Morehel/a esculenta - Gewone morielje. Foto: Ruth van Crevel. De Nederlandse Mycologische Vereniging
Opgericht in 1908, heeft de Vereniging als doel de beoefening van de mycologie in ruime zin te bevorderen,
In
voor-en najaar woräen wekelijks excursies georganiseerd, verder worden'er werkweken gehouden en in de winter verscheidene landelijke bijeenkomsten. Tevens is de NMV actief in de natuurbescherming waar het paddestoelen betreft.De bibliotheek van de NMV is gehuüsvest in het Centraal Bureau voor· Schimmelcultures, Uppsalalaan 8, Postbus 85167, 3508 AD Utrecht. Inlichtingen bij de bibliothecaris, H.A. van der Aa (tel. 030-5432320).
Het contactblad van de vereniging, Coolia, verschijnt viermaal per jaar en wordt aan de leden toegestuurd.
De contributie voor de NMV bedraagt Euro 18,-- voor gewone leden (Euro 20,--indien adres in het buitenland), en Euro 8,-- voor huisgenootleden (krijgen geen Coolia) en juniorleden (nog geen 25 jaar of student aan Universiteit of HBO; krijgen Coolia). Lidmaatschap voor het leven: Euro 340,--; voor huisgenootleden Euro 170,--.
Informatie is verkrijgbaar bij de secretaris (adres achterin).
Nieuwe leden en adreswijzigingen dienen gemeld te worden bij: Marjo Dam, Hooischelf 13, 6581 SL Malden (tel. 024-3582421), e-mail: m.dam@paog.umcn.nJ.
website: www-mlf.sci.k~.nllmnv/ma~_n.htm
index Coolia
(1983-1998)
op www-mlf.scl.kun.nl/nmv/nieuws.htm Verenigingsmededelingen vallen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur,de inhoud van de rubrieken onder die van de samensteller.
INLEVERDATA
KOPIJ
Door toenemende complexiteit in het gereedmaken van Coolia wordt auteurs, ook die van de vaste rubrieken, vriendelijk verzocht zich strikt aan de volgende inleverdata te houden:
coolia aflevering artikelen 'vaste' auteurs•
45(4) 14juli I augustus
46(1) 14 september 1 november
46(2) 14januari I februari
46(3) 14 april I mei
1 uit de tijdschriften, excursie-aankoncligingen, verenigingsmededelingen.
COOL IA
CONTACTBLAD VAN DE NEDERLANDSE MYCOLOGISCHE VERENIGING
ISSN:
0929-783
\
lORFOLOGI
E
. i\JJ
C
ROSCOOP
,
MOLECULEN:
\\
'
AT GEB
EU
RT
E
R
~
l
ET
DE
TAXO
O~IIE
VAN
D
E
A
G
ARICALE
?
Th
o
m
a
.
\Y. Ku
y
p
e
r
-..:~ ~~~
HuJ~m~ wah11.:1t. \\'
.tg~nml!cn
L'nt\ en.iteil. Pol!tl:lu' X005. 6700 ECWageningen
1-.u\rx
·t
I h \\~1)(12
\1\lrphuhl}!). lllllfll\l'Opt:.molecuk
...
-
\\hal '" happeningin
the L:IXOnOill) (l( th~· .ll'.llt• wll B.l'tt.ltom\ cc te" 1 Cn11lm ~'i('\ 1 I:! I· I 31.· 1 h•· II'-C nf n;okcul.11 mc1h1lll!- 111 thc taxonomy ol lhe agaricuitl Basidjomycetes hus led IO , 1111\t,IIIII.JI l'hangc' 111 thc c•rctun,crtptiun of orders and futnihu~. smaller changes in thc lll~tun,u
11
pt1~>11 uf genera. a11d only vcry limitcd changes in spedescn
ncc.:
p
t
s.
Althougil many of thc 111~ill'l 111\11 are now nwn· llaluml. n.:l'llgnilion of thcsl! taxa on thc hasi~ of morphology or lllt~t\l'l'"llll'.JI ~haractcr' ha:- hccwnc much more difficult. A \hllrt introduetion to molecular mcthmJs ,, 1'111\ tdl·d 1·\,lfiiJllc' ol la\llllliiiiH: change-. lil thc cla:.~itïcation nr thc agancoid Basidiomycch.:S ~lrC ~1\l'llOnl.mg'
\CN.h~~n J~ n~:gcndc ..:n mt:m,,t~ editie \andt: D•ctinnal)
ofthe Fungi
(Kirk
er
of. ~nt111In Jae Jicunnal) \\
orûteen 'olleclig
0\ cr11chtgegeven
van
het!>Y!>tccm
der
hllll!t. c.t.llldc 'an 1\la
en ~'·"'en. '1:1 urJe.., en familie .... tut aanJe
genera
.
Van elk gen u!>i-;
h.1'
~
"
..,j,~n nn~ t'l..'n ~ch.tllllH! 1!1..'1!1..'\cn
\JOhet
aantal
~nonen
l::.l!n \an de redacteuren
\:lil dtt hvd\.j.,.,
,
,
~ia I~"·
had
m~J
~
,
:mx
ht
.ta~l
deze
publicatkh•J te
dr.1gen
'oor ''at betreftde
\1!••n~.1k, '" '' ÎJÛè11n
t pl.t.ttJê''" ammen. l:loleten. ru ... uta ·,en
melkzwammen.
en
a~.IU~<'Ilk g.t'>tl..'ntm~cetCOIfen
\JilJe
Hagen
\\aarIk.
mee gc:confronteerd\\Crd.
\\a' "d~l· H~r .m.knngen 10 Je ta\nnnm•e'.tn de
BasîdJomyc~:tcnnu
'oldoende zeken\arc!n om
111 dtt htx-k. t~ at:"c~pter\.'n D~t~'mgen
betroffen
onda
.mderede
po·itie 'ande
(i.t,lch•m~~ctc.:nlt:n
opttlht~ \:JOut:.'
H
)menomyceten IAgancalc' en Aphyllophornle,)
.
en
de
lllll'lhrtl'mg 'an de
Agancalc ....
Boktale en
Ru
·<,ulak>~.In
de
om ch:rijvjng van
de
te
).!lllqlCII \\,tn:n tk afgclnpcn t.trên aanticnlijke en radicale \Cranderingen voorgesteld. die 'nol hl· I ~rnot~tc.:deel
gebaseerd
w:m.:n op de resultaten
vande Locpas
s
i
n
g
vanm
olecu
l
aire
metho1kn
1n
Je.: ')
:-.tcmattck
.
I
k nwc:.t daarbij du
s
kiezen we
l
ke
wijz
i
gi
n
gen
ik
we
n
s
t
e
te.tct:l'Jll~·~~.:n l'll
e
r
reke
n
ing
mee houd!!n dmmi
j
n
be
h
a
n
de
l
ing
vanti
e
A
ga
ri
c
al
es
e
n
die
vun1k
phyll
ll
pht
1
ral
cs
ÛtlllrJ
oos
t
op l'lkaar m
oes
t
e
n
pa
sse
n
.
H
e
t
is
tenslotteniet
gewenst <.Intc.:c
11
dct:l'a
n
de Basidiomy~etcnd
tlor
eenpr
o
gr
ess
i
eve
myct
)loog
o
p
z
i
j
n
k
o
p
wo
rdt
geze
t.
t~.·m IJ I t.TI1 .tndt:rtkc
l
'an
lktel fdc
g
r
oep door een re
action ai re myco
l
oog
ongewijzig
d
hltJII
nc
nnndta.J.k
o
m
de
mnkculair-taxono
mi
sche
litermuur l..ritisch
te
besc
h
ouwen riep
ng~.·nhh~~cliJI.. '~lk de H~l:t!;op
111
h
oc
\
cm.:
dienieu\\
gcdclinie~.:rde groepen ookfei
te
lij~herl..cnd
~IIOlkn\\orden
1lpb."''
'·'"morfologie ofmicro'>cnpt..,chc
kenme
r
ken
.
\kn hoon nog.JI
een' Je
h\.'"cring
dat demolcculatrc taxonomie
leidttot
geheel llH.'ll" tmddtngc
n
dtc
'nMJè kei..
n;~u"dijks te
hegrijpen11jn De
vraagi natuu
r
l
ij
l..
ofl
l.tt
"crkd•1J,;w
i ... En. ah J.tt '" lll1~h11jjn.
h~"erg" ''
dat dan?Dat
laatste b 'oor een ~l.m~nJI.:Jc.:d een
~"c'11e\an
'm.Ja~ Omemgc
mdruk te:ge,·
en
van
het
<;OOn h:r.mJ'-·nnf.cnJ.11 door dc- tr'Cp.!"''"l!
'anmoleculaire
m~.:thoden'
tXlrgesteld
is.
,
·
oleen hter
.tlkrcc~t en~dc l.one mecrJ..
eutC-11pga,en
Daannee
~
.tn een
todruk \Crkregen
worden
hoc
"er~..
J1~'èr.lnderingen
nu
c•genltJ~liJn en
in
"t!IJ...e
matemen ,
·
ooruitst.re\ end
o
f
,,uJcr"'-'""
0\!
ant"oortlen
t'fl
dac ''pg:l\en.
m
e
l
een
~nnctoelichting. worden
verderop
tnJ""'
~•Jdr.~gcge ge' en
Vraag I: Welke soort hoort in dit rijtje niet thuis? a. Cof/ybia tuberosa (Purpcrknolcollybia)
b. Gymnopus dryophilus (Gewoon eikenbladz.wammetje) c. Rhodocoflybia nwculara (Rocstvlekkenzwam) d. Omplwlotus illudens (Lnntuarnzwam)
Vraag 2: Welke soort hoort in uit rijtje niet thuis?
a.
lnac:ybe geophyfla (Satijnvez.elkop) b. Hcbt!loma crustuliniforme (Radijsvaalhoed) c. Panoenlus foenisecii (Gazonvlekplaat) d. Agrocybc praecox (Vroege lcemhoed) Vraag 3: Welke oon hoort in dit rijtje niet thuis? a. Suillus grmzulaws (Melkboleet)b. Chalciporus piperalus (Peperboleet) c. Gomphidiu!> roseus (Roze spijkerzwam) d. Rhi:opogQn lweolus (Okerkleurige vezeltruiTel) Vraag 4: Welke soort hoort in dit rijtje nietlhuis? a. Gymdon lividus (Elzenboleet)
b. Melano~aster broomeianus (Welriekende inkttruffel) c. Paxi/lus im,olurus (Gewone krulzoom)
d. Topinel/a parwoides (Ongesteelde krulzoorn) Vraag 5: Welke soort hoon in dit rijtje niet thuis'? a. Pleurow.v ostreatus (Gewone oesterzwam)
b. Lentinus tuber-regium (een tropische soort met een
g
r
ooL
eetbaar sclcrotium) c. Hohenbuehelia culmicola (Helmharpoenzwam)d. Resupmatus applicaws (Harig dwergoonje)
Vraag 6: Toepassing van moleculaire methoden leidt ertoe dat het gcslacht Panellus (Schelpzwam) in de opvatting van Moser (5 soorten)
a. ongewijzigd kan blijven.
b. moet worden gesplitst in twee genera. c. moet worden gesplitst in drie genera. d. moet worden gesplitst in vier genera.
Vraag 7: Tot welk geslacht behoort de Geschubde inktzwam? a. Coprirws
b. Amwlarius c. Agaricus
d. Dat is een kwestie van smaak.
Vraag 8: Tot welke familie behoon Riekenelia fibula (Oranje trechtertje)'! a. Tricholomataceae
b. Rickenellaceae
c
.
Russulaceac d. Weel nietllt)l"
m.tl-\.·n ,, IJ
uit
bo'
cn,wanJc
mu!;clijkheden
een
l..eu1c
1Simpelweg
is dit he
t
rc~ullaat, .m 4!\.'ll d.t,,ificatie die gch;J\\!CrJ
''
up (\ eronJer,teiJ\! 1 eHlluuonaire \'cm ant:.chappen
lll"cn
,,~men.En Je
\ï.ta!! ,,Jan
nnJ..
hoe \\e t.he 'erwanhchappen \a5l5tellen en
hoc: ''e
11ph.t''' J.wn an tol een \.·J<t,,ahcatJe I-omen. Een da,,llic..lllt:
l.:an
gebruik
~aken
'an
alle
.,. ..
,n~:n1-cnmerl..en.
~tmelmnrtulug.a,che en micrthcopi'>che al' moleculmre kcnmcrl..en.
1
ka ,,
hd.tn~rijl..urn htl!r te \\ IJICn op een belang.nJk
\cr..
chil
LUSen
-~lassifi~aticen
•JcniJII\:,tll\!
''u1 een 5-oon \'nt)rda.,..Jiicatie geldt \en,ant,chup ah
belangnJk~teente
n
urn
1
·\!n
up eHlluuonaare \Cn\,JOI)>d1Uppen gebaseerde
cla~'•licaueword
t
een natuurhjJ...e
d.t"lltciltte
gen
oemd
V 110r
tûcnt
i
licmie
.
biJ'
oorbeeld
met behulp
van een
Jctcanumaue-.k~nel.
!!d..len unJac criteria.
met name
gebruiksv
r
ie
n
de
l
ij
k
heid (hoc
.ge
ntai..J...clijJ...
•
~
hel
o~
een
cu
l
kc
l
il• op naa
m t
e bre
n
gen) en
hctro
u
\\ baa
r
hei
d
(
h
oe
groo
l
is
de J..a
n:-.
dat JC b
i
j de
l
e
n
n
lf
W
II
C
vl!r
J..
cer
d
.
of
ze
lf
s
he
l
e
m
a
al ni
c
l uit
ko
mt
)
.
De ke
nm
e
r
ke
n d
ie
ge
bru
i
kt
wn
rû
cn
in
ee
n
goe
d
e. ge
bruik
sv
ri
e
nde
l
ijk
e e
n h
e
tro
uwbar
e s
leute
l,
z
ijn
ge
lu
kki
g
l:tn
g
nic1
altijd
tiezeilde
a
l
s
d
e
k
enmerken
di
e
wijzen o
p
verwant
schap.
Kopiëren
I
k
1alde '' crl..ing
van
molèc:ulaire methoden proberen uit te legge
n
aa11 de hand 'a
n
ee
n
parallel.
namdijk de n:con:-trucuc
'an
teksten in
haru.Jg.c~chrcvcnmmmscripten
.
Tcko;ten
"urden 'o\lr ét.'n groot Jed ungc\\ iJitgd
o
,
·e
rgenomen
en
JoonJat
het
aa11tal \
'
erandcnngl!n
rdat1l'l I-km
h.i
de
!..:an,
grcx't
dat
me
uw opgel.n!den fnuten gcJ..opieerd
\\orden
C1eker
''n•d.tt
lkamJJeleeu" -.e
J..
op•
a,lcn
..
om'
niet \\''ten
\\.11 1clazen maar alleen
lener.
k'•ru:'-·rdcnl. en Jat \\ 1'0nkn
1
lcth:rcombinatîe.-. 1 Jae 'crd\\cnen LÎJn
,
·oor eeu\\lg liJn
'crJ,,
cncn
Een 'oorheeiJ ter
tllu~tratie.Hieronder
't<tan dne rijen lener-. 1 met
m.nJ,JkdsJl.Cn\lJ:. een
1111.net
ah
een
. ueog
0~\.
het erfelijke materiaaJ dal door
muk~.uhur
taxonomen
ge"
lWnhJk ''
ordt
gebruaJ..t
'onr
de reeon
struc
!Ie
':tn
'4!n' .lllhdl<tppen
tu
s
en 'nunen. liJn het alleen
maar
Je
uel"'.
:
.tllèen hier zijn
het
er 16 en baj
D'
\
liJn
4!r maar -l
lener')
D EZ EZ I ~BETEK E
TNIET
DE
ZE
Z
I
NB
E
T
EKENTFIETS
l>EZ
E
Z
I
NBETF.KENT
FL
ETS
(A) (B) (C)
E
r
1ij
n dr
ie
mani
e
ren
(e
r
z
ijn
e
r
7-t.:S.maar
z
e
z
ijn
s
ymm
clrisc
h
)
waarop
de
ze
"z
innen·
·
in
CL"
n r
ee
k
.., ge7,el kunne
n w
orden
:
t\
-
8
-C:
A
-
C-8:
8
-
A
-C.
(
O
e drie andere
ma
nj
er
en zij
n
C-B
-
1\
:
B
-
C'
-
t\: C-A-8
). Zijn de
<.l
r
i
c reekse
n
e
v
e
n
w
aa
rsc
h
ij
nli
j
k
?
M
e
t
s
impelt
e
ll
e
n bl
ij
kt
d
at
\oor uc ree
l..
!>
A-
8-
C er
t
weemaa
l
een lette
r
v
e
ra
n
derd is
(van
N na
ar F
. e
o
van
1
naar
L
).
e
n
hiJ tic reek,e
n
A-C-
B
en
8
-
A·C
er
tlncmaal een lelter
vcrandcru
is
(van
N
n
aar I
.
'
'
a
n
F maar
l
c.:·n
l'en
lcrug,erandering van
L
naar
1
:
resp.
van
F n:tar
N. van
teru~ naarFen
van
1
na.tr Ll (iegc' en
hel
feit
tlat 'cr..1ndcringen
onwaarschijnlijk liJn (
17
,
.
all~ de 10
Jeue
r
!>
lijn
111h~·t
gche
d niet 'emndcnJ).
j,er een
goede
reden om
de reeks met de minste
\Cr.tndcnngcn aJ;;
mce-.t
\\aar..~:haJnhJkop
te vanen
.
In felle \\erken programma·l> , 00r
rcc.:nn,tntciiC \an
kenmerken
(ltl\\dmorfologûcbe al!>
moleculaire kenme
r
ken)
op
de
1clfdc
manl\.'f
/c tdlen \OOr
ell.c:
m
ngd
ijke reek:-. met
hoe\
cel
vemndcnngen
dat gepaard
g:tm en
kaacn Jan Je
ree~ met het klc•nste
aantal
\erandenngen
.
Neem
in
plaats ,
3n de
\'
nr~ddcn
A. B en
C
maar
3
'l~)nen met de
volgende
k.cnmerken
:
A
-
gladde kleu
ri
OLe
'rnrcn,
B
-
gla~de
brumc
'Jl<lren.
C
-
geornamenteerde
brume
-.pore
n.
Over dae pe
l
regel
hk
hc'le
reek.
1·de reek" met he
t
mnt.ste aan
t
al veranderingen)
i~
iedereen he
t
eens.
D
e
vraag doet zich alleen voor hoc we precies tellen. Telt elke verandering gelijk? Er zijn
wellicht argumenten te bedenken om niet elke verandering gelijk te tellen. Kijken we eens
naar een ander voorbeeld:
DEZEZINBETEKENTNIETS
DEZEVIS BETEKENTALLES
DFZFVISBFTFKFNTNl~TS (D) (E) (F)Bij de reeks D-E-F hebben we 6 + 9 = 15 stappen, bij de reeks D-F-E 8 + 9
=
17 stappen, en bij de reeks E-D-F 6 + 8=
14 stappen. De reeks E-D-F lijkt dan de meest waarschijnlijke.Als we echter zien dat er 6 maal sprake is van de overgang van de letter E naar
F
(of F naarE) en we zouden die minder willen tellen (bijvoorbeeld slechts l keer), dan wordt het aantal overgangen bij D-E-F 6 + 5
=
IJ; bij D-F-E 3 + 5=
8 stappen; bij E-D-F 6 + 3 = 9 stappen. Dus door een andere weging wordt de reeks D-F-E waarschijnlijker dan de reeks E-D-F. die bij gelijk tellen van elke verandering de meest wa<u·schijnlijke weg was.Letters kunnen niet alleen veranderen, maar ook kunnen letters wegvallen of toegevoegd worden. Bij de moleculaire systematiek speelt dit verschijnsel een zeer belangrijke rol. Vergelijken we deze twee zinnen:
D
E
ZZEZINBETEKENTTETS
DEZEZTNBETEKENTNIETS
(
(H)G
)
Het lijkt dat we 13 stappen nodig hebben voor deze overstap. Maar met een simpele truc kunnen we deze denien stappen terugbrengen tot twee!
DEZZEZINBETEKENT.JETS
DE.ZEZINBETEKENTNIETS
((JI) )Door twee gaten aan te nemen passen de "zinnen" precies. Hoever mag je gaan mel het
aannemen van gaten? Hoe groot mogen de gaten zijn? Tellen alle gaten gelijk of tellen
grotere gaten zwam·der?
DEZEVOLZJNBETEKENTNIETS
DEZEZINBETEKENTDUSNIETS
(K) (L)
Veenien stappen in dit geval. Met dezelfde truc brengen we dit terug tot...? Zes? Of twee?
D
E
Z
E V
0 L
Z
JN
B
E
T .
E
K
E
N T
. . . N
I
E
T
S
(
M)
D E Z E . Z l N B E T E K E N T D U S N I E T S (N)
Tol nog toe zijn zinnen (rijen van letters) in een reeks gezet. zonder dat de richting aangegeven is waarin de reeks gelezen moet worden. Zo'n richtingloze reeks heet een netwerk, en om van een netwerk een verwantschapsboo.m te maken, is nog een extra stap vereist. Daarvoor is het nodig dat er bepaald wordt welke letierrij de oorspronkelijke is: de
richting van de reeks volgt daar dan automatisch uit. Het kiezen I aanwijzen van zo'n
"oorspronkelijke zin" (een ''buitengroep" in her jargon) is soms problematisch. Voor zo'n buitengroep is het nodig dal die minder verwant is met de overige rijen dan elk van die
iiVCri
u
~
n.:c.:l-.
sc
n
o
nd
e
rlin
g_
I
n
h
el
~rev
al
va
n
mo
l
ecula
ir
e sys
t
e
m
a
ti
ek
va
n
bas
idi
o
my
ce
L
e
n
Jill.'ll.:-wc
Jat
donr
al
s
h~itengroep~
bijV{IOrbeeld
ee
n
ascomyceet t
e
kiezen.
I
n da
t
geva
l
hchhcn ,,
c "\H!tkredenen
omaan te nemen
dmde \er
sc
hillendt!
ges
l
achten van
de
bJ,
1
uumwcet~n
onderling
meer
vel\vanl Li
_
p1 dan
elk
met
t.lte
ascomycceL
D
aa
rdoor kan
-
~e
,
en'
ant~~hapshnom
binnen
deAgaricalcs worde
n
opgebouwd.
Ook kunnen_
'~e natuurliJk
tWl'~ bu
ill.:ngroepen
nemen .
.
hijvonrbeeld ee
n
ast:omycee
t
e
n
een h
c
t
ero
?
asldJ
o
myceeL
In
dat
geal
vc
r
w
acht
e
n
wedat d
e eers
t
e
buil
e
ngroep
vo
or
deAga
n
ca
l
cs
de
h
e
t
e
r
o-ba,u
l
in
n
w~.:cc
t i
s.
de eers
t
e buit
c
n
g
roep
voo
r beid
e
basidio
m
yce
ten
d
e
ascornyceeL A
l
s
een
\crl...cl.'rtl~ huitengroep
i
s
gekoten.
i~
de
kans
aanwezig
dattie daarop
gebaseerde
'crwant:-d1apl>hoom \'lln
I\\ijfelal
·htige kwaliteit i!>.
l\
lul
cl'u
lair
c
s
pelregel
s
I kt
maken va
n
verwa
nt
st:ha
psbome
n
is
duseen
"s
p
e
l
"
m
et
gedclï
n
iee
rd
e ··spe
lr
ege
ls
"
.
Over
de
"
spelr
ege
l
s
·
· valt te
tw
i
sten
(e
n
dat gebeurt dan
ook).e
n
hel
i
s
daarom
goe
d
te
bedenken dat ee
n ana
lyl>
e
va
n
wranderings
s
tappt.:n
(in
hel ja
r
gon
heet dat
een c
ladistische
anai)\Cl op
bas1s vanmokculaire kenmerken
verschillende uitkomsten
kan hebben. D
aarna
kumt de
Haag llpweli-e manil'r
we
zo·n \'Crwamschapsboom venalen
in een
classificatie.
Het
heeft
immc:r~weini!! z.in
omzo'n verwantschapsscherna
temaken en
vel\•
olgens
een
cln,sllieatie op
te
s
tellen-die tiaarmee geen r
eken
ing
ho
u
dt. Ook daarvoor ge
lde
n
s
pe
lr
egels
en
d~.:be
l
a
n
g
rijk
ste s
pdr
egel
is
datd
e
voo
r
ges
t
e
ld
e
indelin
g
n
iet
in
s
trijd ma
g z
i
j
n
m
et her
verwa 11tscha
pss~.:hema.Ab we het l'Cns zijn
ove
r
de spelregels.bl
ijfl
er nog eenbelangrijk punt
:
De
argumcntalll· b uiteintlelijk
llpeen
waar~chijnlijkheidsargumemgeba
.
eerd.
I \\
aarschijn-lijkheH.l
een voldoende
krachtig
argument om
tot
radicale
'eranderingen over
Legaan?
Dat
ligt
er natuurlijk
a;m hoc waar
.
chijnlijk
iet
s
is.
En
juist
op
dat gebied kan de moleculUl r
e
'y:-t
cma
tiek tich b
ewijte
n
(e
n heert
zic
h
ook
bewezen)
n
aas
t
de t
r
aditi
one
le
methoden. M
e
t
llll
lk
cu
l
ai
n:
me
th
o
den h
eb
j
e vcl!l meer kenmerke
n. W
aa
r
ee
n m
orfo
l
og
i
sc
h ta
xonoom
b
li
j
ma
g
tij
n
mt:L30
kenmerken
die gebru
ik
t
!kunnen worden
voor
een
indel
ing.
heeft een
nwlc
c
ulair taxonoom
al snel een groter aamal
kenmerken tot
zijn
beschikking: bij twee
'tul-je'>
DNA
\ an elk 500
ba~enparen.waarbij 90
CiK
nier
variabel
l..
heb je t
och aJ
honderd
hru1l..hure
kenmerken
.
Die grote
aamallen
gegeven~(
kenmerken) die je
verzamelen
kunt
hchhl.'n t:noc
geleid
dat
er
methodes omwikkeld
zijn om de
mate van w
aarsc
hijnlijkhei
d te
berekenen, en je
kunt
di
e
me
thod
e
n
gebruike
n
om
n
a
t
e
gaa
n
o
f
ee
n
andere
in
de
ling
a
ll
een
c~.:n beetje minder waarsc
hijnlijk i~ of vee
l
o
n
waa
r
sc
hij
nli
j
k
er.
Enkele voorheelden
ter
il
lu
s
tratie.
De
gcslachten C/itocybe (T
r
ec
htcrzwam) e
n
l..t.•pi,to
tSchijnriddt>rt\\
am)
,
·
er
eh
i
llen in één
microscopisch kenmerk. narnelijk
gladde
t~-.•genmer geornamenteerde sporen.
Op die
basi.
worden ze
tnde Flora agaricina
nccrlanuica
gescheiden
CNoordeloo
s
&
Kuyper.
1995 ).M
et
moleculaire
m
eth
ode
n komt er
e-en
ander
e
inde
l
i
n
g
ui
t
en blijke
n
zowel
C
fit
ocybt•
a
l
s
L
t!
pi
s
t
a
ni
e
t
natuurlijk te zijn
.
We
kunnen
echter
ook de co
mput
er
(want a
l
s
e
r
met
gro
t
e
aanta
ll
e
n
soorte
n
en
k
e
nm
e
rk
e
n
gewerk
t
wordt i
s
het
heter om
tic
toepassing van de
s
pe
l
regel
s
te automaliseren) opdrage
n
r..TII'1!1\Vant
s<;c
hap
ssc
hcma te rnaken
waarbij Cliwcybe
en
Lepista
volgen
het
o;porencriteriurn onder-.cheiden 7ijn.
en nagaan hoeveel minder waarschijnlijk
(of
met
hu~H'C.:Iex1111
~Lappengepaard) LO·
n Wl\van
tschapsboom
is
.
De uitkomst
i
in dit ge
val
dat
zo
11 l>Cherna1oveel
extra
sta
ppcn
noodzakelijk
maakt
dut
het
zeer
o
nwaarsc
hi
j
nli
j
k i
s
dat
die
~t~o
m
j
ui
s
t
i~
..
En daarom z_oud
e
n
we bijvoorbee
ld h
e
t
ges
la
cht
L
e
pi
s
ta
mo
e
ten
opgeve
n
en
(
ltt
onht
'
upn1euw
m
oet
e
n
Inde
l
en
.
O
verigens:
in
de F
l
ora agaricina nee
rl
andica staat
a
l
aangl!geven dat het onderscheid tussen Clitvcybe en Lepisw eerder conventioneel is dan natuurlijk (Kuyper. I 995). Andere ken merken (bijv. cyanofïlie van de sporen wand. bepaalde chemische kenmerken. sporenvom1, pigmentatie) gaven namelijk ook al aan dal de oude indeling niet zo heel erg goed was.
Een tweede voorbeeld. Hebeloma (Vaal hoed) en Alnicola (Zompzwam) worden op basis van de structuur van de hoedhuid onderscheiden. Met moleculaire methoden lijkt die indeling niet de beste. omdat de zompzwammen met knotsvom1ige cheilocystiden zoals A. bollemica (Zilversteelzompzwam) meer verwant lijken met soorten van Hebelonl(l dan met de zompzwammen met cheilocystiden met een naaldvormig uitsteeksel zoals A. esc/wroides (Bleke zompzwam). Maar in dit geval geeft de computer aan dat de oude indeling maar een klein beetje slechter (minder waarschijnlijk) is dan een nieuwe (waarbij een deel van Alnicola in Heheloma Ierecht zou komen). en hoeven we voorlopig de oude indeling nog
niet op te geven (A<men e1 al., 2000).
rn de begintijd van de moleculaire systematiek werd vaak één verwantschapsboom gepubliceerd en dat gold als onbetwijfelbare basis voor nieuwe taxonomische inzichten. lnmiddels weten we beter. We willen niet alleen zo'n schema, we willen ook gegevens op basis waarvan wc kunnen constateren hoeveel structuur er in de gegevens zit, hoe goed gesteund de voorgestelde indeling is en hoeveel minder waarschijnlijk andere-indelingen zijn. Alleen als aan die drie voorwaarden voldaan is. hebben we een nieuw verwantschapsschema op basis waarvan we taxonomische veranderingen kunnen voorstellen. Overigens wordt zo'n vergelijkende test lang niet altijd uitgevoerd. Een recent gepubliceerde moleculaire analyse van Panelhts (Schelpzwam) laat zien dat het genus wals thans omschreven weinig natuurlijk is en over 4 genera verdeeld zou moeten worden (Jin el al .. 200 I). Maar in dat onderzoek is helaas niet nagegaan in hoeverTe andere indelingen. waarbij Panellus minder zou worden opgesplitst. ook nog aanvaardbaar zijn.
Conseq
u
e
nti
e
s
fnmiddels zijn veel verwantschapsbomen gepubliceerd. en er zijn ook voldoende bomen waarbij we redelijkerwijs kunnen beoordeEen hoe robuust de nieuw voorgeslelde indeling is. Voor die gevallen is dan ook een (soms radicaal) nieuwe indeling voorgesteld in de nieuwste editie van de dictionary. De belangrijkste veranderingen in de taxonomie van de agaricoïde fungi zijn als volgt:
De Gasteromyceten bestaan NTET! Gasteromyceten (basidiomyceten waarbij de sporen niet meer actief worden afgeschoten) komen op verschillende plaatsen in het systeem van de hogere basidiomyceten voor (Hibbett et al .. I 997. 2000: Hibbetl & Thom. 200 I). Dat werd al lang vermoed, maar inmiddels is dit vermoeden wel zekerheid geworden en komen de Gasteromyceten voor het eerst ook niet meer als taxonomische categorie in de dictionary voor. In 4 van de 8 ordes van de Homobasidiomyceten komen gasteromyceten (met een kleine lelter g, om aan te geven d.at het geen taxonomische categorie meer is) voor. Singer (1986) had gelijk! Echte plaatjeszwammen komen in 4 ordes van de Homobasidiomyceten voor, nl. Agaricales, Boletales, Russulales en Polyporales (1-libbetl el al., 2000; Hibbett & Thom. 200 I). Het merendeel van de soorten die door Pegier (I 983) tot het geslacht Lentinus worden gerekend, behoort toL de .Polyporales. Het geslacht Lentinus dient echter opgesplit·st te worden. Bij die nieuwe onderverdeling speelt de ecologie een grotere rol. Soorten van het geslacht Neolentinus (zoals N. lepideus. Schubbige taaiplaat) vormen bruinrot, terwijl soorten van de geslachten Panus (zoals P. conclwrus, Trechtertaaiplaat) en Lentinus in engere zin (zoals L. tigrinus, Tijgerlaaiplaat) witrot
Hmnen. Laal\tgcnul•mllc ... oort
i
~
teer nauw verwant aan de ooncn van het ge lachtPol\portt\
11 ltbhell&.
Vilgaly~.
1993) Er zijn nog gel!n g.oclle redc::nen 0111 deAgaricaJ~~
\CrJl'r llp tt: 'Phhen. toal' Kuhner ( 19H0l en Jülich ( 19 21 hebben,
•oo
r
ge.,
t
~
ld
:_
D~arvo
o
r ~
~
hl.!! hetrel kndc: gcuccltc van de buom on' oldoende opgehelderd en waar. t'hiJilhJk IS het ook ntct goed mllgelijl- um lk .,Lructuur 'erder op te helderent Moncalvo
et
al
.
.
2(~)0). __De ll) grnphnmceac hl!.,t~Hln niet. Dat . taal O\'crigen~ ook al Hl ~c Flora ag~~tcana neerlandica (Ba:-.
19~8)
.
waar wc de familie op ge he' en hebben. maar het IS aannemelijk dal ûc ll)grnphuracl!:te 111t '''ee niet verwante groepen bestaan. nl. de ectomycorritavormende 11) ,gmphon l!n lic 'aprotrnfé H) gmc) bes.01.'
Trtt.:hlllomatacèae en Je Coninnriaceae \\aren ten ltJn \OOr cèn deel nog reed.) .. , utlm,hab.··-lmmltc'. m.a. ''. 7e ltJn 'ooral gekenmerl..t doordal ze 'itl\men bevauen die'\11::.1
t<ll .m~krc gtlèlÎ gel-arnkteri .. eerJe familie~ behoren c~toncalm t•t of .. 2CX>Ol.De TnLhulum:u.tce..te nnlt!ten we in elk ge' al in '" ee famaltcs plit en, de
~1.tr.Nman:ac ~n llè Tnchnlomatacl!ac an eo.gere zsn. Dae laahle famtlte ,.., nog :.teed een llcC:lJC een ronundlJC. dat moet nog 'erder op ge plH.;t ''orden en dan tal ooi.. met de
\1ara .. mtac:cac en met !!ener.t al'
Claanbt•
CTrechterL\\aml enOmplw/uw
!Trechtenjel \\llfÛI.!n algerel-end 1LutZt1ni. 1997: Lutiom &tlgal~
. 1997:~l
oncaho
etol .
.
20001. 1\.Lihner ri9HOI had Jtc undervcrdeling al voo;rgesteld en htJ had gelijl...l
...tu-nma
!Fopzwam) htlort \oorloptg nog 111 een eigen lamilie. al is het mogelijk tot waar~chtJnltjk dat de naa~te 'en' ankn vanl
.
ucnma
hruin!-poorders zijn (bijvoorbeeld gordiJntwummenJ en geen " t l~ponrJcr ...In de omgrc.:nting tUl> en Tncholoma1aceae en Mnmsmiaceac blijl..cn alk genera die cchml)C:Orrttil Hmllen tot de Tricholomatnceae te behoren. de t\\'éc genera die.: orchideeën -m~ctlmta \Urmen lOt de Mara'\mJaceae. Vrijwel alle wusporige C) phcllnïdc fungi behoren
hl! J.: lara ... ttllaceac. hmlummcscenlie. het vennogen in het donker op te ltchten. zoab bij
Omplmlmtt\
1 Lantaam7\\ am l enAn
nillaria (
Honingzwam I. i· mogelijk ook karakteri:.tiek'1tt1r tk lar.tl-mtaceac. Het optreden van cbeilo- en/ of pleurocy,Liden. en een 1!'-'Jtltcrenlh.:cruc hm:dhuu.l !hyfen e11 brosse) komt veel vaker bij de Mara~miaccae dan biJ
de TncholtHn;Hac~ac 'oor. Sarcodimitische s1eelweefsels. een speciale opbnuw van de steel
hl!,chn.•,cn door Corner ( 1966). komt ook hoofdzakelijk bij de Marasmiaceae voor. I Ionden.! prnccnt betrouwbaar zijn deze generalisaties nog niet. ook al omdat uc positie van AI\'Ct'IIU. !ielltimyct'llll en
Hydrapus
nog niet voldoende opgehelderd is. Daar moet nog veel werk gl!bcurl.!n en dan zal vcnnocdelijk bli_jken dal ook het geslacht Myce11rt opgesplitstnHH!I worden (Moncalvo
et ol
..
2000).Door Anl~lnin & Noorddoos ( 1997) is
Coll
ybio
in drieën gesplitst,Colly
l>ia ss.
str ..GnmwtmJ
enH
lwdrwollyhia.
Moleculaire metboden heve. tigen die uitkomst grotendeels. maar - wal ergeril.
-
Collyhia
ho<>n in de Tricbolomataceae en de andere twee in de~lara~miaccac. lnrfolugisch met onbegrijpelijk wam de eerste heeft geen chcilocystiden en
l!l.!n '-tmpck hocdhlllû. de andere twee bezillen cheilocystiden en een vaak complexe
htlCdhutd lr-lt,ncal\ u t't al .. :!()()(}) Bo"en<lien: kunt u etgenlijk uttleggcn hoe je morfo -lngi!<Ch Cl.'ll klem C'<ètnplaar ''an
Cluocybe
co
ndi
em
t
s (
Klcmc bo trechtcrzwam> feilloos l..unt unJer-.chcidcn \an een grom uitgevallen exempl::1ar 'anC
ol/yb
ia tlmonirae
! Dwergcoll)oiar'
R
ick
c'fldlct ,.,
een groot probleem. In de tarnboom komL de soon met behoorlijkgocJc ..,tc:un utt an de Ru.\su/a-gmep. maar morfologisch Slaat de snort zeer dicht bij
llc'IIIIIII_\'Ccna en 1\.1\•rl'n~t (vcrgclijl. bijvoorbeeld Riekelielia
film/a
(OranJe Lrcchlenje) en M.\l't'llaaet
r
ttla
(OranJe dwergmycem1l). !Er is geen enkel kenmerk te bedenken dmRiekenelia in de richting van de Russulales zou kunnen schuiven. We weten niet waardoor deze merkwaardige positie van Riekenelia verklaard moet worden.
Pleurmus (Oesterzwam) behoort niet tot de Polyporaceae, maar vormt samen met Nohenbuehelia (Harpoenzwam) een eigen groep. familie Pleurotaceae. Beide genera zijn gekarakteriseerd door het vermogen om aaltjes te vangen. Resupinarus (Dwergoonje), vroeger naast Hohenbuehefia geplaatst. kan geen aaltjes vangen en behoort tot de Tricholomataceae. De soort die vroeger Lentinus ruber-regium heette, blijkt op grond van moleculaire kenmerken tot Pleurarus te horen. Later bleek ook die soort in staat aaltjes te vangen (Thorn er al .. 2000).
De Entolomataceae bleken niet als zodanig herkenbaar, maar omdat de groep microscopisch zeer goed gekenmerkt is (unieke sporenstructuur) en moleculair onvoldoende onderzocht. is er geen enkele reden de Entolomataceae op te geven.
De Pluteaceae en Amanitaceae zijn zeer nauw a:w elkaar verwant, en er zijn veel redenen om beide families te combineren. Het is meer een kwestie van smaak of men ze apart wil beschouwen of wil combineren.
De Cortinariaceae zijn heterogeen. en de Crepidotaceae zijn nog in het geheel niet onderzocht. Daar vallen nog Oink wat veranderingen aan te brengen. De eerste gegevens lijken erop te wijzen dat lnocybe (Yezelkop) en Cortinorius (Gordijnzwam) niet zo heel nauw aan elkaar verwant zijn, om over Hebefoma (Va<llhoed) maar te zwijgen. want dat laatste geslacht blijkt zeer nauw met Agrocybe (Leemhoed) verwant te zijn (Aanen et uf .. 2000: Moncalvo et al., 2000).
De Bolbitiaceae lijken uit twee delen te bestaan: Agrocybe en Conocybe + Bolbitius. Hier zijn microscopische kenmerken voldoende reden om de familie toch maar te handhaven, zij het dat er enkele genera bijkomen. Enerzijds Panaeolus (nog voorstelbaar als een soort donkersparige Bolbitiaceae; samen met Conocy/Je en Bolbilius). ander.lijds ook Afnicolu en Hebeloma (samen met Agrocybe - dit blijkt uit twee verschjllcnde stukjes DNA). Die classitïcatie lijkt zeer verrassend en nauwelijks geloofwaardig. Of toch? Duur Aanen heeft voor zijn studie van Heheloma een stamboom gemaakt van Hebelonw en Alnicola. Het bleek dat binnen Hebeloma de oorspronkelijke toestand een saprotrofe levenswijze is op relatief voedselrijke standplaatsen en dat vorming van mycorriza daaruit ontstaan is (Aanen er al .• 2000). Ook binnen Afnicnfa komen soorten voor die geen mycorriza vormen maar op brandplekken voorkomen. De verschillen in levenswijze (Bolbiliaceae saprotroof in voedselrijke milieus en Hebefoma plus Afnicofa ectomycorrizavonnend) zijn dus recent ontstaan en gelden niet volledig voor beide (als ectomycorrizavormers veronderstelde) genera. Andere kenmerken sluiten zo'n verwantschap evenmin uit (celluleuze hoedhuid bij Afnicofa, in Bolbitiaccae vinden we soorten met gladde en geornamenteerde sporen, soorten met en zonder kiemporie, etc.). De nauwe verwantschap tussen Hebeloma en Alnicofa was overigens al door Klihner ( 1980) voorgesteld.
Coprinaceae. Hier vinden we twee grote problemen waar de moleculaire systematiek botst met de traditionele opvattingen. Op de eerste plaats bleek dat Coprinus
comalus (Geschubde inktzwam) buiten de overige inktzwammen viel en. wat nog veel erger was, bij vervolgonderzoek bleek deze soort geheel binn\!n de familie van de Agaricaceae te passen, in de buurt van Agaricus, de echte champignon! (Hopple & Vilgalys, 1999; Johnson, 1999; Johnson
&
Vilgalys, 1998). Natuurlijk, er zijn enkele kenmerken die deze soort tot een minder typische inktzwam maken (de sporenbinnenwand zwelt niet op wanneer je die kookt in geconcentreerd zwavelzuur; de hoedhuid is geen hymeniderm maarc~.:rdcr
I!Cil
...:mi': het ,Je~,
"orJt .mn de lucht rozerood>.m.t.lr men
heeft ahijd gedacht <hu het hdck~nmerkencompk'
dal
met het ven loeien'an c.Je
lameUen te makcmheeft.
mdu,•ct tk
teer
dicht upc:c:n,ta.mde plaalJc!S en de l) P"t:he cellen die de plaatJe!> a pan hc1uJcn. een umeke uat\lnÛtn!! \\.trc:n Dul> ook hier geldt. nct al' btjR
ickenello. de
\Taag,,èJJ..c:
d,,,,,lkaue
er \crkc..:;û ,., Ik netg enoe in tht gc:,.tl de moleculair taxonomen te ~dm en ( plaahing , anC.
((111/ulll.\ 10 de Agaricaceae "ort.lt -.terk ge ... teund e' enal!- die 'an enkèle \ef\\antc !lru.tro!de ta\a mal'P
odaxis
en.
\l
muas:nta)
.
In deel5
\an de Aoro .tg.mctn.t neerlandica \\On.h C\ enccn' geconcludeerd t.latCopntiiH
co
mmus eigenlijk
~n
hettkcl
n'
erc.k
A2aricaccal' tlnu,lmnn. maar datom
pmktJ\chc redenen de soon nog tn het tnktt''~unmc
n-dccl
komt (Vd
11 nga. 200
I
).
C
o
primt
,
\
commu.,
i
~
hO\'Cndien det
ype~oo
n
van ('op111111\. dusdeze
nieuw-.: inc.h:ling heeft ook cmstigc nomcnclarorische gevolgen. J)aarovcr i~ het laatste woord nog niet gesproken. Tweede probleem met de inktzwammen i:-dalth.:
r-.::-.1 van de sooncn in c...:n groep swat samen met P.wlfltyrella en Lacrymaria, maar dat binnen Jczc groep het kcnn1crk van vervloeiende lam~.:Jicn oorspronkelijk is. èn dnl flwu!trrc/111 enLaCI
:
\'1/wria
afgeldd .ójn van (en dus h.:ruggckcercl van hel pad van)Copm
tu
.
,
·
Wijst dat crup dat het kenmerk-complex lOch gemakkelijker verworven en '~rlur...:n kan woroen t.lan wc gedacht hebben? Een gevolg V:\11 deze indeling zou kunnen tqn dnt het merendeel \"Un de inktt.wammen over3
'en.chillcmk geslachten verdet:lt.l moet "11rJcn 1 Rcc.lhcad e1 al..:?OO
I
).
Ru,,ulaceae. Hier 'eraoden 'oor de agaricoloog ntet'>. al zijn de inzichten 10 t.le 'en\ anh~hap tu. sen Ru,.,ul.tcc.tc ën
een
aantal A ph} llophor..tle<, gewtjzigd rBruns "'e1/ •
II.J
1J.'. lltb~u&
Thom.20011
InJe
meu'' omschre,·en orde 'an de Russulales \tnJen \\C p.tdJc,tnden met plaaqc" ( ktl\\ltla.Lemînellur>.
ga.ttJC'CHecerobasidinn).
.,teJ..d.,11/t 1111111111
nl met een glad h)mCntum(Srereum.
Pt•
llwplrora)
.
Daarnaast lijkt het teer "a.tr''" lttjnltjk dat de ga.,tro·tdc genera u u de Ru ulaccae opgehe' en moeten "orden en hlllnl..'n Rm \ll{o en LacwruH moeten \\orden gebracht1
~1
til er ('f al..::!00
I
).
Bolc:taceae. Hter ''aren na;u.t t.le uaditionele mortologt~che en rmcroscoptsche \..cmm:rl..c:n ook \'en.chtllendc ptgmentchemiscbe kenmerken be:.chikbaar. Op ba~t'\ van Je: te: kl..'nm...:rken had men al voor'\pt!ld dat allerlei gasterOI1l) cc ten zeer nauw ven\'ant waren .tan Je Bnktalcs. De molccul:mc methoden hebben die concht!-ie be\'estigd. Zo st:~an nu
.
klam!t•mw.
Pi
so
litft11
s
en A.~tntt'/1.\ als eigen familie in de Bolctales, naast Gyro
p
o
ru
s.
Het tou tnij niet vcrbazen al:- over tien jaarGyro
p
o
m
s
in de fnmilie van de Sclerodermataceac t). gepla:ust. Ook R!ti~opogm1 blijkt een vertegenwoordiger van de Boletales. en stuut in eengw...:p samen met St~illu,,· en
Go
mtJitidiu
,
\
'
.
Ecologisch 7.ijnze
alledrie gelijk: zeer sterke voorl-eur voor naaldbomen en uitsluitend tot het noordelijk halfrond beperkt (dal geldt voor geen der andere boleten). Maar het beste bewijs wordt geleverd door de taxa zelf: Ci11mp/udiu.,-soonen parastteren opS
uillu
s
-
soo
rten
(denk aanG
.
mseus e
nS.
bol'inus)
enRlu
:opor:m
l
-
·
oo
nen!
Ook htcr geldt dat in10
jaar het t.cer wel mogelijk is dat de Ciumphttltaccac. Suillacem: en Rhtl.l)pogonaceae in t!én famtltc "orden geplaat'\l t Kretzcr etui
..
llJ9ó. Brun.,er al
..
J'J98. Gn.tbtsha t'lal
..
:!OOI). oordeloo'>t:?OOO)
deed reed." een ~kmgnJké -.tap door Suil/tl\ enGm11pllidius
in êén familie te plaat~en.Pa\lllu . Pa\i/111\ \alt m twee groepen uiteen (~oorddoos.
2000).
Ze \'C~Chtllen mt,rftllug..,c:h laan- llf af\\ èllg_hetd 'an cbeilocy'>Ltden) en ecolo!!i eb ( ectonwcomta-'unncnLI ttf op naaldbomgrO\:t~nd).
Ook moleculatr bleken~betd
e
groe~
n
sterk H'r..~,.htlkntl. to terk dat 1c 10 \Cr..c:htllende familie. Lhut-.horen.Pa:cillus
boon samen 1net Ci\ft~dtm enMd
anogtl\tt r
111 een Januite 'an ectomycom/a\omlcnde oonen:Ta
pinel/a
in een hnunrol-\ eroorzakcnt.lc f.lllltltc met1-/
ygroplwrop,i.\
en mogelijk ookSerpttla
enConiophora (Bresinsky et al.. 1999: Jarosch & Bes i. 200 I). In eerder onderzoek is
gevonden dat bruinrot van bolcctachtigen van een bijzonder type is. zodat hier de ecologie ook als goede aanwijzing voor de systematische verwantschap gebruikt kan worden.
Ke
nm
er
k
e
u
Welke conclusies kunnen we u·ekken nu dit lijstje met taxonomische veranderingen de
revue gepasseerd is? Het lijkt erop dat het gebruik van moleculaire methoden heeft geleid tot (zeer) aanzienlijke veranderingen in de omschrijvingen van ordes en families. Overigens
spelen families nauwelijks een rol binnen de taxonomie van de Europese plaatjeszwammen, waar we tot nog toe twee ··vuilnisbak··-ramilies hadden waartoe het merendeel der soonen
behoorde naast een stuk of tien kleine families die wel goed gek<u·akteriseerd waren. Op geslathlsniveau zijn de veranderingen al veel beperkter, en waar zich vcramleringen hebben
voorgeelaan (Pnxillus. Collyhia. Pane/Jus) is het niet moeilijk om ondersteunende
kenmerken in de morfologie en microscopie te vinden. Daamaast lijken moleculaire
methoden soms geschikt om tegengas te bicden aan de trend om voor randgevallen maar nieuwe eigen geslachten op te richten. Het soortniveau is hier niet genoemd: dit komt
doordat de moleculaire systematiek in dat opzicht maar zeer beperkt lot veranderingen heeft
geleid. Er is dus geen reden om te vrezen dat slechts met een DNA-kit een padde!Otoel te
determineren zou zijn!
Er is overigens geen reden om a priori moleculaire kenmerken belangrijker te
vinden dan morfologische or microscopische. Classificaties gebaseerd Op elk type
kenmerken kunnen tot ven·asscntle ontdel<kingen leiden maar kunnen er ook naast zitten. Garamie geeft geen enkele taxonomische methode. Macromorfologen zaten er naast bij
Collybia (een geslacht waarvan de omsch1ijving sinds begin negentiende eeuw nauwelijks veranderd was), mycologen met een microscoop bij de positie van Pmraeolus en Hebeloma, en moleculair taxonomen zitten er vennoedelijk naast met Rickel!el!a (en bij Coprinus conw1us, naar sommigen hopen - al lijkt me dal weinig waarschijnlijk). Als moleculaire
methoden beter 7,ijn, komt dat uitsluiteJld doordat meer kenmerken bekeken worden en
doordat alternatieve classifïcaties vergeleken en getoetst kunnen worden.
Bovendien moeten we niet vergeten dat moleculaire methoden soms ook bevestigen
wal eerdere taxonomen al vermoed hadden. We lellen natuurlijk vooral op de verande•ingen
die door nieuwe methoden ontslaan. ma:tr we doen er fout aan te denken dat het systeem dus radicaal omgegooid wordt. Dat geldt in zekere zin zelfs voor de gasleromyceten. Het
was al lang <luidelijk dat de gasteromyceten geen natuurlijke groep vormden. maar zo lang
nog niet duidelijk was tot welke verwantschapsgroepen de vcrschillende gasteromyceten behoorden. leek hel velen beter een groep. waarin niemand meer geloofde, om
conventionele redenen Lc handhaven, d<tn om radicaal nieuwe systemen die niet goed
toetsbaar waren. te introduceren. De moleculaire systematiek heeft dus niet de twijfel omtrent de gaslerornyceten opgeroepen, maar juist aan de twijfels wat dan wel een betere
indeling zou zijn. voorlopig een einde gemaakt. Daarnaast moeten we ook erkennen dat oude kenmerken door de nieuwe methoden geherwaardeerd zijn en dal daardoor de
taxonomische betekenis van ecologische kenmerken groter is geworden. Wie had er
gedacht, dat de eigenschap van sommige plaatjeszwan1.mcn om aaltjes te vangen of het unieke type bruinrol van boleetachtigen nu van taxonomisch grote betekenis zou worden
beschouwd?
Tenslotte vo
l
gen
hier de antwoor
d
en op de
in h
et beg
in
van dit artike
l
gestelde v
ra
gen:
Vraag
I: Antwoord
a.
Vraag 2:
Antwoord
a.Vraag
3:Antwoord
b.Vraag 4: Antwoord d.
Vraag
5:
Antwoord d.
Vraag ó: Antwoord d.
Vraag
7:Antwoord
dis het meest goed,
m
aar gee
n
van de
andere a
nt
woorden
is
fout.
Ophet
oge
nblik
is
C. conlOfliS(Geschubde
ink
tzwam) de typesoor
t
vanhet geslac
h
t
Coprinus.
co
1Jrf11u
s
comalusi
s
nauwelijks
met de ande
r
e
in
ktzwammen ve
rw
a
n
t,
ma
a
r
wel
me
t d
e
A2a
r
icaceae.
De nom
enc
l
atuurcom
mi
ssie
moet
z
i
c
h
nu uitspreken
of
h
et gewens
t
is de
n;,1m
Cop
ri11us
te blijven gebru
ik
en voo
r h
e
t
kle
in
e aantal
soorten
r
o
n
d C
.
comalus (zo'n 5
soort
e
n
) of
voor
de
ove
rgrote meerderheid
va
n
de soorten
(zo
'n
500)
,
en
d
an
hoort
de
Geschubde inktzwam in het geslac
ht
Amwlaril.ts
thuis.
De
naam
Agari
cus
comazus werd i
n
1821
voor
de
soo
rt
gebru
ikt
,
maa
r gezie
n
de
nauwe
verwantsc
h
ap
tu
ssen de Geschubde
inktzwam en de Champ
i
gnons is het
ni
et
uitgesloten dat dat in de toekomst weer opnie
u
w
gaat gebe
ur
en.
Vraag
8:
Antwoord
d i
s
het meest goed,
maar gee
n
van
de
andere an
t
woorden
is
fo
ut.
De
pos
itie
va
n
Ri
cke
11
e
lla
i
s ee
n pro
bl
eem.
D
e
m
orfologische kernmerken wijzen op een
n
auwe
verwa
ntschap
met Mycena
en
vooral
Hemim
yce
na,
maar op grond van de mo
l
ecu
l
aire
_
kernmerken komt de
soo
rt
in
d
e
Ru
ss
ulac
eae
te
r
echt. Aangezien mycologen zic
h
niet
kunnen
voo
r
s
t
ellen dat die
ind
e
li
ng overei
n
d
za
l
blijv
e
n
als meer soo
r
te
n
of meer moleculen
o
nd
erzoc
ht
zijn
.
is
het
goed
mogelijk dat het
p
r
obleem
wordt
"opgelost" door voor
Rick
e
11elfa
maareen
eige
n fa
m
i
li
e te
m
aken
(zoa
ls
voo
r
soo
rten die een
b
eetje uitzonderlijk
zijn binnen
ee
n ge
nu
s a
l
s
n
el een nieuw ges
l
ac
ht
gemaakt wordt)
.
Literatuur
A:tncn. D.K .. T.W. Kuyper. T. Boekhout & R.F. Hoekstra 2000. Phylogenetic relationshjps in the genus He/Je/oma based on lTS I and 2 scquences, with special emphasis on the He!Jelonw
cmstuliniforme complex. Mycologia 92: 269-282.
Antonin. V. & M.E. Noordelcos 1997. A monographof Marasmius. Col/ybia and related genera in Europe. P<lrt 2: Co/lybia, Gynmopus, Rlwdocollybia. Crinipellis, Chaerocalatlws, and additions to Marasmiellus. Libri botanici 17: 1-256.
Bas, C. 1988. Tricholomataceae. Flora agaricina neerlandica 2: 65-70.
Bresinsky, A., M. Jaros. M. Fischer, I. Schönbergcr & B. Wittmann-Bresinsky 1999. Phylogenetic relationships within Paxillus s.l. (Basidiomycetes. Boletales): separation of a so.uthem hcmispherc genus. Plant Biol. I: 327-333.
Bruns. T.D .. T.M. Szaro. M. Gardes, K.W. Cullings, .IJ. Pan, D.L. Taylor. T.R. Hotton, A. Kretzer. M. Garbelotto & Y. Li 1998. A sequence database for the identification of ectomycorrhizal basidiomycetes by phylogcnetic analysis. Molec. Ecol. 7: 257-272.
Corner. E.J.H. 1966. A monographof canlharclloid fungi. Ann. Bot. Mem. 2.
Grubisha .. L.C., J.~. Trappe. R. Mol i na
&
J.W. Spatafara 200 I. Biology of the ectomycorrhizal lungus Rl11::.opogon V. Phylogenelic relationships in lhe Boletales inferred from LSU rDNA scquences. Mycologia 93: 82-89.Hibbeu. D.S., L.-B. Gilbert & M.J. Donoghue 2000. Evolutionary instability of ectomycorrhial symbioses in basiûiomycetes. Nature 407: 506-508.
Hibbctt. D.S .. E.M. Pine. E. Langer, G. Langer & M.J. Oonoghue 1997. Evolution of gilled
mushrooms and puflballs inferrcd from ribasomal DNA sequences. Proc. Nat. Ac.:ad. Sci.
USA 94: 12002-12006.
Hibbeu, D.S. & R.G. Thom 2001. Basidiomycota: Homobasidiomycctcs. In: Thc Mycota VIl. part B (Systematics and evolution), p. 121-168.
Hibbctt. D.S. & R. Vilgalys 1993. Phylogenetic relationships of Lell/inus (Basidiomycotina) infcrrcd
from molecular and morphological characters. Syst. Bot. 18: 409-433.
Hopple. J.S. & R. Vilgalys 1999. Phylogenetic rclationships in the mushroom genus Cnprinus and dark-spored allies based on sequcnce data from the nuclear gene coding for the large ribosomal subunit RNA: divergent domains. outgroups ;md monophyly. Mol. Phyl. Evol.
13: 1-19.
Jarosch, M. & H. Best 20 I. Leucogyropllcma. a polyphyletic genus of the order .Boletales tBasidiomycetcs). Plant Biol. 3: 443-448.
Jin, J., K.W. Hughes & R.H. Petersen 2001. Phylogenetic relationships of Panellus (Agaricales) and
related species based on morphology and ribasomal large subunit ON A sequenccs.
Mycotaxon 79: 7-21.
Johnson. J. 1999. Phylogenetic relationships within Lepiora sensu lato based on morphological and molecular data. Mycologia 91: 43-458.
Johnson. J. & R. Vilgalys 1998. Phylogenetic systematics of Lepiow sensu lato based on nuclear
large subunit rDNA evidence. Mycologia 90: 971-979.
Jülich, W. 1982. Higher taxa ofBasidiomycetes. Bib!. Mycol. 85. J. Cramer, Vaduz.
Kirk, P.M., Cannon, P.F .. David. J.C., Stalpers, J.A. 2001. Dictionary of the fungi. 9'11 cdition. CAB I Publishing, Wallingford.
Kretzer. A .. Y. Li. T. Szaro & T.O. Bruns 1996. In tema I u·anscribeó spaeer sequcnccs fl'om JS recognized species of Suillus sensu lato: phylogenetic and taxonomie implicalions. Mycologia 8: 776-785.
Kühncr. R. 1980. Les Hyménomycètes agaric<Jides. Bull. Mens. Soc. Linn. Lyon 49 (no spéc.): 1 -1027.
Kuyper, Th.W. 1995. Clirocybe. Flora agaricina neerlandica 3: 42-62.
Lutzoni. F.M. 1997. Phylogcny of lichen- and non-lichen-fom1ing ornphalinoicl mushrooms and the utility for testing for combinability among multiple data sets. Syst. Biol. 46: 373-406. Lutzoni, F.M. & R. Vilgalys 1995. lntegration of morphological and mol.ecular data sets in estimaLing
fungal phylogcnies. Can. J. Bot. 73 (Suppl.): S649-S659.
Millcr, S.L.. T.M. McClean, J.F. Walker & B . .Buyck 200 I. A molecular phylogeny of the Russulales including agaricoid. gasteraid and pleurotoid taxa. Mycologia 93: 344-354.
Moncalvo. J.M.. F.M. Lutzoni. S.A. Rchncr. J. Johnson & R. Vilgalys 2000. Phylogenetic
rclationships of agaricoid fungi based on nuclear large subunit ribasomal DNA sequcnces. Syst. Biol. 49: 278-305.
Noordeloos. M.E. 2000. Hoc raak ik thuis in de Boleten 2. Van Koeienboleet tol Krul;wom. Coolia
43: 75-98.
Noordeloos. M.E. & Th. W. Kuyper 1995. Lepisw. Flora agaricina neerhmdica 3: 67-75. Pegler. D.N. 1983. The genus Lenrinus: a world monograph. Kew Bull. Add .. Ser. 10: l-281. Singer, R. 1986. The Agaricales in modern taxonomy, 4'h cdition. Koeltz Verlag.
Thom, R.G .. J.M. Moncalvo, C.A. Reddy & R. Vilgalys 2000. Phylogcnetic analyses and thc distribution of nematophagy support a rnonophyletic Pleurotaceae within the polyphyletic pleurotoid-lentinoid fungi. Mycologia 92: 241-252.
Vellinga, E.C. 2001. Agaricaceac. Flora agaricina neerlandica 5:21-22.
HET GROOT ZWARTEVELD:
Ee
n pronkjuweel in de
Amsterdamse
Waterleidingduinen
Agn
es
Beck
e
r
Berkenhof
13
,
2l05
M H HeemstedeBèckcr. A. 2002. Thc Groot Zw;.neveld: A mycological gem in the dunes of the Amsterdam
Watcrworks. Collli;t -15t3): 133-135.
Thi:; i11 an accottnt ol' Jïrtecn years ol' mycological inventarisation of a dune area near 1\ntstcrdam. Thc history
or
thc site is shonly Jescribed. and exarnples of !he rich myconora are givcn. Espcl:ially the grasslanu mycollora is well devcloped. comprising rnany species of Hygrocybeaml r:woltJIIUI. as well as Clavariaceae. and Geoglossaccae.
or
35 I species found, 86 occur on the Dutch Reu List.Dit wmdt een relaas van vijftien jaar struinen. Mijn eerste bezoek aan dit terrein dateert van
19S4. natlat de Plantenwerkgroep van de KNNV afd. Haarlem hier een knotszwammetje had gevonden en mij vroeg om dat te determineren. Het bleek de Gele knotszwam
(Cial'lllinopsis helt•eo/a) te zijn. Maar er stond hier meer. Verbaasd keek ik rond: zoveel
Gewone vuurzwammetjes (ffygrocybe miniata) en Adonisklokjes (Mycena adonis; Plaat 5)!
Twee jaar later startte een begrazingsproject op het nabijgelegen Eiland van Rlllvers. Leo Jalink. Marijke Nauta en Else Yellinga gingen daar de mycot1ora bestuderen. Mij wertl gevraagd om de paddestoelen van het Groot Zwarteveld te inventariseren. Tn dit gd1icd werd (en wordt nog steeds!) een maaibeheer toegepast van
1
maal per jaar maaien, waarbij ter verschraling het maaisel werd afgevoerd. Men wilde graag weten of beide beheersmethoden tot verschillen zouden leiden in de (myco-)llora. Van de eerste periode vl!rscheen een verslag in De Levende Natuur (Becker&
Baeyens J 992).Zoals gezegd heb ik in dit deel van de duinen vijftien jaar geïnventariseerd. soms alleen. vaker in wisselend gezelschap van leden van verschillende werkgroepen; de laatste tien jaar vooral met leden van de Wasplatenwerkgroep van KNNV afd. Haarlem en
Gemeentewaterleidingen Amsterdam.
Gezellig
Mij is gevraagd om een gezellig verhaaltje te schrijven over mijn bemoeienis met het onderwek naar de vegetatie van het Groot Zwarteveld. Een officieel verslag hiervan, met grafïcken en soortenlijsten, is verschenen als rapport van Gemeentewaterleidingen Amsterdam (JaJink et al. 2000).
Het Groot Zwarteveld is een circa
17
ha grote, vochtige duinval lei. vijf kilometer ten zuidc:n van Zandvoort. Van midden negemiende eeuw tot halverwege de twintigste eeuw is het gebruikt als agrarisch gebied: aardappelteelt en kleinschalige begrazing. Er stond een boerderij. die in1942
door de bezetters is nfgebroken (Baeyens&
Duyve1
99
1
).
De 'tccllandjes· zijn nog steeds herkenbaar, want door de (drink)wateronttrekking kwamen die lager