• No results found

Theorie en praktijk van het wintermelken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Theorie en praktijk van het wintermelken"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

THEORIE EN PRAKTIJK VAN HET WINTERMELKEN

ü

$ •; -55 -«c

A Studie No. 50 ~ o

V//5 T :, '.J •

Mei 1967

Landbouw-Economisch Instituut - Conradkade 175 - '-Gravenhage - Tel. 6l.4i.6l

Wi»i/ysrsJS^x^iàQM^Ji^sr - nadruk verboden

(2)

INHOUDSOPGAVE

WOORD VOORAF

HOOFDSTUK I

HOOFDSTUK II

HOOFDSTUK III

DE VOOR- EU NADELEN VAN HET VERSCHUIVEN VAN DE AFKALFDATUM

NAAR DE HERFST

§ 1. Inleiding

§ 2. De uitbetalingsprijs van de melk in de loop van het

jaar

§ 3. De gemiddelde jaarprijs van de melk op basis van

verschillende afkalfmaanden

§ 4. De melkgift per koe

§ 5« De opbrengst van de melk ( in gld.) en de bijkomende

voerkosten

§ 6. De waarde van het kalf bij verkoop

§ 7. De kosten van opfok van herfstkalveren en

voorjaars-kalveren tot melkvaars

DE RESULTATEN IN DE PRAKTIJK VAN VERSCHUIVING VAN DE

AF-KALFDATUM NAAR DE HERFST

§ 1. Afkalfdatum, melkgift per koe en opbrengstprijs van

de melk

§ 2. Opbrengsten, voerkosten en het bedrijfsresultaat

§ 3. Enige praktische moeilijkheden bij verschuiving van

het afkalven naar de herfstmaanden

MEER WINTERMELKEN a -

DOOR INTENSIEF VOEREN SN b . DOOR HET

AANHOUDEN YM MEER MELKVEE IN DE WINTER

§ 1. De invloed van intensief voeren op het

bedrijfsresul-taat

§ 2. Meer wintermeik door meer koeien aan te houden in de

winter

SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Blz.

5

7

7

8

10

13

15

16

19

19

21

22

24

24

26

27

118

(3)

WOOED VOORAF

Het produceren van meer wintermelk is een vraagstuk dat de "belang-hebbenden al geruime tijd intensief "bezighoudt.

In Nederland kalven de meeste koeien af in het voorjaar, waardoor meer melk in de zomer dan in de winter aan de fabrieken kan worden af-geleverd. De melkfabrieken hebben uiteraard groot belang bij een zo ge-lijkmatig mogelijke aanvoer gedurende de loop van het jaar. Vandaar dat van deze zijde getracht wordt de wintermelkproduktie te stimuleren door

aan de veehouders voor in de winter afgeleverde melk een hogere prijs te betalen dan voor zomermelk.

De vraag doet zich nu voor of als gevolg van deze hogere prijs voor wintermeik de rentabiliteit van de veehouders verbeterd kan worden door verschuiving van de kalfdata van het vee van het voorjaar naar het najaar. In deze studie is getracht een antwoord op deze vraag te geven. In de eer-ate plaats is onderzocht in hoeverre wintermeiken voordelen zou kunnen op-leveren, terwijl voorts is nagegaan of de bedrijven die wintermeiken toe-passen in de praktijk een beter resultaat te zien geven dan de bedrijven die dit niet doen.

Voorts is aan nog twee andere mogelijkheden tot opvoering van de wintermelkproduktie aandacht besteed, nl. aan de invloed van het

ver-strekken van extra krachtvoer op de bedrijfsuitkomsten en aan de voor- en nadelen van het houden van meer melkvee in de winter.

Het behoeft geen betoog dat de resultaten van dit onderzoek naar het voor en tegen van wintermeiken zowel voor de melkverwerkende industrie als voor de veehouders van belang zijn.

Het onderzoek werd verricht door A. Reitsma van de afdeling Bedrijfs-economisch Onderzoek Landbouw.

\DE/DIRECTEUR,

(Dr. A. Maris)

s-Gravenhage, mei 19&7 • '

(4)

- 7

HOOFDSTUK I

DE VOOR- EN NADELEN VAN HET VERSCHUIVEN VAN DE AFKALFDATUM NAAR DE HERFST 1)

§ 1 . I n l e i d i n g

De vraag of wintermeiken voordelen "biedt is voor de veehouders uiterst "belangrijk. Mede in verband met het feit dat verschuiving van de datum van afkalven van het melkvee naar de herfst verreikende consequen-ties heeft voor de bedrijfsvoering, staat het niet "bij voorbaat vast dat wintermeiken in de praktijk tot een grotere rentabiliteit van de veehou-derij leidt.

De winstgevendheid van het wintermeiken is van een groot aantal fac-toren afhankelijk, zoals hét verschil tussen opbrengstprijzen van de melk in de zomer en in de winter, de wijziging in de melkgift per koe , de

ver-hoging van de voerkosten per koe, de verschillen in ophrengstprijs van verkochte kalveren en in opfokkosten tot melkvaars, enz.

Dit vraagstuk zal worden benaderd door in de eerste plaats aan de hand van normatieve gegevens de voor- en nadelen van het wintermeiken tegen elkaar af te wegen ten einde te kunnen vaststellen of - uitgaande van de prijsverhoudingen in 1964/65 - het wintermeiken voordelen kan heb-ben. De uitkomst van deze berekening kan evenwel, als gevolg van diverse moeilijkheden waarmede wintermeiken gepaard gaat, verschillen van de re-sultaten in de praktijk. Daarom is tevens nagegaan - door vergelijking van bedrijven met uiteenlopende afkalfdata - in hoeverre wintermeiken thans

in de praktijk reeds voordelen biedt.

§ 2 . D e u i t b e t a l i n g s p r i j s v a n d e m e l k i n d e l o o p v a . n h e t j a a r

De rentabiliteit van het wintermeiken wordt o.a. bepaald door het verloop van de melkprijs gedurende het jaar. In grafiek 1 zijn deze nogal sterk uiteenlopende prijzen in beeld gebracht. Het betreft hier de uitbe-talingsprijzen van de C.M.C, bij 3,7/c melkvet in het boekjaar april 1964

t/m mei I965.

1) De inhoud van dit hoofdstuk sluit nauw aan bij hetgeen over het win-termeiken naar voren gebracht werd door drs. J. de Veer in het maand-blad "Veeteelt en Zuivelberichten", oktober 1964 (7e jaargang No. 10).

(5)

UITBETAALDE MELKPRIJS BIJ 3,7$ MELKVET Prijs per 100 kg 40 38 36\-34 32 30 28

u

M M A N D

Het "blijkt, dat de uitbetalingsprijs het hoogst was in de maanden november, december en januari - gemiddeld f.37?80 per 100 kg - en het

laagst in de maanden april, mei en juni - gemiddeld f„29,90 Pe r 100 kg.

Het verschil in gemiddelde melkprijs tussen de zomer- en winterperiode - april t/m september f.31385 per 100 kg en oktober t/m maart f.35385

per 100 kg - is weliswaar de helft kleiner, maar ook dit is nog een be-langrijk verschil. In Nederland kalven de meeste koeien af in de maanden maart en april. Daar in het begin van de lactatieperiode de melKigift het grootst is, betekent dit dus dat in de zomer relatief veel melk aan de fabrieken wordt afgeleverd tegen de dan geldende lagere melkprijs. Ver-schuiving van de afkalfdatum van het voorjaar naar de herfst lijkt op het eerste gezicht - gezien de hogere melkprijs in de winter - dan ook zeer voordelig.

3. D e g e m • b a s i s

i d d e l d e j a a r p r i j s v a n d e m e l k o p

v a n v e r s c h i l l e n d e a f k a l f m a a n d e n Herfstkalven en dus meer afgeleverde melk in de winter leidt dan ook

tot een gemiddeld hogere opbrengstprijs van de melk over het gehele jaar. Dat verschil in gemiddelde jaarprijs is echter geringer dan het verschil in uitbetalingsprijs tussen zomer- en wintermeik doet vermoeden. Dit is een gevolg van het feit, dat in de herfst afkalvende koeien niet alleen

(6)

9

-melk leveren in de winterperiode , maar ook nog in het voorjaar als de

uitbetalingsprijs laag is, terwijl voor in het voorjaar afkalvende koeien hetzelfde geldt, maar dan in omgekeerde richting. De gemiddelde jaarprijs per afkalfmaand werd "berekend op grond van het genormaliseerde verloop van de melkproduktie en het verloop van de uitbetalingsprijzen, zoals in grafiek 1 is weergegeven«

Hoe gering het verschil in gemiddelde jaarprijs per 100 kg melk hij verschillende afkalfmaanden is, blijkt uit grafiek 2.

Grafiek 2 GEMIDDELD PER JAAR ONTVANGEN MELKPRIJS

OP BASIS VAN DIVERSE AFKALFÏtAANDEN

Prijs per 100 kg 35

34

33

-32 31

ï

j _ _L F M

A

M

0

N

D

Het grootste prijsverschil deed zich voor tussen de afkalfmaanden fe-bruari en augustus en bedroeg slechts f . 2 , — per 100 kg melk. Dit verschil is dus de helft van het verschil tussen de gemiddeld uitbetaalde zomer- en wintermelkprijs en slechts 25/o van het verschil in uitbetalingsprijs tussen november, december en januari enerzijds en april, mei en juni anderzijds.In de praktijk is het prijsvoordeel bij wintermeiken nog aanmerkelijk geringer, omdat afkalven van alle koeren binnen één' maand in de nazomer of de herfst vrijwel niet te realiseren is en er altijd enige spreiding in de afkalfdata

zal zijn. In hoeverre de uitbetaalde melkprijs per maand, alsmede de gemid-delde jaarprijs bij verschillende afkalfmaanden afwijken van de gemiddeld uitbetaalde jaarprijs, blijkt uit grafiek 3v

(7)

Grafiek 3

AFWIJKINGEN VAN DE UITBETAALDE PRIJS EN VAN DE GEMIDDELDE JAARPRIJS PER AFKALFMAAND T.O.V. DE GEIIIDDELD UITBETAALDE JAARPRIJS

Gem» uitbetaalde jaarprijs Uitbetaalde prijs p. maand

jaarprijs p„ afkalfm.

J_

J

F

M A

M

J

J

A

S

"0

N

D'

De slechts geringe afwijkingen van de gemiddeld ontvangen'jaarprij-zen bij diverse afkalfmaanden ten opzichte van de afwijkingen van de in die maanden uitbetaalde prijzen komen in grafiek 3 sterk naar voren.

§ 4. H e m e l k g i f t p e r k o e

Bij herfstkalven is naast een gemiddeld hogere prijs veelal ook sprake van een hogere melkgift per koe (zie grafiek

4-)-De melkgift per koe is het hoogst bij afkalven in de maanden septem-ber j oktoseptem-ber en novemseptem-ber en het laagst bij afkalven in de maanden mei,

juni en juli. In de herfst en winter afkalven heeft dus het voordeel van een grotere melkgift per koe«

(8)

11

-Grafiek 4

MELKGIFT PER MELKKOE OP BASIS VAN DIVERSE AFKALFMAANDEN (basis 4200 kg) 4600 4400 4200 4000 3800 kg

ï

J F M

M

N

Grafiek 4a MELKOPBRENGST IN GLD. PER MELKKOE OP BASIS VAN DIVERSE AFKALFMAANDEN

(9)

De verklaring hiervan is, dat "bij in de herfst afkalvende koeien de nor-male teruggang in de melkproduktie geringer is dan hij in het voorjaar afkalvende koeien, doordat eerstgenoemde koeien juist op dat moment de weide ingaan» Door het verse gras "blijft de melkproduktie langer op een

hoog peil, met als gevolg een hogere totale melkgift per koe. Ook het feit dat in de stalperiode een hoge dagproduktie, zoals in het hegin van de lactatieperiode voorkomt, heter kan worden gehandhaafd dan in de weide-periode, speelt mogelijk een rol.

In de herfst en winter afkalven heeft dus het voordefilvan een grotere melkgift per koe.

Het verloop van de melkophrengst (gld.) per koe hij diverse afkalf-maanden toont grafiek 4-a« Hoewel de gemiddelde jaarprijs het hoogst is hij afkalven in de maanden juli en augustus (zie grafiek 2) blijkt de hoogste melkophrengst in gld„ per koe samen te vallen met de hoogste melkgift per koe in de afkalfmaand oktober (zie grafiek 4)» De hogere melkgift per koe beïnvloedt dus in sterkere mate de geldopbrengst van de melk per koe dan de gemiddeld ontvangen melkprijs. Dit wordt met cijfers nog nader aangetoond in tabel 1. Afkalf-maanden Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Gemiddelde

INVLOED HOEVEELHEID EN PRIJS OP DE HELKOPBRENGST IN GLD« PER KOE DIJ VERSCHILLENDE AFKALF!ÏAAHDEN Index-cijfers melkpro-duktie 1 ) 1 104/.' 99,5 98?3 94,3 93,1 91,9 93,1 96,7 105,4 109,8 108,1 105,5 100 Kg me Ik per koe (basis 4200 kg) 2 4390 4180 4130 3960 3910 3860 3910 4060 4427 4610 4540 4430 4200 Gemidda jaar-pri per 100 js kg melk 3 32 31 32 33 33 34 34 34 34 33 33 33 33 3 02 90 30 00 ,60 ,00 20 ,30 ,20 ,90 ,50 ,00 ,35 Geldop-brengst V. d, me Ik in g l d . per k o e per jaar

4

' 1418 1333 1334 1307 1314 1312 1337 1393 1514 1563 1521 1462 1401 Afwij-kingen kol .om. .4 van het gemidd.

5

+ -+ + + + 18 67 67 94 86 89 64 7 113 162 120 61 0 Invloed kg melk : per koe (kolom 2) 6 + -+ + + + 623' 6 24 80

97

115 100 48 77 139 114 76 0 Tal Inv el 1 loed jaar-pri (ko jzen lom 3)

7

-+ + + + H--r -L -44 4' 61 43 14

9

26 36 41 36_ 23 6 15 0 1) Het v e r l o o p v a n de totale m e l k p r o d u k t i e p e r k o e i n a f h a n k e l i j k h e i d v a n de d a t u m v a n a f k a l v e n is e v e n a l s het v e r l o o p v a n de m e l k p r o d u k t i e g e d u -r e n d e de l a c t a t i e p e -r i o d e gebas'ee-rd op g e g e v e n s , d i e zijn ontleend a a n de studie over de standaardkoe." "Het o m r e k e n e n v a n m e l k k o e i e n tot s t a n d -a -a r d k o e i en",. J . D o e k s e n , D . C « H e y b o e rc V e r s l a g e n l a n d b o u w k u n d i g e o n d e r

-z o e k i n g e n N o . 5 8 - 7 , 's-Gravenhage 1 9 5 2 . : -•

2) Dezelfde jaarprijzen als in grafiek

2--3) Afwijkingen van de kg melk per koe ten opzichte van het gemiddelde x jaarprijs.

4) Basishoeveelheid melk x jaarprijsverschillen ten opzichte van het ge-middelde.,

(10)

13

-De invloed van verschillen in melkgift blijkt, behalve in de afkalf-maanden februari en maart, aanzienlijk groter te zijn dan de invloed van verschillen in jaarprijs van de melk. Tevens blijkt, dat de grootste posi-tieve invloed van de melkgift, ni. in de afkalfmaanden oktober en november, niet samenvalt met de grootste positieve invloed van de jaarprijs. De in-vloed van de jaarprijs is nl. het grootst in de maanden juli, augustus en september.

Het voorgaande toont aan, dat de voordelen van het wintermeiken meer zijn gelegen in een hogere melkgift dan in een hogere melkprijs.

§

5<

D e o p b r e n g s t v a n d e k o m e n d e v o e r k o s t e n

m e l k (gld.) e n d e b ij

-Deze hogere geldopbrengst is natuurlijk geen zuivere winst; melken in de stalperiode vraagt hogere voerkosten. Hoeveel hoger hangt af van het basisrantsoen, dat uit in eigen bedrijf gewonnen voer kan worden verstrekt. Tabel 2 vermeldt hoeveel kg krachtvoer in de vorm van A-meel volgens de voedernormen per melkkoe (dus exclusief jongvee) zal moeten worden aangekocht in het geval dat het basisrantsoen voldoende is voor 6 kg melk en hoeveel, indien het basisrantsoen voldoende is voor 10 kg melk.

Tabel 2 GEMIDDELDE MELKGIFT, MELKPRIJS EM VOEDERBEHOEFTE PER JAAR

OP BASIS VAN VERSCHILLENDE AFKALFMAANDEN

Afkalf-maanden

Kg melk per koe per jaar (basis 4200 kg) Gemidd. prijs per kg melk per jaar Geldopbrengst van de melk (guldens) per jaar Bijkomende voederbehoefte in de stalperiode uitge-drukt in kg A-meel basisrantsoen 6 kg melk basisrantsoen 10 kg melk Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 4390 4180 4130 3960 3910 3860 3910 4060 4427 4610 4540 4430 32,30 31,90 32,30 33,00 33,60 34,00 34,20 34,30 34,20 33,90 33,50 33,00 1418 1333 1334 1307 1314 1312 1337 1393 1514 1563 1521 1462 607 468 364 240 144 236 344 460 } 612 732 I ; 806 700 411 323 199 122

2

22 73 173 322 445 518 459 1) 1)

1) Geen rekening gehouden met bijvoedering in de weide aan het einde van de weideperiode.

(11)

Hoe hoog de bijkomende voerkosten zijn bij een voerprijs van 37 s5

cent per kg ZW boven het basisrantsoen (6 kg) tot 10 kg melk en 52,5 cent per kg ZW boven 10 kg melk en welk bedrag per saldo overblijft indien de-ze bijkomende voerkosten van de geldopbrengst worden afgetrokken, is in tabel 3 weergegeven. Hierbij'is er van uitgegaan, dat aanvulling van het basisrantsoen uit eigen bedrijf tot 10 kg melk grotendeels kan worden be-reikt door aankoop van relatief goedkoop ruwvoer (37 ?5 cent per kg ZW) en dat voor aanvulling boven 10 kg melk krachtvoer moet worden aangekocht

(-52,5 cent per kg ZS).

Uit deze tabel blijkt dat bij een basisrantsoen voor 6 kg melk er t.a.v. het saldo melkopbrengst minus voerkosten geen groot verschil is tussen de diverse afkalfdata5 alleen de maanden september en oktober onderscheiden zich door een aanzienlijk gunstiger saldo. Houdt men er echter rekening mede dat in de praktijk bij afkalven in deze maanden op de meeste bedrijven tegen de herfst wel enige bijvoedering in de weide nodig zal zijn, dan zal dit voordelig verschil - althans voor een belangrijk deel - weer verdwijnen» Afkalven in november t„o„v. maart geeft echter wel enig voordeel, het saldoverschil bedraagt nl. f « 44 ? — per koe„

Tabel 3 HET SALDO VAN MELKOPBRENGST MINUS BIJKOMENDE VOERKOSTEN

PER ROEI PER JAAR BIJ VERSCHILLENDE AFHALFMAANDEN Afkalf-maanden Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Geldopbrengst v.d. melk volgens tasel 2 1418 1333 1334 1307 1314 1312 1337 1393 1514 1563 1521 1462 Basisrantsoen 6 kg melk bijkomende voederkos-ten 193 149 111 72 36 61 93 132 185 228 254 221

|saldo van melk-jopbrengst minus jvoederkosten 1225 1184 1223 1235 1278 1251 1244 1261 1329 1335 1267 1241 Basisrant bijkomende voederkosten 144 113 70 43

-8

26 61 113 156 181 161 soen 10 kg melk jsaldo van melk-jopbrengsten mi-jnus voederkosten 1274 1220 1264 1264 1314 1304 1311 1332 HOI 1407 1340 1301 Naarmate een groter basisrantsoen uit het op het eigen bedrijf

ge-wonnen voer beschikbaar is, zijn niet alleen de bijkomende voerkosten lager, maar zijn ook de onderlinge verschillen in bijkomende voerkosten tussen de verschillende afkalfmaanden kleiner.

(12)

15

-B i j een b a s i s r a n t s o e n voor 10 kg melk b l i j k t wederom i n de maanden

september en oktober het saldo het hoogst t e z i j n . Ook h i e r b i j moet

wor-den opgemerkt, dat geen rekening i s gehouwor-den met eventuele k o s t e n van

b i j v o e d e r i n g in de weide in de e e r s t e maanden na het k a l v e r e n .

Het v e r s c h i l in saldo b i j afkalven i n het begin van de s t a l p e r i o d e

(november) en b i j afkalven in de maanden f e b r u a r i en maart i s nu ook

v e e l g r o t e r . Het v o o r d e l i g v e r s c h i l bedraagt nu n l . _+ f . 1 0 0 , - saldo per

k o e . Ook december en j a n u a r i l e v e r e n een hoger saldo op dan de

daarop-volgende maanden.

De c o n c l u s i e die u i t d i t a l l e s naar voren komt i s , dat b i j een

goed b a s i s r a n t s o e n en b i j de huidige p r i j s v e r h o u d i n g e n , het afkalven

i n het begin van h e t s t a l seizoen voordelen b i e d t wat b e t r e f t de g e l d

-opbrengst van de melk en de hoogte van de bijkomende v o e r k o s t e n . De

v r a a g of afkalven i n de l a a t s t e maanden van de weideperiode - september

en oktoloer-misscïtien g r o t e r e voordelen b i e d t , hangt af van de

noodzake-l i j k e b i j v o e d e r i n g van v e r s e koeien i n de weide en z a noodzake-l s t e r k verband

houden met de bedrijfsomstandigheden.

B i j deze berekening i s ervan u i t g e g a a n , d ä t ' e r een b a s i s f a n t s o e n

van 6 kg c . q . 10 kg melk u i t op eigen b e d r i j f gewonnen voer beschikbaar

i s . In dat geval z a l aan droogstaande en i n het einde van de l a c t a t i e

-p e r i o d e verkerende melkkoeien i n het algemeen een zelfde b a s i s r a n t s o e n

worden gegeven a l s aan v e e l melk gevende k o e i e n . Dit betekent dat voor

een v e r g e l i j k i n g van de r e n t a b i l i t e i t vàn h e r f s t a f k a l v e r v en v o o r j a a r s

-afkalven het op eigen b e d r i j f gewonnen ruwvoer bui-ten' beschouwing kan

worden gel-aten. Indien u i t het op eigen b e d r i j f gewonnen voer nog een

b e t e r b a s i s r a n t s o e n kan worden samengesteld ( b . v . voor 12 of 15 kg melk)

kan in het r a n t s o e n van de v e e l . m e l k gevende koeien nog. een, deel van het

k r a c h t v o e r vervangen worden door h e t goedkopere eigen v o e r . De r e n t a b i l i

-t e i -t kan in d i -t geval door v e r s c h u i v i n g van de a f k a l f d a -t a naar de h e r f s -t

maanden g u n s t i g e r worden.

§ 6 . D e w a a r d e v a n h e t k a l f b i j v e r k o o p

Ëen andere factor die van belang is bij de beoordeling van de

in-vloed van een verschuiving in de afkalfdaturn op"de rentabiliteit,' is 'de waarde van het kalf.

Een groot deel van de kalveren op de weide- en gemengde bedrijven wordt nuchter verkocht, hetzij voor de slacht, hetzij voor de mesterij. Van de kalveren die in de eerste 5 maanden van het jaar geboren worden

(± 2/3 v a n kei; totaalaantal) werd in 1964 10% en in 1965 nog slechts 5%

nuchter geslacht. In de voorgaande 2 jaren (1962 en 19^3) was dit aan-zienlijk meer, nl. _+ 20%. De sterke teruggang van het percentage nuchter geslachte voorjaarskalveren in de laatste twee jaren is een gevolg van het feit, dat een toenemend aantal kalveren bestemd wordt voor de meste-rij.

Van de kalveren die in het tweede halfjaar worden geboren, wordt een nog veel geringer gedeelte als nuchter kalf geslacht, nl. in de

jaren 1964 en 1965 slechts 1 à 2%. In de jaren 1962 en 1963 bedroegen deze percentages resp. nog 3 en 4%.

(13)

Het grotere aanbod van kalveren in het voorjaar weerspiegelt sich ook in de prijzen» Gld 5S50 5,00 4,50 4,00 3,50 3,00 f-2,50 2,00 I.50 -1,00

1

Grafiek 5 PRIJZEN VAN NUCHTERE .KALVEREN VOOR DE IIESTERIJ

(gld« per kg levend gewicht)

gem.kg.prijs I963 gem.kg„prijs 1964 en I965

X

J M M J J A 0 N D

In 1964 en 1965 lag d.e prijs in maart op het laagste niveau en steeg

aanzienlijk in de daaropvolgende maanden. Het prijsverschil tussen maart en september bedroeg f. 90,- à f. 100,- per kalf. In 1963 was de stijging ongeveer gelijk j' maar het niveau van de prijzen lag "belangrijk lager. On-danks de in 1964 en 1965 sterk toegenomen vraag naar voorjaarskalveren voor de mesterij bleef het prijsvoordeel van in de herfst afgezette kal-veren gehandhaafd.

§

7.

D e e n k o s t v o o r j e n v a n o p f o k v a n h e r f s t k a l v e r e n a a r s k a l v e r e n t o t m e i k v a a r s

De vraag doet zich voor,, of de voordelen van het afkalven in de herfst misschien voor een deel weer zullen verdwijnen, doordat de opfokkosten van de aangehouden kalveren hoger zijnv

Indien men de opfokkosten van een kalf op zich zelf beschouwt, is dit wel het geval. Op iets langere termijn bekeken - b.v. over één of twee

jaar - echter niet;, dan zijn de opfokkosten van een voorjaarskalf eerder hoger dan lager. Dit blijkt uit een vergelijking van de opfokkosten van respectievelijk een in april en een in november geboren kalf (tabel 4)«

(14)

17 -m O m O !? o r-q n M t-H O ca PA h> H PH i—I PA S m > o F3

3

H PH PH <3 £5 F3 FH1 <r! E H CO O O P-! O n * 5 j -r H O r Q cd EH <+H r H fn r ° e CD > O |S3 « H r - t CÔ ^ r H • H fH <! CM cd E CD A O ffl ^— CÔ H CD A O m P O CÔ S CD ,3 Ü ta CM cô S CD ^1 Ü ra ^— e CD A ü Oî fH 0 ft &0 _, -^ Ö O O cd O •1-3 O • H T ~ U PH X r H CD S fH CD x i ti o ^ r H CD B CD r H r H O

>

• H CD ï~ X r-i CD H fn CD x i o ,M r H CD S 0 r H r H O

>

- d r H ttf) ,__„ 5*0 | 2 ^ • tS) M -M o T i r~\ M t s

x :

M 6D ^ xi* r H M . & û > : X ' N T i ' r H M « tùis X • to t*D X x i r H t l D Ö 0 Ê S .y • CNJ _ _ _ _ .M 1 <+H ? r H > CÔ Q X Ö ~1 r H <H • H r H fH CÔ (hX a CD r H CD x i x i • H a fH CD X i CD O > 0 0 * - C— l <x> o r— 1-0 ^— T— P O C O C A ^ j - C A MD CvJ T -T— ^— S © CÔ X i O C O T— oo cr\ CM PO CM T - ^ 0 0 C A t — 0 0 v - P O CM O N l m P O T MD v C A T -P O O ( M M D P O CM C O CM r— T -* - OO ^f- CA T— P O T 1 C O M D P O T -v O ( M i n P O • ^ t 0 0 O r O T -P O M D C A T ~ CM P O C O ^ t " i n CM CM C O ^ f CM CM T -^ S CD 5*0 CÔ X J i n CM CM 1 M D i n CM T -v - C A MD P O "vt O Ö C A T v t ^ O i -T - CM P O ^ - o o CM Md o r~-C A i — 1 P O MD O MD - C O P O ^ j - c o i n c o r O LTN O T - CM r O C O T CM CM ^ J -CM -CM • O 1 1 1 1 1 B m i i i i i • ON «-y ON av « \ v \ p , t ~ - r O v - V û C A O i m CM CM MD F— T - ; r o T — P O r O r O i « 1 1 1 1 I 1 i B 1 1 1 1 i i : • ON » \ ON » i ON. ONI ftinino O \ o m ! f — O CM M D r— ^ } - ! CM i - P O P O T - ! h * • P O !CM ! P O ,'CM ; p o 'MD •^~ CM P O CM P O C O C^-^— ~=H-o " S t -* O CM ^ h O ^ H -CA l ^ ~ ^— •=3-O ^ t ^^ (30 [ cô ; rrj : r H 1 - 1 '• H|OJ H <D ' - > • CM CD CD - fH CD B I S CÔ ; /CÔ B fH • CÔ ! fH CD I S ] - o ; , y CD > " - N «in ; CD >• r H • t£> r H ! CD r H CÔ t S JxJ CÔ • fH CÔ CÔ •PO HH r H CÔ ^ i CD r H ? ra X ' ^ A ; ^ i x N : CD r H x X M <D ; T - S) H B - r a î f f i cô T - ; - — E CD u ••-* X U ; E ta h ^ M H 1 - P CD M - P - P CD cô ! CD r H CD - H - H - H T J CÔ \ C D r H T J - H | ï ^ O - H + ^ l • H O Ö CD - H - H O CD O 1 W > 0 5 H p q s ^ E H ; l a :<D ' C Ô xi m CM CM P O v -m c o P O T -C A M D CM CM i n T - c o Ö 0 ) u> CÔ xt o t— P O T -i n c o P O r -O N M D CM CM i n •r- 0 0 P O i -i n o o P O • < -C A M D CM CM t n T - 0 0 1 1 •N. C A r— P O ! i 1 1 (7\ ON MD O P O P O r H CD CD E u CD t > " - ^ p - l ^_' cô is U CÔ CÔ l~> =H r H CÔ A CD CM X ' N -y t •PO ÎJÛ • H •a) f H ^ - ' - p • H - H is o • H O pq ÎH P O r— o o m P O r— O O i n i i •v i n -=H-"(— !PO r— I t — o ! ^ O PO ! o CM Lnco P O C A r—co CM O P O O CM i n co ^ H - CM P O T -T - P O ^1-cO i n i n PO r— ^ t - c o P O P O T " P O - c f - C O i n i n P O f -^ J - P O P O v -v - P O ' H - O O i n i n P O c ~ -u c ô ' cô • r j i * i — - P : o ; ^ - s - P , « fn : is CÔ O : » CÔ C D : IS) - o - p ; , " H ffl; S l D r H O ' X «3 M' ^ A ri', ï D ! eu CD o : cô CM > ; 0 0 r H r H l CD CÔ C Ô : x i cô cô ] • H - P - P ; 0 O O ' Ä EH E H ! O O P O P O I i n P O v - MD : o i A ' ^ -! M D CM T - CM i T— ^— T— ; Ö ; CD ;&£ !cô i x )

io

1"^ ^— o o o i n O O MD C O m o •>-O •>-O P •>-O P •>-O i n P O t - MD : o i T i T - ^ t M J CM v - CM T— T— T— o o o i n O O MD OO i n o -r-^— co C A i n r— MD C O Ö CD CÔ Xi t n CM CM CA m o -MD co C A m c— MD 1 1 1 1 1 1 1 1 ON «N ON «N O O O O T - «vf- CM M D P O CM CM r O 1 1 W\ m •>* MD • i n T—

io

,CM •=H-Vo i n ^— o CM ^t" DD v A i n t — MD C O C A m r— M D 0 0 O N i n t— MD •—-s , - V o ^ is C Ô ' is • CÔ I S ] - o ' — - I S ) HH . i 5 Û r H t * ÖD Jsd cô fH CÔ CÔ P*2 HH r H CÔ ^ CD P O • X v - f l t S ) - - ' P^ u r H CD W CD 5)0 m 3 rrj cô P O ; ^J cô ft CD U ! ^ — ' fH O » H ! 5*0 CD > CD CÔ • H r H 5(0 C D X ) CÔ O - H O Ö - H - P O i f n CD CD O i M M O g Se EH f P O ! •ç— | ^— ! PO ; co c— ! d ; CD !cô , x i • i n CO ,T— P O ^— T — P O C O r— O CM sfr O t— -sd- t - c o «vt- i n C A i n CM t— PO i n CM T T -o -o -o i n O O r - P O f— ^ CM T — o w < * o a © bD cô x ! O ^Hr ^—' r— <st- •<- c o - ^ m CA i n CM f— PO t n CM T T -o -o -o t n O O r - PO r - -=t CM O CM ^|- O C— v H - T " C O ^ m CA i n CM r-- PO t n CM i — T-o T-o T-o i n o O t— PO C— ^ CM ^— 1 1 ON i n • v j -n— l i l l l l l l ON ON ON O N O O O O i — -5H/- CM M D P O CM CM P O P O C A M D •p- M D f — T - ( M t n P O P O MD O 0 O CM r - CM O T - CM P O C A C O i ~ vo m •r- CM m P O P O MD C O O CM f ~ CM O T - CM MD < 3 - M D O O T -CM P O MD P O C 0 MD C A M D CvJ i n CM O i - CM V Q ^ H - CM O O - ^ CvJ P O MD P O 0 0 MD C A M D CM i n CM O i - CM MD ' H - t — O O T -CM P O M D P O 0 0 M D C A M D CM i n CM O T - CM rH cô cd •r-i U © CÔ C M CÔ • o + © © ^ v CM T -^ o fH • is CÔ a ö l a • cô © © tS3 " O -P -P '—•> tS) <H co m tlO r H O O is 5* X cô X X M cô cô r-> HH r H CÔ A © ^ t • X • -^-A U fn I S ) ^ - ^ ft fn © © r H © CO © O O 5 ) 0 t Q ; 3 x ! ' c ö < 3 - t > > X ai ft © fn ^ - < U O t i H H H OÙ « l> © CÔ cô cô • r l r H E j Q E l O x ) CÔ CÔ CÔ O - H O Ö - H - P - P - P 0 3 f H © © 0 0 0 M | X | H S 3 E H E H E H , CÔ • H O H •ri > O fH P H . H ^ © A a !> m U cô cô > X r-i O a - p o - p HH r H CÔ X S cô > © • H - p CÔ M • H r H A a ft © x i s CÔ cô x i C © © r H - P a o m a Cl) r » <i> t » CD 0 5)0 X i » K « O G • P O • H N S CD tlO a • H Ö CD ^ CD fn © r O a> xJ fH O o Ö cô r H r H O ^ • H Pi N fH O O > pi cô © fH 2 A U Cl) x i © o > © © t> >

(15)

halfjaar, dat geheel in de stalperiode valt, f. 3 5 ? — hoger dan voor het aprilkalf gedurende de eerste 225 dagen, die vrijwel geheel in de weideperiode vallen. Indien het aprilkalf opgefokt zou worden met wei, zou het novemberkalf zelfs f. 4 7 ? — hoger uitkomen dan het aprilkalf. Maakt men echter een vergelijking van de opfokkosten tot eenjarige

leeftijd - waarbij dan het herfstkalf het tweede halfjaar in de weide loopt en het voorjaarskalf op stal staat -, dan valt deze ten gunste uit van het novemberkalf. De opfokkosten van het novemberkalf zijn dan

f. 2 7 3 — lager en ook indien het aprilkalf met wei wordt gevoederd, komt het novemberkalf nog f-« 14s~~ voordeliger uit.

Dit gunstige verschil in opfokkosten van het novemberkalf ten op-zichte van het aprilkalf wordt groter wanneer wij de opfokkosten door-berekenen tot tweejarige melkvaars. Dit blijkt ook uit de cijfers in tabel 4« Op tweejarige leeftijd zijn de opfokkosten van het novemberkalf f. 6 3 , — lager en als het aprilkalf met wei wordt gevoederd, komt het novemberkalf ook nog f. 4 9 ? — beter uit. Hierbij mag worden aangenomen dat de overige kosten zoals arbeid, huisvesting, dierenarts enz. in beide gevallen wel ongeveer dezelfde zijn.

Wat betreft de opfokkosten tot tweejarige melkvaars is het afkalven in de herfst dus voordeliger dan afkalven in het voorjaar.

(16)

- 19

HOOFDSTUK II

DE RESULTATEN IN DE PRAKTIJK VAN VERSCHUIVING VAN DE APKALFDATUM NAAR DE HERFST

1 . A f k a l . f d a t u m , m e l k g i f t p e r k o e en o p b r e n g s t p r i j s v a n d e m e l k

Uit het voorgaande "bleek dat bij herfstkalven van bet melkvee diverse factoren kunnen bijdragen tot vergroting van de rentabili-., teit. Deze factoren betreffen de grotere melkgift per koe bij een gemiddeld hogere melkprijs, betere prijzen voor afgezette, kalveren en geringere kosten bij de opfok van kalveren tot tweejarige vaars«

Men kan zich nu afvragen of deze voordelen wel realiseerbaar zijn, gezien de noodzakelijke wijzigingen in de bedrijfsvoering die verschui-ving van de afkalfdatum naar de herfst met zich brengt, alsmede de ho-gere uitgaven voor voer waarmede wintermelken in de praktijk gepaard gaat. Deze vraag'kan beantwoord worden door de resultaten te vergelij-ken van groepen bedrijven die gerangschikt zijn naar afkalfdata van de melkkoeien "1 ' (tabel 5 ) .

Tabel 5 VERDELING VAN HET TOTAALAANTAL AFGEKALFDE KOEIEN

NAAR PERIODE VAN AFKALVING Tijdvakken waarin de

koeien zijn afgekalfd

Groepen bedrijven I ! II I' III 4 1 11 84 12 7 17 64 13 13 30 44 Juni t/m augustus September t/m november December t/m februari Maart t/m mei

Op de bedrijven in groep I is 84% van de melkkoeien in het voorjaar afgekalfd en sL&chts 12% in de periode van september t/m februari. In groep III daarentegen is in het voorjaar slechts 4 4 % van het aantal koei-en afgekalfd, maar in de herfst- koei-en winterperiode 43%. Het is duidelijk dat van de bedrijven in groep III een relatief hoger percentage winter-melk verwacht mag worden dan van de bedrijven in groep I (tabel 5 ) .

1) De bedrijfsgegevens zijn ontleend aan een onderzoek op 60 bedrijven in de Randstad Holland die melk leveren aan de C.M.C, en hebben betrek-king op het boekjaar 1964/65.

(17)

Tabel 6

¥INTERMELKEN , MELKGIFT EN PRIJS

B e d r i j f s ge gevens Groepen b e d r i j v e n I I I I I 1. Verwacht percentage wintermeik 1)

2. Wintermeik; per melkkoe 3. Zomermelk per melkkoe 4« Totale melkgift per melkkoe

5« Verwachte melkgift per melkkoe 1) 6. Opbrengstprijs van de melk

7 o Verwachte opbrengstprijs van de melk 1) 8. Vetgehalte van de melk

9* Aantal weken eerste klas melk

35 1550 2650 4200 4070 33,10 32,65 3,77 42 40 1750 2450 4200 4100 33,60 32,83 3,77 42 45-2000 2300 4300 4160 33,60 32,95 3,77 38

1) Het te verwachten wintermelkpercentage is berekend - op grond van de geboortedata van de kalveren en het genormaliseerde verloop van de melkproduktie gedurende de lactatieperiode - door voor elk bedrijf een schatting te maken van het onder gemiddelde omstandigheden te verwachten percentage wintermeik. De overige bedrijfsgegevens die als verwacht staan aangeduid, werden eveneens op grond van de af-kalfdata en het genormaliseerde verloop van het desbetreffende ge-geven berekend.

Het verschil in afkalfdata tussen de groepen I en III betekent een toeneming van het verwachte percentage wintermeik met ÎO'/o (punt 1). Als gevolg daarvan is de hoeveelheid wintermeik in groep III aanzienlijk hoger dan in groep I (punt 2 ) , terwijl de hoeveelheid zomermelk per koe (punt 3) geringer is dan in groep I. Naarmate meer koeien in de herfst kalven is dus de melkgift in de winter groter en in de zomer geringer. Verder blijkt de totaalmelkgift per koe op de bedrijven met een hoog percentage wintermeik groter te zijn dan in groep I. In hoofdstuk I is een verklaring voor dit verschijnsel gegeveric In de herfst afkalven heeft dus het voordeel van een grotere melkgift per koe. De meeropbrengst stemt ongeveer overeen met de verwachting (punt 5 ) •

Meer afgeleverde melk in de winter betekent ook een gemiddeld hogere prijs van de melk over het gehele jaar (punt 6 ) . Hoewel in groep III

aan-zienlijk meer koeien in de herfst en winter afkalven dan in groep I, is het verschil in opbrengstprijs van de melk niet groot« Zelfs indien de bedrijven in groep III het in de praktijk maximaal haalbare percentage wintermeik van 55/° zouden hebben bereikt, zou het prijsverschil met groep I niet veel groter geweest zijn« Het jaarprijsverschil is dus veel geringer dan het grote verschil in uitbetalingsprijs tussen zomermelk en wintermeik doet vermoeden. Zo betaaldede C.M.C, in 1964/65 36,7 cent per kg voor in de maanden december t/m februari afgeleverde melk met 3,7 vet

tegen 30 cent per kg in de maanden maart t/m mei. Hoe gering het effect hiervan is op de jaarprijs bij verschuiven van de afkalfdatum van het voorjaar naar de herfst en winter blijkt uit punt 7 (32,65 cent in

groep I togen 32,95 cent in groep III). Het reeds gememoreerde feit dat in de herfst afkalvende koeien niet alleen melk leveren in de winterpe-riode, maar ook nog in het voorjaar als de uitbetalingsprijs laag is, is hiervan de oorzaak.

(18)

21

-. De werkelijk ontvangen melkprijs in de-. drie groepen wijkt enigszins af van de op. grond.van de afkalfdata te verwachten melkprijs. Het vetge-halte speelt hierbij geen rol, want dit is in groep I gelijk aan dat in groep III (punt 8 ) . Wel kunnen verschillen in predikaten en kwaliteits— toeslagen hierbij van enige "betekenis zijn geweest^ in groep III ,werd nl. gedurende. 38 weken eerste klas melk afgeleverd, in groep I 42 weken. De invloed hiervan op de verschillen in uitbetaalde melkprijs kan echter niet groot geweest zijn.

§ 2r-.Ö p "b r e' n g s t, v o e r k o s t e n e n h e t b e d r i j f s-" r e s u l t a a t

.Bij de indeling in drie groepen'bedrijven is de invloed op het be-drijfsresultaat van alle andere factoren dan die van verschillen in af-kalfdatum uitgeschakeld. Dit blijkt o.a. uit een gemiddeld gelijk pro-" duktievermogen van het melkvee in de drie groepen bedrijven onder punt 2 in tabel J. Ook de voerintensiteit in de winter, voor zover die geen ver-band houdt met de afkalfdatum, het graslandgebruik enz. zijn in de drie groepen bedrijven gemiddeld aan elkaar gelijk. Slechts verschillen in af-kalfdatum kunnen derhalve de oorzaak zijn van verschillen in opbrengsten en voerkosten tussen de drie groepen bedrijven.

Tabel 7 WINTEBMELKEN EN BEDRLJFSUITKOMSTEN

Bedrij fsgegevens Groepen bedrijven

II ! III

35

4100

1390

1330

300

500

40

4100

1420

1350

350

610

45

4100

1450

1370

290

650

1. Verwacht percentage wintermeik 1)

2. Produktiviteit van het melkvee 2) 3. Melkopbrengst in gld. per koe

4. Verwachte melkopbrengst in gld. per koe 1) 5. Omzet en aanwas per koe

6. Voerkosten per koe

7. Voederbehoefte (gld.) boven een

basis-rantsoen voor 6 kg melk) 3) 100 115 125 8. Melkopbrengst plus omzet en aanwas

minus voerkosten 1190 1160 IO9O 9. Arbeidsinkomen (rundvee) per koe 68O -650 67O 1) Zie noot onder aan tabel 6.

2) Berekende maatstaf voor het produktievermogen van het melkvee' op grond van de zomermelkgift per koe waarbij de invloed van de afkalfdatum op de melkgift is uitgeschakeld,

3) Hierin niet begrepen bijvoedsring .in de weide en de voerkosten van het jongvee.

Aansluitend aan de melkgift- en melkprijsgegevens in tabel 5? vermelden punt 3 in tabel 7 de gemiddeld werkelijke en punt 4 de gemiddeld verwachte

melkopbrengst in guldens per ,koe van de drie groepen bedrijven. Het blijkt dat het verschil in melkopbrengst per koe tussen de groepen I en IXI..,(punt 3) f. 6 0 , — bedroeg, hetgeen f. 2 0?— groter is dan het verschil'in verwachte

(19)

melkopbrengst por koe (f„40,-). Hierin komt waarschijnlijk het effect van een sterkere dan noodzakelijke voedering hij toenemend wintermeiken naar voren. Volgens de norm (punt 7) kan immers in groep III volstaan worden met f. 25,- extra voeraankopen ten. opzichte van groep Ij terwijl in wer-kelijkheid voor f0I5O5- extra voer werd aangekocht (punt 6 ) . Het toch al geringe voordeel van een hogere melkgift en prijs wordt in dit geval dus meer dan volledig tenietgedaan door te hoge voerkosten. Hiertegenover staat ook geen hogere omzet en aanwas (punt 5)5 in groep III is de omzet en aanwas per koe zelfs iets lager dan in groep I. Waarschijnlijk is het effect van de hogere opbrengst van in de herfst verkochte kalveren op de totaleomzet en aanwas ook maar betrekkelijk gering, waardoor schommelin-gen door toevallige omstandigheden een grote invloed kunnen uitoefenen. Al met al is het saldo van melkopbrengst + omzet en aanwas minus

voer-kosten (punt 8) in groep III f.100?— lager dan in groep I« Dit is vol-ledig in tegenstelling tot hetgeen verwacht mocht worden« Wel waren de bewerkingskosten per koe - die overigens waarschijnlijk niet in verband staan met het wintermeiken - in groep III iets lager. Het behoeft

ten-slotte gönn verwondering te wekken dat het arbeidsinkomen per koe(punt 9) in groep III niet hoger is dan in groep I.

§ 3. -fini g e p r a k t i s c h e m o e i l i j k h - e d e n b i j v e r s c h u i v i n g v a n h e t a f k a l v e n n a a r d e h e r f s t m a a n d e n 1)

Naast de hoge eisen die aan de wintervoedering gesteld worden bij het wintermeiken heeft het afkalven in de herfstmaanden in de praktijk nog andere bezwaren o

In de eerste plaats is het moeilijker, herfstkalvende koeien die in de stalperiode moeten worden geïnsemineerd,drachtig te krijgen. Het vaststellen van de tochtigheid vraagt van de boer extra zorg.

Bovendien worden hogere eisen gesteld aan het opstellen van verant-woorde voederrantsoenen voor de verschillende dieren, Indien dit niet met deskundigheid en zorg geschiedt, is het gevaar groot dat door on-doelmatige voeding een mogelijke winst van het herfstkalven weer geheel in te hoge voerkosten verdwijnt. Dat dit in de praktijk ook veelal het geval is werd in het voorgaande reeds aangetoond.

Een ander belangrijk probleem is echter, op welke wijze men een

overschakeling van voorjaarskalven tot herfstkalven moet bewerkstelligen en welke kosten aan deze overschakeling zijn verbonden. Theoretisch zijn daarbij twee mogelijkheden: vervroeging van de afkalfdata of verlating van de afkalfdata.

De praktische mogelijkheden om door middel van een vervroeging van de afkalfdata een overgang van voorjaarskalvende koeien naar herfstkel-vende koeien te bereiken, zijn wel zeer beperkt. Een bekorting van de periode tussen twee opvolgende afkalfdata is praktisch onmogelijk en sorteert op korte termijn nauwelijks enig effect. Ook het op jongere leeftijd laten afkalven van de vaarzen is weinig aantrekkelijk en zou pas na vele jaren tot enig resultaat voeren.

Een verlating' van de afkalfdata - door de dieren enige maanden te laten overlopen - is in de praktijk wel uitvoerbaar^ het is echter een vrij kostbare oplossing. Men moet dan in de weideperiode, waarin tegen

1) Ontleend aan het artikel " Zit er nog iets in het wintermeiken", door drs. J. de Veer in het maandblad "Veeteelt en Zuivelberichten", oktober 1964 (7e jaargang HO. 10).

(20)

23

-lage kosten een hoge melkproduktie kan worden "behaald, genoegen nemen met een geringe of geen melkproduktie. Het meest aantrekkelijke lijkt dan, om de aankomende vaarzen een half jaar toe te geven en op 2-g- ja-rige leeftijd te laten afkalven. Men derft dan weliswaar eveneens een half jaar produktie, maar heeft in ruil daarvoor een waardevoller dier, dat in de eerste lactatieperiode +_ 10$ meer melk geeft dan een vaars die op tweejarige leeftijd afkalft en in de tweede lactatieperiode nog + 5$ meer.

Welke oplossing men echter ook kiest, het is onontkoombaar dat het binnen korte tijd overschakelen van voorjaarskalvende koeien op in de herfst afkalvende koeien door verlating van de afkalfdatum een kost-bare zaak is. Om de voordelen van het herfstkalven, die er ongetwijfeld zijn, te realiseren, moeten hoge aanloopkosten worden gemaakt. Hét ren-dement van deze investering is waarschijnlijk laag, terwijl ze bovendien niet zonder risico is. Behalve het risico van wijzigingen in de prijsver-houdingen, bestaat bovendien immers nog de kans dat men door tegenvallers bij het drachtig krijgen van de koeien weer geleidelijk naar een latere afkalfdatum toegroeit.

Op deze gronden is het niet verstandig te trachten op korte termijn doof verlating van afkalfdatum een overgang naar de herfstkalvende koeien te bewerkstelligen. Een gedeeltelijke en geleidelijke overgang, door het aangrijpen van alle zich toevallig voordoende mogelijkheden, is wel aantrekkelijk. Bij elke veestapel komt het regelmatig voor, dat men bij -voorbeeld door moeilijkheden bij het drachtig krijgen - eens een koe of vaars heeft - die in de nazomer of de herfst afkalft. Door het verkoop-beleid af te stemmen op het aanhouden van zoveel mogelijk in nazomer of herfst afkalvende koeien, is het veelal mogelijk, zonder veel extra kos-ten een grotere spreiding in de afkalfdata te bereiken en het aandeel van in de herfst afkalvende koeien geleidelijk te verhogen.

(21)

HOOFDSTUK III

MEER WINTERMELKEN a . DOOR INTENSIEF VOEREN EN b . DOOR HET AANHOUDEN VAN MEER MELKVEE IN DE WINTER

§ 1, D e i n v l o e d v a n i n t e n s i e f v o e r e n o p h e t b e d r i j f s r e s u l t a a t

Een andere mogelijkheid voor het verkrijgen van meer "wintermelk dan door de verschuiving van de kalfdata naar herfst en winter, kan bestaan in het verstrekken van meer krachtvoer bij een gegeven basisrantsoen»Ge-zien de in de laatste jaren gunstige verhouding tussen krachtvoerprijs en wintermelkprijs;, is door middel van het verstrekken van meer voer aan verse koeien waarschijnlijk ook wel enige winst te behalen. Hier staat

echter tegenover dat drachtige koeien aan het einde van de lactatiepe-riode nauwelijks reageren op opvoering van de voedergift en het boven de norm voeren dus verlies betekent.

Het is duidelijk, dat op de bedrijven waar meer krachtvoer wordt verstrekt, de voerkosten per koe uiteraard ook hoger zijn. De melkgift per koe in de winter is dan echter ook hoger. Het gaat nu om de vraag

wat de invloed is op het bedrijfsresultaat van deze hogere voerkosten, maar ook grotere melkgift per koe.

Tabel 8 INTENSIEF VOEREN EN DE MELKGIFT PER KOE

Bedrijfsgegevens Groepen bedrijven

II ! III 1. Voerkosten per koe 430 490 540 2. Wintermelk per koe (kg) 1600 1700 1950 3. Zomermelk per koe (kg) 2450 2500 2500 4. Totaal melkgift per koe '"JÖ'j'Ó 4~2ÖÖ"~" " 445~Ö" 5. Produktiviteit van het melkvee 4050 4000 4050 60 Verwacht percwinteEmelk (af kal f datum) 41 39 41 7. Percentage gemaaid grasland 72 74 75

1 )

De bedrijven in tabel 8 ' zijn ingedeeld naar een verschillend niveau van voerkosten per koe bij een gemiddeld vrijwel gelijke produk-tiviteit van het melkvee (punt 5) en ongeveer gelijke afkalfdatum (punt 6), Deze factoren hebben op de verschillen in uitkomsten tussen de groepen dus vrijwel geen invloed gehad.

Bovendien verschilt het percentage gemaaid grasland (punt 7) tussen groep I en groep III weinig, waaruit blijkt dat de grotere voeraankopen in groep III niet veroorzaakt werden door minder zelf gewonnen ruwvoer ner koe o

1) Gebaseerd op de gegevens van 160 weidebedrijven in de randstad Holland, boekjaar 1961/62 .

(22)

25

-TaTsel 8 toont duidelijk aan dat, naarmate de voerkosten hoger zijn, ook de wintermelkgift (punt 2) en de totale melkgift per koe (punt 4) hoger zijn. 1) Maar bovendien hebben hogere voerkosten per koe tot ge-volg dat de omzet en aanwas per koe, alsmede het vetgehalte van de melk hoger mijn „hetgeen blijkt uit tabel 9 (punt 2 en punt 3)..

. Tabel 9 INTENSIEF VOEREN EN HET RESULTAAT PER.KOE EN PER BEDRIJF

Bedrijfsgegevens Groepen bedrijven

1. Voerkosten per koe 2. Omzet en aanwas per koe 3. Vetgehalte van de melk

4. Opbrengsten uit melk' plus omzet en aanwas minus voerkosten per koe

5. Kg stikstof per ha 6. Aantal koeien per ha 7. Percentage stamboekvee

8. Kosten stamboek en fokvereniging per koe 9. Netto-overschot per koe

10. Kosten van arbeid, werktuigen en werk door derden

11. Arbeidsinkomen van de boer

430

210

3,6

800

40

2,05

4

150

/ 65

490

250

3,7

850

70

2,05

13

165

/ 71

540

270

3,8

900

110

2,10

31

190

/ 64

650 650 650 6650 6250 6900

Dat deze 3 factoren een gunstige invloed hebben, blijkt uit punt 42 het voordelig verschil per koe tussen opbrengst uit melk plus omzet en aanwas enerzijds en de voerkosten anderzijds ^s groter naarmate inten-siever wordt gevoerd.

. Hier staat echter tegenover dat op bedrijven waar veel wordt gevoerd, de bemestingskosten (punt 5) en de kosten voor stamboek en fokvereniging

(punt 8) obk hoger zijn. De hogere kosten voor stamboek kunnen worden ver-klaard uit het feit dat op de bedrijven waar intensief gevoerd wordt, het hoogste percentage stamboekvee voorkomt (punt 7).De melklijsten zijn als gevolg hiervan beter, waardoor mogelijk een hogere prijs bij de af-zet van vee gemaakt kan worden. De hogere omaf-zet en aanwas per koe is mis-schien hiermede te verklaren.

Het groterestikstofverbruik per ha (punt 5) is moeilijker te verkla-ren. Het is in elk geval niet het gevolg van het feit dat er meer koeien

per ha zouden worden gehouden (punt 6 ) . Het lijkt echter aannemelijk dat men op bedrijven met meer stamboekvee de neiging heeft meer stikstof te

1) Aangenomen dat het melkvee gedurende vrijwel de gehele zomer volop weidegras kan opnemen, blijkt hieruit duidelijk dat de boer vooral in de winter invloed heeft op de voederopneming ende melkgift van het vee. De zomermelkgift per koe is immers nagenoeg gelijk

(punt 3 in tabel 8)„

(23)

strooien ten einde zeker te zijn van een goede conditie en melkgift van het melkvee« Daardoor zal de grasvoorziening in de zomer wellicht vaak ruimer zijn dan strikt noodzakelijk.

Een feit is echter dat het voordeel van intensief voeren, tot uit-drukking komend in een groter verschil per koe tussen opbrengst uit melk en omzet en aanwas enerzijds en voerkosten anderzijds (punt 4 )s weer

volledig ' tenietgedaan wordt door de hogere kosten van stikstof en stamboek. Dit blijkt duidelijk uit punt 9? het netto-overschot per koe was in groep III niet hoger dan in groep I. Aangezien de kosten van ar-beid, werktuigen en werk door derden (punt 10) niet beïnvloed werden door intensiever voeren, verschilde ook het arbeidsinkomen van de boer in groep III niet veel van dat in groep I.

§ 2 . M e e r w i n t e r m e i k d o o r m e e r k o e i e n a a n t e h o u d e n i n d e w i n t e r

iJen derde mogelijkheid om meer wintermeik te verkrijgen kan liggen in een verschuiving van de uitstoot. In het najaar worden nog steeds veel magere koeien pp de slachtveemarkt aangeboden; de prijzen liggen dan in het algemeen laag. Een deel van deze kooien zou nog wel langer kunnen worden aangehouden en gemolken en na drie à vier maanden als een waarde-voller slachtdier op de slachtveemarkt kunnen worden aangeboden.

Door het afmelken op stal wordt juist in de periode met hoge melk-prijzen extra melk afgeleverd en bovendien komt men in het algemeen ook op een gunstiger tijdstip op de veemarkt.. De veeprijzen zijn namelijk in het algemeen tegen het einde van de winter en in het begin van de weide-periode hoger dan aan het begin van de stalweide-periode. Bij de in de afgelo-pen jaren gunstige verhouding tussen de voerprijzen en veeprijzen, is-dit een rendabele vorm van rundveemesterij. Het gebruik maken van deze moge-lijkheid stuit echter meestal op gebrek aan stalruimte; vele bedrijven zijn daardoor gedwongen in het najaar een gedeelte van de veestapel af te stoten. Soms is het echter mogelijk een tijdelijke oplossing te vin-den door bijvoorbeeld de jongste kalveren in oen geïmproviseerde box onder te brengen, de pinken op de kalverstallen te plaatsen en de vaarzen op de plaats van de pinken. In de loop van de stalperiode kan men naarmate de

afgemolken koeien afgestoten worden, de normale huisvesting geleidelijk herstellen.

Indien dergelijke mogelijkheden bestaan, is deze manier van winter-melken overweging waard. Indien het echter met zich zou brengen dat in het voorjaar de stal niet meer vol staat, is het de vraag of het wel een verstandig beleid is en of het niet rendabeler is, gedurende het gehele

jaar een zo groot mogelijk aantal melkkoeien aan te houden. Het is echter niet mogelijk om aan de hand van op praktijkgegevens steunend onderzoek hier een uitspraak te doen.

(24)

- 2 7

SAMENVATTING EN CONCLUSIES

I V e r s c h u i v i n g ' v a n d e a f k a l f d a t u m n a a r d'e h e r f s t

Verschuiving van de afkalfdatum naar de herfst kan in diverse op-zichten voordelig zijn. Als gevolg van een hogere jaarprijs van de melk, maar vooral onder invloed van de grotere melkgift per. koe zijn bij af-kalven in de maanden september, oktober en november de saldi van melk-opbrengsten minus voerkosten aanmerkelijk hoger dan bij afkalven in de maanden maart, april en mei„ (Zie hoofdstuk I.)

Daarenboven brengen de in de herfst verkochte kalveren een hogere prijs op,terwijl de totale voerkosten 1) tot tweejarige melkvaars van deindeherfst geboren kalveren lager blijken te zijn.

Tussen een in november en april gekalfde koe doen zich de volgende verschillen voor.

Afkalfmaanden Verschillen riov. april

Indexcijfers melkgift per koe 108 94 14 Melkgift per koe (kg)

Basishoeveelh.melk ad 4200 kg = 100 4540 3960 580 Gemiddelde jaarprijs per 100 kg melk

(gld.) 33,50 33,00 0,50 Melkopbrengst per koe (gld.) 1521 1307 214 Bijkomende voerkosten per koe

(basis-rantsoen aanwezig voor 10 kg melk) 181 43 138 Opbrengst bij verkoop kalf 180 120

(verkopen gesteld op 6CP/0) 108 72 36

Voerkosten tot 2-jarige melkvaars 567 630

(aanhouden kalveren gesteld op 40$) 227 252 -25

Het blijkt dat het novemberafkalven een voordelig verschil oplevert van f. 137,- ten opzichte van afkalven in april,2)

Indien aan alle in de berekening gestelde voorwaarden wordt voldaan, d.w.z. indien de wintervoedering volgens normen op de melkproduktie is af-gestemd, de melkgift per koe aanmerkelijk hoger is, juiste rantsoenen aan de kalveren worden verstrekt enz., kan het wintermeiken met voordeel wor-den toegepast. Wel moet bedacht worwor-den, dat bij dit alles nog geen reke-ning is gehouden met de moeite en kosten die een verschuiving van de af-kalfdatum in de richting van de herfst met zich brengt.

1) Aangenomen is, dat de kosten van arbeid, huisvesting, dierenarts, dek-geld enz. voor een novemberkalf niet veel hoger zijn dan de kosten van een in april geboren kalf.

2) Aan de hand van de cijfers in tabel 3 en 4 en graf.5 kunnen voor andere afkalfmaanden soortgelijke berekeningen gemaakt worden.

(25)

II D e r e s u l t a t e n i n d e p r a k t ij k v a n v e r

-s c h u i v i n g v a n d e a f k a l f d a t u m n a a r d e h e r f s t

Het "blijkt dat op "bedrijven waar de afkalfdatum werd verschoven van het voorjaar in de richting van de herfst, het inkomen per koe - en daar-mee het "bedrijfsresultaat - niet hoger is dan op "bedrijven die dit niet doen.

Vooral de te hoge voerkosten "bleken hiervoor aansprakelijk te zijn. Het verkrijgen van voordeel door wintermeiken is dan ook in sterke mate afhankelijk van een efficiënte voedering in de winter. Wat dit laatste betreft is het niet uitgesloten, dat onder invloed van de hoge melkprijs in de winter meer gevoerd wordt dan noodzakelijk en gewenst is, waardoor de winstmogelijkheden van het wintermeiken tenietgaan.

Gezien de moeilijkheden die zich in de praktijk voordoen o.a. ten aanzien van de voedering is het mogelijk, dat het verschil in uitbetalings-prijzen voor zomer- en wintermeik nog aan de krappe kant is.

III I n t e n s i e f v o e r e n i n d e w i n t e r

Bedrijven met hoge voedergiften per koe - bij gelijke produktiviteit van het melkvee en gelijke afkalfdatum - hadden een hogere wintermelkgift en dus ook een hogere totale melkgift per koe, een hoger vetgehalte van de melk en een grotere omzet en aanwas per koe. Deze voordelen overtref-fen de hogere voerkosten. Dit gunstige gevolg van intensief voeren werd echter weer tenietgedaan door hogere kosten van stamboek en fokvereni-ging alsmede door hogere bemestingskosten. Het gevolg van het een en ander is dat het arbeidsinkomen van de boer bij een royalere voedering niet hoger,maar ook niet lager lag. Een recent onderzoek op Zuidhollandse bedrijven wijst ook duidelijk in deze richting; hetzelfde verschijnsel doet zich voor op Friese weidebedrijven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 50-60 weken kregen koppels een hoger rapportcijfer voor gezondheid als ze in de opfok (7-11 weken) een hogere groeisnelheid hadden, op het legbedrijf beter naar buiten

Alle proeven zijn genomen met gezonde bollen, omdat alleen de invloed van een bepaalde behandeling op de bol werd nagegaan en het dan ongewenst is dat het al of niet voorkomen

Met behulp hiervan krijgen wij een beeld van het kali- gehalte vanaf 1911, weergegeven in tabel V I H Het be- bouwde gedeelte van Pr 1 wordt hier niet opgenomen, daar dit geen

Ook bij de niet afgedekte onderstammen die geen enkele bruinverkleuring vertoonden werd namelijk bij sommige bomen een vergelijkbare slechte bladstand waargenomen. Alleen bij de

Ik maak me een beetje zorgen, maar als relatieve buiten- staander heb ik gelukkig gemakkelijk praten. Ik duid hier accountancy, financial accounting, belastingrecht en andere

Een snelle vergelijkende blik over beide inhoudsta- fels geeft het meteen aan: de lezer van het En- gelse boek krijgt een hoofdstuk extra, het zes- de, waarin Buys het in

The Precision Medicine Initiative envisages an emphasis on developing collaborative public access databases to efficiently increase knowledge of the clinical implications of

Kg droge stof uit ruwvoer/ koe/staldag Krachtvoerverbr. in gld./bedrijf Arb.opbr.. Voor het tweemansbedrijf wordt in tabel 4.3 aangegeven hoe de bedrijfsplannen er uit zien in