• No results found

Het verschil in de motorische ontwikkeling tussen kinderen met een normaal gewicht en kinderen met overgewicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verschil in de motorische ontwikkeling tussen kinderen met een normaal gewicht en kinderen met overgewicht"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

H e t v e r s c h i l i n d e m o t o r i s c h e o n t w i k k e l i n g

t u s s e n k i n d e r e n m e t e e n n o r m a a l g e w i c h t

e n k i n d e r e n m e t o v e r g e w i c h t .

Sophie van Montfoort(500652759) Onderzoeksthema Meten van motoriek Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam 11 april 2016

1e gelegenheid

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Het verschil in motorische ontwikkeling tussen kinderen met een normaal gewicht en kinderen met overgewicht.’ Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van mijn afstuderen aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam en is een onderdeel van het overkoepelende project: ‘Meten van Motoriek’.

De keuze voor dit onderwerp kwam voort uit mijn interesse naar de invloeden op de motorische ontwikkeling. Daarnaast wekt het groeiende probleem van overgewicht bij kinderen al tijden mijn interesse en vind ik het belangrijk dat er op dit vlak nieuwe bevindingen worden gedaan, zodat de stap naar een oplossing wordt verkleind.

Samen met mijn onderzoekspartner Thom Krafft en mijn scriptiebegeleider Antoine de Schipper ben ik tot de hoofdvraag van deze scriptie gekomen. Ik wil hen beiden ook in het bijzonder bedanken voor de goede samenwerking en de uitvoerige begeleiding. Zonder de tips en tricks van Antoine had ik dit onderzoeksverslag niet kunnen schrijven.

Hiernaast wil ik graag de testleiders en –afnemers van de onderzoeksgroep ‘Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs (MAMBO)’ graag bedanken. Zonder hen zouden er geen resultaten zijn om mijn hypothesen mee te toetsen.

Tot slot wil ik graag de deelnemende scholen en kinderen bedanken voor hun participatie, enthousiasme en inzet.

Sophie van Montfoort 11 april ’16

(3)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of er een verschil is in de motorische leerwinst van kinderen met overgewicht ten opzichte van kinderen zonder overgewicht over een tijdsbestek van één jaar. Het is een longitudinaal onderzoek dat valt onder het project: ‘Meten van Motoriek’. Hiernaast is gekeken of er een verschil is in de motorische vooruitgang van meisjes met overgewicht ten opzichte van jongens met overgewicht.

De onderzochte groep bestaat uit 813 deelnemers uit Amsterdam en is samengesteld uit 405 meisjes en 408 jongens die bij aanvang van het onderzoek een leeftijd hadden van 5,5 tot 11,5 jaar. Voor het meten van de motoriek is gebruik gemaakt van de Movement-Scan waaruit een score in Motorische leeftijd voortkwam. Voor het indelen van de gewichtsklassen is gebruik gemaakt van de Body Mass Index. Er is gekeken naar het verschil in ΔMotorische leeftijd waarbij een vergelijking is gemaakt met de categorieën ‘Overgewicht’ en ‘Obesitas’ ten opzichte van de categorie ‘Normaal gewicht’. Tevens is er gekeken naar sekseverschillen.

Uit de resultaten is geen significant verschil gebleken in de motorische ontwikkeling van kinderen met overgewicht(p=0,373) en obesitas (p=0,373) ten opzichte van kinderen met een normaal gewicht. Tevens is er geen significant verschil gevonden in de motorische ontwikkeling van jongens met een normaal gewicht ten opzichte van jongens met overgewicht(p=0,782). Een vergelijking van de motorische ontwikkeling tussen de meisjes met een normaal gewicht en de meisjes met overgewicht leverde eveneens geen significant verschil op(p=0,323)

Er wordt geadviseerd om verder longitudinaal onderzoek te doen over een groter tijdsbestek waarbij het vetpercentage wordt meegenomen. Voor de beroepspraktijk wordt aanbevolen om het verschil in motorische ontwikkeling tussen kinderen met en kinderen zonder overgewicht te monitoren zodat er bij een toename van een verschil in de ontwikkeling adequaat kan worden ingegrepen.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord... 2 Samenvatting ... 3 Inleiding ... 5 Methode ... 9 Proefpersonen ... 9 Meetinstrumenten ... 11 Validiteit en betrouwbaarheid ... 13 Resultaten ... 15

De vergelijking tussen de motorische ontwikkeling en de Body Mass Index ... 15

Descriptieve informatie ... 15

Motorische leerwinst ... 16

De motorische leerwinst verdeeld in klassen van de Body Mass Index ... 16

Toetsende statistiek ... 16

Het verschil in motorische leerwinst tussen de schalen op de Body Mass Index getoetst per sekse... 17 Discussie ... 18 Doel en resultaten ... 18 Literaire vergelijking ... 19 Conclusie ... 21 Aanbevelingen ... 21 References ... 22 Bijlagen ... 26

Bijlage 1: Brief aan de ouders... 26

Bijlage 2: Meetprotocollen ... 27

Bijlage 3: Indeling van de meetzaal ... 31

Bijlage 4: Overzichtsformulier ... 32

Bijlage 5: Relevante SPSS outputs ... 33

Bijlage 6: Dataverwerkingsplan ... 46

(5)

Inleiding

Play is often talked about as if it were a relief from serious learning. But for children, play is serious learning. Play is really the work of childhood(Roger, 2015). Ofwel, bij de ontwikkeling van kinderen speelt ‘spelen’ een grote rol (van Bakel, de Groot, & van der Ploeg, 2012). Onder spelen vallen niet alleen spelletjes voor het leren lezen en schrijven maar ook het spelen in de gymles en buitenspelen. Johan Cruijff pleit niet voor niets voor buitenspelen als vak op school(At5, 2013). Helaas is er sprake van een groeiende groep kinderen die beperkingen ervaren wanneer het op de fysieke kant van spelen aankomt: kinderen die lijden aan overgewicht of ernstig overgewicht.

Bij ruim vijftien procent van de Amsterdamse kinderen tot veertien jaar is sprake van overgewicht (Obbink, 2015). Er is een kans van dertig tot veertig procent dat deze kinderen op latere leeftijd ook zullen kampen met overgewicht of obesitas (Guo, Roche, Chumlea, Gardner, & Siervogel, 1994). Kinderen met overgewicht ervaren zowel psychische als fysieke problemen op jonge en latere leeftijd (Bettylou & Dietz, 2004). Veelal hebben zij te maken met een laag zelfbeeld en hebben zij last van eenzaamheid, verdriet en gespannenheid (Strauss, 2000). Daarnaast hebben deze kinderen een verhoogd risico op gezondheidsproblemen zoals diabetes mellitus type 2, klachten van het bewegingsapparaat en hart- en vaatziekten (Hirasing et al., 2009). Tevens leidt een groei van het aantal mensen met overgewicht tot een verhoogde uitgave van de gezondheidszorg, tot een groter percentage arbeidsongeschikten en tot toename van werkverzuim (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, 2015). Overgewicht wordt dan ook gezien als een maatschappelijk probleem (Rijksoverheid, 2015).

Overgewicht wordt veroorzaakt door een positieve energiebalans (Brug & Visscher, 2004). De energiebalans wordt positief wanneer een persoon meer energie binnen krijgt dan hij verbruikt (Brug & Visscher, 2004). De mens voorziet zichzelf in de benodigde energie door inname van voedsel (Fox, Bowers, & Foss, 2006). Dit voedsel wordt vervolgens afgebroken waardoor chemische arbeid (groei) en mechanische arbeid (spiercontractie) mogelijk wordt gemaakt (Fox et al., 2006). Door de mechanische arbeid te vergroten zal het energieverbruik dus stijgen. Een toename van spiercontracties, ofwel beweging, kan dus leiden tot een evenwichtige of negatieve energiebalans. Daarom is het belangrijk dat kinderen worden gestimuleerd om te bewegen en te blijven bewegen.

(6)

Volgens Murphy (2005) is de kans dat iemand blijft bewegen groter wanneer de persoon intrinsiek is gemotiveerd om te bewegen. Dit betekent dat de beweger plezier moet ervaren van de activiteit en de activiteit moet willen doen (Murphy, 2005). Hier tegenover staat extrinsieke motivatie waarbij iemand gemotiveerd is om een ander doel te bereiken dan het deelnemen aan de activiteit zelf (Murphy, 2005). Bewegen om gewicht te verliezen is een voorbeeld van extrinsieke motivatie. De kans dat de extrinsiek gemotiveerde persoon stopt met lichaamsbeweging is groter dan wanneer de persoon intrinsiek gemotiveerd is om te bewegen (Murphy, 2005). Om overgewicht tegen te gaan is het van belang dat kinderen intrinsiek gemotiveerd zijn om te bewegen. Hierdoor zullen zij minder snel geneigd zijn om te stoppen met sportactiviteiten. Intrinsieke motivatie kan nooit worden afgedwongen, maar door competentiebeleving zullen kinderen eerder intrinsiek gemotiveerd raken (Behets, 2005). Uit onderzoek is tevens gebleken dat kinderen met een lage motorische competentiebeleving minder lichamelijk actief zijn dan kinderen met een hoge motorische competentiebeleving (van Sonsbeek & Viveen, 2011). Uit onderzoek is tevens gebleken dat jonge kinderen met een vertraagde motorische ontwikkeling meer kans hebben op het ontwikkelen van overgewicht (Slining, Adair, Davis Goldman, Borja, & Bentley, 2010).

Motoriek omvat alles wat verantwoordelijk is voor de willekeurige, doelgerichte of reflexmatige uitvoering van bewegingsactiviteiten (Netelenbos, 2009) en motorische ontwikkeling bestaat uit veranderingen in motorisch gedrag die de interactie van het rijpend organisme met de omgeving reflecteert’ (Corporaal, Houwaart, & de Rooij, 2010). Door motoriek ontdekt het kind zijn eigen lichaam en verkent hij de omgeving (van de Vrede, 2010). Volgens van de Vrede (2010) bewegen kinderen graag én veel maar is er in de huidige maatschappij steeds minder ruimte om daadwerkelijk te kunnen bewegen. Hierdoor zullen kinderen verschillende vaardigheden niet leren (van de Vrede, 2010). Om in de toekomst succesvolle beweegkansen voor zichzelf te creëren moeten kinderen fundamentele motorische vaardigheden hebben ontwikkeld (Okely, Booth, & Patterson, 2001).Volgens Mesker bestaat de motorische ontwikkeling uit vier fasen: ‘De antagonistische fase, de symmetrische fase, de lateralisatiefase en de dominantiefase’ (van de Vrede, 2010). Daar kinderen met een lage motorische competentiebeleving minder lichamelijk actief zijn is het belangrijk dat kinderen een goede motorische ontwikkeling doorlopen, of hier bijstand in krijgen. Zij zullen daardoor meer succesbeleving ervaren met preventie of reducering van overgewicht als gevolg.

(7)

Gezien motorische competentie bijdraagt aan succesbeleving is het belangrijk om te onderzoeken of de motorische leerwinst bij kinderen met overgewicht lager is dan bij kinderen zonder overgewicht. Hierdoor wordt duidelijk of kinderen met overgewicht een lagere competentiebeleving hebben en daardoor minder intrinsiek gemotiveerd zijn om te bewegen, waardoor de kans groot is dat zij in de toekomst weinig lichamelijk actief zullen blijven. Als duidelijk wordt dat deze kinderen inderdaad een lagere leerwinst behalen dan is een oplossing hiervoor om deze leerwinst te vergroten. Dit kan bijvoorbeeld door hulpprogramma’s als Motorial Remedial Teaching (van Gelder, 2002; van Gelder & Stroes, 2002; van Gelder, Stroes, & Goedhart, 2014) en door stimulatie vanuit leerkrachten, ouders, scholen en de overheid (Alles is gezondheid, 2015; Rijksoverheid, 2015).

De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Is de motorische leerwinst voor kinderen met overgewicht lager dan kinderen zonder overgewicht, in de leeftijdscategorie van vijf tot twaalf jaar, over een tijdsbestek van één jaar?’

Uit de onderzoeksvraag zijn enkele deelvragen geformuleerd:

- Is er een verschil in de motorische ontwikkeling tussen de categorieën van de Body Mass Index per sekse?’

- Is er een verschil in de motorische leerwinst van kinderen met overgewicht tussen het dynamische evenwicht en het coördinatieve vermogen?

De hypothese is dat de motorische leerwinst voor kinderen met overgewicht, met een leeftijd van vijf tot twaalf jaar, lager is dan kinderen zonder overgewicht over een tijdbestek van één jaar. Dit verwachten wij omdat kinderen met overgewicht waarschijnlijk in hun voorgaande jaren minder lichamelijk actief zijn geweest dan kinderen zonder overgewicht, waardoor kinderen met overgewicht een lager energieverbruik hebben wat heeft geresulteerd in het huidige overgewicht (Fox et al., 2006). Zij hebben minder motorische oefening gehad.

H0 = ΔMotoriekovergewicht = ΔMotorieknormaalgewicht

H1 = ΔMotoriekovergewicht≠ ΔMotorieknormaalgewicht

Er wordt een verschil verwacht in de motorische groei tussen meisjes met een normaal gewicht en meisjes met overgewicht omdat meisjes met overgewicht een hogere kans hebben op een vervroegde menarche (Soloranzo & McCartney, 2010). Daarnaast wordt er een verschil verwacht in de motorische groei tussen jongens met een normaal gewicht en jongens

(8)

met overgewicht omdat jongens met overgewicht volgens het onderzoek van Soloranzo&McCartney een verhoogde kans hebben op een vertraagde ingang van de spermarche. Tevens verwachten wij dat er een verschil is in de motorische leerwinst tussen de onderdelen ‘springen-kracht’ en ‘coördinatie’ omdat kinderen met overgewicht vaak meer spierkracht bezitten dan hun leeftijdsgenoten (Owens & Gutin, 1991). Dit komt doordat zij hun extra gewicht moeten meedragen, wat zorgt voor een trainingseffect (Owens & Gutin). De kinderen met overgewicht blijken daarentegen veel lager te scoren op het onderdeel coördinatie (Daily Mail, 2014).

Als de hypothese waar blijkt te zijn dan heeft dat gevolgen voor het onderwijs. Ten eerste is het belangrijk dat overgewicht preventief wordt bestreden. Een aantal maatregelen die kunnen worden genomen zijn het geven van oudervoorlichtingen over gezond voedsel en gezond bewegen, het geven van onderwijs over gezonde voeding en voorgeschreven maaltijden voor overblijvers.

Ten tweede is het van belang dat er meer aandacht wordt besteed aan motorische ontwikkeling bij kinderen met overgewicht. Hierbij is voorlichting aan ouders eveneens belangrijk. Tijdens deze voorlichtingen moet de nadruk worden gelegd op stimuleren tot buitenspelen en het deelnemen aan (proef)lessen bij verschillende sportverenigingen. Daarnaast moet er in het vak Lichamelijke Opvoeding een ruim aanbod zijn van verschillende sporten waarbij er ruimte is voor ontwikkeling van de (basis)motoriek. Kinderen moeten (jaarlijks) getest worden op hun motorische ontwikkeling. Kinderen die een achterstand blijken te hebben moeten worden gestimuleerd om meer te gaan bewegen. Dit kan onder andere door een intensivering van het MRT-programma.

Tot slot is het belangrijk dat de drempels om te bewegen worden verwijderd. Er moet ruimte worden gecreëerd om te kunnen buitenspelen (van de Vrede, 2010) en kinderen moeten begrijpen welke mogelijkheden er buiten allemaal bestaan. Daarnaast moeten kinderen capabel zijn om sportsituaties te creëren, te coördineren en te begeleiden. Lichamelijke Opvoeding is bij uitstek het vak om bovenstaande capaciteiten te onderwijzen.

(9)

Methode

Proefpersonen

De onderzochte groep bestaat uit 813 deelnemers waarvan 405(49,8%) meisjes en 408(50,2%) jongens. De deelnemers hadden bij aanvang van de metingen een gemiddelde leeftijd van 8,2(1,5) jaar. De minimale leeftijd was 5,5 jaar en de maximale leeftijd was 11,5 jaar. De controlegroep bestaat uit 358 jongens 358 meisjes. De interventiegroep bestaat uit 50 jongens en 67 meisjes.

Om de privacy te waarborgen is er een brief verstuurd naar de ouders/verzorgers van de deelnemers (Zie: bijlage 1). Hierin is van tevoren aangekondigd dat er een aantal testen worden uitgevoerd met betrekking tot de motorische vaardigheden op een aangegeven datum. Tevens is er vermeld hoe een ouder/verzorger bezwaar kon maken en de proefpersoon uit kon sluiten van deelname aan de metingen en daarmee dit onderzoek.

Design

De data die gebruikt is in dit onderzoek is verkregen via een grootschalige meting van MAMBO waarbij 3945 deelnemers sinds 2014 jaarlijks worden getest op hun motorische vaardigheden. MAMBO staat voor Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs. Deze onderzoeksgroep is, voor het verkrijgen van de data, een samenwerkingsverband aangegaan met 14 basisscholen in de regio Amsterdam. De meting wordt gemeten middels de Movement Scan, ook bekend als de viervaardighedentest, van Van Gelder en Stroes (2002) en vindt plaats in de regio Amsterdam. Ter aanvulling van deze test is er een sportparticipatietest uitgevoerd waarin, naast het gewicht in kilogram en de lengte in centimeters, tevens het naschoolse beweeggedrag is verzameld. De resultaten van de sportparticipatie zijn echter niet meegenomen in dit onderzoek.

Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of er een verschil in de motorische leerwinst is van kinderen met overgewicht ten opzichte van kinderen zonder overgewicht over een periode van één jaar. Kinderen met ondergewicht zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Om te bepalen of een kind een normaal gewicht of overgewicht heeft is er gebruik gemaakt van de Body Mass Index (BMI) schaal van Cole (Cole, Bellizzi, Flegal, & Dietz, 2000). Deze schaal is terug te vinden in figuur 1.

(10)

Figuur 1: BMI voor kinderen per geslacht per leeftijd

De controlegroep bestaat uit participanten uit de categorie ‘Normaal gewicht’ op de BMI-schaal, waarbij er onderscheid is gemaakt tussen jongens en meisjes. De interventiegroep bestaat uit deelnemers met een BMI van minimaal 17.5 bij jongens en 17.3 voor meisjes op de BMI-schaal voor kinderen .

De groep testafnemers bestond uit o.a. uit studenten van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding en studenten uit de opleidingsgebieden Sport, Voeding en Bewegingswetenschappen. Tevens werd de functie ‘testafnemer’ bekleed door een aantal vrijwilligers.

Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten zijn alle testafnemers op een verplichte testdag aanwezig geweest, deze testdag vond plaats op 16 oktober 2015. Gedurende deze dag werd het gehele protocol doorgenomen en werd per onderdeel geoefend op het afnemen van de testen en het voorkomen van veelgemaakte fouten. Elke testdag werd vervolgens overzien door een testleider vanuit de overkoepelende onderzoeksgroep.

Procedure

De metingen werden per individuele klas uitgevoerd. Voorafgaand aan de meetdagen leverde de desbetreffende school een leerlingenlijst aan met hierin het geslacht en de leeftijd van de deelnemers. Op de testdag werd elke klas in vier groepen opgedeeld op basis van alfabetische volgorde. Deze volgorde is van tevoren vastgesteld zodat er een testlijst kan worden gemaakt. De zaal werd vervolgens verdeeld in vier vakken. In elk van de vakken werd een motorische

(11)

vaardigheid getest, te weten: Springen-Coördinatie, Springen-kracht, Stilstaan en Stuiten (zie figuur 2).

Elk van de vier groepen is begonnen bij één van de vier onderdelen. Per onderdeel werd één kind tegelijkertijd getest. De enige uitzondering was het testen van twee leerlingen tegelijk bij het onderdeel standing-still ter preventie van foutief tijdsmanagement. Bij elk onderdeel is gebruik gemaakt van het praatje-plaatje-daadje-principe. Dit principe stelt dat een leerling zowel auditief als visuele instructie krijgt. Uit het onderzoek van Kolb (Kolb, Boyatzis, & Mainemelis, 2000) blijkt dat verschillende leertypes zo worden aangesproken op hun specifieke leerproces. Voor het gehele protocol zie: bijlage 2. De deelnemers wisselden van onderdeel door met de klok mee te lopen. Wanneer een leerling niet in staat bleek te zijn om dit zelfstandig te doen was er sprake van begeleiding door de testafnemer. De indeling van de gymzaal tijdens de metingen is te vinden in bijlage 3. De indeling was altijd hetzelfde. De locatie van de sportparticipatie verschilde per gymzaal. Deze was afhankelijk van de locatie van het materiaalhok.

Meetinstrumenten

Voor de dataverzameling van de Movement scan is er gebruik gemaakt van een speciaal ontwikkelde applicatie. Deze applicatie wordt gebruikt door middel van een iPad. In deze applicatie is gebruik gemaakt van een gebruiksvriendelijke digitale versie van het overzichtsformulier (Zie: bijlage 4). In dit overzichtsformulier is de motorische vaardigheid beoordeeld op basis van een niveau waarbij het minimale niveau wordt aangegeven met -I en het maximale niveau met X. Deze niveaus staan gelijk aan de motorische leeftijd van de leerlingen.

De lengte is afgenomen door middel van een Seca 213 mobiele medische lengtemeter. Het gewicht is vergaard door middel van een Seca Robusta 813 medische personenweegschaal. Deze meetinstrumenten worden gezien als zeer betrouwbaar. Beide metingen werden afgenomen zonder schoeisel en met gymkleding aan.

(12)

Tabel 1 Benodigdheden metingen Onderdeel Materiaal Springen-Kracht 4x Pylon Meetlint Tape Springen-Coordinatie Kast 2x Pylon Stilstaan Stopwatch 2x Dikke mat Kast Tape Meetlint Stuiten 2x Pylon Basketbal Moltonbal Meetlint Tape Stopwatch Testonderdelen

Tijdens het afnemen van de testen is een iPad gebruikt om de behaalde resultaten te noteren. In deze iPad is een overzichtsformulier van de Movement-scan gedigitaliseerd. Het overzichtsformulier is te vinden in bijlage 4. Om de meting objectief en betrouwbaar te houden is er gebruik gemaakt van bestaande patronen binnen de gymzaal. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van een half volleybalveld tijdens het onderdeel springen-kracht. Tevens werd er genoteerd of de deelnemer schoeisel aanhad. Schoeisel werd toegestaan.

Voor verdere informatie per testonderdeel wordt de lezer doorverwezen naar het protocol welke te vinden is in bijlage 2.

(13)

Validiteit en betrouwbaarheid

De proefpersonen kregen tijdens het uitvoeren van de testen één poging in verband met tijdmanagement. Wanneer de testafnemer het noodzakelijk vond om een zo eerlijk mogelijk niveau te achterhalen kon er besloten worden om een extra uitvoeringspoging te laten plaatsvinden. Op deze manier werd er zo efficiënt mogelijk getracht om het meest waarheidsgetrouwe niveau te achterhalen en andere variabelen uit te sluiten. Tijdens het afnemen van de testen was het aan de testafnemers om te voorkomen dat het testproces werd beïnvloed door externe factoren. Op dit moment lijken er geen artikelen te zijn die de validiteit van de Movement-scan op de proef hebben gesteld.

Exclusie

Exclusie vond plaats wanneer een leerling niet optimaal kon functioneren of de meting negatief kon beïnvloeden onder de gestelde omstandigheden van het testprotocol. Exclusiereden waren als volgt; afwezigheid, no informed consent, geen motivatie of afleiding van de deelnemer, lichamelijke beperking, geestelijke beperking en/of een relevante blessure bij het testonderdeel.

Dataverzameling

Voor de dataverwerking is gebruik gemaakt van SPSS versie 23. De vergaarde data kon direct vanaf de iPads geïmporteerd worden in een Excel bestand. In dit bestand is vervolgens de leeftijdsscore per onderdeel berekend aan de hand van de Movement-Scan. Deze leeftijdsscores zijn vervolgens gebruikt om de motorische leeftijd van de leerlingen te berekenen. Aan de hand van de motorische leeftijd van zowel meetperiode één als meetperiode drie werd de motorische leerwinst gemeten door het verschil ‘Δmotorische leeftijd’ te berekenen. Deze Δmotorische leeftijd is niet gecorrigeerd met de vooruitgang in leeftijd van de leerlingen. Hierdoor stellen wij dat er vooruitgang plaatsgevonden heeft bij Δmotorische leeftijd > 1. Bij Δmotorische leeftijd = 1 is er geen motorische groei gemeten en bij Δmotorische leeftijd < 1 spreken wij in dit onderzoek van motorische achteruitgang. Tot slot is dit Excel totaalbestand geïmporteerd in SPSS 23. Alle data is gecheckt op uitschieters en normaliteit door middel van een histogram met normaalcurve.

De motorische leeftijd is als volgt berekend:

Motorische leeftijd = (LeeftijdSpringenkracht + LeeftijdSpringenkracht + LeeftijdStilstaan + LeeftijdStuiten + LeeftijdCoördinatie) / 5

(14)

De de motorische leerwinst Δmotorische leeftijd is als volgt berekend:

ΔMotorische leeftijd = MotorischeLeeftijdMeetperiode3 – MotorischeLeeftijdMeetperiode2 De hoofdvraag: ‘Is de motorische leerwinst voor kinderen met overgewicht lager dan kinderen zonder overgewicht, in de leeftijdscategorie van vijf tot twaalf jaar, over een tijdsbestek van één jaar?’ bestaat uit twee variabelen. De Δmotorische leeftijd is hierbij vergeleken met de scores op de Body Mass Index. Deze data is vervolgens getoetst middels een Independent Samples T-test.

Om de BMI te berekenen is het gewicht van de leerlingen(kg) gedeeld door de lengte(meters) in het kwadraat.

Body mass Index = Gewicht/(meter*meter)

Deelvraag 1: ‘Is er een verschil in de motorische ontwikkeling tussen de categorieën van de Body Mass Index per geslacht?’ en Deelvraag 2: ‘Is er een verschil in de motorische leerwinst van kinderen met normaal gewicht tussen het dynamische evenwicht en het coördinatieve vermogen ten opzichte van kinderen met overgewicht’ zijn beiden geanalyseerd door middel van een Independent Samples T-test. Hierbij is dynamisch evenwicht gekoppeld aan ΔSpringenKracht en het coördinatieve vermogen aan ΔSpringenCoördinatie. Voor alle analyses wordt een significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een p<0,05 wordt de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

(15)

Resultaten

Alle relevante SPSS outputs zijn in bijlage 5 toegevoegd op volgorde van de resultatensectie.

De vergelijking tussen de motorische ontwikkeling en de Body Mass Index

Descriptieve informatie

Aan de metingen van de onderzoeksgroep MAMBO hebben 3946 geparticipeerd. Na het filteren van deze data op basis van onvolledige gegevens bleven er 813 deelnemers over. Op basis van missings en exclusieredenen zijn 3133 leerlingen niet meegenomen in dit onderzoek. In tabel 2 is zichtbaar dat de categorie ‘Obesitas’ te gering is om verdere uitspraken over te doen. Daarom is deze groep in de toetsing van de data niet meegenomen.

Tabel 2

Descriptieve statistiek van leerlingen in de BMI klassen

N (%) Normaal gewicht Overgewicht Obesitas Man 358 (51,4) 45 (45,5%) 5 (27,8) Vrouw 338 (48,6) 54 (54,5) 13 (72,2) Totaal 813 (85,6) 99 (12,2) 18 (2,2) Opmerking: Tabel 3

Descriptieve statistiek van de leeftijdsscores in de BMI klassen

Gem (sd) Biologische Leeftijd Motorische leeftijd Motorische vooruitgang Normaal gewicht 8,2 (1,5) 8,5 (1,9) 1,080 (1,117) Overgewicht 8,4 (1,3) 8,1 (1,5) 0,975 (1,074) Opmerking:

(16)

Motorische leerwinst

De gemiddelde motorische leeftijd tijdens meetperiode 1 was 8,4(1,84) jaar. De minimaal gemeten motorische leeftijd tijdens deze meetperiode is 4,2 jaar en de maximaal gemeten motorische leeftijd tijdens deze meetperiode is 13 jaar. De gemiddelde motorische leeftijd tijdens meetperiode 2 is 9,5(1,69) jaar. De minimaal gemeten motorische leeftijd is 5,4 jaar en de maximaal gemeten motorische leeftijd is 13 jaar. De gemiddelde motorische leerwinst is 1,07(1,11) jaar. De minimale motorische leerwinst is -3,2 jaar en de maximale motorische leerwinst is 4,8 jaar. Van het totaal aantal leerlingen heeft 50,2%(n=408) van de leerlingen geen motorische vooruitgang geboekt.

De motorische leerwinst verdeeld in klassen van de Body Mass Index

De gemiddelde motorische leerwinst van leerlingen in de categorie ‘Normaal gewicht’ (n=696) is 1,082(1,118). De gemiddelde motorische ontwikkeling voor kinderen met overgewicht(n=99) is 0,976(1,075).

Tabel 4

Descriptieve statistiek van jongens en meisjes in de BMI klassen

Variabelen gem(sd) Geslacht Biologische leeftijd Motorische leeftijd BMI Motorische vooruitgang Normaal gewicht M V 8,2(1,5) 8,6(1,3) 8,4(1,9) 8,1(1,5) 16,03(1,18) 20,31(1,55) 1,035(1,09) 0,991(1,03) Overgewicht M V 7,6(1,5) 8,2(1,5) 7,9(1,6) 8,6(1,8) 31,66(21,6) 15,99(1,27) 0,440(1,70) 1,128(1,14) Opmerking: Toetsende statistiek

De gemiddelde motorische vooruitgang van de kinderen met overgewicht is 0,976(1,075) jaar. Dit verschilt niet significant van het gemiddelde van de kinderen met een normaal gewicht (t=0,891; df=793; p=0,373). De gemiddelde motorische vooruitgang van deze categorie is 1,082(1,118). De gemiddelde motorische vooruitgang van de kinderen met overgewicht en de kinderen met obesitas is 0,956(1,075), wat tevens niet significant verschilt van de gemiddelde motorische vooruitgang van kinderen met een normaal gewicht(t=0,905; df=811; p=0,255). Tabel 5

(17)

Gemiddelde motorische vooruitgang in jaren Std. deviatie t df p Overgewicht 0,976 1,075 0,891 793 0,373 Overgewicht en obesitas 0,956 1,075 0,905 811 0,255

Opmerking: Elke rij is een vergelijking met de categorie normaal gewicht waarbij de

gemiddelde motorische leerwinst 1,07(1,11) bedroeg

Het verschil in motorische leerwinst tussen de schalen op de Body Mass Index getoetst per sekse

De gemiddelde motorische leerwinst van de jongens uit de categorie ‘Normaal gewicht’ (n=358) is 1,039(1,091). De jongens met overgewicht(n=45) scoorden een gemiddelde motorische vooruitgang van 0,991(1,035). Uit een vergelijking van beide gemiddelde is geen significant verschil gebleken tussen deze groepen(t=0,277;df=401;p=0,782). De meisjes met normaal gewicht(n=338) zijn gemiddeld 1,128(1,145) jaar vooruitgegaan. Daartegenover staan de meisjes uit de categorie ‘Overgewicht’(n=54). Deze groep is gemiddeld 0,963(1,117) jaar vooruitgegaan. Uit deze gegevens is eveneens geen significant verschil gebleken(t=0,989;df=390;p=0,323).

Tabel 6

Het verschil in motorische leerwinst van jongens en meisjes met overgewicht in vergelijking tot jongens en meisjes met een normaal gewicht

Variabelen gem(sd) Geslacht Gem(sd) t df p Overgewicht M V 0,991 (1,035) 0,963 (1,117) 0,277 0,989 401 390 0,782 0,323

Opmerking: Elke rij is een vergelijking met de categorie normaal gewicht waarbij de

gemiddelde motorische leerwinst van jongens en meisjes respectievelijk 1,039(1,091) en 1,128(1,145) bedroeg.

(18)

Discussie

Doel en resultaten

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen of er een verschil is tussen de motorische ontwikkeling van kinderen met een normaal gewicht en kinderen met overgewicht. Er werd verwacht dat de motorische leerwinst van kinderen met overgewicht zou verschillen van de motorische leerwinst van kinderen zonder overgewicht (H1).

De participanten hebben een gemiddelde leerwinst van 1,07. De deelnemers uit de categorie ‘Normaal gewicht’ hadden een gemiddelde motorische vooruitgang van 1,082. Daartegenover staan de participanten uit de categorie ‘Overgewicht’. Zij hebben een gemiddelde motorische leerwinst van 0,956. Deze categorie heeft zich niet verder motorisch ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de categorie ‘Obesitas’. Deze categorie heeft een gemiddelde van 0,844 jaar. Als we dit corrigeren met de standaard vooruitgang van een kalenderjaar komen we uit op een gemiddelde netto leerwinst van 0,082 bij leerlingen met normaal gewicht en -0,044 bij leerlingen met overgewicht. De kinderen uit de categorie ‘Obesitas’ scoorden een gemiddelde netto leerwinst van -0,156 en zijn daarmee eveneens niet motorisch vooruit gegaan. Opvallend is dat uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat er geen significant verschil bestaat in de motorische leerwinst tussen kinderen met en kinderen zonder overgewicht (p=0,373). Tevens is er geen significant verschil gevonden in de motorische ontwikkeling van kinderen met obesitas ten opzichte van kinderen met een normaal gewicht (p=0,373). Dit betekent dat de onderzoekshypothese (H1) wordt verworpen. Dit druist in tegen het longitudinale onderzoek van D’Hondt et al.(2013) dat stelt dat leerlingen met overgewicht en obesitas significant slechter presteren op grove motorische ontwikkeling in vergelijking tot leerlingen met normaal gewicht.

Als gevolg van de hoofdvraag zijn er twee deelvragen ontstaan. De deelvraag: Is er een verschil in de motorische ontwikkeling tussen de categorieën van de Body Mass Index per geslacht?’ wordt in deze discussie uitgelicht. Voor de deelvraag: ‘Is er een verschil in motorische leerwinst van de leerlingen met overgewicht op de vlakken dynamisch evenwicht en coördinatie ten opzichte van de leerlingen met een normaal gewicht?’ verwijs ik u door naar het onderzoek van T. Krafft. De hypothese horende bij de deelvraag: ‘Is er een verschil in de motorische ontwikkeling tussen de categorieën van de Body Mass Index per geslacht?’ stelde de verwachting dat meisjes met overgewicht zich minder motorische ontwikkelen ten

(19)

opzichte van meisjes met een normaal gewicht. Daarnaast stelde de hypothese dat er een verschil werd verwacht tussen de motorische groei van jongens met een normaal gewicht en jongens met overgewicht. Uit de resultaten is echter gebleken dat er bij beide seksen geen significant verschil bestaat tussen de motorische groei van de BMI-klassen. Dit is coherent aan de resultaten van de hoofdvraag. Op basis van deze gegevens wordt de onderzoekshypothese van deze deelvraag verworpen en de nulhypothese aangenomen. Ook in het onderzoek van T. Krafft is de onderzoekshypothese van de deelvraag verworpen en de nulhypothese aangenomen na de afwezigheid van een significant verschil na een independent samples t-test.

Literaire vergelijking

In het vergelijkbare tweejarig longitudinale onderzoek van D’hondt et al. (2013) is wel een significant verschil geconstateerd op de vergelijking tussen de grove motorische ontwikkeling van leerlingen met normaal gewicht en overgewicht. Een verklaring van het ontbreken van significante verschillen in dit onderzoek kan verklaard worden door de relatief korte testperiode van een jaar. Er zijn minimale verschillen geconstateerd in motorische leerwinst maar deze zijn nog niet groot genoeg om een significant verschil te vormen. Wanneer de lengte van het longitudinale onderzoek toeneemt kan het geconstateerde verschil in motorische ontwikkeling toenemen. Dit kan tevens verklaren waarom er geen significant verschil is gevonden bij het toetsen van de deelvraag.

In het eerdere onderzoek van D’hondt et al.(2009)werd er, tegen de verwachtingen in, geen verschil ontdekt in motorische vaardigheid tussen kinderen met normaal gewicht en overgewicht in de leeftijdscategorie 5 tot en met 10 jaar oud. Een mogelijke verklaring hiervoor wordt genoemd in het onderzoek van Cairney et al. (2005) in de vorm van DCD. DCD staat voor “Developmental Coördination Disorder” en stelt dat kinderen met deze stoornis verminderde motorische vaardigheden hebben. Op den duur zorgt deze stoornis voor een negatief zelfbeeld wat een oorzaak kan zijn van lichamelijke inactiviteit. Deze inactiviteit kan vervolgens overgewicht veroorzaken. Dit betekent dat het achterblijven van de motorische ontwikkeling een oorzaak zou kunnen zijn in plaats van een gevolg, zoals in dit onderzoek wordt aangenomen.

Onderzoeksmethode

(20)

kennis reikt, geen onderzoek dat de validiteit van deze test bevestigd of ontkracht. In het onderzoek van D’hondt et al. (2013) wordt gebruik gemaakt van de Körperkoordinationstest fur Kinder (KTK). Dit is een Duitse test voor grove motorische ontwikkeling en coördinatie met een betrouwbaarheidscoëfficient van 0.90 en 0.97. Om de validiteit van het onderzoek te vergroten kan er gekozen worden om naast de Movement-scan ook de KTK te gebruiken bij het vergaren van gegevens.

Om de leerlingen te kunnen categoriseren per gewichtsklasse is er in dit onderzoek enkel gebruik gemaakt van de BMI voor kinderen. Hoewel dit een gemakkelijke methode is heeft deze ook zijn nadelen. De BMI neemt bijvoorbeeld niet het vetpercentage van kinderen mee in haar berekening. De formule voor de BMI houdt alleen rekening met de variabelen gewicht en lengte. Variabelen zoals spiermassa en het percentage buikvet wordt niet berekend. Soortgelijke studies naar het verband tussen gewicht en motorische ontwikkeling zoals de onderzoeken van D’hondt et al. (2013) en Cairney et al.(2005) gebruiken het vetpercentage wel voor de classificatie van leerlingen en hun gewicht. Bij een combinatie van BMI en vetpercentage wordt de categorisering nauwkeuriger en dus betrouwbaarder.

De onderzoeksgroep MAMBO heeft per kalenderjaar twee meetperiodes. Elk van deze meetperiodes duurt ongeveer drie maanden. Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de eerste meetperiode van twee schooljaren. Vervolgens is de data van deze twee periodes gebruikt om een longitudinaal onderzoek op te zetten gebaseerd op de ontwikkeling na één kalenderjaar. Het staat echter niet vast dat de testdatum van een school exact hetzelfde is in de twee verschillende meetperiodes en dus kalenderjaren. Er bestaat dus een marge van drie maanden. Dit kunnen drie maanden van negatieve of positieve motorische ontwikkeling zijn voor de kinderen en beïnvloedt de testgegevens. Om de betrouwbaarheid van de meetgegevens te vergroten is het aan de onderzoeksgroep om, indien mogelijk, de testdag per school op dezelfde datum te plannen.

Hoewel er een trainingsdag heeft plaatsgevonden voor de testafnemers geeft het protocol nog enige ruimte om fouten toe te laten. Er bestaat geen vast team van testafnemers, alleen van testleiders. Deze individuele testafnemers kunnen fouten gemaakt hebben wanneer zij in een situatie niet direct hulp konden ontvangen van de testleider. Voorbeelden kunnen zijn; het verkeerd aflezen van de lengte bij een leerling, het onjuist toekennen van een extra kans en het foutief invoeren van de gegevens op de iPad.

(21)

Conclusie

Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat kinderen uit de categorie ‘Normaal gewicht’ gemiddeld geen tot één jaar motorische vooruitgang hebben geboekt. Kinderen uit de categorie ‘Overgewicht’ hebben gemiddeld geen motorische vooruitgang geboekt evenals de kinderen uit de categorie ‘Obesitas’. Tevens is er geen significant verschil gevonden in de motorische ontwikkeling van jongens met een normaal gewicht ten opzichte van jongens met overgewicht. Een vergelijking van de motorische ontwikkeling tussen de meisjes met een normaal gewicht en de meisjes met overgewicht leverde eveneens geen significant verschil op. Verder is er geen significant verschil gevonden tussen de kinderen met normaal gewicht en kinderen met overgewicht in het dynamisch evenwicht en in het coördinatieve vermogen. Tot slot is er geen significant verschil gevonden in de motorische leerwinst van kinderen met overgewicht ten opzichte van de kinderen zonder overgewicht over een tijdsbestek van één jaar. Omdat er geen significant verschil in de motorische leerwinst tussen de categorieën van de BMI-schaal is gevonden wordt de onderzoekshypothese verworpen en de nulhypothese aangenomen.

Aanbevelingen

Gebaseerd op de in de discussie benoemde feiten kan het volgende worden geadviseerd wat betreft vervolgonderzoek: Er moet meer en langer longitudinaal onderzoek plaatsvinden om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de motorische leerwinst van leerlingen in alle BMI-klassen. Tevens moet het vetpercentage worden meegenomen in de metingen.

Op basis van dit onderzoek kan er nog geen aanbeveling gedaan worden voor de beroepspraktijk. Maar, op basis van literair (voor)onderzoek kan wel worden aanbevolen om het verschil in motorische ontwikkeling tussen kinderen met en kinderen zonder overgewicht te monitoren zodat er bij een toename van een verschil in de ontwikkeling adequaat kan worden ingegrepen. Interventies kunnen bestaan uit actievere aandacht voor kinderen met overgewicht en extra lessen waarbij de motorische ontwikkeling op een plezierige manier wordt gestimuleerd.

(22)

References

Alles is gezondheid. (2015). Het nationale programma preventie. Retrieved from

http://www.allesisgezondheid.nl/

At5. (2013, ). Johan cruijff maakt schoolpleinen weer spannend. At5

Behets, D. (2005). Bewegingsopvoeding. (1st ed.). Leuven: Acco.

Bettylou, S., & Dietz, B. H. (2004). Pedriatric overweight: An overview. Handbook of obesity: Etiology and pathophysiology (2nd ed., ). USA: New York City: Marcel Dekker Inc.

Brug, J., & Visscher, T. L. S. (2004). Determinanten van overgewicht. Bijblijven, 20(9)

Cairney, J., Hay, J. A., Faught, B. E., & Hawes, R. (2005). Developmental coordination disorder and overweight and obesity in children aged 9-14y. International Journal of Obesity, 29

Cole, T. J., Bellizzi, M. C., Flegal, M. K., & Dietz, W. H. (2000). Establishing a standard definition for child overweight and obesity wordlwide: International survey. BMJ, 320(1)

Corporaal, T., Houwaart, M., & de Rooij, S. (2010). Handleiding. huidig curriculum & toevoegingen huidig curriculum. Hogeschool Van Amsterdam,

Daily Mail. (2014, ). Why being fat does make you clumsier: Overweight children may have worse coordination because their brain signals are disrupted, experts say. Daily Mail

D'Hondt, E., Deforche, B., de Bourdeaudhuij, I., & Lenoir, M. (2009). Relationship between motor skill and body mass index in 5- to 10-year-old children. Adapted Physical Activity Quarterly, 26

Fox, E. L., Bowers, R. W., & Foss, M. L. (2006). Fysiologie voor lichamelijke opvoeding, sport en revalidatie (4th ed.). Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.

(23)

Guo, S. S., Roche, A. F., Chumlea, W. C., Gardner, J. D., & Siervogel, R. M. (1994). The predictive value of childhood body mass index of childhood for overweight at 35 y. The American Society for Clinical Nutrition, Inc,

Hirasing, R. A., Bulk-Bunschoten, A. M. W., van Dijke, J., Renders, C. M., Boomsa, L. J., Poolman-Mazel, T., . . . Hofsteenge, G. H. (2009). Kinderen en overgewicht. Jaarboek

huisartsgeneeskunde. (1st ed., pp. 35-63). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Hondt, E. D., Deforche, B., Gentier, I., de Bourdeaudhuij, I., Vaeyens, R., Philippaerts, R., & Lenoir, M. (2013). A longitudinal analysis of gross motor coordination in overweight and obese children versus normal-weight peers. International Journal of Obesity, 37

Kolb, D. A., Boyatzis, R. E., & Mainemelis, C. (2000). Experiential learning theory: Previous research and new directions. Encyclopedia of the sciences of learning (1st ed., pp. 1215-1219). United states: Springer US. doi:10.1007/978-1-4419-1428-6_227

Murphy, S. (2005). The sport psych handbook (1st ed.). Champaign: Human Kinetics.

Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. (2015). Richtlijn JGZ-richtlijn overgewicht. Retrieved from

https://www.ncj.nl/richtlijnen/jgzrichtlijnenwebsite/details-richtlijn/?richtlijn=10&rlpag=675

Netelenbos, J. B. (2009). Motorische ontwikkeling van kinderen: Handboek 1 introductie. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Obbink, H. (2015, ). Amsterdamse kinderen minder dik. Trouw

Okely, M. D., Booth, M. L., & Patterson, J. W. (2001). Relationship of physical activity to

fundamental movement skills among adolescents. Medicine and Science in Sports and Exercise, 33(11)

(24)

Rijksoverheid. (2015). Overgewicht terugdringen. Retrieved from

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overgewicht/inhoud/overgewicht-terugdringen

Roger, F. (2015). Why play is the work of childhood. Retrieved from

http://www.fredrogerscenter.org/2014/09/23/why-play-is-the-work-of-childhood/

Slining, S., Adair, L. S., Davis Goldman, B., Borja, J. B., & Bentley, M. (2010). Infant overweight is associate with delayed motor development [Abstract]. The Journal of Pediatrics, 157(1)

Soloranzo, C. M. B., & McCartney, C. R. (2010). Obesity and the puberal transition in girls and boys. The Journal of Society for Reproduction and Fertility,

Strauss, R. S. (2000). Childhood obesitas and self-esteem. Pediatrics, 105(1)

van Bakel, H., de Groot, R., & van der Ploeg, J. (2012). Van klein tot groot. de ontwikkeling van het jonge kind. (1st ed.). Antwerpen - Apeldoorn: Garant.

van de Vrede, K. (2010). Motoriek als fundament. HJK,

van Gelder, W. (2002). Omgaan met verschillen. wat doe je met uitvallers of achterblijvers. motorische remedial teaching. Lichamelijke Opvoeding, 13

van Gelder, W., & Stroes, H. (2002). Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen (2nd ed.). Maarssen: Elsevier.

van Gelder, W., Stroes, H. & Goedhart, B. (2014). Motorische remedial teaching. Retrieved from

http://www.mrtinbeweging.net/index.php?q=mrt

van Sonsbeek, W., & Viveen, F. E. H. (2011). Lichamelijke activiteit, motorische

competentiebeleving, sekse en body mass index bij kinderen uit het reguliere basisonderwijs (Masteropleiding Orthopedagogiek).

(25)
(26)

Bijlagen

Bijlage 1: Brief aan de ouders Geachte ouders en verzorgers,

Onze school hecht veel waarde aan de bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomst van deze test wordt gebruikt om de lessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met onze school. Studenten en onderzoekers van de ALO zullen meester [naam] (vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de

beweegtest in groep 3, 4, 5, 6, 7 & 8. Deze test bestaat uit 4 oefeningen: - Hinkelen (op één been)

- Stilstaan op één been

- Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden

(sportkleding aan) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

Naast het gebruiken van de testgegevens door meester [naam], willen we de gegevens van de metingen voor de ALO beschikbaar stellen. De ALO gebruikt de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zullen ze niet kijken naar het individuele kind maar naar een grote groep

kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: ……….. [datum]

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan meester [naam]. Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

(27)

Bijlage 2: Meetprotocollen

Protocollen 4 ss-en test

Voor het vak Meten in de Praktijk 2012-2013

De volledige beschrijving is te vinden in het boek ‘Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen’ van Wim van Gelder en Hans Stroes.

NB: 1x het startniveau laten oefenen voordat de test wordt afgenomen (dit geldt voor alle vier de testen)

Protocol Stuiten (groep 6/7)

Doel: Meten van oog-lichaamscoördinatie

Materiaal: Drie verschillende ballen: basketbal (kleinste maat), volleybal (kleinste maat), molton bal. Pionnen voor 8-baan.

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Probeer zo vaak als je kunt de bal te stuiten. Kun je het ook met je andere hand?’ ‘Je mag kiezen welke met welke bal je dat wil doen (basketbal/volleybal/molton bal).

Instructie testleider: Start de test op niveau III: Stuit 15x achter elkaar met de voorkeurshand. Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7. Eventueel hardop meetellen.

De volgende niveaus zijn:

IV: stuit 15x met achter elkaar met de niet-voorkeurshand VI: kan dribbelen (stuiten en looppas)

VIII: kan meer dan 10 sec (of 15x) stuiten zonder naar de bal te kijken (split-vision), zowel links als rechts. Kijken naar een lijn 3-5m voor zich.

X: kan snel dribbelen in 8-baan: 12z rond paal in 30 sec. (Pionnen op 3 m afstand van elkaar)

Let erop dat het kind: o De bal goed stuit

o Een bal kiest die past bij het de grootte van de hand o Zo min mogelijk last heeft van omgevingsruis en andere

activiteiten die in de buurt wordt uitgevoerd

o De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is o De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 1-3x voor beide handen, het hoogste aantal telt.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Noteer het aantal bij opmerkingen.

(28)

Protocol Stilstaan (groep 6/7)

Doel: Meten van balans (statisch evenwicht)

Materiaal: Stopwatch

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Probeer zo lang als je kunt op 1 been stil te staan. Je mag je voet niet verplaatsen. Je staat niet meer stil als:

- je met je andere voet de grond raakt - je een hupje maakt

- je je voet verschuift’.

Als de test is uitgevoerd op het rechterbeen, wordt daaran de test uitgevoerd op het linkerbeen.

Instructie testleider: Start de test op niveau IV: Staat 30 sec op 1 been, wiebelen mag (L&R). Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7.

Na niveau IV volgen de volgende niveaus: VI: Staat 30 sec stabiel op 1 been (L & R) VIII: Staat 60 sec stabiel op 1 been (L&R)

X: Staat 10 sec met ogen dicht op 1 been, wiebelen mag (L&R) NB Met stabiel wordt bedoeld: stilstaan zonder corrigerende

bewegingen van armen, romp en/of hoofd. Een licht correctie is normaal.

Let erop dat het kind:

o Zich focused op een muur (afstand tot de muur 2m) o Zo min mogelijk last heeft van omgevingsruis en andere

activiteiten die in de buurt wordt uitgevoerd o Start op het rechterbeen (ivm registratie)

o Niet met het andere been ‘klemt’, vraag het kind of hij net zo lang kan staan met de benen ‘los’ van elkaar, die score telt

o De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is o De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 1 tot 3x op beide benen, de beste poging telt. De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren

welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan het aantal seconden worden genoteerd.

Opmerkingen: Als er meerdere kinderen tegelijk getest worden, zorg dan voor voldoende afstand van elkaar. Test eerst niveau X (10 sec met ogen dicht op 1 been). De kinderen die het niet halen worden gevraagd zo lang mogelijk op 1 been te staan, waarbij de testleider het aantal seconden noteert en wie de wiebelaars zijn.

(29)

Protocol Springen kracht-hinkelen (groep 6/7)

Doel: Meten van balans (dynamisch evenwicht)

Materiaal: Stopwatch, pionnen om een 9 meter parcours te maken (tape een start- en finishlijn als er geen lijnen in de zaal beschikbaar zijn) Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Ga op 2 voeten naast elkaar bij de startlijn staan en hinkel in zo weinig mogelijk hinkels naar de finishlijn’.

Instructie testleider: De test wordt gestart op niveau IV (hinken over 9m) Tel het aantal voetcontacten tussen de lijnen. Als het laatste voetcontact op de finishlijn is, wordt deze meegeteld. Laat het kind 2 keer op beide benen de test uitvoeren.

Niveaus

IV: 11 hinkels sterkste been, 12 hinkels andere been VI: 9 hinkels sterkste been, 10 hinkels andere been VIII: 7 hinkels sterkste been, 8 hinkels andere been

X: 6 hinkels sterkste been, 7 hinkels andere been (voor meisjes en kleinere jongens)

X: 5 hinkels sterkste been, 6 hinkels andere been Let erop dat het kind:

o Start vanuit stilstand op twee voeten

o Een kaatsende beweging maakt (kort contact met de grond)

o Start op het rechterbeen (ivm registratie)

o De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is o De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 2-3x op beide benen, de beste poging telt. De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren

welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan het aantal hinkels worden genoteerd.

Opmerkingen: Negen meter is de breedte van het volleybalveld of de helft van de lengte van het veld. De (gele) lijnen van het volleybalveld vormen meestal de buitenlijnen in de gymzaal.

Een (groot) verschil tussen linker- en rechterbeen komt regelmatig voor en is een indicatie voor asymmetrische ontwikkeling en een opvallende looppas.

(30)

Protocol Springen coördinatie (groep 6/7)

Doel: Meten van coördinatie

Materiaal: Lijn (in de zaal)

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Kun je een wisselsprong maken? Een been voor de lijn en een been erachter, maak een sprongetje en wissel je benen’. Eventueel: ‘Kun je ook op je plaats blijven?’ En: ‘Kun je ook sneller?’

NB Ook vragenderwijs en positief de andere niveaus testen Instructie testleider: Geef een voorbeeld!

Start de test op niveau IV: Maakt snelle wisselsprongen (20 in 10 sec). Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7.

De wisselsprong lukt niet als het kind:

a. een stappende en geen springende beweging maakt of een soort loopbeweging (de voeten gaan dan na elkaar over de lijn en weer terug)

b. meedraait (45 graden) met de heupen c. niet op de plaats kan blijven

De volgende /andere niveaus zijn:

VI: kan in ritme huppelen en in de handen klappen (kind mag zelf het klapritme bepalen, eventueel vocale ondersteuning geven)

VIII: kan 10x in ritme kruis-spreid-kruis springen en in de handen klappen: met de klap op ‘kruis’

X: kan 10x in ritme spreid-sluit-spreid springen en in de handen klappen: met de klap op ‘spreid’.

Bij deze test dien je ‘door te testen’: er is geen lineair verloop van deze vaardigheid, wat betekent dat een kind een wisselsprong wel kan beheersen, maar het huppelen niet.

Let erop dat het kind:

o De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is o De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer of het ‘lukt of niet lukt’.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan genoteerd worden als een kind veel corrigerende (arm)bewegingen maakt of moeite heeft met kaatsen/doorspringen.

(31)
(32)
(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)
(40)
(41)
(42)
(43)
(44)
(45)
(46)

Bijlage 6: Dataverwerkingsplan

Operationalisatie Thom Krafft & Sophie van Montfoort Stap 1

In het excelbestand moet per proefpersoon een gemiddelde score van de vier testen worden berekend per testjaar. Alle motorische scores worden bij elkaar opgeteld en hier wordt vervolgens het gemiddelde van uitgerekend. Het gemiddelde is dan de motorische leeftijd van de leerlingen.

Stap 2

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de proefpersonen met en de

proefpersonen zonder overgewicht. Hier maken wij drie groepen van (normaal gewicht, overgewicht en obesitas). In Excel wordt eerst het BMI berekend. De BMI wordt samen met het geslacht en de leeftijd in de BMI tabel verwerkt en op basis hiervan wordt een categorie toegekend.

Stap 3

In het excelbestand moet per proefpersoon worden berekend met welke score de proefpersoon voor- of achteruit is gegaan. Score jaar 2 – score jaar 1 = positief verschil(delta).

Stap 4

Er moet in SPSS een vergelijking worden gemaakt tussen de vooruitgang van de personen met overgewicht en de vooruitgang van de personen zonder overgewicht. (ongepaarde t-test). Dit is een vergelijking tussen de opgetelde delta’s.

(47)

Bijlage 7: Ephorus

Beste Sophie van Montfoort,

Het document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 27f8b3d2-e3cf-4379-b1af-18f9f2e7fb2b.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 40150AOSPA

Datum: maandag 11 april 2016 10:30:38 uur CEST Jouw gegevens:

Sophie van Montfoort 500652759

sophie.van.montfoort@hva.nl

van Montfoort 500652759 Antoine de Schipper Je docent:

Ramon Stuart r.stuart@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

From the interviews gathered the most important reasons indicated by the farmers for not wholly adopting although they are aware of the improved technologies were the risk

Table 2 Aerosol characteristics and performance parameters of dry powder dispersion with the PreciseInhale system used to calculate the target top dose of the micronised adenosine

Bij het bestuderen van de mogelijke nadelige cardiovasculaire gevolgen van vitamine B6 deficiëntie in de algemene populatie, dient rekening te worden gehouden met een

This research aims to explore the current dynamics of refugees’ participation in the Thai- Burmese context and to what extent refugees have the opportunity to

The economic crisis of 2007 was taken as a starting point to study the development of Corporate Social Responsibility (CSR) communication of Dutch banks over a longer period of

Additionally, high negative correlations were found between knee flexion angle and vGRF in TR1 and in the posttest, indicating greater flexion angles with smaller vGRF in

Near the close of the 20th century and the beginning of the 21st century, one such a strategy based on “mixing together multi- principal elements” in high concentration to synthesize

Genomisch instabiele kankercellen kunnen een cel-intrinsieke interferon respons onderdrukken, onder meer via overexpressie van MYC, om te voorkomen dat ze worden opgeruimd