• No results found

1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 7

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 7"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 1 Deze les gaat over hoe mediaboodschappen tot stand komen en welke factoren daarbij een rol spelen. Onze media worden namelijk ‘gekleurd’ door mediaproducenten die keuzes maken hoe iets in beeld wordt gebracht (professionele factoren) en door onze eigen culturele achtergrond en het feit dat we in Nederland leven (sociaal-culturele factoren), maar ook door de vraag wie de media of de programma’s betaalt (economische factoren). De leerlingen leren ook te voelen welke emoties bepaalde mediaboodschappen bij hen oproepen en hoe zij daar slim mee om kunnen gaan. Daarna gaan we in op hun eigen individuele motivatie om kritisch naar media te kijken en hun strategie om dat te kunnen doen op het juiste moment.

Benodigdheden:

➢ LET OP: Voor alle lessen van groep 7 is online toegang nodig tot de digitale paspoorten, die de leerlingen al in groep 5 hebben aangemaakt via de website www.nationaalmediapaspoort.nl, de leerlingen noteren daar na elke les hun eigen individuele motivatie en strategie.

➢ Beeldmateriaal 7.1 ➢ Actieboekje 7.1

A. Hoe worden onze media beïnvloed? 3 factoren.

30 minuten.

Deel Actieboekje 7.1 uit.

Bespreek klassikaal dat tv-programma’s, een tijdschriftartikel, maar ook een post op Instagram niet zomaar worden gemaakt, maar dat de mediaboodschappen die wij zien, horen of lezen sterk beïnvloed worden door de volgende 3 factoren:

1. Keuzes die worden gemaakt door de mediaproducent, namelijk degene die de boodschap verstuurt. In het geval van Instagram ben je dat dus vaak zelf.

Vraag de leerlingen in groepjes van 4 na te denken over mogelijke keuzes die je als media-producent kunt maken, denk daarbij aan een tv-programma, artikel in een tijdschrift en een foto en post op Instagram

Denk daarbij respectievelijk aan het kiezen van:

o A. Een locatie, het aantal camera’s, de dialogen, de kleding van de acteurs

o B. Het soort verhaal, de lengte van het artikel, of je er foto’s bij plaatst, welke titel o C. De keuze van de foto, sta je er zelf op of niet, of het een blije of verdrietige foto is

Handleiding Groep 7 Les 1

Jij en de media

(2)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 2 Laat hen de antwoorden opschrijven in het Actieboekje 7.1 en het elkaar daarna klassikaal presenteren.

2. Onze sociaal-culturele achtergrond, waar we geboren zijn en hoe we zijn opgevoed.

Doe nu de volgende oefening met de leerlingen. Deel hen weer op in groepjes van 4 en geef hen de volgende opdracht:

o ‘Doe alsof je samen de producent bent van de meest succesvolle soapserie ooit, namelijk Goede Tijden, Slechte Tijden. Jullie zijn zeer succesvol, dus er is een mediaproducent in Marokko die aan jullie vraagt om deze serie voor een Marokkaans publiek te maken. Wat zouden jullie dan veranderen aan de serie? Denk aan verhalen, kleding, taal, relaties tussen mannen en vrouwen, tradities, locaties, het weer en wat nog meer? Is er uiteindelijk nog wel iets hetzelfde?’

Laat hen de antwoorden opschrijven in het Actieboekje 7.1 en het elkaar daarna klassikaal presenteren.

o Leg dan aan de leerlingen uit: ‘Waarschijnlijk is er heel weinig nog hetzelfde en dat heeft te maken met waar we geboren zijn en hoe onze ouders ons opvoeden en hoe onze maatschappij eruit ziet. Wat onze gewoonten en tradities zijn. Media passen zich aan de mensen aan, die hun programma’s kijken, dus onze media zijn daarom ook gekleurd door onze cultuur en maatschappij. ‘

3. Wie de media financiert, wie er voor de programma’s betaalt.

Laat de leerlingen in groepjes nadenken over wie de media betaalt en hoe de media hun geld verdienen. Zowel bij een tv-programma, tijdschriftartikel of een populaire vlogger.

Heel veel media komt tot stand met behulp van adverteerders. Zij maken in en om de programma’s reclame door hun producten of merken te laten zien. Vraag de leerlingen in welke programma’s zij wel eens producten voorbij zien komen. En hoe zit dat bij de vloggers van tegenwoordig? De media worden dus ook zwaar beïnvloed door bedrijven die voor de media betalen.

B. Denk-pauze:

5 minuten.

Bespreek daarna met de leerlingen wederom eerst de menselijke emoties:

a. Basisemoties: Blij, verdrietig, boos, bang, verrast en afkeer b. Zelfbewuste emoties: Trots, schaamte, schuld, jaloezie en medeleven

➢ Voelen zij deze emoties wel eens en wanneer dan, laat hen de situaties schetsen. Bespreek één voor één de emoties en geef alle kinderen een kans iets te vertellen.

➢ Zeg daarna het volgende: ‘Ik ga jullie straks een aantal beelden en filmpjes laten zien, die sterk zijn beïnvloed door één van de 3 factoren die we net besproken hebben. Ik wil graag dat jullie bij elk beeld of filmpje bij jezelf nagaan hoe het voor jou voelt en dus op welke emotie dit beeld of filmpje probeert een beroep te doen bij jullie.’

(3)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 3 ➢ Om goed te kunnen voelen, gaan we weer eerst één minuut stil zijn met onze ogen dicht. We stoppen even

met denken en richten onze aandacht op ons gevoel op dit moment. Wat voel je op dit moment en waar voel je dat in je lichaam?’

➢ Lees nu de Handleiding Bodyscan hardop voor en laat de leerlingen hun ogen sluiten.

C. Vervolg media beïnvloeding

10 minuten.

➢ Laat de leerlingen nu de beelden zien uit de PowerPoint 7.1. Laat daarbij steeds het volgende beeld zien aan de kinderen.

➢ Vraag hen dan eerst even hun ogen te sluiten en te voelen wat dit bericht of filmpje aan emotie oproept bij hen.

➢ Stel daarbij steeds de vraag: Hoe werd dit bericht of filmpje beïnvloed? Welke van de 3 factoren zie je daarin terug?

➢ Laat de kinderen steeds lijnen trekken vanaf de betreffende beeld of film naar de juiste

beïnvloedingsfactor in het schema in het actieboekje 7.1. Er kunnen natuurlijk ook meerdere factoren van toepassing zijn.

D. Motivatie en strategie – Waarom en Hoe?

10 minuten.

Motivatie – Waarom?

➢ Stel de leerlingen de motivatievraag: Waarom is het voor jou belangrijk om kritisch te kijken naar de media en je niet zomaar te laten beïnvloeden?

➢ Laat hen het antwoord op deze vraag opschrijven in hun actieboekje en online in hun eigen digitale paspoort, dat zij in groep 5 al hebben aangemaakt via de website www.nationaalmediapaspoort.nl.

Dat mogen zij natuurlijk ook thuis doen.

Strategie – Hoe?

➢ Stel de leerlingen daarna de strategievraag: Wat ga jij doen om te zorgen dat je kritisch naar media kijkt en je niet zomaar laat beïnvloeden?

➢ Laat hen ook deze ‘strategie’ eerst invullen in het Actieboekje. Daarna kunnen zij het bij de juiste groep en de juiste les in hun digitale paspoort bijschrijven. Dat mogen zij ook thuis doen na school.

Laat hen vervolgens nadenken over hoe zij zichzelf in de dagelijkse praktijk kunnen helpen herinneren aan deze strategie. Bijvoorbeeld: als ik reclame zie ga ik proberen de trucjes te herkennen!

(4)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 4 De leerlingen doen tijdens deze les kennis en bewustzijn op over hoe anderen hen zien als zij zichzelf online presenteren. In de thuisopdracht leren zij hoe zij via Google de herkomst van foto’s kunnen opzoeken, en dus ook foto’s kunnen controleren: immers, niet iedereen is wie hij/zij zegt dat-ie is! In de les gaan uw leerlingen nadenken maar ook voelen hoe zij andere mensen beoordelen als zij van hen bepaalde online beelden zien. Voordat u deze opdracht geeft komen de kinderen dichter bij hun gevoel met de Denk-Pauze: ditmaal is dit een visualisatie-oefening, die we ‘Stel Je Eens Voor Dat…’ hebben genoemd. Daarna beslissen zij zelf welke motivatie zij hebben om mensen in het echt te leren kennen, als zij enkele foto’s hebben gezien. Tenslotte bepalen zij welke strategie zij kunnen toepassen om te zorgen dat zij zichzelf daaraan houden. Tijdens deze les werken de kinderen weer met alle 6 basisemoties (blij, verdrietig, boos, bang, afkeer en verrassing) én de 5 zelfbewuste emoties (schaamte, jaloezie, trots, medeleven en schuldgevoel.

Benodigdheden:

Thuisopdracht 7.2 en Ouderbrief 7.2

Internettoegang voor het invullen digitale paspoortjes Beeldmateriaal 7.2

Actieboekje 7.2

Thuisopdracht 7.2:

Zoek anderen online op en kijk wat er zoal over hen te vinden is. Kies minstens 3 mensen die je kent, zoals iemand uit de familie, een leerkracht of een buurman/-vrouw. Kijk op b.v. Facebook of Instagram of google hen. Welke foto’s zie je, wat staat erop, hoe wordt erop gereageerd? Welke bedoeling heeft degene die deze beelden online heeft gezet? Wat vind je daarvan? Vraag je ouders om je te helpen. Kijk samen met hen online.

Daarna: Google een foto! Dat is heel eenvoudig: Zet of sleep de foto in de Google-zoekbalk en kijk naar de resultaten. Of ga naar: www.images.google.com en zet de foto erin.

A.

Groepsgesprek: Hoe zien mensen er online uit?

15 minuten.

Bespreek de resultaten van de thuisopdracht. Wat hebben de leerlingen via Google over andere mensen (zoals vrienden, familie e.a.) kunnen vinden? Wat vonden zij van de resultaten? Was het allemaal leuk of zaten er ook minder leuke resultaten tussen? Hoe hebben de leerlingen deze mensen (beter of anders) leren kennen, nu zij online hen hebben bekeken? Hoe voelt dat?

2

Handleiding Groep 7 Les 2

Wat vind je van iemand online?

(5)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 5 Afbeeldingen zoeken via Google

In de thuisopdracht konden de leerlingen ook foto’s googelen en via Google informatie over afbeeldingen zoeken. Welke ervaringen hebben ze? Kenden de leerlingen deze manier om Google te gebruiken? Geef het advies aan de leerlingen om foto’s die zij van een onbekend iemand hebben gekregen gaan googelen, zodat ze zien of het een echte of nep foto is. Immers: niet iedereen is wie hij zegt dat-ie is! Via Google kun je vaak achterhalen van wie de foto afkomstig is: is het echt een knappe leeftijdsgenoot of is het een foto die iemand gewoon van internet af heeft gehaald? Deze tip vinden kinderen zeer verrassend en dient ter bescherming van hun eigen online vriendschappen. Wilt u meer informatie nalezen over het googelen op afbeeldingen? Zie: www.google.nl/insidesearch/searchbyimage.html

B.

Denk-pauze: Stel Je Eens Voor Dat…

5 minuten.

➢ Leg nu uit dat in deze les gaat om het weten en voelen van foto’s die mensen online hebben gezet. Bij de beelden wordt de vraag gesteld wat zij van iemand denken, en of ze hem haar in het echt nog willen ontmoeten (nu ze een foto hebben gezien). Om dichter bij ons gevoel te komen, doen we eerst even deze oefening Laat de leerlingen gedurende één minuut hun ogen sluiten en laat hen ontspannen op hun stoel zitten. Laat hen hun aandacht richten op uw stem. Lees gedurende deze minuut de onderstaande tekst van de visualisatieoefening 7.2 voor. Leest u de tekst rustig en kalm voor zodat de kinderen de tijd krijgen om te voelen.

Stel Je Eens Voor Dat…

Sluit je ogen. Ga lekker ontspannen op je stoel zetten. Voel je rug tegen de rugleuning aan. Voel je voeten op de grond. Stel je eens voor dat je iemand opzoekt op internet. Je kent degene niet zo goed en wil meer over hem te weten komen. Je tikt zijn naam bij Google in en vindt al snel op Google Afbeeldingen 3 foto’s.

De eerste foto is van hem als klein kind, hij viert zijn verjaardag en er zijn heel veel kinderen bij. Wat voel je? De tweede foto is van hem in een militair pak. Hij kijkt heel serieus. Wat voel je?

De derde foto is van hem als hij huilt. Hij is heel verdrietig. Wat voel je?

Blijf nog even zitten, haal adem. Doe rustig je ogen open en blijf nog even zitten en praat nog niet.

Bespreek de resultaten van deze oefening kort klassikaal. o Hoe voelen zij zich na deze minuut stilte? o Wat voelden de kinderen bij de eerste foto? o Wat voelden de kinderen bij de tweede foto? o Wat voelden de kinderen bij de derde foto?

o In het verhaal kenden de kinderen deze jongen niet en zochten hem daarom online op. Hoe denken de kinderen de jongen te kennen? Wat weten zij over hem nu ze 3 foto’s hebben gezien?

(6)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 6

C. Klassikale oefening en discussie; Zou je deze persoon in het echt willen ontmoeten?

20 minuten.

Deel Actieboekje 7.2 uit.

Laat daarna één voor één de 11 beelden uit het Beeldmateriaal 7.2 zien. Laat hen steeds na een beeld eerst even hun ogen sluiten en zich voorstellen dat ze deze foto op internet vinden. Je wilt iemand die je nog niet hebt ontmoet beter leren kennen. Dus zoek je op wat er via Google bekend is. Je ziet in de PowerPoint elke keer iemand met hun foto. Hoe voelt het nu je deze foto van hem of haar ziet? Zouden zij zich dan trots, blij, verdrietig voelen, of zouden zij schaamte, schuld of zelfs afkeer voelen? Laat hen het gevoel opschrijven bij het juiste nummer van het beeld. En: zou je deze persoon willen ontmoeten nu je deze foto hebt gezien? Laat hen daarna met elkaar in discussie gaan in kleine groepen van 4 tot 6 leerlingen. Stel steeds de volgende vragen. Laat hen de antwoorden opschrijven in het actieboekje, steeds bij het juiste nummer van het beeld en laat daarna steeds een andere leerling het namens het groepje kort presenteren:

• Wat denken ze van deze persoon als ze deze foto zien?

• Zouden ze deze persoon in het echt willen ontmoeten en leren kennen? Waarom wel of waarom niet? Waar ligt jouw grens?

• Wat vinden zij belangrijk om iemand te ontmoeten?

D.

Motivatie en strategie - Waarom en Hoe?

10 minuten.

➢ Nu gaat de klas weer aan de slag met het bepalen van hun eigen motivatie en strategie. Deze kunnen zij online invullen in hun eigen digitale paspoort, dat zij al eerder al hebben aangemaakt.

➢ Daarvoor kan elke leerling inloggen op www.nationaalmediapaspoort.nl. Daar kan elke leerling zijn of haar motivatie en strategie invullen in het digitale paspoort. Dat mogen zij eventueel ook thuis doen.

Motivatie (Waarom?)

➢ Stel de leerlingen allereerst de motivatievraag: Waarom zou het voor jou belangrijk kunnen zijn om mensen in het echt te ontmoeten die je online hebt leren kennen?

➢ Laat hen deze ‘motivatie’ daarna bij de juiste groep en de juiste les invullen in hun eigen digitale paspoort.

Strategie (Hoe?)

➢ Stel de leerlingen daarna de strategievraag: Wat ga jij doen om te zorgen dat je foto’s checkt van mensen voordat je hen in het echt leert kennen? Dus voordat je bijvoorbeeld afspreekt of online contact maakt.

➢ Laat hen ook deze ‘strategie’ invullen bij de juiste groep en de juiste les in hun digitale paspoort.

➢ Laat hen vervolgens nadenken over hoe zij zichzelf in de dagelijkse praktijk kunnen helpen herinneren aan deze strategie. Bijvoorbeeld: ik schrijf een notitie in mijn agenda of in mijn mobieltje die mij eraan herinnert dat ik eerst google op mensen die ik online tegenkom).

(7)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 7 Tijdens deze les 7.3 leren de kinderen hoe zij kunnen reageren op online kritiek, op minder leuke berichten die zij zouden kunnen ontvangen via internet of sociale media. Zij krijgen eerst uitleg over de mogelijke risico’s die zij kunnen lopen met dit soort berichten of foto’s. De kinderen leren om tijd te nemen voordat ze reageren, om op die manier te voorkomen dat hun snelle negatieve reactie voor nog meer ruzie zorgt. Tenslotte bepalen zij hun eigen motivatie om goed op negatieve berichten te reageren en beslissen zij welke strategie zij zullen toepassen om inderdaad goed met deze berichten om te gaan en adequaat te reageren.

➢ Benodigdheden:

Beeldmateriaal 7.3 Actieboekje 7.3

A. Inleidend groepsgesprek: Hoe kun je het beste reageren op negatieve berichten?

15 minuten.

Laat het eerste bericht uit het Beeldmateriaal 7.3 zien aan de leerlingen.

Stel hen daarbij de volgende vragen:

Je ziet eerst een bericht en dan een reactie. We nemen 3 berichten en reacties door: o Wat vind je van dit bericht en welk gevoel roept het bij je op?

o Wat vind je van de reactie en welk gevoel roept dit bij je op?

o Waarom zou iemand een soortgelijk bericht naar een ander sturen? Wat is de motivatie van de zender?

o Wat vind je van de reactie? Welk effect kan deze reactie hebben?

o Hebben jullie ervaring met dit soort berichten? Heb je wel eens een negatief bericht ontvangen van iemand? Wat deed je toen? Wat was de reactie op jouw antwoord?

o Heb je destijds tijd genomen, nagedacht en er met anderen over gepraat voordat je een reactie stuurde?

Laat hen daarna de volgende 2 berichten zien en steeds een aantal minuten in kleine groepjes nadenken en discussiëren over hoe je met zo’n bericht zou kunnen of moeten omgaan. Wat doe je? Hoe kun je jouw reactie zodanig maken dat er geen verdere ruzie ontstaat?

Handleiding Groep 7 Les 3

Leren reageren

(8)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 8 Denk aan wel of niet reageren, eerst nadenken voordat je reageert, niet negatief terug reageren (hoe moeilijk

dat ook soms is), in je reactie feitelijke onjuistheden rechtzetten, het negeren van een bericht, hulp vragen bij vrienden/leerkracht of ouders. Het heeft geen zin een online gevecht aan te gaan, dat levert alleen verliezers op. Probeer de wijste te zijn.

B.

Denk-pauze: Stel je eens voor dat

5 minuten.

Leg nu uit dat in deze les gaat om het leren te reageren op nare berichten zonder dat er nog meer ruzie ontstaat, maar wel dat je je goed voelt bij jouw reactie. Ook al reageer je niet. Om dichter bij ons gevoel te komen, doen we eerst even deze oefening Laat de leerlingen gedurende één minuut hun ogen sluiten en laat hen ontspannen op hun stoel zitten. Laat hen hun aandacht richten op uw stem. Lees gedurende deze minuut de onderstaande tekst van de visualisatieoefening 7.3 voor. Leest u de tekst rustig en kalm voor zodat de kinderen de tijd krijgen om te voelen.

Stel Je Eens Voor Dat…

Sluit je ogen. Ga lekker ontspannen op je stoel zetten. Voel je rug tegen de rugleuning aan. Voel je voeten op de grond. Stel je eens voor dat je een vervelend berichtje stuurt omdat je boos op iemand bent. Dat boze berichtje gaat naar je beste vriend of vriendin. Het is eigenlijk te vlug verstuurd, en je hebt spijt omdat je het niet zo had bedoeld. Je was gewoon boos en die boosheid is nu alweer weg. Als je het berichtje hebt verzonden ben je benieuwd hoe er wordt gereageerd. Er gebeurt niets. Er komt geen reactie. Als je nog eens appt komt er weer geen antwoord van je beste vriend of vriendin. Je krijgt helemaal geen antwoord, de hele middag en de avond lang. Je gaat naar bed zonder contact met je beste vriend of vriendin.

Blijf nog even zitten, haal adem. Doe rustig je ogen open en blijf nog even zitten en praat nog niet.

Bespreek de resultaten van deze oefening kort klassikaal. o Hoe voelen zij zich na deze minuut stilte?

o Wat voelden de kinderen bij het versturen van het boze berichtje?

o Wat voelden de kinderen bij het gevoel dat ze spijt hadden dat ze het hadden verstuurd? o Wat voelden de kinderen bij het uitblijven van een reactie? Een middag en hele avond lang?

o

Hoe denken de kinderen dat de ander zich heeft gevoeld, en wat zou de reden kunnen zijn dat er geen reactie terug kwam?

C. Maak een goede reactie op een naar bericht!

20 minuten.

➢ Deel nu Actieboekje 7.3 uit.

➢ Behandel eerst even (ter herinnering) opnieuw de 6 basisemoties en 5 zelfbewuste emoties aan de hand van de PowerPoint. Welk gevoel willen ze hebben als ze reageren op een naar bericht? Hoe zouden ze op nare berichten kunnen reageren om dit gewenste gevoel te krijgen? Laat de kinderen nu kijken naar de 6 mediaberichten in het Beeldmateriaal 7.3. Ga niet al het materiaal in één keer af, maar neem na elke afbeelding de tijd om de leerlingen een minuut hun ogen te laten sluiten om

bewust te worden van het gevoel zij krijgen bij het bericht, en tijd krijgen na te gaan hoe ze wille reageren om het gewenste gevoel te krijgen.

Geef hen daarna de tijd om het gevoel op te schrijven (of te tekenen) in het

Actieboekje 7.3. Wat voelen zij hun reacties? Herhaal dat het doel is: niet meer ruzie. En: voel je goed bij jouw eigen reactie.

(9)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 9 ➢ Vraag na elk voorbeeldbericht een aantal kinderen het reactie te geven en hun gevoel op hun eigen reactie

toe te lichten, door te vragen:

o Wat voelde je bij jouw reactie? Waarom? Waar in je lichaam voelde je dit?

o Welk advies zou je een ander geven als hij of zij dit bericht zou ontvangen en willen reageren?

D. Motivatie en strategie – Waarom en Hoe?

10 minuten.

➢ Nu gaat de klas weer aan de slag met het bepalen van hun eigen motivatie en strategie.

Motivatie (Waarom?)

➢ Stel de leerlingen allereerst de motivatievraag: Waarom is het voor jou belangrijk om goed te reageren op negatieve berichten of beelden en je goed te voelen?

➢ Laat hen deze ‘motivatie’ daarna invullen bij de juiste groep en de juiste les in hun eigen digitale paspoort.

Strategie (Hoe?)

➢ Stel de leerlingen daarna de strategievraag: Wat ga jij doen om te zorgen dat je goed reageert op negatieve berichten of beelden, en je goed te voelen bij jouw reactie? Laat hen ook deze ‘strategie’ invullen bij de juiste groep en de juiste les in hun digitale paspoort.

➢ Laat hen vervolgens nadenken over hoe zij zichzelf in de dagelijkse praktijk kunnen helpen herinneren aan deze strategie. Bijvoorbeeld: ik schrijf een notitie in mijn agenda of in mijn mobieltje die mij eraan herinnert dat ik goed moet reageren op negatieve berichten.

(10)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 10

Uit onderzoek door de Nationale Academie voor Media en Maatschappij blijkt dat jongeren last hebben van het te vaak en teveel gebruik van smartphones binnen het gezin en wel door ouders zelf. De jongeren vertelden dat zij bepaalde gezinssituaties zoals samen eten als een belangrijk offline moment beschouwen: geen smartphones aan de eettafel dus. Ook blijken veel ouders achter het autostuur met hun smartphone bezig te zijn. Jongeren gaven aan zich boos, onveilig, gefrustreerd en verdrietig te voelen. Het Jeugdjournaal ging in op de ervaringen van kinderen op de basisschool, waar menig kind vertelde last te hebben van het te fanatieke smartphone-gedrag van hun ouders. U kunt dit onderzoek en beeldmateriaal teruglezen en zien op

www.mediaenmaatschappij.nl (Onderzoek). De kinderen gaan in deze les praten over welke momenten zij thuis offline willen zijn. De thuisopdracht nodigt de kinderen en ouders uit om thuisregels over gezinsmomenten af te spreken.

➢ Benodigdheden:

Internettoegang voor het invullen van de digitale paspoortjes Beeldmateriaal 7.4

Actieboekje 7.4 Thuisopdracht 7.4 Ouderbrief 7.4

A. Inleiding via groepsgesprek in de klas

20 minuten.

➢ Leg uit dat we vandaag weer de klok in de gaten gaan houden. We maken (vaak ongemerkt) veel gebruik van media en overal om ons heen zijn schermen. Overleg bijvoorbeeld maar eens met elkaar of mensen volgens de kinderen te vaak met hun mobieltjes bezig zijn, en wat de kinderen hiervan vinden. Vraag hen ook naar de thuissituatie: wordt er met smartphones op tafel gegeten bijvoorbeeld? Moeten de kinderen weleens aan hun ouders om aandacht vragen terwijl vader of moeder te druk met hun mobieltje in de weer is? Wat merken de kinderen en wat vinden zij hiervan?

Handleiding Groep 7 Les 4

Maak huisregels over smartphones

(11)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 11 o Zijn volwassenen, zoals hun ouders, volgens de kinderen teveel en te vaak met hun mobiel bezig?

o Wanneer is dit? Hebben kinderen hier weleens last van?

o Zijn er momenten waarvan de kinderen vinden dat er geen mobieltjes gebruikt mogen worden? Wanneer en waarom?

B. Denk-pauze

10 minuten.

We gaan nu weer één minuut stil zijn en even onze aandacht richten op onszelf.

Hierna laat u het beeldmateriaal uit de presentatie van 7.4 zien. De kinderen zien 8 situaties waarbij hen wordt gevraagd om hun basisemotie te vertellen: Wat doet deze situatie met jou? Hoe voel je je hierbij? Als u de 8 situaties hebt doorgenomen, stelt u de klas de volgende vragen:

o Wat zou er kunnen gebeuren als in gezinnen mensen alleen maar met hun smartphone bezig zijn? o Word je daar blij, verdrietig of boos van? Leg uit.

o Welke huisregel over smartphonegebruik heb je nodig om een goed gevoel te krijgen? Leg uit.

C. Discussie in groepen van 4 en groepsbespreking

15 minuten.

Deel het actieboekje 7.4 uit.

Laat de leerlingen daarna in groepjes van 4 in hun actieboekjes de situaties doornemen en aankruisen met Ja of Nee. Daarna maken ze huisregels bij 3 situaties: Eten, Auto besturen en Een verhaal vertellen. Bespreek daarna klassikaal kort de resultaten.

D. Motivatie en strategie - Waarom en Hoe?

10 minuten.

Motivatie (Waarom?)

Stel de leerlingen de motivatievraag: Waarom is het voor jou belangrijk dat er huisregels bestaan over

wanneer jullie met je smartphone (of tablet) bezig zijn, en wanneer niet?

➢ Laat hen deze ‘motivatie’ online invullen bij de juiste groep en de juiste les in hun eigen digitale paspoort. Strategie (Hoe?)

Stel de leerlingen daarna de strategievraag: Wat ga jij doen om te zorgen dat jullie gezin zelf deze huisregels leven? Laat hen ook deze ‘strategie’ online invullen bij de juiste groep en de juiste les in hun digitale paspoort. Laat hen vervolgens nadenken over hoe zij zichzelf in de dagelijkse praktijk kunnen helpen herinneren aan deze strategie. Bijvoorbeeld: ik hang de regels op, ik vraag mijn ouders of ze hun smartphone willen wegleggen, ik blijf geduldig vragen als ze het niet doen etc..

Sluit de les af. Geef de Ouderbrief 7.4 mee. U kunt bij een eerstvolgende les de ervaringen van de kinderen bespreken.

(12)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 12

Dit is een les in online informatievaardigheden. Leerlingen leren aan de hand van een onderzoeksvraag informatie te zoeken, te verwerken en op bruikbaarheid en betrouwbaarheid te toetsen en te presenteren. Deze lessen zijn gebaseerd op de leerlijn informatievaardigheden van de SLO (Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling). Omdat nepnieuws steeds vaker opduikt, leren de leerlingen aan de hand van een onderzoeksvraag over het bestaan van vliegende schotels (waar op internet heel veel over wordt gediscussieerd) verschillende bronnen te checken. In hun presentatie geven ze aan de hand van de bronnen antwoord op de vraag: Bestaan vliegende schotels echt?

Benodigdheden:

Beeldmateriaal 7.5 Actieboekje 7.5

Computers en internetverbinding om online bronnen te raadplegen.

A.

Inleiding:

2 minuten.

➢ Vandaag gaan we informatie zoeken aan de hand van een bepaalde onderzoeksvraag. De leerlingen zoeken natuurlijk heel erg vaak, maar hoe staat het met hun informatievaardigheden? Kennen zij verschillende bronnen, weten zij deze bronnen naar waarde in te schatten en te toetsen? Kunnen zij nepnieuws aan de hand van bronnenonderzoek herkennen? Aan de hand van een onderzoeksvraag leren de leerlingen hun vaardigheden in 5 stappen te ontwikkelen.

B.

Verwerking van resultaten

40 minuten.

De leerlingen krijgen de volgende onderzoeksvraag aangereikt. - Bestaan vliegende schotels?

Geef aan dat de Engelse termen meer hits opleveren: Flying Saucers. Of: UFO’s.(Unidentified Flying Objects).

In het beeldmateriaal wordt de onderzoeksvraag gesteld, worden de 5 stappen om informatievaardigheden te ontwikkelen aangegeven en zijn verschillende bronnen gegeven. Graag geven wij hierbij aan dat kinderen Sociale Media (zoals YouTube, Pinterest of Instagram) vaak als zoekmachines gebruiken.

Handleiding Groep 7 Les 5

Nepnieuws! Bestaan vliegende schotels echt?

(13)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 13 Vraag de kinderen nu eerst om eens een aantal bronnen te noemen die zij zouden gebruiken om het

antwoord op deze onderzoeksvraag te vinden. Waarom zouden zij deze bronnen gebruiken en niet andere? Behandel daarna de bronnen in het Beeldmateriaal 7.5. Kennen zij deze en wat vinden zij ervan?

o Bron 1: De zoekmachine Google zelf

o Bron 2: De website Wikipedia, een online encyclopedie

o Bron 3: De website Wikikids, een online encyclopedie voor kinderen

o Bron 4: Sociale Media, Instagram, een website/app waar je foto’s kunt plaatsen en bekijken o Bron 5: Sociale Media, YouTube, een website/app waar je filmpjes kunt plaatsen en bekijken o Bron 6: Sociale Media, Twitter, een app waar je korte berichten kunt plaatsen

o Bron 7: Sociale Media, Pinterest, een website/app waar je foto’s kunt plaatsen en bekijken.

Deel actieboekje 7.5 uit.

In Actieboekje 7.5 staat een korte weergave van de bovenstaande 7 internet-bronnen. De leerlingen krijgen de opdracht om een kruisje te zetten bij 3 bronnen waarvan zij nu al denken dat deze het meest bruikbaar zijn voor het vinden van een antwoord op de onderzoeksvraag over vliegende schotels.

➢ Verdeel de leerlingen nu in kleine groepjes. Laat elke groep via verschillende bronnen op zoek gaan naar informatie over de onderzoeksvraag. U geeft aan dat het de bedoeling is dat de kinderen zoveel mogelijk informatie vinden over het mogelijke bestaan van vliegende schotels.

Laat de leerlingen de informatie uit de verschillende bronnen noteren, naast elkaar leggen en vergelijken. Daarbij worden de volgende vragen in het actieboekje 7.5 gesteld.

o In welke bronnen staat volgens jou de meest betrouwbare informatie over vliegende schotels? Kruis er 3 aan!

o Vergelijk de informatie die je uit de 3 bronnen hebt gevonden. Zeggen ze allemaal hetzelfde over het bestaan van vliegende schotels?

o Overleg hoe je de informatie gaat presenteren. Bereid dit voor… en presenteer in jullie groep!

Geef de leerlingen de mogelijkheid een presentatie voor te bereiden. Dit kan door het maken van een poster, spreekbeurt, voor de klas of door middel van een internetpresentatie. Het betekent dat de leerlingen zelf moeten aangeven welke materialen zij nodig hebben om de rest van de klas met een presentatie te informeren over de zoekresultaten van hun groepje.

(14)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 14

C.

Presenteer de resultaten

10 minuten.

➢ Wanneer de klas de antwoorden heeft opgeschreven in het actieboekje, worden de antwoorden vergeleken. Leerlingen presenteren om beurten de eigen antwoorden voor de klas.

o Overleg klassikaal welke bronnen er nog meer geraadpleegd hadden kunnen worden: waar zouden zij gaan zoeken? Denk hierbij ook aan de offline bronnen zoals de bibliotheek, boeken, tijdschriften.

➢ Sluit de les af.

(15)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 15 Deze les gaat over het beschermen van de persoonlijke gegevens. Deze les maakt de leerlingen zich bewust van hun eigen ideeën over mensen die ze online leren kennen: onbekenden die vrienden (kunnen) worden. Maar hoe goed kennen de leerlingen hun online vrienden? In les 7.2 hebben de leerlingen ontdekt hoe ze (met foto’s) informatie over iemand kunnen opzoeken, in deze les gaan ze zelf vaststellen wanneer (hun) online vrienden echte vrienden zijn.

Benodigdheden:

Computers, tablets of smartphones met internettoegang Beeldmateriaal 7.6

Deze les heeft geen actieboekje.

A.

Inleiding:

10 minuten.

➢ Leg uit aan de klas dat deze les gaat over online vriendschap. Stel hen ter inleiding de volgende vragen: o Ken je mensen online die je niet in het echt hebt ontmoet?

o Wat vind jij belangrijk in een vriendschap die je alleen via internet met elkaar hebt? o Wat zou er kunnen gebeuren als een online vriend niet degene is die hij of zegt?

Denk daarbij uit het sturen van vervelende berichten of uit het je benaderen voor ‘verkeerde dingen’. Of dat iemand een online vriend vertrouwt, terwijl hij of zij dit vertrouwen niet waard is.

Handleiding Groep 7 Les 6

Wanneer is een online vriend een echte vriend?

(16)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 16

B.

Denk-pauze: Stel Je Voor Dat…

5 minuten.

➢ Leg eerst uit datu straks een aantal voorbeelden van persoonlijke gegevens laat zien en dat u aan de leerlingen wilt vragen om te voelen met wie zij deze gegevens zouden delen en met wie niet en waarom.

➢ Doe dan eerst de denk-pauze. Om goed te kunnen voelen, gaan we zo weer even één minuut stil zijn en onze aandacht richten op onszelf door allemaal even onze ogen dicht te doen. Leest u de tekst rustig en kalm voor zodat de kinderen de tijd krijgen om te voelen.

Stel Je Eens Voor Dat…

Sluit je ogen. Ga lekker ontspannen op je stoel zetten. Voel je rug tegen de rugleuning aan. Voel je voeten op de grond. Stel je eens voor dat iemand jou een berichtje stuurt. Je kent die persoon nog niet, maar de foto die er wordt mee gestuurd ziet er wel erg goed uit! Eigenlijk heb je meteen al kriebels in je buik… Die ogen. Dat haar. Die glimlach! Dan besef je dat je alleen maar een voornaam hebt en een foto. Je krijgt na dat berichtje heel veel complimentjes. Dat jij ook knap bent. Dat jij perfect bent!

Blijf nog even zitten, haal adem. Doe rustig je ogen open en blijf nog even zitten en praat nog niet.

Bespreek de resultaten van deze oefening kort klassikaal. o Hoe voelen zij zich na deze minuut stilte?

o Wat voelden de kinderen bij h et verhaal dat ze een berichtje hebben gekregen van iemand die onbekend is?

o Wat voelden de kinderen bij het verhaal dat ze die onbekende best knap vinden?

o Wat voelden de kinderen bij het verhaal dat ze beseften dat ze alleen een voornaam en een foto hebben?

o Wat voelden de kinderen bij het verhaal dat er allemaal complimentjes werden gestuurd?

C.

Wat vind jij van vriendschap? Klassengesprek

25 minuten

Laat leerlingen vertellen welke keuzes zij maken om online vriendschappen te hebben. Laat de leerlingen uitgebreid vertellen aan de hand van de volgende vragen. Na het gesprek van ongeveer 10 minuten laat u de presentatie zien met een aantal beelden die weer als voeding voor het gesprek dienen. U gebruikt hierbij het beeldmateriaal 7.6.

o Beschrijf eens wat jij onder ‘vriendschap’ verstaat?

o Eigenlijk zijn nieuwe vrienden mensen die eerst onbekend waren. Hoe heb je jouw vrienden en vriendinnen leren kennen? Neem, om deze vraag te beantwoorden, eens 2 vrienden/vriendinnen in gedachten….

o Waarom wilde je met hen een vriendschap?

o Is er volgens jou een verschil tussen vrienden die je in “echt” kent en online kent? Vertel hierover. Wat is hetzelfde, wat is anders?

(17)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 17

D.

Motivatie en strategie – Waarom en Hoe?

10 minuten.

Motivatie – Waarom?

➢ Stel de leerlingen de motivatievraag: Waarom is het voor jou belangrijk om de juiste online vrienden te kennen?

Strategie – Hoe?

➢ Stel de leerlingen daarna de strategievraag: Wat ga jij doen om te zorgen dat je jouw online vrienden zorgvuldig kiest? Bijvoorbeeld: ik ga eerst alles van iemand opzoeken voordat ik iemand toevoeg. Of: ik voeg alleen mensen toe die ik in het echt heb ontmoet en van wie ik zeker weet dat ze te vertrouwen zijn. ➢ Laat hen ook deze ‘strategie’ opschrijven. Daarna kunnen zij het bij de juiste groep en de juiste les in hun

digitale paspoort bijschrijven. Dat mogen zij ook thuis doen na school.

➢ Laat hen vervolgens nadenken over hoe zij zichzelf in de dagelijkse praktijk kunnen helpen herinneren aan deze strategie. Bijvoorbeeld: ik hang een briefje op in mijn kamer of ik maak een notitie in mijn smartphone, zodat ik het niet vergeet.

➢ Sluit de les af.

Opmerking: We doen ons uiterste best om de weblinks bij te houden, zodat alle websites en filmpjes die u in het Nationaal Media Paspoort materiaal vindt up to date zijn. Mocht u een verandering of een foutmelding bij een weblink vinden, wilt u ons dit dan z.s.m. melden? Dan ondernemen wij actie. Alvast bedankt voor uw medewerking! Mailt u naar: academie@mediaenmaatschappij.nl o.v.v. Foutmelding Paspoort

(18)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 18 In deze les wordt aan de leerlingen gevraagd om de problemen van andere kinderen mee te helpen oplossen. Door deze problemen op het gebied van pesten aan de kinderen voor te leggen, denken ze na over hun eigen veiligheid, in de klas, op school en in privé-situaties zoals thuis.

➢ Voorbereiding:

Neem de 3 problemen (zie de PowerPoint, Beeldmateriaal 7.7) op voorhand door en bekijk welke mogelijkheden er zijn om deze problemen op te lossen. In groep 6 hebben we al enkele hulpwebsites doorgenomen namelijk: Kindertelefoon, Pestweb en Meldknop. Deze les bekijken we opnieuw de website Meldknop.nl zodat de leerlingen wederom op de mogelijkheid van melden en hulp vragen worden gewezen. In de les gaat het vooral om de oplossingen die uw leerlingen bedenken.

Benodigdheden:

Beeldmateriaal 7.7

Actieboekje 7.7 en Ouderbrief 7.7

A.

Groepsopdracht: Help deze kinderen met hun problemen

35 minuten.

Bekijk klassikaal (net als in groep 6) de volgende site. Klik er klassikaal doorheen en vraag aan de kinderen om in hun eigen woorden de 4 thema’s van deze website uiteen te zetten, zie verder:

www.meldknop.nl

➢ Vraag de leerlingen om in eigen woorden te vertellen. Wat betekent: PESTEN, SEKS, OPLICHTING EN LASTIGVALLEN?

Verdeel de leerlingen in groepen van 4 en geef hen de volgende opdracht (zie Beeldmateriaal 7.7): o Welke adviezen zouden jullie kunnen geven aan andere kinderen in de volgende 3 situaties: Geef

steeds 3 adviezen bij deze situaties:

1. Welke tips zou jij dit kind geven om zijn/haar probleem op te lossen? 2. Wie zouden hem/haar het beste kunnen helpen?

Laat hen daarna de resultaten aan elkaar presenteren. En laat de leerlingen de tips van alle vier probleemsituaties opschrijven.

Bekijk hierna met de klas de tips die de website Meldknop.nl biedt.

Handleiding Groep 7 Les 7

Help deze kinderen

(19)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 19

B.

Motivatie en strategie – Waarom en Hoe?

10 minuten.

➢ Elke leerling kan zijn of haar motivatie en strategie in hun eigen digitale paspoort, waarop zij kunnen inloggen op www.nationaalmediapaspoort.nl.

➢ Stel de leerlingen de motivatievraag (Waarom?): Waarom is het voor jou belangrijk om te weten hoe je met zulke problemen (over pesten, seks, oplichting en lastigvallen) kunt omgaan?

Laat hen het antwoord opschrijven in actieboekje 7.7 en in hun eigen digitale paspoort.

➢ Stel de leerlingen daarna de strategievraag (Hoe?): Hoe ga jij zorgen dat jij zulke problemen (over pesten, seks, oplichting en lastigvallen) kunt oplossen?

Laat hen het antwoord opschrijven in actieboekje 7.7 en in hun eigen digitale paspoort.

➢ Laat hen vervolgens nadenken over hoe zij deze strategie in de praktijk kunnen inzetten als concreet, uitvoerbaar doel. Welke hulpmiddelen kunnen zij bedenken om zichzelf te helpen herinneren aan hun voornemen? Denk daarbij aan: ik plak een post-it op mijn computer, of ik maak een agenda-item of een wekker-item aan op mijn mobiel en ik zorg dat ik deze elke dag herhaal. Hierop staat mijn voornemen/strategie en die zie en lees ik dan elke dag even. Zo onthoud ik het goed!

C.

Thuisopdracht

5 minuten.

Deel Ouderbrief 7.7 uit, hierin staat een instructie voor de ouders. De leerlingen nemen Actieboekje 7.7 met tips mee naar huis. De tips bespreken zij met hun ouders/verzorgers. Ook kunnen de kinderen thuis hun eigen tips bespreken en de ouders vragen: welke tips heb jij voor dit kind?

Vraag de leerlingen ook om samen opnieuw met hun ouders naar de site Meldknop.nl te kijken die in het actieboekje staat. We herhalen deze website omdat dit de site waar de meest informatie over onveilige situaties op staat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waar bij Wuck ‘een- zaamheid’ en ‘vervreemding’ de boven- toon voeren, schakelt Hagen moeiteloos over van ‘verliefdheid’ naar ‘dood’ en van vrij scherpe,

The aim of this post hoc analysis from the RESPOND (Repositionable Lotus Valve System–Post-Market Evaluation of Real World Clinical Outcomes) post-market study was to assess the

AMHS: Adult Mental Health Services; CAMHS: Child and Adolescent Mental Health Services; CI: Chief Investigator; cRCT: Cluster Randomised Controlled Trial; CSRI: Client Service

Nearly half of the female amateur players (40%) sustained HGI in the previous season, which is similar to injury rates found in a Norwegian survey study in elite female players

Marital status differences (Δ) in the probability (%) of institutional long-term care (LTC) according to proximity to death (or end of the study period for survivors) and by gender

Ingevolge het wetsvoorstel blijven niet-aangewe- zen belangenbehartigers procespartij en vervullen zij mogelijk een nuttige – aanvullende – toezicht- houdende taak, maar

Eigen medewerkers die naast andere taken Participatie & Werk in hun takenpakket hebben, komen relatief vaak voor bij vrouwenopvang instellingen en instellin- gen die alle

Vaak weet de persoon zelf het beste wat goed is voor haar: een andere aanpak, een andere manier van communiceren of hulp krijgen bij het verkrijgen van niet-medische