gebleken dat meer dan 50 % van de moeders zich tijdens de 18e week na de bevalling nog overmatig slaperig voelde gedurende de dag (Filtness, MacKenzie, &

Armstrong, 2014). Bovendien is de slaapkwaliteit van moeders een voorspeller van

opvoedstress (Meltzer & Mindell, 2007) en wanneer een ouder slecht slaapt is dit tevens een risicofactor voor kindermishandeling (Bowers, 2014).

Het UvA SlaapGerust programma

Het SlaapGerust programma is een gedragstherapeutisch programma dat ontwikkeld is aan de Universiteit van Amsterdam (Roos Rodenburg, 2014). Het programma is gericht op baby’s van drie tot twaalf maanden en het heeft als doel om ouders handvaten mee te geven om om te gaan met het huilen van hun baby en ouders te leren hoe ze hun baby beter kunnen leren slapen. Hierdoor kunnen de ouders vervolgens zelf ook beter gaan slapen. Het

SlaapGerust programma is mede gebaseerd op het boek The Happiest Baby Guide to Great Sleep van de Amerikaanse kinderarts Harvey Karp en omvat gedragstherapeutische

technieken. Karp stelt op basis van wetenschappelijk onderzoek en zijn eigen klinische ervaring dat de volgende punten de basis vormen voor een goede slaap van een baby: de baby moet naar bed worden gebracht wanneer hij of zij slaperig is, er moet een duidelijke structuur zijn bij het naar bed brengen, zodat de baby weet dat het tijd is om te gaan slapen en de baby moet vertrouwen ontwikkelen om uit zichzelf in slaap te vallen (Karp, 2012). In het

SlaapGerust programma wordt er aan deze punten gewerkt. Elementen van het SlaapGerust programma

Wat kenmerkend is voor het SlaapGerust programma is het feit dat het een ouder- en kindvriendelijke methode is. Het is een gefaseerd gedragstherapeutisch programma waarbij er in kleine stapjes en met kleine tijdsintervallen aan de verbetering van de slaap van baby’s

(9)

wordt gewerkt. Hierbij wordt ook de ontwikkeling van de baby’s in acht genomen. Daarnaast wordt er gewerkt met een nieuw element, namelijk white noise. White noise is een rustgevend geluid dat ouders op een cd of via een mp3 op het volume van een luide douche aan kunnen zetten tijdens de nacht (Karp, 2012). Dit geluid functioneert als een signaal voor de baby dat het tijd is om te gaan slapen en werkt afleidend bij prikkels uit de omgeving of vanuit de baby zelf (Karp, 2012). Hierdoor wordt de baby makkelijk en snel weer in slaap gesust wanneer hij of zij ‘s nachts wakker wordt.

Het positieve effect van white noise werd aangetoond in het onderzoek van Spencer, Moran, Lee, en Talbert (1990). Daarbij werden twee groepen van 20 pasgeborenen met elkaar vergeleken. Van de controlegroep viel 25 % van de pasgeborenen zonder white noise binnen 5 minuten in slaap. Daarentegen viel van de experimentele groep, waarbij white noise werd gebruikt, 80% van de pasgeborenen binnen 5 minuten in slaap. Bovendien heeft recent onderzoek aangetoond dat auditieve stimuli effectief zijn in het bevorderen van de magnitude van slow waves tijdens de slaap en leiden tot positieve resultaten voor het inslapen en

doorslapen (Bellesi, Riedner, Garcia-Molina, Cirelli, & Tononi, 2014).

Wat tevens vernieuwend is aan het SlaapGerust programma is, is het feit dat het functioneren van de baby overdag gekoppeld wordt aan zijn of haar slaap tijdens de nacht. Zo wordt er aan ouders geleerd om overdag door middel van spelletjes te werken aan de

ontwikkeling van vertrouwen en geduld bij hun baby wanneer de ouder even uit beeld verdwijnt. Het idee hierachter is dat de baby dit vertrouwen en geduld ook ’s nachts bij het naar bed gaan zal gaan ervaren op het moment dat zijn of haar ouder de kamer verlaat. Er wordt verwacht dat de baby hierdoor beter zal reageren op de afwezigheid van de ouder en makkelijker in zal slapen.

Een ander belangrijk onderdeel van het SlaapGerust programma is het belang dat gehecht wordt aan het tonen van positieve aandacht aan de baby. Interactie tussen ouders en

(10)

baby’s vindt namelijk regelmatig plaats tijdens negatieve momenten, waardoor de baby leert om op een negatieve manier aandacht te vragen (bijvoorbeeld door te jengelen). In het SlaapGerust programma wordt ernaar gestreefd om zoveel mogelijk interactie plaats te laten vinden tijdens positieve momenten, zodat de baby leert om in het vervolg op een positieve manier aandacht te vragen en de gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind bevorderd kan worden. De verwachting is dat hierdoor het moment van gaan slapen in de avond op een positieve manier zal gaan verlopen.

Gedragsinterventies gericht op slaapproblemen bij baby’s

In een systematische review van Douglas en Hill (2013) kwam naar voren dat gedragsinterventies gericht op slaapproblemen bij baby’s in de eerste zes maanden geen verbeterde uitkomsten boden wat betreft het verminderen van huilen, het voorkomen van slaap- en gedragsproblemen bij kinderen op latere leeftijd en het bieden van bescherming tegen postnatale depressie bij moeders. Mogelijk zijn bestaande gedragsinterventies gericht op slaapproblemen moeilijk vol te houden voor ouders, omdat de instructies die gegeven worden vaag kunnen zijn, het principe van extinctie verkeerd uitgelegd kan worden aan ouders en de adviezen die worden gegeven mogelijk niet aansluiten bij de behoeften van de ouders

(bijvoorbeeld door lange wachttijden te hanteren). Hierdoor bestaat de kans dat ouders niet therapietrouw zijn.

Onderzoek van Blunden en Bails (2013) geeft aan dat de volgende punten de meest gerapporteerde redenen zijn om geen graduele extinctie van huilen toe te passen of niet meer toe te passen na het ooit geprobeerd te hebben: het wordt als te stressvol ervaren voor de baby en de ouders, ouders zien het concept niet zitten en ouders vinden het moeilijk om het huilen van hun baby aan te horen. Een sterk punt van het SlaapGerust programma is het feit dat de opbouw van het programma gefaseerd verloopt en er verfijnde instructies zijn waarmee er aandacht geboden wordt aan de behoeften van de baby’s en de ouders. Er wordt verwacht dat

(11)

het aanpakken van de slaapproblemen hierdoor minder stressvol zal zijn voor ouders en dat het programma zo makkelijker vol te houden is.

Single case design

In het huidige onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een single case design om de resultaten van het SlaapGerust programma te analyseren. Dit design stond tot voor kort in de schaduw van het group experimental design (Smith, 2012), terwijl het belangrijke informatie oplevert die niet met het group experimental design te verkrijgen is (Photos, Michel, & Nock, 2008). Met het group experimental design wordt er namelijk gewerkt met gemiddelden die uiteindelijk niet zoveel zeggen over het effect voor het specifieke individu (Photos et al., 2008) en kan er niet bekeken worden op welk moment er precies verandering optreedt (Cohen, Feinstein, Masuda, & Vowls, 2013). Met het single case design is dit wel mogelijk. Er kan op individueel niveau onderzocht worden of er veranderingen te zien zijn wat betreft gedrag in de behandelingsfase in vergelijking met de baselineconditie en er kan ook bekeken worden op welk moment en hoe deze veranderingen zich voordoen (Borckardt et al., 2008). Dit kan informatie opleveren over wanneer welk element van een bepaalde behandeling werkt en hoe toekomstige interventies ingezet moeten worden. Ook wordt er hierdoor inzicht

verschaft in de theoretische modellen die aan de behandeling ten grondslag liggen (Hurtado-Parrado & López-López, 2015) en worden de wetenschap en klinische praktijk op deze manier dichter bij elkaar gebracht (Borckardt et al., 2008).

Daarnaast is het single case design met name handig in de pediatrische psychologie, omdat het gebruikt kan worden wanneer het lastig is om een grote onderzoeksgroep te werven (Cohen et al., 2013). Het single case design is ook zeer geschikt voor gebruik bij nieuwe interventies (Cohen et al., 2013). Het design is flexibel. Er kunnen tijdens het onderzoek extra interventies worden toegevoegd of aanpassingen gemaakt worden aan een behandeling door

(12)

nieuwe fases toe te voegen en ondertussen kunnen eventuele veranderingen in de afhankelijke variabele bestudeerd worden (Cohen et al., 2013).

Het single case design wordt door de Evidence-based Medicine Working Group of the American Medical Association gezien als de top van de hiërarchie wat betreft het leveren van bewijs waarop evidence based preventie programma’s en behandelingen voor het individu op gebaseerd zouden moeten zijn (Cohen et al., 2013). Er zijn strenge wetenschappelijke normen opgesteld voor het uitvoeren van een single case design en het design heeft een hoge interne validiteit. Wanneer er meerdere case-studies worden uitgevoerd, kunnen de resultaten tevens gegeneraliseerd worden naar de populatie (Hitchcock et al., 2014). De resultaten van

herhaalde case-studies leveren bovendien voldoende bewijskracht op om uitspraken te doen over effectiviteit (Van Yperen, Bijl, & Veerman, 2008).

De huidige studie

Het is van maatschappelijk belang om onderzoek te doen naar de effecten van

interventies die beogen om overmatig huilen en slaapproblemen bij baby’s te verminderen en te bestuderen welke mechanismen bij deze problematiek meespelen, zodat onder meer een hoog niveau van opvoedstress en kindermishandeling voorkomen kunnen worden. In het huidige onderzoek wordt er beoogd twee hoofdvragen te beantwoorden waarvoor twee verschillende datasets worden gebruikt. De eerste hoofdvraag luidt: ‘Zijn er relaties tussen de huil- en slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders?’. Twee subvragen in dit kader zijn: 1) ‘Is er een relatie tussen de huilduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en zo ja, wordt deze relatie gemedieerd door het chronisch slaaptekort van moeders? en 2) ‘Is er een relatie tussen de slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en zo ja, wordt deze relatie gemedieerd door het chronisch slaaptekort van moeders?’. Deze vragen zullen beantwoord worden aan de hand van een bestand met cross-sectionele data van moeders die vragenlijsten over huilen en slapen hebben ingevuld.

(13)

De tweede hoofdvraag luidt: ‘Wat zijn de effecten van het UvA SlaapGerust

programma?’. Deze hoofdvraag zal beantwoord worden door middel van zes subvragen: 1) Is de opvoedstress van moeders afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor?, 2) Is het chronisch slaaptekort van moeders afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programa in vergelijking met ervoor?, 3) Is de dagelijkse slaapduur van baby’s toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline?, 4) Is de dagelijkse slaapduur van moeders toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline?, 5) Ervaren moeders minder dagelijkse stress na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline?, 6) Hoe ontwikkelt de dagelijkse slaapduur van baby’s, de dagelijkse slaapduur van moeders en de dagelijkse stress van moeders zich over de tijd tijdens deelname aan het SlaapGerust programma? Deze vragen zullen beantwoord worden aan de hand van een databestand van moeders die hebben deelgenomen aan het UvA SlaapGerust programma en dagelijks slaapdagboekjes hebben ingevuld.

Op basis van bovenstaande literatuur wordt er het volgende verwacht: 1) Er zal een relatie bestaan tussen de huilduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en deze relatie zal gemedieerd worden door het chronisch slaaptekort van moeders, 2) Er zal een relatie bestaan tussen de slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en deze relatie zal gemedieerd worden door het chronisch slaaptekort van moeders, 3) De opvoedstress van moeders zal afgenomen zijn na deelname aan het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor, 4) Het chronisch slaaptekort van moeders zal zijn afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor, 5) Baby’s zullen dagelijks langer slapen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline, 6) Moeders zullen dagelijks langer slapen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline, 7) Moeders zullen minder dagelijkse stress ervaren na introductie van het

(14)

SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline en 8) Een toename van de dagelijkse slaapduur van baby’s zal vooraf gaan aan een toename van de dagelijkse slaapduur van moeders en een toename van de dagelijkse slaapduur van de moeders zal vooraf gaan aan een afname van de dagelijkse stress van moeders.

Methode

Deze scriptie maakt deel uit van een groter onderzoek naar de effectiviteit van het

SlaapGerust programma en dat onderzoek is goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen.

Participanten

Cross-sectionele data. Het bestand met cross-sectionele data dat gebruikt werd ter beantwoording van de eerste hoofdvraag ‘Zijn er relaties tussen de huil- en slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders ?’ bestond uit 150 moeders. Vanwege het feit dat er bij sommige variabelen sprake was van missende waarden, verschilt het aantal moeders dat werd meegenomen per analyse. Bij de mediatie analyse tussen huilduur en opvoedstress waren er 120 moeders, bij de mediatie analyse tussen huilduur en chronisch slaaptekort waren er 134, bij de mediatie analyse tussen chronisch slaaptekort en opvoedstress waren er 122, bij de analyse tussen slaapduur en opvoedstress waren er 113 en bij de mediatie analyse tussen slaapduur en chronisch slaaptekort waren er 128. De meerderheid van de moeders was tussen de 26 en 30 jaar oud. De leeftijden van de baby’s varieerden van jonger dan 1 maand tot en met 28 maanden oud. De gemiddelde leeftijd van de baby’s was 5 maanden. Het gemiddeld aantal weken zwangerschap was 39.4. Onder de baby’s waren er 89 jongens en 60 meisjes. Van één baby was het geslacht niet bekend, omdat de moeder dit niet had ingevuld bij de vragenlijst.

(15)

Single case design onderzoek. De dataset die gebruikt werd ter beantwoording van de tweede hoofdvraag ‘Wat zijn de effecten van het UvA SlaapGerust programma?’ bestond uit 4 moeders. Zij waren gemiddeld tussen de 26 en 30 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van hun baby’s was 5.5 maanden. De minimale leeftijd van de baby’s was 3 maanden en de maximale leeftijd 12 maanden. Het gemiddeld aantal weken zwangerschap was 39.5. Alle vier de baby’s waren jongens.

Procedure

Selectie participanten voor het cross-sectionele onderzoek. De participanten, ouders met jonge baby’s, werden geworven door middel van het plaatsen van oproepen tot deelname aan het onderzoek in kinderdagverblijven en op de websites www.inbakeren.nl en www.devrolijkstebaby.nl. De participanten gaven zichzelf op door een e-mail te sturen. Daarna kregen ze via de mail een brief toegestuurd met informatie over het onderzoek en ontvingen ze een link naar een digitale vragenlijst.

Selectie participanten voor het single case design onderzoek. Uit de participanten die meededen aan het cross-sectionele onderzoek werden moeders geselecteerd voor het single case design onderzoek. De selectiecriteria waren als volgt: het minstens twee keer per nacht wakker worden van de baby, de slaap van de baby als een groot probleem ervaren en een score van minstens 40 op de Chronic Sleep Reduction Questionnaire (duidende op chronisch slaaptekort). Ook moest de baby tussen de 3 en 12 maanden oud zijn en moest de moeder hebben aangegeven benaderd te willen worden voor het vervolgonderzoek. Daarop volgend kregen de moeders opnieuw via de mail een brief met informatie toegestuurd over het vervolg van het onderzoek en werd er gevraagd of zij daaraan mee wilden doen.

Nadat de moeders hadden ingestemd met het vervolgonderzoek, vond tijdens week 1 de baseline plaats. Na de baseline werd tijdens een huisbezoek het onderzoek verder

(16)

Vervolgens werd in week 2 de interventie uitgevoerd (zie Figuur 1). In week 3 vond de stabilisatie plaats, tenzij er behoefte was aan een intensiever programma. In dat geval werd in week 3 het intensievere programma uitgevoerd en vond in week 4 de stabilisatie plaats. Figuur 1

Design van het SlaapGerust programma om slaap bij baby’s en hun moeders te verbeteren

Interventie

Het SlaapGerust programma bestaat in totaal uit vier of vijf stappen (zie Figuur 1). De eerste stap is het in kaart brengen van de slaap van de baby. Dit gebeurt door middel van een digitaal slaapdagboek dat de ouders gedurende een week bijhouden. De informatie uit dit slaapdagboek wordt geanalyseerd en op basis hiervan en de behoeften van de ouders wordt er vastgesteld aan welke problemen er gewerkt zal worden. De tweede stap is het opstellen van een slaaproutine. Dit gebeurt tijdens een huisbezoek waarbij ook de resultaten uit de

slaapdagboekjes besproken worden. Er wordt gekeken welke van de volgende elementen er aan de slaaproutine van de ouders toegevoegd kan worden: het kort in bad stoppen van de baby om de overgang van dag naar nacht aan te geven, het gebruik maken van white noise als rustgevend achtergrondgeluid, het geven van een korte babymassage, de baby bij het in bed leggen even over de handjes of voetjes strijken (zodat hij of zij zich er van bewust van is dat hij of zij in bed wordt gelegd en zelfstandig in slaap kan vallen) en ten slotte het geven van

Week 1 • Baseline Week 2 • Interventie SlaapGerust programma Telefonisch contact halverwege en aan het eind van de week

Week 3

• Stabilisatie of

• Intensievere interventie bestaande uit een van de volgende methoden: - Langer en Langer - Twinkle Interruptus - Pick Up/Put Down

Telefonisch contact halverwege en aan het eind van de week

Week 4

• Stabilisatie na intensievere interventie

(17)

een droomvoeding (een laatste voeding vlak voor het slapen gaan, zodat de baby ’s nachts minder vaak wakker zal worden voor een voeding). Ook wordt de ouders tijdens het huisbezoek geleerd hoe ze vertrouwen en geduld bij hun baby kunnen ontwikkelen om uit zichzelf in slaap te vallen. Dit wordt gedaan door de ouders te stimuleren dagelijks drie oefeningen te gaan doen met hun baby: het spelen van kiekeboe, de baby laten wachten op iets en het even uit het beeld van de baby verdwijnen. Deze oefeningen worden aan de ouders uitgelegd en geoefend tijdens het huisbezoek.

De derde stap bestaat uit het toepassen van de slaaproutine en de geleerde spelletjes. Ondertussen houden de ouders gedurende een week een slaapdagboek bij over hun

ervaringen. Daarna wordt er nagegaan of er verbetering is opgetreden. Zo ja, dan wordt de ouders gevraagd om tijdens stap vier nog een week lang een slaapdagboek bij te houden, zodat er onderzocht kan worden of de verbetering standhoudt. Zo niet, dan krijgen de ouders tijdens stap vier een intensievere slaaptraining aangeboden en houden ze tijdens stap vijf de laatste week slaapdagboekjes bij. De intensievere slaaptraining kan afhankelijk van het probleem en de leeftijd van de baby bestaan uit Langer en Langer, Twinkle Interruptus, of Pick Up/Put Down. Deze gedragstherapeutische technieken gaan direct in op de

slaapproblemen van de baby.

In het huidige onderzoek is alleen de Langer en Langer methode ingezet als intensievere slaaptraining. Deze intensievere slaaptraining wordt ingezet op basis van de eerder doorlopen stappen en de ouders blijven hierbij ook de technieken toepassen die ze eerder geleerd hebben. De Langer en Langer methode is een ouder- en kindvriendelijke methode waarbij er in kleine stapjes wordt gewerkt aan het zelfstanding in slaap vallen van de baby. Wanneer de baby begint te huilen, wacht de ouder heel even om te horen of het vanzelf ophoudt. Wanneer dit niet het geval is, gaat de ouder naar de baby toe om hem of haar gerust te stellen. De baby ervaart hierbij dat zijn of haar ouders altijd weer terugkomen en ontwikkelt

(18)

zo vertrouwen en een gevoel van veiligheid. De tijden die de ouder wacht om bij zijn of haar baby te gaan kijken, worden in het SlaapGerust programma steeds in minuten opgebouwd volgens een schema van kinderneuroloog Estivill (Estivill, 2014). Door de Langer en Langer methode vindt er uiteindelijk een geleidelijke extinctie van huilen plaats.

Meetinstrumenten

Alle data werd verzameld door digitale vragenlijsten naar de moeders op te sturen via het online programma Qualtrics. De meetinstrumenten die hierbij gebruikt werden, zullen hieronder verder toegelicht worden.

Huil- en slaapduur baby’s. De variabele huilduur werd bestudeerd aan de hand van de volgende vraag die door het UvA SlaapGerust Team is opgesteld:’ 'Hoe lang huilt uw baby meestal tijdens de nacht (van 22 uur in de avond tot 6 uur in de ochtend)?’. De variabele slaapduur van de baby’s werd onderzocht door middel van de volgende twee vragen: 'Hoe lang brengt uw baby slapend door tijdens de avond (tussen 19 uur en 22 uur)' en 'Hoe lang brengt uw baby slapend door tijdens de nacht (tussen 22 uur in de avond en 7 uur in de morgen)?’. Deze vragen zijn gebaseerd op de Brief Infant Sleep Questionnaire (Sadeh, 2004) en door het UvA SlaapGerust Team gespecificeerd ten behoeve van het huidige onderzoek. Er werd gevraagd of de ouders de antwoorden wilden noteren in het aantal uren en minuten. Door de antwoorden van de twee vragen bij elkaar op te tellen werd de totale slaapduur van de baby’s tijdens de nacht berekend.

Chronisch slaaptekort moeder. De variabele chronisch slaaptekort van de moeders werd in kaart gebracht met de Chronic Sleep Reduction Questionnaire (Meijer, 2008). De vragenlijst bestaat uit 20 items verdeeld over de volgende vier schalen: slaaptekort, irritatie, energieverlies en slaperigheid. Participanten kunnen op een driepuntsschaal aangeven in hoeverre een antwoord op hun van toepassing is. Een voorbeelditem van de Chronic Sleep Reduction Questionnaire is ‘Ik ben iemand die te weinig slaapt’. Cronbach’s alpha van de

(19)

Chronic Sleep Reduction Questionnaire in dit onderzoek was .86. Dit geeft aan dat er sprake was van een hoge interne consistentie.

Opvoedstress. De variabele opvoedstress werd onderzocht door middel van de Parental Stress Scale (Berry & Jones, 1995). De Parental Stress Scale is een vragenlijst waarmee wordt beoogd om de stress van ouders te meten wat betreft het opvoeden van hun kinderen (Berry & Jones, 1995). De vragenlijst bestaat uit 18 items over positieve en

negatieve thema’s met betrekking tot ouderschap. Participanten kunnen aangeven in hoeverre ze het met de items eens zijn door te kiezen voor de optie ‘Erg mee oneens’, ‘Mee oneens’, ‘Neutraal’, ‘Mee eens’ of ‘Erg mee eens’. Een voorbeelditem van de Parental Stress Scale is ‘Ik ben tevreden met mijn rol als ouder’. De Cronbach’s alpha van de Parental Stress Scale in dit onderzoek was .86. Dit geeft aan dat de interne consistentie hoog was.

Dagelijkse slaapduur baby en moeder. Om de variabele dagelijkse slaapduur van de baby te berekenen, werden de volgende vragen gesteld: ‘Hoe lang heeft uw baby geslapen tussen 19.00 en 22.00 uur in de avond?’ en ‘Hoe lang heeft uw baby geslapen tussen 22.00 en 07.00 uur in de morgen?’. De antwoorden op de twee vragen werden vervolgens bij elkaar opgeteld. Om de dagelijkse slaapduur van de moeder in kaart te brengen werd de volgende vraag gesteld: ‘Hoe lang heeft u in totaal geslapen?’. Deze vragen zijn door het UvA SlaapGerust Team opgesteld. De ouders gaven antwoord door het aantal uren en minuten slaap te noteren

Dagelijkse stress moeder. De dagelijkse stress werd gemeten door middel van een vragenlijst die door het UvA SlaapGerust Team zelf ontwikkeld is. Het eerste deel van de vragenlijst bestaat uit 5 items aangaande de stemming overdag. Deze items luiden als volgt: ‘In welke mate voelde u vandaag zelfvertrouwen in het omgaan met uw baby?’, ‘In welke mate voelde u zich vandaag gespannen?’, ‘In welke mate voelde u zich vandaag geïrriteerd?’,

(20)

‘In welke mate voelde u zich vandaag uitgeput?’ en ‘In welke mate voelde u zich vandaag neerslachtig?’.

Het tweede deel van de vragenlijst bestaat uit 3 items over de stemming tijdens de nacht op het moment van het troosten van de baby en de baby weer te slapen leggen. Deze items luiden als volgt: ‘In welke mate voelde u zich gespannen toen uw baby vannacht wakker werd?’, ‘In welke mate voelde u zich geïrriteerd toen uw baby vannacht wakker werd?’ en ‘In welke mate voelde u zelfvertrouwen toen uw baby vannacht wakker werd?’. Participanten kunnen op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in hoeverre een item van toepassing is.

Statistische analyses

Ter beantwoording van de eerste hoofdvraag ‘Bestaan er relaties tussen de huil- en slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders?’ en de bijbehorende deelvragen zullen er correlaties en een mediatie middels regressieanalyse worden uitgevoerd. De aannames van deze analyses zijn als volgt: de relatie moet lineair zijn, de errortermen moeten onafhankelijk van elkaar en normaal verdeeld zijn en er moet sprake zijn van homoscedasticiteit. Aan deze aannames werd voldaan, met uitzondering van de aanname van homoscedasticiteit bij de lineaire regressie tussen huilduur en opvoedstress en huilduur en chronisch slaaptekort. Dit betekent dat er voorzichtigheid moet zijn geboden bij interpretatie van de resultaten van deze analyses.

De correlaties zullen moeten laten zien of 1) X een voorspeller is van Y, 2) of de mediator een voorspeller is van Y en 3) of X een voorspeller is van de mediator (Baron & Kenny, 1986). Wanneer er aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal een mediatie middels regressie analyse laten zien of het verband tussen X en Y kleiner wordt of verdwijnt na controle van de mediator. Dit zal aangeven of het effect van X op Y via de mediator verloopt

(21)

en of er dus sprake is van mediatie. In het huidige onderzoek betekent dit dat er naar voren zal komen of de eventuele relatie tussen huilduur van baby’s (ofwel X) en de opvoedstress van moeders (ofwel Y) en/of de eventuele relatie tussen de slaapduur van baby’s (ofwel X) en de opvoedstress van moeders (ofwel Y) gemedieerd wordt door het chronisch slaaptekort van moeders (ofwel de mediator).

Ter beantwoording van de tweede hoofdvraag ‘Wat zijn de effecten van het UvA SlaapGerust programma?’ zal eerst de Reliable Change Index berekend worden. Hiermee kan onderzocht worden of er sprake is van een individuele verandering na deelname aan het interventie in vergelijking met ervoor en om te bekijken of een eventuele verandering betekenisvol is en niet toe te schrijven is aan toeval of de meetfout van het instrument (Van Yperen & Veerman, 2006). De RCI wordt berekend door het verschil te nemen tussen de score op een instrument bij aanvang en bij afsluiting en deze te delen door de

standaardmeetfout van het instrument (Van Yperen & Veerman, 2006). Een RCI van 0 geeft aan dat er geen sprake is van een verandering tussen de eerste en de tweede meting (Van Yperen & Veerman, 2006). Een RCI van 1 geeft aan dat de verandering net zo groot is als de standaardfout van het verschil en daarom niet betekenisvol is. Bij eenzijdige toetsing geeft een RCI groter of gelijk aan 1.64 of kleiner of gelijk aan -1.64 met 95% zekerheid een

significant verschil aan (Van Yperen & Veerman, 2006). Een RCI groter of gelijk aan 1.96 of kleiner of gelijk aan -1.96 geeft bij eenzijdige toetsing met 97.5% zekerheid een significant verschil aan.

De RCI zal in het huidige onderzoek gebruikt worden om te bekijken of de

opvoedstress en het chronisch slaaptekort van moeders significant is afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor. Voor opvoedstress zal de RCI berekend worden met een test-hertestbetrouwbaarheid van 0.81, zoals die was berekend in het onderzoek van Berry en Jones (2006). Ook zal er een standdaarddeviatie van 8.1 gebruikt

(22)

worden. Dit is gebaseerd op de standdaarddeviatie van de scores van een non-klinische groep moeders die de PSS had ingevuld in het onderzoek van Berry & Jones (2006). Voor chronisch slaaptekort zal de RCI berekend worden met een alfa coëfficient van 0.85, zoals die was berekend in het onderzoek van Dewald, Short, Gradisar, Oort, en Meijer (2012). Daarnaast zal er een standdaarddeviatie van 6.71 gebruikt worden. Deze is gebaseerd op de scores van een normgroep bestaande uit Nederlandse adolescenten die de CSRQ hadden ingevuld in het onderzoek van Dewald et al. (2012).

Naast het berekenen van de RCI ter beantwoording van de tweede hoofdvraag zal er een phase effect analyse en een slope effect analyse uitgevoerd worden met het programma Simulation Modeling Analysis (SMA). SMA is een bootstrap programma waarmee er bekeken wordt of er sprake is van significant verschil tussen de baseline periode en de

interventieperiode (Borckardt et al., 2008). Hierbij wordt er gecontroleerd voor autocorrelatie. Vanwege de dagelijkse metingen bestaat er namelijk de kans dat de metingen in grote mate afhankelijk van elkaar zijn. Er worden effect sizes berekend met Pearson’s R (Borckardt et al., 2008). In het huidige onderzoek geven deze aan of de dagelijkse slaapduur van baby’s

toeneemt, of de dagelijkse slaapduur van moeders toeneemt en of moeders minder dagelijkse stress ervaren na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline. De datastroom van de baseline en de interventieperiode worden vergeleken met willekeurig verdeelde datastromen (Borckardt et al., 2008). De p-waarde geeft vervolgens aan of een gevonden effect significant is.

Wanneer er inderdaad significante verbeteringen zijn opgetreden bij deze variabelen, zullen er ter beantwoording van de deelvraag ‘Hoe ontwikkelt de dagelijkse slaapduur van baby’s, de dagelijkse slaapduur van moeders en de dagelijkse stress van moeders zich over de tijd tijdens deelname aan het SlaapGerust programma?’ crosscorrelaties berekend worden ten behoeve van een process change analyse in SMA. Dit zal laten zien of een verbetering van de

(23)

dagelijkse slaapduur van baby’s voorafgaat aan een verbetering van de slaap van de moeders en of een verbetering van de dagelijkse slaapduur van moeders voorafgaat aan een afname van de dagelijkse stress van moeders.

Resultaten van de eerste hoofdvraag

Om de eerste hoofdvraag: ‘Zijn er relaties tussen de huil- en slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en zo ja, worden deze gemedieerd door het chronisch slaaptekort van moeders?’ te beantwoorden, zijn er mediatie middels regressie analyses uitgevoerd. In Tabel 1 zijn de gemiddelden en standaarddeviaties voor de slaap- en huilduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders en de opvoedstress van moeders te zien.

Tabel 1

Gemiddelden en standaarddeviaties voor de slaap- en huilduur van baby’s, het chronisch slaaptekort van moeders en de opvoedstress van moeders

M SD N

Slaapduur baby (19.00 – 07.00 uur)

9.56 1.28 137

Huilduur baby tijdens de nacht 11 0.20 143 Chronisch slaaptekort moeder 38.02 7.09 140 Opvoedstress moeder 36.22 8.43 125

Mediatie analyse tussen huilduur, chronisch slaaptekort en opvoedstress

Ten eerste werd er een regressie analyse uitgevoerd om te onderzoeken of de huilduur van baby’s een voorspeller was van de opvoedstress van moeders. Hieruit bleek dat er geen significant verband bestond tussen de huilduur van baby’s en de opvoedstress van moeders (Beta = -.019, t(118) = -.204, p = 0.420). Hoe lang een baby huilde was onafhankelijk van de opvoedstress van moeders.

(24)

Ten tweede werd er onderzocht of het chronisch slaaptekort van moeders een voorspeller was van de opvoedstress van moeders door een regressie analyse uit te voeren. Hieruit kwam naar voren dat er een significant positief verband bestond tussen het chronisch slaaptekort van moeders en de opvoedstress van moeders (Beta = 0.432, t(120) = 5.242, p < 0.01). Dit geeft aan dat hoe groter het chronisch slaaptekort van moeders was, hoe hoger de opvoedstress van moeders was. De opvoedstress van moeders met betrekking tot het

ouderschap werd voor 19 % verklaard door het chronisch slaaptekort van moeders (R = .186, F(1, 120) = 27.478, p < 0.01).

Ten derde werd er door middel van een regressie analyse bekeken of de huilduur van baby’s een voorspeller was van het chronisch slaaptekort van moeders. Dit liet zien dat er een significant positief verband bestond tussen de huilduur van baby’s en het chronisch

slaaptekort van moeders (Beta = .199, t(132) = 2.335, p = 0.011). Dit geeft aan dat hoe langer de huilduur van baby’s was, hoe groter het chronisch slaaptekort van moeders was. Het chronisch slaaptekort van moeders werd voor 4 % verklaard door de huilduur van baby’s (R = .040, F(1, 132) = 5.452, p = 0.011. Zie tabel 2 voor een overzicht van de gegevens.

Tabel 2

Beta’s en verklaarde variantie voor de verschillende relaties tussen de huilduur van de baby, het chronisch slaaptekort van de moeder en opvoedstress

ΔR² β

Stap 1

Huilduur baby & opvoedstress Stap 2

Chronisch slaaptekort & opvoedstress .00 .19 -.019 .432* Stap 3

Huilduur baby & chronisch slaaptekort

.04 .199*

(25)

De eerste stap liet zien dat de huilduur van baby’s geen voorspeller was van de

opvoedstress van moeders. Er werd dus niet voldaan aan de voorwaarde dat er een significant verband moet bestaan tussen de voorspeller en de afhankelijke variabele alvorens er een mediatie analyse uitgevoerd mag worden. Daarom is de laatste stap van de mediatie analyse niet uitgevoerd voor de variabele huilduur.

Mediatie analyse tussen slaapduur, chronisch slaaptekort en opvoedstress

Ten eerste werd er een regressie analyse uitgevoerd om te onderzoeken of de slaapduur van baby’s een voorspeller was van de opvoedstress van moeders. Deze wees uit dat er een significant negatief verband bestond tussen de slaapduur van baby’s en de

opvoedstress van moeders (Beta = -0.233, t(111) = -2.522, p = < 0.01). Dat houdt in dat hoe korter de slaapduur van baby’s was, hoe hoger de opvoedstress van moeders was. De opvoedstress van moeders werd voor 5 % verklaard door de slaapduur van hun baby (R = .054, F(1, 111) = 6.361, p < 0.01).

Ten tweede werd er onderzocht of het chronisch slaaptekort van moeders een voorspeller was van de opvoedstress van moeders door een regressie analyse uit te voeren. Hieruit kwam naar voren dat er een significant positief verband bestond tussen het chronisch slaaptekort van moeders en de opvoedstress van moeders (Beta = 0.432, t(120) = 5.242, p < 0.01). Dit geeft aan dat hoe groter het chronisch slaaptekort van moeders was, hoe hoger de opvoedstress van moeders was. De opvoedstress van moeders werd voor 19 % verklaard door het chronisch slaaptekort van moeders (R = .186, F(1, 120) = 27.478, p < 0.01.

Ten derde werd er door middel van een regressie analyse bekeken of de slaapduur van baby’s een voorspeller was van het chronisch slaaptekort van moeders. Dit liet zien dat er een significant negatief verband bestond tussen de slaapduur van baby’s en het chronisch

slaaptekort van moeders (Beta = -.387, t(126) = -4.713, p < 0.01). Dat wil zeggen dat hoe korter de slaapduur van baby’s was, hoe groter het chronisch slaaptekort van de moeders was.

(26)

Het chronisch slaaptekort van moeders werd voor 15 % verklaard door de slaapduur van hun baby (R = .150, F(1, 126) = 22.215, p < 0.01).

Ten vierde werd er door middel van een regressie analyse onderzocht of het verband tussen de slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders werd overgedragen door het chronisch slaaptekort van moeders. Hieruit bleek dat alleen de mediator chronisch slaaptekort van moeders nog een significante voorspeller was van de opvoedstress van moeders (Beta = 0.444, t(107) = 54.734, p < 0.01). De slaapduur van de baby’s had geen toevoegende waarde op het voorspellen van de opvoedstress van moeders (Beta = -.033, t(107) = -0.355, p = 0.362. Er leek dus sprake te zijn van volledige mediatie. Om dit mediatie effect te bevestigen, werd er een Sobel test uitgevoerd. Hieruit bleek dat er inderdaad sprake was van mediatie (S = -4.11, SE = 0.042, p = 0.000). Zie figuur 2 voor een overzicht.

Figuur 2

Mediatie analyse met X = slaapduur baby, Y = opvoedstress moeder en mediator = chronisch slaaptekort moeder

Chronisch slaaptekort moeder

Slaapduur baby Opvoedstress

moeders β = -.233 (p < 0.01)

(27)

Resultaten van de tweede hoofdvraag

Ter beantwoording van de tweede hoofdvraag: ‘Wat zijn de effecten van het UvA

SlaapGerust programma?’ zijn er per case RCI’s berekend en een tijdreeksanalyse uitgevoerd. Case 1

Beschrijving van de case. Case 1 nam drie weken deel aan het SlaapGerust

programma. Het dagboekje van deze moeder bestond uit een baseline van 7 waarnemingen en de interventie bestond uit 13 waarnemingen. De moeder was tussen de 26 en 30 jaar oud. Zij had een HBO-opleiding afgerond en had ten tijde van het onderzoek geen baan. Ze woonde samen met haar man die meer dan 40 uur per week werkte. Samen hadden ze een tweeling van 12 maanden en dit waren hun eerste kinderen. De zwangerschap had 38 weken geduurd en ten tijde van het onderzoek gaf moeder flesvoeding. Één van de twee baby’s deed mee aan het SlaapGerust programma en dit was een jongetje. Bij deze case werd de opvoedstress en het chronisch slaaptekort van de moeder onderzocht. Daarnaast werden de dagelijkse slaapduur van de baby en de moeder bestudeerd.

Opvoedstress en chronisch slaaptekort. De RCI van de PSS van case 1 was 0.20. Dit gaf aan dat er na het SlaapGerust programma geen significante verbetering was van de opvoedstress van de moeder in vergelijking met ervoor. De RCI van de CSRQ was 2.99. Dit betekent dat het chronisch slaaptekort van de moeder significant was afgenomen na het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor. Deze gegevens zijn terug te zien in tabel 3.

(28)

Tabel 3

De RCI en de scores op opvoedstress (PSS) en chronisch slaaptekort (CSRQ) voor aanvang en na afronding van het SlaapGerust programma

Variabele Score voor

aanvang van het SlaapGerust

programma

Score na afronding van het SlaapGerust

programma

RCI

Opvoedstress 32 31 0.20

Chronisch slaaptekort 44 33 2.99*

Opmerking. Een asterisk geeft met 97,5% zekerheid een significante verbetering aan.

Dagelijkse slaapduur baby en moeder. Een level change analyse in SMA toonde aan dat de dagelijkse slaapduur van de baby niet significant was toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = .187, p = .495). Het slope effect liet zien dat er geen significante toename gaande was van het aantal minuten slaap per nacht van de baby (r = .022, p = .949). Ook de dagelijkse slaapduur van de moeder was niet significant toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = -.012, p = .964). Het slope effect liet zien dat er geen significante toename gaande was van het aantal minuten slaap per nacht van de moeder (r = .237, p = .317). Zie tabel 4 en figuur 3.

Tabel 4

Resultaten van de phase effect analyse en de slope effect analyse met betrekking tot de dagelijkse slaapduur van de baby en moeder van case 1

Variabele Baseline M Interventie M AC p(Lag 1) Phase effect r en p Slope effect r en p Slaapduur baby (19.00 - 07.00 uur) 577 598 .107 r = .187, p = .495 r = .022, p = .949 Slaapduur moeder (19.00 – 07.00 uur) 471 470 .296 r = -.012, p = .964 r = .237, p = .317

(29)

Figuur 3

Visuele weergave van het verloop van de dagelijkse slaapduur van de baby en moeder van case 1 tijdens deelname aan het SlaapGerust programma

Case 2

Beschrijving van de case. Case 2 volgde vier weken het SlaapGerust programma (baseline N = 7, interventie N = 21). De moeder van case 2 had een leeftijd van tussen de 26 en 30 jaar. De hoogste opleiding die zij had afgerond was een HBO-opleiding en ten tijde van het onderzoek werkte ze tussen de 21 en 30 uur per week. Ze woonde samen met haar partner die tussen de 31 en 40 uur per week werkte. Samen hadden zij twee kinderen en haar jongste kind deed mee aan het SlaapGerust programma. Dit was een jongetje van 3 maanden oud. Hij was na 41 weken zwangerschap geboren. Ten tijde van het onderzoek gaf moeder

borstvoeding. Bij deze case werd de opvoedstress en het chronisch slaaptekort van de moeder onderzocht. Ook werd de dagelijkse slaapduur van de baby en de dagelijkse slaapduur van de moeder in kaart gebracht.

Opvoedstress en chronisch slaaptekort. De RCI van de PSS van case 2 had een waarde van 4.00. Dit betekent dat dat de opvoedstress van de moeder significant was

afgenomen na het programma. De RCI van de CSRQ was 3,80. Dit gaf aan dat het chronisch

0 100 200 300 400 500 600 700 800 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Baseline Interventie

(30)

slaaptekort van de moeder significant minder groot was na de afronding van het SlaapGerust programma. Zie tabel 5.

Tabel 5

De RCI en de scores op opvoedstress (PSS) en chronisch slaaptekort (CSRQ) voor aanvang en na afronding van het SlaapGerust programma

Variabele Score voor

aanvang van het SlaapGerust

programma

Score na afronding van het SlaapGerust

programma

RCI

Opvoedstress 46 26 4.00*

Chronisch slaaptekort 50 36 3.80*

Opmerking. Een asterisk geeft met 97,5% zekerheid een significante verbetering aan.

Dagelijkse slaapduur baby en moeder. Een level change analyse in SMA liet zien dat de dagelijkse slaapduur van de baby niet significant was toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = .243, p = .244). Het slope effect liet zien dat er geen significante toename gaande was van het aantal minuten slaap per nacht (r = -.223, p = .295). De dagelijkse slaapduur van de moeder was wel significant toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = -.474, p = .022). Het slope effect liet zien dat er geen significante toename gaande was van het aantal minuten slaap per nacht (r = -.261, p = .234). Zie tabel 6 en figuur 4.

Tabel 6

Resultaten van de phase effect analyse en de slope effect analyse met betrekking tot de dagelijkse slaapduur van de baby en moeder van case 2

Variabele Baseline M Interventie M AC p(Lag 1) Phase effect r Slope effect r Slaapduur baby (19.00 – 07.00 uur) 614 651 .256 r = .243, p = .244 r = -.223, p = .295 Slaapduur moeder (19.00 – 07.00 uur) 375 460 .179 r = -.474, p = .022* r = -.261, p = .234

(31)

Figuur 4

Visuele weergave van het verloop van de dagelijkse slaapduur van de baby en moeder van case 2 tijdens deelname aan het SlaapGerust programma

Case 3

Beschrijving van de case. Case 3 deed drie weken mee aan het SlaapGerust

programma (baseline N = 7, interventie N = 14). De moeder van case 3 was tussen de 26 en 30 jaar oud. Zij had een HBO-opleiding afgerond en werkte tijdens het onderzoek tussen de 10 en 20 uur per week. Ze woonde samen met haar partner die tussen de 31 en 40 uur per week werkte. Ze hadden samen een baby van 4 maanden oud. Dit was een jongetje en het was hun eerste kind. De zwangerschap had 40 weken en 5 dagen geduurd. Tijdens het onderzoek gaf de moeder borstvoeding. Bij deze case werd er gekeken naar de opvoedstress en het chronisch slaaptekort van de moeder. Tevens werd de dagelijkse slaapduur van de baby en de dagelijkse slaapduur van de moeder onderzocht.

Opvoedstress en chronisch slaaptekort. De RCI van de PSS voor case 3 was -1.20. Deze waarde toonde aan dat er geen significante verbetering was van de opvoedstress van de moeder. De RCI van de CSRQ was -1,36. Dit betekent dat er geen significante afname was van het chronisch slaaptekort van de moeder na het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor. Zie tabel 7.

0 100 200 300 400 500 600 700 800 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 Baseline Interventie

(32)

Tabel 7

De RCI en de scores op opvoedstress (PSS) en chronisch slaaptekort (CSRQ) voor aanvang en na afronding van het SlaapGerust programma

Variabele Score voor

aanvang van het SlaapGerust

programma

Score na afronding van het SlaapGerust

programma

RCI

Opvoedstress 25 31 -1.20

Chronisch slaaptekort 45 50 -1.36

Dagelijkse slaapduur baby en moeder. Een level change analyse in SMA liet zien dat de dagelijkse slaapduur van de baby significant was toegenomen (r = -.543, p = .024). Het slope effect toonde aan dat er geen significante toename gaande was van minuten slaap per nacht van de baby (r = -.261, p = .323). De dagelijkse slaapduur van de moeder was niet significant toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = -.172, p = .375). Het slope effect toonde aan dat er geen significante toename gaande was van minuten slaap per nacht van de moeder (r = .186, p = .312). Zie tabel 8 en figuur 5.

Tabel 8

Resultaten van de phase effect analyse en de slope effect analyse wat betreft de dagelijkse slaapduur van de baby en moeder van case 3

Variabele Baseline M Interventie M AC p(Lag 1) Phase effect r Slope effect r Slaapduur baby (19.00 – 07.00 uur) 461 601 .145 r = -.543, p = .024* r = -.261, p = .323 Slaapduur moeder (19.00 – 07.00 uur) 444 427 .214 r = -.172, p = .375 r = .186, p = .312 Opmerking. Een asterisk geeft met 95% zekerheid een significante verbetering aan.

(33)

Figuur 5

Visuele weergave van het verloop van de dagelijkse slaapduur van de baby en moeder van case 3 tijdens deelname aan het SlaapGerust programma

Case 4

Beschrijving van de case. Case 4 participeerde drie weken in het SlaapGerust programma (baseline N = 7, interventie N = 14). De moeder was tussen de 26 en 30 jaar oud. Ze had de universiteit afgerond en werkte ten tijde van het onderzoek tussen de 31 en 40 uur per week. Ze woonde samen met haar partner die meer dan 40 uur per week werkte. Samen hadden ze een baby van 3 maanden oud. Dit was een jongetje en het was hun eerste kind. Hij was na 39 weken zwangerschap geboren. Ten tijde van het onderzoek gaf de moeder hem borstvoeding.

Bij deze case werd de opvoedstress en het chronisch slaaptekort van de moeder onderzocht. Tevens werd de dagelijkse slaapduur van de baby en de dagelijkse slaapduur van de moeder bestudeerd. Bovendien werd de dagelijkse stress van de moeder onderzocht. Er werd hierbij gekeken naar het zelfvertrouwen in de omgang met de baby overdag, de gespannenheid overdag, de irritatie overdag, de uitgeputheid overdag, de neerslachtigheid overdag, de gespannenheid ’s nachts, het zelfvertrouwen ’s nachts en de irritatie ’s nachts. Opvoedstress en chronisch slaaptekort. De RCI van de PSS voor case 4 was 2.00 en dit gaf aan dat er sprake was van een significante afname van de opvoedstress van de moeder.

0 100 200 300 400 500 600 700 800 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Baseline Interventie

(34)

De RCI van de CSRQ was 2.72; er was sprake van een significante afname van het chronisch slaaptekort van de moeder na het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor. Zie tabel 9.

Tabel 9

De RCI en de scores op opvoedstress (PSS) en chronisch slaaptekort (CSRQ) voor aanvang en na afronding van het SlaapGerust programma

Variabele Score voor

aanvang van het SlaapGerust

programma

Score na afronding van het SlaapGerust

programma

RCI

Opvoedstress 36 26 2.00*

Chronisch slaaptekort 48 38 2.72*

Opmerking. Een asterisk geeft met 97,5% zekerheid een significante verbetering aan.

Dagelijkse slaapduur baby en moeder. Een level change analyse in SMA liet zien dat de dagelijkse slaapduur van de baby niet significant was toegenomen (r = .458, p = .132). Het slope effect toonde echter aan dat er een significante toename gaande was van het aantal minuten slaap per nacht van de baby (r = -.619, p = .031). Verder kwam er naar voren dat de dagelijkse slaapduur van de moeder niet significant was toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = .291, p = .210) en het slope effect toonde aan dat er geen significante toename gaande was van het aantal minuten slaap per nacht van de moeder (r = -.025, p = .936). Zie tabel 10 en figuur 6.

(35)

Tabel 10

Resultaten van de phase-effect analyse en de slope-effect analyse met betrekking tot de slaapduur van de baby en moeder van case 4

Variabele Baseline M Interventie M AC p(Lag 1) Phase effect r Slope effect r Slaapduur baby (19.00 – 07.00 uur) 616 655 .028 r = .458, p = .132 r = -.619, p = .031* Slaapduur moeder (19.00 – 07.00 uur) 439 470 .362 r = .291, p = .210 r = -.025, p = .936

Opmerking. Een asterisk geeft met 95% zekerheid een significante verbetering aan.

Figuur 6

Visuele weergave van het verloop van de slaapduur van de baby en moeder van case 4 tijdens deelname aan het SlaapGerust programma

Dagelijkse stress. Verder liet een level change analyse in SMA zien dat het zelfvertrouwen van de moeder in het omgaan met de baby niet significant was toegenomen (r = -.132, p = .719). Daarnaast kwam er bij het phase effect naar voren dat de mate waarin de moeder zich overdag gespannen voelde niet significant was afgenomen (r = -.474, p = .072) en dat de mate waarin de moeder zich overdag geïrriteerd voelde ook niet significant was afgenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = .286, p = .320). Zie figuur 7. 0 100 200 300 400 500 600 700 800 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Baseline Interventie

(36)

Figuur 7

Visuele weergave van het verloop van het zelfvertrouwen overdag, gespannenheid overdag en de irritatie overdag van de moeder van case 4 tijdens deelname aan het SlaapGerust

Programma

Wel werd er aangetoond dat de mate waarin de moeder zich overdag uitgeput voelde significant was afgenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = .770, p = .012). Ook werd er aangetoond dat de mate waarin de moeder zich overdag neerslachtig voelde significant was afgenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline (r = .600, p = .029). Zie figuur 8.

Figuur 8

Visuele weergave van het verloop van de uitgeputheid overdag en de neerslachtigheid overdag van de moeder van case 4 tijdens deelname aan het SlaapGerust programma

0 2 4 6 8 10 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Baseline Interventie

Zelfvertrouwen overdag Gespannenheid overdag Irritatie overdag

0 2 4 6 8 10 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Baseline Interventie

(37)

Verder kwam er naar voren dat de mate waarin de moeder zich ’s nachts gespannen voelde niet significant was afgenomen (r = .305, p = .157) en dat er geen significante

toename te zien was in de mate waarin de moeder ’s nachts zelfvertrouwen voelde (r = .028, p

= .915). De mate waarin de moeder zich ’s nachts geïrriteerd voelde was wel significant

afgenomen (r = .624, p = .010). Wat betreft het slope effect was er voor geen van bovenstaande variabelen een significante verandering te zien. Zie figuur 9 en tabel 11. Figuur 9

Visuele weergave van het verloop van de gespannenheid ’s nachts, het zelfvertrouwen ’s nachts en de irritatie ‘s nachts van de moeder van case 4 tijdens deelname aan het SlaapGerust programma 0 2 4 6 8 10 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Baseline Interventie

(38)

Tabel 11

Resultaten van de phase-effect analyse met betrekking tot de dagelijkse stress van de moeder van case 4 Variabele Baseline M Interventie M AC p(Lag 1) Phase effect r Slope effect r Zelfvertrouwen in omgang met baby overdag 8.86 8.64 .007 r = -.132, p = .719 r = -.307, p = .402 Gespannenheid overdag 7.43 9 .084 r = -.474, p = .072 r = -.369, p = .185 Irritatie overdag 8 8.78 .065 r = .286, p = .320 r = -.375, p = .197 Uitgeputheid overdag 5.57 8.36 .000 r = .770, p = .012* r = -.253, p = .590 Neerslachtigheid overdag 8.29 9.29 .033 r = .600, p = .029* r = -0.115, p = .713 Gespannenheid ‘s nachts 7.86 8.64 .529 r = .305, p = .157 r = .302, p = .171 Zelfvertrouwen ‘s nachts 8.74 8.79 .150 r = .028, p = .915 r = .252, p = .354 Irritatie ’s nachts 6.86 8.79 .142 r = .624, p = .010* r = -.068, p = .807 Opmerking. Hoe hoger de waarde op een stress item, hoe positiever de uitkomst.

Bijvoorbeeld: Hoe hoger de waarde van het item ‘Irritatie overdag’, hoe meer ontspannen de moeder zich overdag voelt. Een asterisk geeft met 95% zekerheid een significante verbetering aan.

Process change. De process change analyse is niet uitgevoerd. Uit bovenstaande resultaten is namelijk naar voren gekomen dat er bij geen van de cases sprake was van zowel een toename van de dagelijkse slaapduur van de baby als van een toename van de dagelijkse slaapduur van de moeder. Ook was er bij geen van de cases sprake van zowel een toename van de dagelijkse slaapduur van de moeder als van een afname van de dagelijkse stress van de moeder. Hierdoor kon er niet worden geanalyseerd welke significante verandering vooraf zou gaan aan welke andere significante verandering wat betreft dagelijkse slaapduur en stress.

(39)

Discussie

Bevindingen

De eerste hoofdvraag die werd onderzocht was ‘Zijn er relaties tussen de huil- en slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders?’. Hierbij hoorden twee subvragen: 1) ‘Is er een relatie tussen de huilduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en zo ja, wordt deze relatie gemedieerd door het chronisch slaaptekort van moeders?’ en 2) ‘Is er een relatie tussen de slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders en zo ja, wordt deze relatie gemedieerd door het chronisch slaaptekort van moeders?’.

In tegenstelling tot de verwachting kwam uit de resultaten naar voren dat er geen relatie bestond tussen de huilduur van baby’s en de opvoedstress van moeders. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het voor moeders misschien niet zo veel uitmaakt hoe lang een baby huilt, maar dat het meer gaat om het feit dát de baby huilt op het moment dat hij of zij wakker wordt. Dis is voor veel moeders een signaal om hun bed uit te komen. Uit eerder onderzoek is namelijk naar voren gekomen dat ouders hun baby zelden laten huilen tot hij of zij vanzelf weer in slaap valt (6%) en dat een meerderheid van de ouders (75%) niet eerst een aantal minuten blijft wachten voordat ze bij de baby gaat kijken (Mindell, Sadeh, Kohyama, & How, 2010). Ongeacht of een baby nou kort of lang huilt, de meeste ouders gaan meteen hun bed uit om bij hun baby te kijken op het moment dat ze het gehuil horen. Daardoor kunnen ze niet doorslapen. Mogelijk draait het dus meer om de onderbroken slaap van de ouder en is deze eerder een indicator voor opvoedstress dan de huilduur van de baby.

Dat de onderbroken slaap van de ouder relevanter lijkt te zijn, wordt bevestigd door het feit dat er naar voren is gekomen dat er een significante positieve relatie bestond tussen de huilduur van baby’s en het chronisch slaaptekort van moeders. Hoe langer de baby’s huilden, hoe groter het chronisch slaaptekort van de moeder was. Tevens bestond er een significante

(40)

positieve relatie tussen het chronisch slaaptekort van moeders en de opvoedstress van moeders. Hoe groter het chronisch slaaptekort van moeders was, hoe hoger de opvoedstress van moeders was.

Tussen de slaapduur van baby’s en de opvoedstress van moeders bleek een significant negatief verband te bestaan dat volledig gemedieerd werd door het chronisch slaaptekort van moeders. Dat betekent dat hoe korter de slaapduur van baby’s was, hoe hoger de opvoedstress van moeders was en dat deze relatie volledig kon worden verklaard door het chronisch

slaaptekort van moeders. Dat huilduur niet van belang is in de relatie met opvoedstress en slaapduur wel, geeft aan dat moeders het huilen van hun baby waarschijnlijk wel kunnen stillen (bijvoorbeeld door voeding te geven), maar dat dit nog niet betekent dat het lukt om de baby te laten slapen. Het duur van het wakker zijn van de baby en daarmee van de moeder is met name van belang.

Bovenstaande resultaten kwamen overeen met de verwachtingen die gebaseerd waren op eerder onderzoek. Eerder onderzoek liet namelijk zien dat wanneer een baby huilt of slecht slaapt, dit leidt tot een onderbroken slaap van de ouder (Gay et al., 2004). En de onderbroken slaap van de ouder kan vervolgens uitmonden in een slaaptekort. Ook is er aangetoond dat het chronisch slaaptekort van een ouder kan leiden tot meer stress (Meerlo, Sgoifo & Suchecki, 2008) en dat wanneer het aantal keer wakker worden van een jong kind tijdens de nacht als problematisch wordt ervaren, dit gerelateerd is aan een hogere kans op stress binnen het gezin (Eckerberg, 2004).

De tweede hoofdvraag die onderzocht werd was ‘Wat zijn de effecten van het UvA SlaapGerust programma?’. De subvragen die hierbij hoorden waren: 1) ‘Is de opvoedstress van moeders afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programma in vergelijking met ervoor?’, 2) ‘Is het chronisch slaaptekort van moeders afgenomen na deelname aan het SlaapGerust programa in vergelijking met ervoor?’, 3) ‘Is de dagelijkse slaapduur van baby’s

(41)

toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline?’, 4) ‘Is de dagelijkse slaapduur van moeders toegenomen na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline?’, 5) ‘Ervaren moeders minder dagelijkse stress na introductie van het SlaapGerust programma in vergelijking met de baseline?’ en 6) ‘Hoe ontwikkelen de dagelijkse slaapduur van baby’s, de dagelijkse slaapduur van moeders en de dagelijkse stress van moeders zich over de tijd tijdens deelname aan het SlaapGerust

programma?’.

Het onderzoek liet zien dat er bij case 1 sprake was van een significante afname van het chronisch slaaptekort van de moeder. Verder waren er geen significante veranderingen te zien. De moeder had aangegeven de hulp te waarderen, maar dat het SlaapGerust programma voor haar weinig verschil had gemaakt. Haar baby was volgens haar wel beter gaan slapen, maar zij had vanuit het ziekenhuis al informatie gekregen over de methode van Harvey Karp en zelf al aanpassingen gemaakt in het slaapritueel van haar baby voor de start van het programma. Bovendien had haar baby onlangs een groeispurt gemaakt en de 11 maanden sprong achter de rug, waardoor het bij de daadwerkelijke start van het SlaapGerust programma al beter ging met de slaap van haar baby dan toen de eerste vragenlijst werd ingevuld. Omdat het juist net weer beter ging met de slaap van haar baby, koos moeder er tevens voor om haar routine niet aan te passen en geen gebruik te maken van de white noise. Daarnaast had de moeder aan het eind van het programma aangegeven door de lange duur van het onderzoek ergens anders hulp te hebben gezocht. Deze verschillende factoren kunnen eraan hebben bijgedragen dat het SlaapGerust programma voor haar gevoel niet veel verschil had gemaakt.

Bij case 2 was er sprake van een significante afname van de opvoedstress en het chronisch slaaptekort van de moeder. Daarnaast was de slaapduur van de moeder significant toegenomen. De moeder had aangegeven graag te willen werken aan het inslapen van haar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij hantering van het werkelijk N-overschot als maatstaf voldoen, wanneer geen mest wordt gebruikt, bedrijven met een hoog aandeel sluitkool (bedrijven 5 en 6) en bloemkool (bedrijven

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Als de raad dit besluit is er binnen de BUCH een uniforme programmaindeling die nog beter aansluit bij de gewenste ontwikkeling van buiten naar binnen en waardoor er efficiënter en

This study aims to understand and describe how individual development is affected by the life experiences of children who grew up in a religiously heterogeneous family

Although it has good patient acceptability and clinical as well as diagnostic utility in management, further studies are required to clearly establish a cut-off level of blood

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Begin 2010 stelt het bestuur van Albrandswaard een visie vast voor externe veiligheid binnen de gemeente, dit conform de wettelijke verplichting. Dit is een project wat voortkomt

Gemeenten houden daarbij rekening met problemen op de andere leefgebieden waarop ondersteuning wordt geboden en maken samen met de ouders een plan over hoe het pad naar herstel