• No results found

Fe-bemesting bij palmen : de invloed van pH en Fe-chelaat op groei, gewassamenstelling en houdbaarheid van Chamaedorea en Chrysalidocarpus (Areca)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fe-bemesting bij palmen : de invloed van pH en Fe-chelaat op groei, gewassamenstelling en houdbaarheid van Chamaedorea en Chrysalidocarpus (Areca)"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland Linnaeuslaan 2a 1431 JV Aalsmeer tel: 02977-52525 ISSN 0921-710X

FE-BEMESTING BIJ PALMEN De invloed van pH en Fe-chelaat

op groei, gewassamenstelling en houdbaarheid van Chamaedorea en Chrysalidocarpus (Areca)

Rapport nr. 208 Prüs: f 10,- 'z-. \ \ : r A i ( -^yy^x ns

ï

proefverslag 6113.27 Aalsmeer, april 1995 G.E. Mulderij M. de Jongh

Dit rapport is verkrijgbaar door het storten van f 10,- op gironummer 174855 ten name van Proefstation Aalsmeer onder vermelding van: 'Rapport 208, Fe-bemesting palmen'.

CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS

(2)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING 3 1. INLEIDING EN DOEL 4

2. OPZET VAN HET ONDERZOEK

2.1 Outillage 4 2.2 Proefopzet 4 2.3 Teeltwijze 5 2.4 Gewaswaarnemingen en potgrondmonsters 5 2.5 Houdbaarheid 6 2.6 Statistische verwerking 6 3. RESULTATEN 3.1 Gerealiseerde voedingscijfers

3.1.1 Verloop EC-bodemvocht en gerealiseerde voeding 7

3.1.2 Gerealiseerde pH-voedingsoplossing 7 3.1.3 Gerealiseerde Fe-bemesting 1 3.2 Chamaedorea 3.2.1 Gewasgroei 9 3.2.2 Gewassamenstelling 11 3.2.3 Houdbaarheid 11 3.3 Chrysalidocarpus (Areca) 3.3.1 Gewasgroei 12 3.3.2 Gewassamenstelling 13 3.3.3 Houdbaarheid 13 4. DISCUSSIE 14 5. CONCLUSIES 14 LITERATUUR 15 BIJLAGEN 1. Proefschema 2. Potgrondanalyses 3. Verloop EC-bodemvocht 4. Gewasanalyses 2

(3)

-SAMENVATTING

In 1994 is op het Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland een proef uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de optimale Fe-bemesting bij palmen. Het doel van deze proef was om na te gaan wat het effect is van verschillende pH's van de voedings-oplossingen en in het wortelmilieu, en van verschillende Fe-chelaten op de groei en kwaliteit van Chamaedorea en Chrysalidocarpus (Areca).

De planten zijn geteeld bij drie pH-trappen: pH 4,8, pH 5,6 en pH 6,4 en met drie verschillende Fe-chelaten: Fe-DTPA, Fe-EDDHA en Fe-HEEDTA.

De groei van de planten hing in belangrijke mate af van de pH. Bij lagere pH's was de groei beter dan bij hogere pH's en maakte de chelaatvorm niet uit. Bij de behandeling met pH 6,4 ontstonden wel verschillen tussen de chelaatvormen, maar groei en gewas-kleur was hier bij alle gebruikte chelaten slecht.

Bij een hogere pH ontstonden meer en grotere bruine bladpunten bij Chrysalidocarpus. Er is geen invloed gevonden van Fe-bemesting op de houdbaarheid.

(4)

1. INLEIDING EN DOEL

In de praktijk leven veel vragen over de juiste toepassing van Fe-bemesting bij palmen. Het gewas heeft voor het behouden van een goede bladkleur relatief veel Fe nodig (Hermsen, 1994) en toont een tekort door lichtgroen tot geel gekleurd blad.

Uit literatuur en voorgaand onderzoek is bekend dat de stabiliteit van (ijzer-) chelaten onder andere sterk afhankelijk is van de pH van de voedingsoplossing (Fischer en Walther, 1984; Van Goor, 1990; Voogt en De Kreij, 1993).

In de praktijk is de trend ingezet naar het telen bij een lagere pH: eind jaren tachtig en begin jaren negentig was de nagestreefde pH ongeveer 6, de laatste jaren steeds vaker in de buurt van pH 5. Ook is veel geëxperimenteerd met verschillende Fe-chelaten. Vooral Fe-HEEDTA maakte in 1993 veel opgang, omdat verondersteld werd dat de stabiliteit van dit chelaat in praktijkomstandigheden erg goed zou zijn, in ieder geval beter dan op grond van laboratoriumproeven verwacht zou mogen worden.

Mede op verzoek van de NTS-gewascommissie Palmen is een proef opgezet om meer inzicht te krijgen in de optimale Fe-bemesting bij palmen. Het doel van deze proef was om na te gaan wat het effect is van verschillende pH's van de voedingsoplossingen en in het wortelmilieu, en van de verschillende Fe-chelaten op de groei en kwaliteit van Chamaedorea en Chrysalidocarpus (Areca).

2. OPZET VAN HET ONDERZOEK 2.1 Outillage

De proef is uitgevoerd in afdeling 21 van het Kastanjelaancomplex (afdeling K21). In deze afdeling staan 18 aluminium roltafels (ongeveer 13 m2/tafel). Per tafel kan de

opvoerhoogte, vloedduur en -frequentie en samenstelling van de voedingsoplossing worden ingesteld.

2.2 Proefopzet

De proef is uitgevoerd met de gewassen: - Chamaedorea elegans en

- Chrysalidocarpus lutescens (Areca). De planten zijn geteeld bij drie pH's:

- pH 4,8, - pH 5,6 en - pH 6,4

en met drie verschillende Fe-chelaten:

- Fe-DTPA (diethyleentriaminepentazijnzuur),

- Fe-EDDHA (ehtyleendiaminodi (O-hydroxyphenylazijnzuur)) en - Fe-HEEDTA (N-hydroxyethylethyleendiaminetriazijnzuur). De proef is in tweevoud uitgevoerd.

Aan het einde van de teeltproef is de houdbaarheid bepaald.

(5)

-2.3 Teeltwyze

Tijdens de teelt hebben de twee gewassen op één tafel gestaan. Het proefschema staat in bijlage 1.

De teeltproef is gestart in week 15 (1994) en beëindigd in week 50 (1994).

De planten zijn opgepot in een 13 cm-container in een grof eb/vloed-mengsel (35 vol.% turfstrooisel, 15 vol.% perliet) met verschillende pH's, zonder voorraadbemesting, maar met toegevoegde spoorelementen. De analysecijfers van de oppotgrond staan in bijlage 2. Tijdens de teelt is één keer wijdergezet in week 33. Gedurende de gehele teelt hebben de tafels vol gestaan met planten.

De stooktemperatuur was 21°C (dag/nacht). Er is gelucht vanaf 22,5°C, maximale luchting was bij 25,5°C. Vanaf 250 W/m2 is geschermd met LS-10 foliedoek, vanaf

300 W/m2 met LS-14 schermdoek. Er is verneveld vanaf een vochtdeficit van 5 g/kg.

C02 is gedoseerd tot 400 ppm bij geopende en tot 700 ppm bij gesloten luchtramen.

Afhankelijk van de instraling is drie tot zeven keer per week watergegeven, de opvoerhoogte was 2,5 cm. De bemesting vond plaats met iedere watergift. De pH van de voedingsoplossingen was ingesteld op 4,8, 5,6 of 6,4 (zie proefopzet) en de samenstelling was volgens gewasgroep 3 van de Bemestingsadviesbasis Glastuinbouw: EC mS/cm 1,7 NH4 K mmol/1 1,1 5,5 Ca 3,0 Mg 0,75 N03 10,6

so

4 1,0 H2P04 1,5

Eén keer per week is met behulp van de substraat-unit de voedingsoplossing aangevuld tot de basishoeveelheid. De Fe-chelaten zijn wekelijks met de hand toegediend. De volgende Fe-chelaten zijn gebruikt:

Fe-DTPA: - Librel Fe-DP-3,5 L (3,5% Fe; vloeibaar): van week 15 tot en met 23 - Librel Fe-DP-6 L (6% Fe; vloeibaar): van week 24 tot einde proef Fe-EDDHA: - Librel Fe-80 (6% Fe; vast)

Fe-HEEDTA: - Sir Henry Hydro + IJzerchelaat (4,5% Fe; vloeibaar). De Fe-dosering is in alle gevallen berekend op 15 /xmol/1.

2.4 Gewaswaarnemingen en potgrondmonsters

Aan het begin, bij de tussenwaarneming en aan het einde van de proef zijn potgrondmonsters voor de 1:1,5 volume-extractbepalingen genomen uit het onderste (tweederde) deel van de potkluit, het bovenste (éénderde) deel is buiten beschouwing gelaten. Voor de gewasanalyse aan het einde van de proef zijn jonge, volgroeide bladeren gebruikt.

De bodemvochtmonsters zijn genomen met behulp van bodemvochtmonsternemers (Rhizon Soil Moisture Samplers; 'kunstworteis'), vier monsters per gewas per tafel. De gewasgroei is gemeten aan begin van de proef (week 15) , bij het wijderzetten (week 33) en aan het einde van de proef (week 50).

Bij de beginwaarnemingen zijn tien planten per gewas gebruikt, bij de tussen 5 tussen

(6)

-waarnemingen zes planten en bij de eind-waarnemingen tien planten per veldje. De planthoogte is gemeten aan de langste plant in de pot vanaf de wortelhals tot het uiterste bladpuntje. Het vers- en drooggewicht zijn bepaald aan de bovengrondse delen per pot.

Dood blad is geheel afgestorven (kiem)blad onder in de plant. Voor de puntlengte is van een volgroeid blad boven in de plant uit het middelste deel van dit blad de lengte van een bruine punt gemeten.

2.5 Houdbaarheid

Aan het einde van de teeltproef zijn per gewas en van alle behandelingen van één herhaling vier planten in een bewaarcel geplaatst (15°C; relatieve luchtvochtigheid 70%; donker). Na negen dagen zijn de planten in een houdbaarheidsruimte gezet (20°C; relatieve luchtvochtigheid 60%; licht: 3,4 W/m2 van TL kleur 84 op tafelhoogte

gedurende twaalf uur per etmaal; leidingwater naar behoefte met eb/vloed). De houdbaarheidsproef is zeven weken na het beëindigen van de transportsimulatie afgesloten (week 6, 1995).

2.6 Statistische verwerking

De meetgegevens zijn verwerkt door middel van een variantie-analyse, waarna de verschillen tweezijdig zijn getoetst op een overschrijdingskans van 5% (p = 0,05) met de Student-toets (t-toets).

(7)

3. RESULTATEN

3.1 Gerealiseerde voedingscgfers

3.1.1 Verloop EC-bodemvocht en gerealiseerde voeding

Het verloop van de EC in het bodemvocht staat weergegeven in de figuren A, B en C in bijlage 3. Bij Chrysalidocarpus daalde de EC in de eerste vijf weken van 1,4 naar 0,8 mS/cm, steeg daarna naar 1,8-1,9 mS/cm en bleef vervolgens gedurende de rest van de proef vrij constant (figuur A). Bij Chamaedorea bleef de EC van het bodemvocht gedurende de gehele proef vrij constant (1,3-1,5 mS/cm).

De EC-bodemvocht was bij de behandeling pH 4,8 gedurende de eerste twaalf weken 0,2-0,3 mS/cm hoger dan bij pH 5,6 en pH 6,4, vanaf week 34 waren er geen verschillen meer (figuur B). Tussen de behandelingen met de verschillende Fe-chelaten zijn geen verschillen in gerealiseerde EC gevonden (figuur C).

De potgrondanalyses (1:1,5 volume-extract) staan in bijlage 2. Uit vergelijking van deze cijfers met de streefcijfers blijkt dat bij beide gewassen gedurende de gehele teelt de K-cijfers vrij hoog zijn geweest en de spoorelementen Fe, Mn, Zn en B laag. Bij Chamaedorea waren aan het einde van de teelt de nitraatcijfers ook vrij hoog en, vooral bij hogere pH's, de sulfaatcijfers aan de lage kant. Bij Chrysalidocarpus waren bij de eindmeting de nitraatcijfers bij de behandelingen met Fe-HEEDTA steeds iets hoger dan bij FE-DTPA en Fe-EDDHA.

3.1.2 Gerealiseerde pH-voedingsoplossing

In de voedingsoplossing was de gerealiseerde pH steeds iets lager dan de ingestelde waarde. Bij de behandeling pH 4,8 was de gerealiseerde waarde gemiddeld 4,5, bij pH 5,6 was dit 5,1 en bij pH 6,4: 6,0.

Tussen de behandelingen met Fe-chelaten waren geen verschillen in gerealiseerde pH in de voedingsoplossing. Bij Fe-DTPA en Fe-EDDHA was de gemiddelde gerealiseerde pH 5,1, bij Fe-HEEDTA 5,2.

3.1.3 Gerealiseerde Fe-bemesting

In tabel 1 staat de gemiddeld gerealiseerde Fe-concentratie in de voedingsoplossing weergegeven. Fe-EDDHA was bij alle pH's ongeveer hetzelfde niveau, bij Fe-DTPA en Fe-HEEDTA zijn aanzienlijk lagere Fe-concentraties bij de hogere pH's gevonden. De toegediende hoeveelheden chelaten en Fe staan in tabel 2. Per behandeling zijn gedurende de gehele teelt vrijwel gelijke hoeveelheden Fe (-chelaten) toegediend. Fe-toediening was berekend op 15 jumol/1. In een oplossing met gedemineraliseerd water is gemeten bij Fe-DTPA (3,5%) 17,3 /timol/1, Fe-DTPA (6%) 16,0 /xmol/1, Fe-EDDHA 12,0 /xmol/1 en bij Fe HEEDTA 14,7 /unol/1.

(8)

-Tabel 1. Hoeveelheid Fe in voedingsoplossing (/xmol/1), gemiddelde van vier bemonsteringen (week 31, 41, 45 en 49). chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA pH 4,8 22,3 17,9 14,5 5,6 19,5 17,8 13,4 6,4 14,4 17,4 8,0

Tabel 2. Totaal tijdens de teelt toegediende hoeveelheid Fe-chelaat per tafel (in ml of in g) en (tussen haakjes) de totale hoeveelheid Fe (in g).

chelaat Fe-DTPA (ml) ! 3,5% r~~ : 6% Fe-EDDHA (g) Fe-HEEDTA (ml) pH 4,8 68,3 48,8 115,7 121,0 i i i ! (6,9) (6,9) (7,3) 5,6 68,6 45,9 114,1 113,1 i i j (6,7) (6,8) (6,8) 6,4 68,8 ! — H 45,0 J (6,7) 115,0 (6,9) 109,8 (6,6) 8

(9)

-3.2 Chamaedorea

3.2.1 Gewasgroei

Aan het begin van de proef hadden de planten de kenmerken: 19,3 planten per pot, de hoogte was 12,4 cm, het versgewicht 3,60 g en het drooggewicht 0,64 g.

Vier weken na het oppotten werden de planten bij pH 6,4 iets lichter van kleur dan bij de overige pH's. Na ongeveer zes weken was een duidelijke gradiënt te zien in bladkleur: hoe hoger de pH, hoe lichter (geler) het blad. De behandeling pH 6,4 en Fe-HEEDTA was duidelijk het lichtste van kleur. Bij de tussenwaarneming in week 33 waren duidelijke verschillen aan het gewas te zien. De planten waren korter bij een hogere pH. Bij pH 4,8 waren de verschillen tussen de chelaten niet betrouwbaar, bij de hogere pH's waren de planten met Fe-HEEDTA korter dan met Fe-DTPA of Fe-EDDHA (tabel 3). Bij de tussenwaarneming was het versgewicht van de planten lager bij een hogere pH, hoewel bij Fe-EDDHA de verschillen niet betrouwbaar waren. Bij pH 4,8 was Fe-EDDHA betrouwbaar lichter dan Fe-DTPA, bij pH 6,4 waren er geen betrouwbare verschillen tussen de chelaten (tabel 4).

De eindwaarnemingen staan in tabel 5. De grootste groeiverschillen zijn ontstaan door de pH-trappen. Bij een hogere pH was het vers- en drooggewicht van de planten lager. Tussen de chelaten waren de verschillen kleiner, alleen bij het drooggewicht was er een betrouwbaar verschil: bij Fe-DTPA was het drooggewicht lager dan bij Fe-HEEDTA. Er zijn geen betrouwbare verschillen in het drogestof-gehalte gevonden. Het aantal dode bladeren per pot was iets groter bij de planten die bij een lagere pH zijn geteeld. De planthoogte nam, evenals bij de tussenwaarnemingen, ook aan het einde van de proef af bij oplopende pH. Bij pH 6,4 was er een betrouwbaar verschil in planthoogte tussen de chelaten: Fe-DTPA gaf de langste en Fe-HEEDTA de kortste planten (tabel 6).

Tabel 3. Chamaedorea, tussenwaarneming (week 33); planthoogte (cm).

Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05).

chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA pH 4,8 34,0 e 33,3 de 35,0 e 5,6 31,1 cd 30,0 bc 33,9 e 6,4 30,1 bc 28,4 b 24,6 a

(10)

Tabel 4. Chamaedorea, tussenwaarneming (week 33); versgewicht per pot (g). Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05).

chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA pH 4,8 47,8 d 39,8 bc 45,1 cd 5,6 32,7 ab 34,6 ab 47,1 d 6,4 38,1 abc 33,0 ab 31,1 a

Tabel 5. Chamaedorea, eindwaarnemingen per pot (week 50).

Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05); zonder letters geen significante verschillen; geen interacties.

planten/pot dood blad versgewicht (g) drooggewicht (g) droge stof (%) pH 4,8 19,7 8,2 b 101,9 c 25,8 c 25,3 5,6 19,6 5,6 a 86,2 b 20,7 b 23,9 6,4 20,7 4,9 a 71,5 a 16,4 a 23,0 chelaat Fe-DTPA 19,5 6,0 86,5 19,6 a 22,7 Fe-EDDHA 19,8 6,4 85,7 20,4 ab 23,8 Fe-HEEDTA 20,8 6,2 87,4 22,8 b 25,6

Tabel 6. Chamaedorea, eindwaarneming (week 50); planthoogte (cm).

Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05).

chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA pH 4,8 58,5 e 57,0 e 57,0 e 5,6 47,0 d 44,3 cd 45,4 d 6,4 42,3 c 38,7 b 34,7 a

(11)

10-3.2.2 Gewassamenstelling

De resultaten van de gewasanalyses staan vermeld in bijlage 4. Bij pH 4,8 was het P-, Mn- en Fe-gehalte van het gewas groter dan bij de pH's 5,6 en 6,4. De K- en Mg-gehaltes waren daarentegen kleiner. Tussen de chelaten zijn geen duidelijke verschillen in gewassamenstelling gevonden, alleen bij de behandeling pH 6,4 en Fe-HEEDTA valt het hoge Cu-cijfer op. Voor Chamaedorea zijn geen normen voor gehaltes aan voedingselementen vastgelegd (De Kreij et al, 1992). Na vergelijking van de waarnemingen met de normen voor Chrysalidocarpus blijkt het K-gehalte vooral bij de pH's 5,6 en 6,4 aan de hoge kant te zijn en het Zn-gehalte is bij pH 6,4 lager dan de norm. De Mn-gehaltes waren bij alle behandelingen laag, evenals de Fe-gehaltes, met uitzondering van de behandeling pH 4,8 en Fe-HEEDTA.

3.2.3 Houdbaarheid

Er is geen schade als gevolg van de transportsimulatie waargenomen. Tijdens de periode in de houdbaarheidsruimte zijn geen verschillen tussen de verschillende teeltbehandelingen gevonden. De houdbaarheid van alle planten was 'goed'. De planten die al tijdens de teelt duidelijk geel waren (als gevolg van de pH-trappen) bleven ook gedurende de gehele houdbaarheidsperiode geel. Enkele van deze planten hadden een (half) afgestorven en bruin geworden blad. Met name de donkergroene planten (pH 4,8) vertoonden tekenen van door- of hergroei.

(12)

-3.3 Chrysalidocarpus (Areca)

3.3.1 Gewasgroei

Aan het begin van de proef waren de plantkenmerken: 11,6 planten per pot, de planthoogte was 11,3 cm, het versgewicht was 2,69 g en het drooggewicht 0,46 g per pot. Drie weken na het oppotten werden de planten bij pH 6,4 iets lichter van kleur dan bij de overige pH's. Na ongeveer zes weken was een duidelijke gradiënt te zien in bladkleur: hoe hoger de pH hoe lichter (geler) het blad. De behandeling pH 6,4 en Fe-HEEDTA was duidelijk het lichtste van kleur. Zowel uit de tussen- als uit de eindwaamemingen bleken de planten bij een hogere pH lichter en korter te zijn dan bij lagere pH's (tabel 7 en 8). Bij de eindwaarneming bleek dat het versgewicht ook door de chelaten was beïnvloed: Fe-EDDHA gaf de zwaarste en Fe-HEEDTA de lichtste planten. De ver-schillen in drooggewicht waren niet betrouwbaar. Er zijn geen verver-schillen in drogestof-gehaltes gevonden. De invloed van de chelaat op de planthoogte was alleen bij pH 6,4 significant: Fe-EDDHA gaf de grootste planten. Bij een lagere pH zijn de meeste dode bladeren gevonden, de bruine bladpunten waren daarentegen juist kleiner dan bij de hogere pH's. Ook het chelaat had invloed op de puntgrootte: bij Fe-EDDHA waren ze het kleinst, bij Fe-HEEDTA het grootst. Duidelijk de meeste bladeren met bruine bladpunten zijn gevonden bij de behandeling pH 6,4 en Fe-HEEDTA (tabel 9).

Tabel 7. Chrysalidocarpus, tussenwaarnemingen (week 33) en eindwaamemingen (week 50) per pot. Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05); zonder letters geen significante verschillen; geen interacties. tussenwaarneming hoogte (cm) versgewicht (g) eindwaarneming planten/pot dood blad puntlengte (cm) versgewicht (g) drooggewicht(g) droge stof (%) pH 4,8 5,6 6,4 56,6 c 63,0 b 54,1b 61,8 b 52,1 a 53,5 a 12,8 4,2 c 1,3 a 135,6 c 33,9 b 25,0 12,8 2,1b 2,0 b 123,6 b 25,4 a 20,5 13,6 1,0 a 2,5 c 110,7 a 24,8 a 22,4 chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA 54,1 56,9 54,5 62,6 54,2 58,7 13,1 2,8 2,0 ab 123,1 ab 28,2 23,1 13,5 2,2 1,5 a 130,6 b 30,0 22,6 12,5 2,3 2,3 b 116,3 a 25,9 22,2

(13)

12-Tabel 8. Chrysalidocarpus, eindwaarneming (week50);planthoogte (cm). Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05).

chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA pH 4,8 85,3 d 85,3 d 83,3 cd 5,6 80,6 bc 82,4 cd 83,4 cd 6,4 71,1a 78,7 b 70,5 a

Tabel 9. Chrysalidocarpus, eindwaarneming (week 50); aantal bladeren met bruine bladpunten per pot. Behandelingen met een verschillende letter verschillen significant (p < 0,05). chelaat Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA pH 4,8 4,9 cd 2,4 a 3,8 bc 5,6 3,2 ab 4,3 bed 5,4 d 6,4 3,8 bc 4,8 cd 12,6 e 3.3.2 Gewassamenstelling

De resultaten van de gewasanalyses staan vermeld in bijlage 4. Bij oplopende pH werd het P-, Mn- en Fe-gehalte van het gewas kleiner, de K- en Mg-gehaltes werden daarentegen groter. Tussen de chelaten zijn geen duidelijke verschillen in gewas-samenstelling gevonden. Na vergelijking van de waarnemingen met de normen voor Chrysalidocarpus (De Kreij et al., 1992) blijkt het K-en Ca-gehalte bij alle behandelingen hoog te zijn. De Mg-gehaltes waren vooral bij de pH's 5,6 en 6,4 aan de hoge kant, het Cu-gehalte was bij pH 4,8 hoog. De Mn-gehaltes waren bij alle behandelingen laag. Het Fe-gehalte was opvallend laag bij de behandeling pH 6,4 en Fe-HEEDTA.

3.3.3 Houdbaarheid

Er is geen schade als gevolg van de transportsimulatie waargenomen. Aan het einde van de houdbaarheidstest hadden alle planten bruine bladpunten, maar de verschillen waren terug te voeren op de verschillen aan het einde van de teelt. De (visuele) kwaliteit was door de bladpunten 'matig'. De bladkleur was bij de planten van de behandeling pH 6,4 erg licht- tot geelgroen. Bij de planten van de behandelingen pH 6,4 was duidelijk her-of doorgroei te zien, bij de overige planten was dit minder duidelijk.

(14)

4. DISCUSSIE

Gedurende de eerste zes tot acht weken van de teelt waren de potkluiten bij alle behandelingen vrij nat. Dit heeft niet geleid tot uitval of wortelrot, wel is de weggroei van de planten niet optimaal geweest. Na aanpassing van de watergeeffrequentie en -duur werd bij alle behandelingen de vochtigheid van de potkluit weer 'normaal'. Ondanks een klein verschil in de gerealiseerde EC-bodemvocht gedurende de eerste twaalf weken van de proef (de behandeling pH 4,8 was iets hoger), was de gerealiseerde EC bij alle pH- en Fe-chelaat-behandelingen gelijk. Wel zijn in de potgrond en voedingsoplossing duidelijke pH-verschillen gerealiseerd. Verschillen in groei kunnen daarom vooral aan pH-verschillen worden toegeschreven.

Het Fe-gehalte in de voedingsoplossing en de potgrond nam af bij een hogere pH. In de potgrond waren de gehaltes van de spoorelementen (en vooral ook Fe) in het algemeen erg laag. In deze proef is gewerkt met de volgens de Bemestingsadviesbasis geadviseerde concentratie van 15 /nmol/1 Fe in de voedingsoplossing, een waarde die in de praktijk als erg laag wordt beschouwd. Desondanks waren er toch behandelingen waarbij het gewas een goede bladkleur had, wat aangeeft dat palmen met minder Fe toe zouden kunnen dan algemeen gedacht wordt. Wel moet de pH voldoende laag zijn en blijven.

De gewasgroei werd heel duidelijk vooral door de pH bepaald: palmen hebben het liefst een lage pH. Bij een lage pH zijn geen problemen met Fe-bemesting geconstateerd en maakt het niet uit welk chelaat gebruikt wordt. Bij pH 6,4 bleken er wel verschillen tussen de chelaten te zijn, maar de groei en gewaskwaliteit was bij alle chelaten slecht. Bladpunten bij Chrysalidocarpus kwamen voor bij alle behandelingen. Een hogere pH veroorzaakte meer en grotere punten. Bij pH 4,8 was de sierwaarde nog redelijk, bij pH 6,4 slecht (teveel of te grote punten, met name bij gebruik van Fe-HEEDTA).

Uit de analyse van de gewassamenstelling blijkt dat het Fe-gehalte bij zowel Chamaedorea als Chrysalidocarpus bij de behandelingen pH 5,6 en pH 6,4 duidelijk lager was dan bij pH 4,8. Bij Chrysalidocarpus zijn echter geen waarden gevonden die sterk van de normen afweken, voor Chamaedorea zijn (nog) geen normen vastgelegd.

5. CONCLUSIES

De groei van palmen hing in belangrijke mate af van de pH. Bij lagere pH's was de groei beter dan bij hogere pH's en maakte de chelaatvorm niet uit. Het is mogelijk goede palmen te telen met 15 /imol Fe in de voedingsoplossing. Bij de behandeling met pH 6,4 ontstonden wel verschillen tussen de chelaatvormen, maar groei en gewaskleur was hier bij alle gebruikte chelaten slecht.

Bij een hogere pH ontstonden meer en grotere bladpunten bij Chrysalidocarpus. Er is geen invloed gevonden van Fe-bemesting op de houdbaarheid.

(15)

14-LITERATUUR

Bemestingsadviesbasis Glastuinbouw, 1993. Informatie en Kennis Centrum Akker en Tuinbouw, Afdeling Bloemisterij/Afdeling Glasgroente en Bestuiving, Aalsmeer/ Naaldwijk.

Fischer, P. en J. Walther, 1984. Stabilität von Eisenchelaten in der Hydrokultur. Unterschiedliche pH-Werte der Nährlösung. Deutscher Gartenbau 50: 2038-2039. Goor, B.J. van, 1990. Chelaten. Relatie tussen chemische structuur en perspectieven van

synthetische chelaten om de spoorelementvoeding te sturen. Proefstation voor Tuinbouw onder Glas, Naaldwijk. Intern Verslag nr. 51.

Hermsen, M., 1994. De positie van de palmen in de keten. Notitie. Informatie en Kennis Centrum Akker- en Tuinbouw, afdeling Glasgroente en Bloemisterij, Aalsmeer. Kreij, C. de, C. Sonneveld, M.G. Warmenhoven en N.A. Straver, 1992. Normen voor

gehaltes aan voedingselementen van groenten en bloemen onder glas. Serie: Voedingsoplossingen in de glastuinbouw no. 15. Proefstation voor Tuinbouw onder Glas te Naaldwijk en Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland te Aalsmeer. Voogt, W. en C. de Kreij, 1993. Bemesting. IJzerchelaten. Groenten +

Fruit/Glas-groenten 38: 32-33.

(16)

BIJLAGE 1. Proefschema Afdeling: K21 tafel pH chelaat 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 6,4 4,8 5,6 6,4 4,8 4,8 5,6 6,4 5,6 5,6 4,8 6,4 6,4 4,8 5,6 5,6 6,4 4,8 Fe-DTPA Fe-HEEDTA Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-DTPA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA Fe-HEEDTA Fe-EDDHA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA Fe-EDDHA Fe-HEEDTA Fe-DTPA Fe-DTPA Fe-HEEDTA Fe-DTPA Fe-EDDHA

(17)

BIJLAGE 2. Potgrondanalyses

A. Potgrondanalyses (1:1,5 vol.-extr.); start proef

beh '4,8' '5,6' '6,4' pH 4,9 5,9 6,4 EC 0,2 0,2 0,2 NH4 <0,1 <0,1 <0,1 K 0,2 0,2 0,2 Na 0,9 0,8 0,7 Ca 0,2 0,2 0,2 Mg 0,1 0,1 0,2 N03 0,5 0,4 0,3 Cl 0,5 0,3 0,3

so

4 0,2 0,1 0,1 HC03 <0,1 <0,1 0,2 P <0,01 0,01 <0,01 beh '4,8' '5,6' '6,4' Fe 33 27 16 Mn 0,5 0,4 0,6 Zn 1,1 5,2 7,9 B 9,6 5,8 3,9 Cu 0,7 0,8 0,8

(18)

s m O Cl V> Ö Ö Ö Ó <s vo m m ö ö ö ö S n m <t ö ö ö Vï (N Cl Ö Ö Ö CD ^ 00 00 't ci ri ri m vq r~-m r) <N 't (N ri ri p p r-; c i 1 - r i —* r-; v j c i ~* oô p o p tri ö v i — — (N oo so r- o ö ö ö -i rn « fn "^ 6 n o o vo m vi —< Ö Ö O vi vi ci —< ri « —; r- »N -* —< ri ö v> ^- -« <N Ö Ö Ö Ö vo ci r) — Ö Ö VO T —' Ö Ö -J O o p (N -" fi ta «~ »tr- m —< oo •q- —• —< c iVI t~; esi — 00 ö •<t t-;v i ^ ^ ov ,-H• * r i r i _ * ^ H p o p oô v i ö o o o o TT v"> m *o •n \0 t 1; ö ö ö ö •V ö o V I ö <N V I ö 00 V i ö o ö oo ö o v> ó o ö o VO ö 3 09 co <D rs m ö ö ö ö *o ^ n "^ ö ö ö ö

3

<N w-i Ö Ö VO "J- 00 ö ó ö o Z p f-, O; •^ e i r i vo o\ <N v i e i — r i e i

8

oo e i c i en e i e i o\ p ev c i r i e i VI p p (N r i n en e> t e i r» ci ö ö ö VI t M f^ Ö Ö Ö Ö S I co e> m o ' ó ó m N ^ ö ö ö e i <N • * ö ö ö U 0. o SI •e X p —< p r i p —< o ei p --00 -* VO ö r » r i p -< V I r i t— ö e> e i • o ö VO r i VO ö 00 r i n Ui o ON —-00 ö vq r i vo Ö o \ r i 00 ö r-; r i v \ ö V t -* 00 ö ' T r i p —• ( N ~ e» m ö —' P ^ _^ _-« Ü M vT

1

S 'S

I

o OH Î 3D •w S z u w a o. ö r r -• v e i r V i •<t ö t~-ö V i •» O V I Ö t - ; VO ö v t ö <N Ö V I ö e> r-' ö r -ö n r-i ö VO Ö O t-^ •» S Z Ü w s a _ ö r VO •» ^ ö v i Ö vb _ ö VO Ö ( N t ~ Ö VO Ö <N _* Ö v> Ö Ov e i ö VO Ö Ov v i _ H ö r -9 ö o s> v i V I Ö •>* vd CU O w

fc

° s

Q H S a. a w a. H o w H "C Q w 33 oo ve •» •« vi ve CU D w

fc

Q

s

O w s 33 x o e o e v s v o v g ' t ' « ' « ' t ' t ^ i n i n i n v s v s v é 33 a t i

(19)

es es —• —; es es ~ —; -^ o ' d o o d d o o d 9 U CS CS —t Ö Ö Ö —' CS « Ö Ö Ö r- q ö -< « es vt•<t -^ Tf so' vi in —i es es »n —. q w-i vi CS SO Os Tf Wi TJ q os ON W-i •* T t tS s o p ^ o o i n o e o c n ' n m r » so ~ ö ö CS s o 00 « ö ö O v-i v~i CS —< CS

I

ö ó ö ö ö ö ö ö ö c

s

T f —i —> O © O CS <N Cl o d d q o q es - * c i o w ^ T t o s r ^ w - j q ^ T t » i t n - f s ' - ' - p i d o os es • * — — SO Os 00 e s e s —«

°. °. °.

od v i o c i O s ~ * o s m ~ H O O s t -v s - T j - -v s T f T j - -v i T t c i c i d o o d d o o d o —" 00 Os v i T rr, o d d r - t so o d d o o o v \ ' t SO o d d

3

T T v - i T t c i c i - t f n o c i d d d d d d d d d • * o o o d d m m m o d d SO « t 00 o d d

8

z o o t o o N v q ^ r ^ ^ f i f i f ï f l f i f l f i f l f i f l f i

8

oci vq <N f i f i f i »n Tj; vq f i f i f i w-i q q es es ci d d d d d d d d d si c i en c i o d d Cl Cl Cl o d d c i es ' t o d d a o o o o o o s o s o o o r - * r - s o 00 Os t— ó ö à oo r- oo o d d o f- en —; ö —• •c u o i 3D t ^ v - i v j s q c c i T t s p s q r - ^ es c s c s e s e s e s c s c s c s ' ^-s è M ? * > tri »-H 2 S Z Ü u es d en d en d o d ^ H d so d _* d so d _< d <r< d _* d en d ^ H d C l d _ H d C l d ^ H d wi d •w X Z U U sq Tf ; so es' es es es —• — o d d m m T o d d so «ci so es es es' — es — o d d ' t C l w-j o d d —' V I d d r- t 9 -d o

•S

X a s n q s q e n c s v i c s c s o o c n ' d s ö s ö v i c i c i c i v i X a T. q —; ci vi T ' Cl 00 Cl •<t es' vi SO o es e "8

6

x < < < a . Q w o . a w û . a w H O W H Q W H O W Q W X O W X Q W X » o c s e s s s s s O f t ' t • » T f T t i c i i f i i n s B s p v e oo s e •>» •«' I f i ss X fr

u x u

(20)

p u V N ' t ' t N O ö ö ö ö n c n m ö ö ö ö 3 u t t VN ö ö ö V N e i e i ö Ö ö t o —< (^1 T t SO ON ^t rn ^f r i 00 r r r n ON <N <N <N ( N —' 00 VN T f f N <N <S ON •*_ en —' e i p o p v i ö v i O VN ON 00 — ö ö ö * o r n N >n ö e i ö ö oo t— e i ö ö -• t <s t --; ö ö o V N VN t - t— V N —^ o ö r-i ö — e i —" - 1 ö ö ö ö e —; Ö ó t m ov ö ö ö o p p «s —« e i 4> U. O V I «»; 00 ON v i NO -ON e i 00 -ON d N e i ó t ~ — <N - i ; m •* 1 °* ' t e i <N p O O » « ó o VN ö 5 ö 0 0 t ö V N ö •* VN Ö V N ö U-N V N O o CL. r— t e i T f V N VN ö ö o' V N Ö e> — e i V N ö ó o o VN ' t ö ó o NO o ' NO NO t— t -o ö ö ö r-; ( ^ NO NO ö ö ö ö 0 5C NO t r -d ö ö c- t t -o o ö 00 VN ^ H 6 ö -S z - ; p (N —| TT ' t - * e i NO VN NO O N e i e i CN| (sj 2 0 z ""! t P ' t e i e i NO <s NO e i <N e i O N » ' T e i ' t B. e • d KM BI •E L. O à; ^ 6 't > •O 6X S * • « X z t o p —• 9 0 rsi d t d —> -" NO c4 d t d - H —« 0 0 <N d t d ON d e i e i d t d ON d <N ei d t d r-d ON e i d M d NO d t -ei d e i d c-d NO ei d u> S « U U • f X z t d —< r-r<i —* d t d ON d es e i »—i d e i d t -d t - ; ei i—i d t d ON d e i e i ~^ d <N d NO d ~ (S »—i d t d ON d CN ei ^ H o ' V ) d <N —< NO —« ~^ d e i d 0 0 d e i —« t -d NO —< ON —< V N d s a

1

u H ON ~ * 0 0 00 d — d d oo oo r-- r-ö r-ö r-ö r-ö Ü H ON 00 t -d -d -d 00 NO 00 o d d ON 9 o 0 0 o a. î ê X a ON NO NO P"; T t T t ' t NO h ; - (Nj m NO t ~ t~ r-' X a r- t - <N ' t NO r-^ » N [ O N ( S NO e i NO o v i v> NO iE < x o < x ' Q - < x a H O W H Q W H Q W Q w X Q w X Q W X 96 NC t • » >« NO CL. Q W fc ° S O H X X D. o e o o o o N O N O N C t t t X o.

(21)

Ö O Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö N M -Ö -Ö -Ö • ^ • ' w - i ^ t ' ^ - ' ^ - w S i n ' r i v d o so vs vs Os Os so t f «1 O O O VS O VS —i —i N o o r - o s o o r - i " - - ^ ! - - ^ o o o o o o ^ o o «5 00 00 00 o o o Os r- c-o c-o c-o o vs vs <N —• «N r s i c i o — > — — — — — ö ö ö ö ö ö ö ö ö m — — ö ö ö is n N ö ö ö o p p ("si —« f i T T v i n ^ r i o — H o te Cst t tr, Tf -i — f S - H V I p o p od v» ó O O O <* o •ff v s O O r*l *-. -<3-t • * -<3-t o o o a. i— o v~t O tri O -* • * O vs vs O o o o o so *3" so o o o 75 v s s o s o * n s o s o v ~ i v - » v - > ö ö ö ö ö ö ö ö ö

3

\Qö ö ö so <r, vs s o SO Ö Ö Ö 00 V I ^ ö ö — o z \ q o o a ; o o f ^ ^ \ q o c o S z 00 Os 00 T T T VO 00 O f t l O N » " * tr, -f e i ö ö ö ö ö ö ö ö ö 1 - « ^ T f ö ö ö t • * • * ö ö ö v* tr, r--ö ö ö U a o Os O O O —; »N Os O —; Os — O ö -H _ ; Os Ö <N oo sq —; Ö —' tr, *> if •q- a •q- *o t~- >r\ tr) tT) tr, (r, tr, fr, fr, fr, fr, U 1; n vo f l f l r*l tT) tr, f*} S z o o o o o o o o o S Z ~ v-i ö ö

s

1

e B. e BC y • q o t ^ o o t T t ' < t v ^ r -W ö ö ö ö ö ö ö ö ö P3 t O f ^ N t m N M O ; & c i ö s o ' s d v S f i c S f i v S u H t « I o o o VS * t so O O O Os 9 00 S a Tt O —' tr, *r\ *t tr, 00 tr, • * N « O Csl I

1

8

1

Û . Û W C L . Û W 0 . O W Q f a l X Q u S Q u X oo SO - ^ •» wi sc a. a w fc Q S O w s y ; ^ 3 * .2 X S » » » ' i l S O s O t T t • ^ • » • " » i f i K Î w i s c s e s o S a •5

(22)

Bijlage 3. Verloop EC-bodemvocht ;hamaedoi ea -•>• - Areca F o w F O LU Ü.UU 2.50 2.00 1.50 1.00 0.50 _ 1

p

-~ ^ _ ^ ,^^ " 2 > ' _ d _ , ' ' '^— .*,—• " ~ Xr ~~ O _ £ - . - ' ' , - - -<y 0.00 -J L_J I L. b . 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 weoknummer 3.00 oo E O LU pn 4.6 -A — pH ó.6 - e — pn 6.4 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 4 4 46 4 8 50 weeknummer

c.

DTPA -6— HEEDTA - e — EDDHA

oo E O LU 3.00 2.50 2.00 -1.50 1.00 0.50 -0.00 L-L 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50

(23)

ü ö ö o ö ö o o ö ö o t t 4 CT\C\CN0OCNCS©v->CS Ö O -H' Ö O O O ' Ö O © t Os © v-> v-> so v-> es r» so t> o o o o >—i O O c CTsöv-lOsOOsOsocN--i S O O O f - O C O m C N C N O ö o ö © o' ö o o © t ^ o c o o ^ ^ - o c N c N r - i o © ö o o ö o' o o o oo O O O s -«*• CN o © 0 0 < * O o v-> o •o o o o H"H o o CN 3 * * * ( S « n n n N Ü O O O O O O O O - H O ö ö o o' ö o o o 3 ^ t ^ j - s o c N r o o c - i o o s v-> m oo CJ o o o o p p O O —i p o p o ö o ö ö o o o o o ö ö cn ft Os o o o — I O O - H o © s t > t ^ c N v - > v - i o o t ~ - o s O s SJ s o s o ^ - c i o ^ j - m m c s o' © © © —« o' © © O e N - i ( N • * r- t-~ t © o © (~~ ft — i © ft •—i >n T f © - H © © ft CN © O CN SO © t> as so m © © as o © © © © © V I © © - H v - > s o o © s o v - ) v - i o o o o t ^ ca U -*• © —< t"» fN CS "O 1 -CS Os CS CS C l v-> CS vo • < * • CS O © CS O O f) oo © - ^ - H o c s c s m m v o oo C S © 0 s 0 s O s © © s 0 C S - H c s - H ' t m m v - i - ^ - o o l > Os Os —' O v-i i o i n n n M * © © © <o C/3 U - H c n © t v ^ v £ ) v o v o o o C S C N C S C S C S C S C S C S C S o O s © " 3 - t ^ o o © m c s s o s o s o t - ^ f - t - ^ o O O O O s . — i t - » - * « / - > - H C S S O O O O O O s O N O s o o o o r ^ f ^ s o o o

3

ft *-ivi vi vi vi v-i vi ^ Tt rn C N J © © V ) Os CS 00 C N C S C S C S C N C N C S C S C S "«3 e CS QA «

I

ca

I

C3

1

Q W

2

Q w W 53 <3 H Q w w 53 o tu DC & 8 rs CS CA

1

u 11 8 > e o 6 O G, <*H Q en U 00 o •Ö •^

p

CS s ca c T 3 e u o u . O 3> | o o . ea CA ^ !*3 & H

1

o--ta ca

1

tl o s s o —i oo o t - M n i ^ c s c s c N C N c - i c i c i m o m s t N i f i a \ o o > o v o S O t > S O 0 0 0 0 0 0 0 0 O s © t ^ T f f ~ - H O O s o r < - > V ) O s o s © o s O s o o r ^ o o t - ~ - o \ © © © © © © © © © K t--' r--' f-' t< i< K t--' t--' C S C S C S C S C N C S C N C S C S ft ft CN (-» t ^ CS ft © ft — I v - i v i »O t>» 1-» C S CS CN © © <N © "* CN © Os so Tf ( N oo SO T Os —1 V ) t"~ OO ft ft l^ oo ce © O © O so r-» 0\ <n so Os o o o o © Os © Os o o Os V> V ) r» es © © CS CS © CN © CN © CN © f -CS © CN © CN S Q Q W CU O W H Q W Q W 53 0H Q

»s

Q 53 * i n s o H Q 53 Q O W

° S

pa 53 .S cl 6 S "8 CU co CQ

d

53

a. 0 0 00 oo s o s o s o t •><• f Tf * V i in' iri s o so' so'

U 53 a. » O O O O s O S C ^ t T t T f "* ^ ' t v i v i v i so' s o s o 53 a ca "3 o §

(24)

o Ui •—' P~ 00 NO wo ON t »—i O w o t N c o w o - H O N ^ H O P - P ^ r o w o o o c o e s e s - ^ o o n- P- C N WO -rt - H m O N CN VD M N O O O O e O C N O N P ^ C O O N ~ H P ~ - H O N p ^ o c N O w o N O ' t c o N © o o o ö ö ö ö ö ö e oo Os - < O v i N T f t ^ 0 \ « * 0 0 ' t < t - ^ O O O O O O O p^ p^ o co wo N O O N P- wo O o o ts VO OO O O O O o o o -H tN 3 W O O - H N O - H W O N O - H P ~ O t N c o O O O O O O - * ö o ö ö ö ö ö o ö O C N C O O O O O O O C S o ö ö o o ö o ' o ö •—i wo ON CN © O o o o • * —i ON _ * _ o o ö ö . - i o O —i 3 C O W O t N O N C N T t O O O C N S ] w o T t T f - t w o p ^ c o w o w o ö ö ö ö ö ö ö ö ö C © O O P ^ O C O N - H C O O O N O ö ö o ö o ö ö ö o N O lO wo p~ wo rt WO 00 VI VI iO O o •o o o o o O —i « O o o w ^ o o v i n a o — 0 0 - H i n - . O O O \ 0 C ' t C O C N C O C O C O C N C N C N C N ca W O O W O C N N O W O C O C O — < c o c o c o - ^ - c o c o c o c o c o 0\ N oo n » N co co co TP p> m m co m CN t m o o CN O o co W O C N P - ~ O N ' t O N O O P ~ - H oo © C O - H O N C N N O C O C N P ~ WO ON m — H —i CN ,-H wo CN • * ON -H O N ON - H — - * CN O O O wo ~H ~H U 0 \ 0 > Û N O \ M ^ » 0 ( N ' t - H M M ^ - ' t n v O N N N N M N N N N a. CA O N C N O - ^ N O C O N O ' — i o o © O N O O ^ - - H O C O W O W O mO N co V-I CS en .—1 00 eo O N O N O N - H oo CO CO CO o o CN O • * » • CN

u

w o N o o o r - t c o o c o O N C O C N P - N O t O O O O N O P ~ P ^ N O P - * P ~ O O O O O O O N Tf co oo oo oo P-p~ - H wo CN P~ O N co «o oo o

s

£ O N oo Tf O N P~ co CN CO O N P~ wo WO ON ^ H CO o oo oo oo co NO oo oo CN o o o N O o o p~

s

C N O V O O N O N O C N P ^ O O O N O N O N O N O N O O O O O N O O O O f S W O W I O N O O O N — I CO' Tt' t ' CN COI —« CO CN —' t N t N t N f N N N M f N t N

t 1

I

ü

a

w w X < « Q w u K

2

Q w w 's CA O

I

p^ 'S <L> <L> O

f

O w o o o P ^ o o c o o o c o c N ' t f—i O N © ^ H © »—I ON © ~^ 2? X o. 8 "3 in O O O O O O V O N O N O T J ^ T J -' t -' t -' t WO "O WO NO-' NO-' NO

-o o o, o o o o o o o o o r»' p-° K P-' P ~ K p^ P-' P-' t N t N M M N N t N N N

<£ <£ <£

H Q W H Q W H Q W Q W K Q W K O W K O O O O O O N O N O N O ' t l - ' t Tf' ^ T}-' I O V->' «O NO NO NO P~ CO CO O - H O O N *-« CO O O -H •o wo P- fN O es o p~ CS o p^ O p-O O P-es o p~ CS o p-tN OO SC ' t ' t WO NO X <xa h Q U Q U I (S " o

•s

.9 ä e e §

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

For geometry optimization, a hybrid CASPT2/PBE0 method (the metal-ligand distance is optimized at CASPT2 level while the rest of molecule is optimized at PBE0 level) is recommended

2p 33 Leid af, aan de hand van de ladingsverandering van de ijzerdeeltjes, of de stof ijzer bij het omzetten tot roest de oxidator of de reductor is.. Noteer je antwoord

– Decisions needed on switching DC and RF – Anticipate meeting in January

but rather to one 80-nm-thick V layer sandwiched be- tween two Fe layers, which already has a lower T, than bulk V. When the outer layers consist of Fe, all V layers are

such as the nature of the solvent, deactivation of the column wall and the injection and column temperatures were investigated_ CI mass spectra, using methane

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

The intermeshing corotating screw machine come with a variety of mixing and kneading elements tailored to provide extensive and intensive mixing as well as