• No results found

Maakt het uurtarief plaats voor een alternatief verdienmodel? : een onderzoek naar het ideale verdienmodel voor de hedendaagse cliënt in de Nederlandse algemene commerciële praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maakt het uurtarief plaats voor een alternatief verdienmodel? : een onderzoek naar het ideale verdienmodel voor de hedendaagse cliënt in de Nederlandse algemene commerciële praktijk"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Maakt het uurtarief plaats voor een

alternatief verdienmodel?

Een onderzoek naar het ideale verdienmodel voor de

hedendaagse cliënt in de Nederlandse algemene

commerciële praktijk

Judith Louise Lucia Wiarda

onder begeleiding van Prof. Dr. B. Böhler

juni 2015

Master: Privaatrechtelijke Rechtspraktijk Studentnummer: 6150896

(2)

“We can’t solve problems by using the same kind of thinking

we used when we created them.”

(3)

2 Inleiding en probleemstelling

Inhoudsopgave

1 Inleiding en probleemstelling ... 4

1.1 Inleiding ... 4

1.2 Probleemstelling ... 6

1.3 Opzet van het onderzoek ... 6

2 Beknopte geschiedenis van het verdienmodel van de advocaat ... 7

2.1 Op welke wijzen werd de advocaat in de afgelopen decennia beloond voor zijn diensten? ... 7

2.2 Hoe werd dit verankerd in de ethiek? ... 9

2.3 Slotsom ... 10

3 Het uurtarief model ... 11

3.1 De werkwijze van het uurtarief model ... 11

3.2 Declaratiegeschillen ... 13

3.3 Slotsom ... 14

4 Wat is de aanleiding dat men afziet van het uurtarief model? ... 15

4.1 Maatschappelijke trends van de 21ste eeuw ... 15

4.2 Verandering positie cliënt ... 18

4.3 Verandering positie advocaat ... 19

4.4 Slotsom ... 21

5 Verdienmodellen ... 22

5.1 Intro ... 22

5.2 Varianten uurtarief model ... 24

5.2.1 Volumekorting ... 24 5.2.2 Urenplafond ... 24 5.2.3 Gemengd tarief ... 25 5.2.4 Opsplitsing kostenposten ... 25 5.3 Alternatieve verdienmodellen ... 26 5.3.1 Vaste prijs ... 26 5.3.2 Abonnement ... 26

5.3.3 Aanpassing naar gelang waarde ... 27

5.3.4 Inhouding & bonus ... 28

5.3.5 Succesafhankelijke vergoeding ... 29

5.3.6 No cure no pay & quota pars litis ... 30

5.3.7 Hybride verdienmodel ... 31

(4)

6 Verdienmodellen en het (ethisch) normenkader ... 33

6.1 Welke normen stellen grenzen aan de wijze van declaren? ... 33

6.1.1 Intro ... 33

6.1.2 Wet positie en toezicht advocatuur... 34

6.1.3 Verordening op de advocatuur ... 36

6.1.4 Samengevat ... 36

6.2 Vallen de verdienmodellen binnen deze grenzen? ... 37

6.2.1 Intro ... 37

6.2.2 Toetsing varianten uurtarief model ... 38

6.2.3 Toetsing alternatieve verdienmodellen ... 39

6.3 Tussenconclusie II ... 40

7 Conclusie ... 41

7.1 Beschrijving problematiek ... 41

7.2 Alternatief beter dan uurtarief? ... 42

7.3 Welk verdienmodel is ideaal? ... 44

7.4 Laat de (ethische) wet- en regelgeving alternatieven toe? ... 46

7.5 De relatie van de advocaat met zijn cliënt in de 21ste eeuw ... 47

7.6 Resumé ... 48

8 Slotwoord ... 49

9 Bijlagen ... 50

Bijlage A: Illustratie vanuit de praktijk ... 50

Bijlage B: Tijdlijn ... 59

Bijlage C: Bedrijfsmodel ... 60

Bijlage D: De werkelijke impact van alternatieve verdienmodellen ... 61

Bijlage E: Gedragsregels 1992 ... 62

Bijlage F: Essentialia overeenkomst alternatief verdienmodel ... 64

Bijlage G: Het recht: vroeger, nu en de toekomst. ... 65

10 Literatuurlijst ... 66 10.1 Literatuur ... 66 10.2 Wet- en regelgeving ... 69 10.3 Jurisprudentie ... 69 10.4 Kamerstukken ... 69 10.5 Rapporten ... 70

10.6 Overige elektronische bronnen ... 71

(5)

4 Inleiding en probleemstelling

1

Inleiding en probleemstelling

1.1 Inleiding

Advocaat en salaris. Er is haast niets zo actueel binnen de advocatuur als de problematiek omtrent haar bezoldiging.1 Niet zonder reden – de advocaat staat bloot aan een groot aantal gevaren bij de vaststelling hiervan.2 De beroepsgroep zelf is van mening dat slechts een ereloon voor dit edele ambacht wordt gevraagd. Dit rijmt allerminst met de zienswijze van de buitenwereld, die de advocaat als duur en op geld belust portretteert.3 Dat een nobel honorarium verdiend mag worden - daar is niets mis mee - maar de reputatie van geldwolven die excessief en frauduleus declareren, dat kan toch zeker niet de bedoeling zijn geweest? 4

Waar de advocaat uit de vorige eeuw de cliënten voor het uitkiezen had en de prijs kon vragen die hij wilde, geeft de cliënt nu tegengas. Hij klaagt over de hoge tarieven en gaat niet met de advocaat in zee voordat hij weet wat zijn

dienstverlening hem zal gaan kosten. Hij heeft immers minder te spenderen gezien de gevolgen van de financiële crisis en ook zijn eigen speurwerk op internet heeft al het nodige opgeleverd. Om aan de vraag van deze hedendaagse cliënt te voldoen en het kantoor draaiende te houden wordt het factureren op basis van een uurtarief steeds vaker ingeruild voor een alternatief verdienmodel. Een dergelijke

omschakeling gaat niet over één nacht ijs, gezien de bijbehorende omvangrijke financiële en bedrijfsmatige reorganisatie. Het moet namelijk zowel de kosten voor de cliënt verlagen als de kwaliteit van het werk verbeteren.5 Zie hier de grootste uitdaging voor de hedendaagse Nederlandse civielrechtelijke advocaat.

U begrijpt - het onderwerp van alternatief declareren leeft! Als bijdrage aan dit actuele debat zal in deze scriptie onderzocht worden welk verdienmodel het beste in de Nederlandse algemene commerciële advocatuur van de 21ste eeuw past. Onderzocht wordt of de standaard van het uurtarief inderdaad vervangen moet worden door een alternatief en of de toepasselijke wet- en regelgeving dit toelaat. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de toepasselijke deontologische normen. Wanneer de advocaat deze ethische beginselen namelijk aan zijn laars lapt, riskeert hij een tuchtrechtelijke sanctie.6

In Nederland is hier tot nu toe weinig onderzoek naar is gedaan. Het beperkte aantal studies dat er is, toetst de verdienmodellen voornamelijk aan de winstmarge voor kantoren en de impact op de kantoororganisatie. Deze criteria spelen in dit onderzoek slechts zijdelings een rol. In deze scriptie zal daarentegen het belang van de cliënt centraal staan.7 Reden hiervoor is dat de cliënt een steeds prominentere positie in de maatschappij inneemt. Het zal dus steeds belangrijker worden dat de

1 Hermesdorf 1951, p. 142. 2 Idem.

3

In de afgelopen eeuw is aan deze problematiek een grote hoeveelheid aan spotprenten, karikaturen en grappen gepubliceerd waarvoor ik verwijs naar Veth 1925.

4 Bannier 2010, p. 105; Banner 2011, p. 233; Slagter 2003, p. 6. 5

Lamb 2014, p. xii, 105.

6 Zie ook de Wijkerslooth 1989, p. 6. 7

Deze cliënt is iemand die over het budget beschikt om iemand in te schakelen voor het geven van juridisch inhoudelijk advies. Het gaat hier dus uitdrukkelijk niet om een letsel- of overlijdenszaak waar het actuele no cure no pay-experiment betrekking op heeft.

(6)

advocaat aan diens wens en voorkeur voldoet. Het variëren met alternatieve verdienmodellen staat in ons land nog in de kinderschoenen. In de Verenigde Staten daarentegen zijn de advocaten al lang en breed bekend met diverse

declareervormen, vandaar dat uit deze praktijk veel inspiratie wordt gehaald. Gezien de verschillen in rechtssysteem en cultuur zijn deze Amerikaanse initiatieven niet één op één over te nemen in de Nederlandse praktijk. Zodoende zal bij de behandeling van de verschillende modellen gekeken worden welke modellen de vertaalslag daadwerkelijk zullen doorstaan.

Ter inleiding zal een beknopte beschrijving volgen van de geschiedenis van het verdienmodel en van de actuele maatschappelijke trends. Hierna volgt een

uiteenzetting van de alternatieve mogelijkheden van declareren. Deze verschillende modellen zullen op twee wijzen getoetst worden. Allereerst zal onderzocht worden in hoeverre zij aan de wens van de cliënt zullen voldoen. Daarna zal in de tweede toetsing gekeken worden of deze wenselijke verdienmodellen überhaupt wel binnen de geldende wet- en regelgeving zouden passen. Ter illustratie zijn in bijlage A tevens ervaringen uit de praktijk opgenomen. Voor de hoofdvraag en de

onderzoeksvragen verwijs ik naar de hierop volgende paragrafen 1.2 en 1.3.8

8

Vanuit praktisch oogpunt van leesbaarheid is de keuze gemaakt de tekst in de mannelijke vorm te schijven. Echter, daar waar ‘hij’ staat, kan ook ‘zij’ gelezen worden.

(7)

6 Beknopte geschiedenis van het verdienmodel van de advocaat

1.2 Probleemstelling

De hoofdvraag die dit onderzoek beoogt te beantwoorden is:

Past vanuit het oogpunt van de cliënt een alternatief verdienmodel beter bij de hedendaagse Nederlandse algemene commerciële praktijk dan het uurtarief model?

De bijbehorende deelvragen luiden als volgt:

 Welk (alternatief) verdienmodel is ideaal voor de hedendaagse cliënt?  Laat de wet- en regelgeving en de deontologie het gebruik van

alternatieve verdienmodellen toe?

 Welk effect heeft het gebruik van alternatieve verdienmodellen op de relatie tussen partijen?

1.3 Opzet van het onderzoek

Om een antwoord te geven op de hoofdvraag, komen de volgende vraagstukken aan bod:

1. Op welke wijzen werd de advocaat in de afgelopen decennia beloond voor zijn diensten en hoe werd dit verankerd in de ethiek? (hoofdstuk 2)

2. Hoe werkt het uurtarief model en welke stappen kan de cliënt nemen indien hij het niet eens is met de hoogte van de declaratie? (hoofdstuk 3)

3. Waarom wordt er steeds vaker afgeweken van het gangbare uurtarief model? Wat zijn de maatschappelijke trends van de 21ste eeuw en hoe is de positie van de cliënt en de advocaat daarin? (hoofdstuk 4)

4. Welke alternatieve verdienmodellen bestaan er en wat zijn de bijbehorende voor- en nadelen? Welke daarvan zijn ideaal voor de cliënt? (hoofdstuk 5)

5. Laat de wet- en regelgeving en de deontologie het gebruik van de alternatieve verdienmodellen toe? (hoofdstuk 6)

(8)

2

Beknopte geschiedenis van het

verdienmodel van de advocaat

2.1 Op welke wijzen werd de advocaat i n de afg elopen

decenni a beloond voor zijn diensten?

Ongeacht de eeuw of het tijdperk, iedere jurist of geschrift legt de nadruk op het nobele karakter van de advocatuur. Het beroep van de advocaat ademt een bepaalde edel- en verhevenheid uit.9 De Romeinen kwalificeerden de advocatuur daarom als een nobile officium. Deze verhevenheid reikte toentertijd zo ver dat de advocaat werd afgebeeld als een heldhaftige strijder.10 De advocaat streed dan wel niet met een zwaard en schild, hij werd als ongewapende verdediger van hoop en leven gelijk gesteld aan de ridder.11

De allereerste vorm van advocatie, het zogenaamde ‘patronus/cliënssysteem’, stamt uit de vroegste decennia van het Romeinse tijdperk (509-27 v.C.).12 In ruil voor de diensten die de cliënt aan zijn patronus bewees, werd hem juridische bescherming geboden. Een geldelijke vergoeding mocht daar niet voor gevraagd worden maar het stond de cliënt wel vrij om op eigen initiatief zijn advocaat van een beloning te voorzien, het zogenaamde honorarium.13

Het principe dat dit nobele ambt uitgevoerd zou worden zonder dat daar een geldelijke vergoeding tegenover stond, heeft niet lang stand gehouden. Zowel de Romeinen (vanaf 27 v.C.) als de daarop volgende Middeleeuwers waren van mening dat de advocaat recht had op een vergoeding voor zijn verdiensten.14 Dit werd ook met zoveel woorden vastgelegd in de Romeinsrechtelijke Codex Justinianus (hierna: ‘de Codex’).15 Bij het vaststellen van de grenzen van de omvang van deze vergoeding speelde de edelheid van de advocatie een zekere rol; enerzijds verzette zij zich tegen een te hoog salaris, anderzijds paste een te lage som niet bij haar hoffelijke karakter.16 Het overschrijden van beide grenzen had heuse consequenties. Indien de advocaat zijn ambt uitoefende voor een te laag bedrag, riskeerde hij uitsluiting van beroepsuitoefening. Bij handelen omwille van het geld werd hij eveneens als onedele bestraft.17 9 Hermesdorf 1951, p. 19, 37-41. 10 Idem.

11 De rechtsgeleerde J. Boutillier (1340-1396) vertaalde het begrip ‘advocaten’ in zijn moedertaal als

chevaliers de loix, oftewel ‘ridders van de wetten’, aldus Hermesdorf 1951, p. 20.

12 De patronus was iemand uit de hogere klasse van de samenleving aan wie de cliens, afkomstig uit de

lagere klasse, diensten bewees. In ruil daarvoor werd de cliens bescherming geboden, waaronder ook bijstand in juridische aangelegenheden, aldus Bannier 2011, p. 4.

13

Dit werd vastgelegd in de Lex Cincia de donis et muneribus (204 v.C.), aldus Bannier 2011, p. 4, 234.

14 Hermesdorf 1951, p. 142. 15

De Codex Justinianus is de bron van het Romeinse geldende recht in de late oudheid (529 n.C.). De taak van de advocaat werd beschreven in Codex 2.7.14 en de voorrechten die de advocaat genoot zijn terug te vinden in Codex 2.7.23, aldus Hermesdorf 1951, p. 19.

16

Hermesdorf 1951, p. 27.

(9)

8 Beknopte geschiedenis van het verdienmodel van de advocaat

In de Middeleeuwen werden de criteria voor het bepalen van het salaris nader gespecificeerd, te weten de aard van de zaak, de arbeid, de studie en de gebruiken van het betreffende land.18 Op grond van het Middeleeuwse recht, vastgelegd in de zogenaamde Speculum Iuris, was het onder twee voorwaarden toegestaan met de cliënt afspraken te maken over het salaris; de bedragen mochten niet hoger dan gebruikelijk zijn en de omvang van het salaris allerminst afhankelijk van de uitkomst van het geding.19 Wanneer de advocaat wel zijn eigen belang een rol zou laten spelen in de zaak, zou hij geneigd zijn te liegen.20 Dit laatgenoemde verbod – ook wel het quota pars litis- verbod genoemd – zou nog vele eeuwen stand houden.21 In de 13e eeuw werd voorts bepaald dat wanneer partijen er niet in slaagden een juiste prijs te koppelen aan de juridische dienstverlening, de rechter bevoegd was de vergoeding vast te stellen.

Het quota pars litis-verbod bleef in de twee eeuwen die hierop volgden de belangrijkste regel. In de 16e eeuw voerden een groot deel van de gewesten instructies in betreffende vastgestelde tarieven, waardoor de advocaat bij het bepalen van de hoogte van het salaris enige sturing kreeg.22 Los van deze gewestelijke tarievenregeling heeft de advocatuur tot het begin van de 19e eeuw geen algemene regeling betreffende salariëring gekend.23

Met de komst van het eerste vastgestelde Wetboek in 1809 veranderde er een hoop.24 De advocatuur werd gekwalificeerd als een vrij beroep waarbij de advocaat zich diende te houden aan zijn eigen tuchtrechtelijke regels.25 Dit bracht met zich mee dat de advocaat werd vrijgelaten de hoogte van het honorarium vast te stellen. Slechts indien dit tot een conflict met de cliënt zou leiden, werd door de rechter een tarief voorgeschreven.26 Deze autonomie was van korte duur want de ‘Wet tarieven in burgerlijke zaken’ (hierna: ‘Wtbz’) van 1843 zorgde voor vastgestelde tarieven waarvan de naleving onder streng toezicht van de Raad van Toezicht (hierna: ‘RvT’) stond.27 Ondanks vele pogingen deze voorgeschreven tarieven te vervangen of af te schaffen, heeft deze wet zijn bestaansrecht tot begin 2015 weten te behouden. Door de invoering van de Advocatenwet in 1952 werd de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: ‘NOvA’) verordende bevoegdheid toegekend wat resulteerde in de invoering van diverse financiële regelingen ten aanzien van onder andere de

18 Hermesdorf 1951, p. 143. 19

Hermesdorf 1951, p. 143-144.

20

Aldus de rechtsgeleerde Joost de Damhouder (1504-1581), aldus Bannier 2010, p. 15-16.

21 Quota pars litis of pactum quota litis is de beloningsafspraak tussen advocaat en cliënt waarbij de

beloning van de advocaat geheel wordt berekend als een percentage van de opbrengst van de zaak.

22

Zo bevatte de Instructie voor het Hof van Holland (1531) een aantal financiële bepalingen en werden er thans een aantal decennia later (1582) door de Hoogen Raad van Holland en Zeeland in hun instructies tarieven voor advocaten vastgelegd. Tevens bevatte het Drentse Landrecht (1712) de bepaling dat het partijen vrijstond om bij een positief eindresultaat van de zaak een hogere vergoeding te vragen. In zekere zin voorzagen deze instructies aldus in een vorm van minimumvergoeding, aldus Bannier 2011, p. 234; Hermesdorf 1951, p. 148-149; Martyn e.a. 2009, p. 67, 73.

23

Martyn e.a. 2009, p. 73.

24 ‘Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het Koningrijk Holland’, aldus Martyn e.a.

2009, p. 76.

25 De wettelijke basis van deze nieuwe positie van de advocaat werd vastgelegd in het in 1838 ingevoerde

‘Reglement III van Orde en Discipline voor de Advocaten en Procureurs’, aldus Martyn e.a. 2009, p. 76.

26

Henssen 1998, p. 33.

(10)

financiële administratie binnen kantoor,28 de boekhouding,29 de jaarlijkse bijdrage aan de NOvA30 en het verbod op een resultaatgerelateerde beloning.31 Daarnaast stelde de Orde in 1979 voor het eerst een calculatieschema met een bijbehorend referentietarief voor zodat op uniforme wijze gedeclareerd werd.32 Met het oog op de contractsvrijheid en de marktwerking werd dit schema met ingang van 1 januari 1997 afgeschaft waarna iedere advocaat vrij was in het bepalen van zijn eigen individuele basisuurtarief.33 Wel werd nadrukkelijk aanbevolen om bij aanvang van een zaak met de cliënt de declaratieafspraken duidelijk vast te leggen.34

Alle verordeningen, reglementen en regelingen van de NOvA waren – indien niet eerder vervallen – tot 1 januari 2015 van kracht. Met ingang van de zojuist

genoemde datum zijn deze vervangen door de 'Wet positie en toezicht advocatuur’ en de ‘Verordening op de advocatuur’(afgekort: ‘Voda’).35 Op deze nieuwe

wetgeving zal in hoofdstuk 6 worden teruggekomen. Een overzicht van dit historische verloop is tevens in de vorm van een tijdlijn opgenomen in bijlage B.

2.2 Hoe werd dit ver anker d in de ethi ek?

Al in het Romeinse tijdperk was men ervan overtuigd dat de nobiliteit van de advocatuur in het ambt zelf gelegen was. Het ontvangen van een vergoeding hiervoor zou deze status niet aantasten.36 Regels betreffende de hoogte hiervan waren tot dusver alleen nog in formele bronnen met bindende kracht

gecodificeerd.37 Een moreel en ethisch vastgelegd kader bestond nog niet. De overtuiging heerste echter wel dat bij de bijzondere maatschappelijke positie van de advocaat gedragseisen hoorden. Van de advocaat werd verwacht dat hij zich fatsoenlijk gedroeg – en gevolglijk fatsoenlijk verdiende en declareerde. De belofte van de advocaat zich hieraan te houden en geen belang in de zaak te zullen krijgen werd sinds de vijftiende eeuw afgedwongen door middel van het afleggen van de eed. De eerste vorm van de eed is terug te vinden in het ‘Rechtsboek van den Briel’(±1400), waarna de gewesten volgden door in hun instructies dezelfde verplichting op te nemen.38 De traditie om middels het afleggen van de eed te beloven je te gedragen conform de hoge morele standaarden van de advocaat leeft tot en met de dag van vandaag. Bij inschrijving op het tableau zegt iedere advocaat toe onpartijdige (verdien)afspraken te zullen maken.39

28 Verordening op de administratie en de financiële integriteit. 29

Verordening op de boekhoudverordening.

30

Verordening op de financiële bijdrage.

31 Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning). 32

Böcker & de Groot-van Leeuwen 2002, p. 5; Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum 2008, p. 29.

33 Rapport Commissie ‘Wat is een advocaat’ 2013, p. 37. 34

Böcker & de Groot-van Leeuwen 2002, p. 5; HvD 10 november 1997, nr. 2589, Advocatenblad 1999, p. 514, r.o. 1. 35 Kamerstukken I, 2013/14, 32 382, A. 36 Hermesdorf 1951, p. 40. 37 Bannier 2010, p. 16. 38

Zo luidde de betreffende zinsnede van de eed in de Instructie van het Hof van Holland (1531); ‘dat hij geen overkomste macken sal om deel ofte part inden saeck te hebben’, aldus Bannier 2011, p. 150.

(11)

10 Beknopte geschiedenis van het verdienmodel van de advocaat

De primeur voor de verankering van het gedragsrecht van de advocaat, zonder bindend van aard te zijn, waren de Ereregels van 1921.40 De Ereregels waren verdeeld in vier categorieën waarbij de tweede categorie – de verhouding van de advocaat en de cliënt – declaratieregels bevatte. De belangrijksten waren het quota pars litis-verbod, het verbod om onnodige procedurele kosten te maken en het gebod om met de cliënt regelmatig te communiceren over het verloop van de zaak.41 De Ereregels waren de voorloper van de gedragsregels die in 1980 verschenen.42 Twaalf jaar later werd deze tekst aangepast en ontstonden de Gedragsregels 1992 (hierna: ‘gedragsregels’) die tot de dag van vandaag geldig zijn. Ten aanzien van de salariëring van de advocaat bevat gedragsregel 25 twee verboden; het overeenkomen van een no cure pay- en een quota pars litis-afspraak.43 Het laatstgenoemde verbod is tot op heden absoluut,44 in tegenstelling tot de no cure no pay-afspraak die sinds 1 januari 2014 in een specifiek type rechtszaken ingezet kan worden.45 Verdere bespreking van dit artikel zal in paragraaf 6.1.2 plaatsvinden.

2.3 Slotsom

Al sinds het Romeinse tijdperk heerst de overtuiging dat de advocatuur een nobel beroep is waar een redelijk loon voor betaald dient te worden. De normen voor het bepalen van de omvang hiervan zijn sindsdien weinig veranderd; het bedrag mag noch te laag, noch te hoog en noch afhankelijk van de uitkomst van het geding zijn. Al vanaf de 16e eeuw was de advocaat onderworpen aan vastgestelde tarieven bij het bepalen van de hoogte van het uurtarief. Vanaf 1997 is de advocaat geheel vrij in het bepalen van zijn eigen uurtarief, mits er wel duidelijke declaratieafspraken met de cliënt worden gemaakt. Tussenkomst van de rechter is alleen noodzakelijk indien de declaratie tot een geschil tussen partijen zou leiden. Naast het feit dat deze regels werden vastgelegd in formele rechtsbronnen, werd hier ook binnen de beroepsethiek aandacht aan besteed. Sedert de 16e eeuw belooft de advocaat bij het afleggen van de eed geen belang bij de uitkomst van de zaak te hebben. Dit eeuwenoude quota pars litis-verbod zien we ook terug in de huidige gedragsregel 25. Deze regel omvat de belangrijkste normen waar de advocaat zich bij het declareren aan dient te houden.

40 Van de net opgerichte Nederlandse Advocatenvereniging, aldus Martyn e.a. 2009, p. 178. 41

In 1924, 1939 en 1968 werden deze regels vernieuwd, aldus Beelaerts van Blokland 1999, p. 57.

42 Martyn e.a. 2009, p. 259. 43

Bannier 2010, p. 110.

44

Behalve bij een incassotarief zoals vermeld in gedragsregel 25 (3).

(12)

3

Het uurtarief model

3.1 De werkwijze van het uurtarief model

“Betaling op basis van uurtarief is niet slechts een manier van afrekenen, het is een bepaalde mentaliteit en levenswijze” – aldus de auteur en juridisch adviseur Susskind.46 Tot op de dag van vandaag is deze betalingsmodaliteit de meest gebruikte wijze waarop advocaten hun arbeid verrekenen. De tijd die de advocaat aan de zaak besteedt is het criterium om de prestatie te kwalificeren. Nu de hoogte van het bedrag van de declaratie voor het grootste gedeelte bepaald wordt door het aantal uren, wordt in de volksmond vaak gesproken over ‘uurtje-factuurtje’. De meest gebruikte norm bij het tijdschrijfsysteem van advocatenkantoren is 1/10e uur waarbij aldus met elke 6 minuten het bedrag verhoogd wordt. De hoogte van het vastgestelde uurtarief hangt van een aantal factoren af waaronder de functie en de ervaring van de advocaat, de branche, de marktwerking en de grootte en bekendheid van het advocatenkantoor.47 Advocaten worden op deze wijze beloond voor hun input, ongeacht het resultaat hiervan.48

De declaratie geeft de cliënt inzicht in zowel het salaris van de advocaat, als de gemaakte onkosten zoals de griffierechten en reiskosten. De onkosten die niet apart in rekening worden gebracht, waaronder de print- en telefoonkosten, worden meestal als een vast percentage van het salaris berekend.49 De totstandkoming van de bedragen moet te allen tijde toegelicht kunnen worden met behulp van een specificatie. Het Hof van Discipline (hierna: ‘HvD’) oordeelde dat de cliënt hier immer recht op heeft.50 Het verstrekken van een dergelijke specificatie mag het bedrag van de declaratie niet verhogen.51 Uitzondering op deze

toetsingsbevoegdheid van de cliënt is wanneer tussen partijen een declaratieafspraak wordt gemaakt. Een dergelijke overeenkomst heft de

verplichting tot het verstrekken van een declaratiespecificatie op. Om deze reden is het maken van een soortgelijke afspraak niet toegestaan.52

De hoogte van de uurtarieven varieert tegenwoordig van € 125,- tot

€ 650,- per uur. Van dit bedrag gaat ongeveer 60% op aan kosten en de resterende 40% wordt gebruikt voor het salaris, de pensioenopbouw, de verzekering en de organisatie van het kantoor.53 Daarnaast is de advocaat veel tijd kwijt aan het behalen van opleidingspunten, het bijhouden van jurisprudentie en de acquisitie van cliënten. Al deze kostenposten zijn niet declarabel. Van de grote som die aan de cliënt gevraagd wordt, blijft zodoende maar een beperkt deel over voor het eigen honorarium. 46 Susskind 2013, p. 16. 47 Bannier 2010, p. 108; Bannier 2011, p. 237-238. 48 Idem. 49 Bannier 2011, p. 239.

50 Bannier 2011, p. 240; Boekman 2007, p. 87; Knapen 2013, p. 39. 51

Aldus gedragsregel 27 (5).

52

HvD 12 mei 2000, nr. 2903, Advocatenblad 2001, p. 163.

(13)

12 Het uurtarief model

Een manier om de totaalsom van de declaratie minder hoog uit te laten vallen is door ófwel het uurtarief te verlagen, ófwel door minder uren aan de zaak te besteden.54 Lukt dit niet, dan worden de (stijgende) kosten doorberekend aan de cliënt, zie afbeelding 3.1. Dit zal de advocaat niet aansporen tot het reduceren van de prijs. De voornaamste reden die gegeven wordt voor het veelvuldige gebruik van dit verdienmodel is dat de duur en de intensiviteit van de werkzaamheden van de advocaat onvoorspelbaar zijn. Elk dossier is uniek en diens kostenposten aldus niet vergelijkbaar.55 Door de relatie tussen de

gespendeerde uren en het resultaat duidelijk in kaart te brengen kan een winstgevend tarief berekend worden. Omdat de advocaat precies het bedrag dat gelijk staat aan het aantal uren uitbetaald krijgt (als niet te hoog gefactureerd wordt), zou dit het meest controleerbare en eerlijke model zijn.56 Zeker bij zaken waarbij een groot belang gemoeid gaat willen beide partijen doorgaans afrekenen op basis van een uurtarief. Advocaten zullen bereid zijn alle (extra) moeite erin te stoppen die nodig is – wetende dat zij hiervoor vergoed worden. De cliënt zal daarnaast niet bang hoeven zijn dat de advocaat de zaak afraffelt.57

Tegenover deze voordelen staan echter een hoop minpunten. De grootste klacht over dit systeem is het gemis aan transparantie. Er wordt een groot beroep gedaan op het vertrouwen van de cliënt dat de gedeclareerde uren daadwerkelijk geheel efficiënt aan zijn zaak besteed zijn.58 Ten tweede bevordert het de communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt niet. Ten derde kan het ook binnen kantoren voor een onaangename sfeer zorgen; bij vrees dat het gestelde quotum niet gehaald wordt, kunnen taken verzonnen worden omwille van het ‘opvullen’ van de declaratie. Ten vierde levert het geen voorspelbaarheid op rondom de kosten voor de cliënt. Als vijfde aandachtspunt noem ik de klacht dat de advocaat niet wordt aangespoord zijn werk efficiënter, productiever en met gebruik van de technologie uit te voeren. Tot slot de klacht van de belangenverstrengeling, nu het hanteren van het uurtarief als gevolg kan hebben dat de belangen van de cliënt verstrikt kunnen raken met de belangen van de advocaat.59

54 Idem. 55 Knapen 2013, p. 17. 56 Knapen 2013, p. 39. 57 Knapen 2013, p. 36-37. 58 Knapen 2013, p. 3-5.

59 Ellingburg, Fox & Levinson 2010, p. 15; Lamb 2014, p. 7.

Afbeelding 3.1: Verhouding kosten bij gebruik uurtarief model

(14)

3.2 Declaratiegesc hillen

Wat te doen indien de cliënt het niet eens is met het (te) hoge gedeclareerde bedrag? Kort bespreek ik hieronder wat hij kan doen en bij welke instantie hij zijn standpunt kan aanvechten. Ik maak daarbij onderscheid tussen enerzijds de ontevredenheid van de cliënt omtrent de hoogte van het in rekening gebrachte, anderzijds het zogenaamde ‘wanprestatie’ verweer – waarbij de cliënt zich beroept op het niet nakomen van de overeenkomst door de advocaat.60

Allereerst de eerstgenoemde situatie. Wanneer de cliënt het oneens is met de hoogte van de rekening kan hij daarvoor niet bij de tuchtrechter terecht aangezien deze niet bevoegd is declaratiegeschillen te beslechten.61 De tuchtrechter heeft alleen als taak te waken over excessieve declaraties en te controleren of op grond van de juiste grondslag gedeclareerd wordt.62 Tot 1 januari 2015 kon op grond van de Wtbz voor een declaratiegeschil in een civiele zaak een begrotingsprocedure gestart worden bij de RvT.63 Deze verouderde procedure was zeer bewerkelijk nu de RvT van iedere kostenpost verantwoording verlangde en op basis daarvan zijn oordeel velde.64 Met de komst van de nieuwe Wet positie en toezicht advocatuur is de Wtbz komen te vervallen en daarmee ook de begrotingsprocedure.65 In plaats daarvan zijn op grond van het nieuwe artikel 28 van de Advocatenwet advocaten verplicht zich aan te sluiten bij een klachten- of geschillenregeling.66 De NOvA heeft nadere regelgeving opgesteld ter invulling van deze norm.67 Tevens kan het geschil beslecht worden door de Geschillencommissie, die ingesteld is door de NOvA. Dit is een vorm van arbitrage en is alleen mogelijk indien partijen de bevoegdheid van de bovengenoemde commissie overeen zijn gekomen.68 De Raad van Discipline is ook bevoegd een zaak naar de commissie door te sturen.69 Voor het starten van een incassoprocedure staat vanaf begin 2015 de weg naar de civiele rechter open. Onveranderd blijft tot slot de bevoegdheid van de tuchtrechter zich te buigen over excessieve declaraties.

In het tweede geval vordert de cliënt dat de advocaat de overeenkomst niet nagekomen is, doordat bijvoorbeeld een ander tarief afgesproken zou zijn. Bij een dergelijke kwestie dient het geschil direct aan de gewone rechter te worden voorgelegd die zal toetsen hoe de overeenkomst uitgelegd moet worden en of de advocaat toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering hiervan.70

60 Bannier 2011, p. 244. 61

Bannier 2010, p. 111-112; HvD 20 januari 1992, nr. 1584, Boekman 2007, p. 88.

62

Voorbeelden van zaken waar excessief gedeclareerd werd zijn: HvD 8 oktober 1990, nr. 1429, Advocatenblad 1991, p. 340; HvD 18 november 1991, nr. 1488, Advocatenblad 1992, p. 465; HvD 7 september 1998, nr. 2509, Advocatenblad 1999, p. 458.

63 Bannier 2010, p. 112; Van der Bent & Slob 2015, p. 51. 64 Bannier 2010, p. 114.

65

Op grond van artikel IV van de Wet positie en toezicht advocatuur is de Wtbz nog wel van toepassing op procedures inzake declaratiegeschillen waarbij de rekening van de advocaat is begroot vóór 1 januari 2015. Om die reden wordt in deze paragraaf deze procedure alsnog genoemd.

66

Artikel 28 van de Advocatenwet.

67 Artikel 6.28 e.v. van de Verordening op de advocatuur. 68

Bannier 2010, p. 114.

69

Artikel 46i van de Advocatenwet.

(15)

14 Het uurtarief model

3.3 Slotsom

Het uurtariefmodel is de meest gebruikte declaratievorm binnen de Nederlandse commerciële advocatuur. Omdat elk dossier uniek is en het procesverloop

doorgaans onvoorspelbaar, zou dit de beste declaratiewijze zijn om de relatie tussen de in- en output van de advocaat weer te geven. De cliënt ervaart hierbij echter een groot gemis aan transparantie en communicatie. Onduidelijk is hoe hoog het bedrag op de eindfactuur zal zijn en de advocaat wordt niet aangespoord efficiënter en productiever te werk te gaan. Bij verzet tegen een te hoge facturatie, is het uitgangspunt dat dit intern wordt opgelost met behulp van de klachten- of geschillenregeling van het advocatenkantoor. De cliënt kan zich ook sinds 1 januari 2015 tot de Geschillencommissie wenden of naar de civiele rechter stappen. Is hij echter van mening dat de advocaat de overeenkomst niet nakomt, dan is alleen de laatstgenoemde gerechtigd hierover te oordelen. Ingeval sprake is van een excessieve declaratie, is de tuchtrechter bevoegd zich hierover te buigen.

(16)

4

Wat is de aanleiding dat men afziet

van het uurtarief model?

4.1 Maatschappelijke trends van de 21

s t e

eeuw

“Panta rhei”, de wijze uitspraak van de oude Grieken om uit te drukken dat alles verandert, lijkt volkomen van toepassing op onze huidige maatschappij.71 We bevinden ons pas in het tweede decennium van de 21ste eeuw maar nu al wordt uitgebreid geschreven over een aantal maatschappelijke trends die van grote importantie zijn. Voorspeld wordt dat deze zich door de recessie versneld zullen realiseren en uitbreiden.72 Zij zijn van grote invloed op de advocatuur en alleen de advocaat die bereid is met de actuele stroom mee te gaan zal zich staande weten te houden.73 Hij dient zijn werkmethode aan te passen en de dienstverlening uit te breiden om daarmee aan de wens van de hedendaagse cliënt te voldoen.74 Allereerst worden hieronder de drie belangrijke trends van de samenleving van de 21ste eeuw aangekaart. In de hierop volgende paragrafen zal meer specifiek ingegaan worden op de (veranderende) positie hierin van de cliënt en de advocaat. De eerste trend is de 21-eeuwse

kredietcrisis. De omvangrijke reorganisatie van de financiële wereld die hierdoor werd veroorzaakt, zorgde voor meer werk in de advocatuur.75 Daarmee is ook het aantal werkzame advocaten in Nederland de afgelopen jaren gestegen, zie afbeelding 4.1.76In toenemende mate specialiseert de advocaat zich op vaktechnisch vlak om de cliënt

van zo goed mogelijk specialistisch advies te kunnen voorzien.77 Hoewel de advocaat niet te klagen heeft over de hoeveelheid werk die hem aangereikt wordt, zijn de budgetten gezien de economisch moeilijke tijden minder toereikend.78 Het is zodoende een uitdaging om ongeacht de geringe economische middelen, de cliënt van gedegen juridisch advies te voorzien. Susskind noemt dit ook wel de more-for-less challenge, Lamb een more-with-more-for-less reality.79

71

De letterlijke vertaling van deze uitspraak van Heraclitus (535 –475 v.C.) is ‘alles verandert, alles stroomt’, aldus Dullaert 2010, p. 1.

72 Dullaert 2010, p. 24. 73 Susskind 2010, p. 269; Susskind 2013, p. 3. 74 Idem. 75 Dullaert 2010, p. 25; Kamerstukken II 2009/10, 32 382, nr. 3, p. 6. 76 Verkijk 2010, p. 80.

77 Uit onderzoek is gebleken dat het goedkoper is om een per uur duurdere ervaren advocaat in te zetten

dan een goedkopere die zich niet gespecialiseerd heeft, aldus Schuurman 2015, p. 48.

78

Lamb 2014, p. xii; Susskind 2013, p. 4.

79 Idem.

Afbeelding 4.1: Ontwikkeling aantal advocaten en advocatenkantoren in Nederland 1996-2013

(17)

16 Wat is de aanleiding dat men afziet van het uurtarief model?

Beide auteurs zijn van mening dat de juiste strategie voor deze uitdaging het gebruik van alternatieve verdienmodellen kán zijn, mits er twee essentiële aanpassingen in de organisatie en denkwijze van de advocaat plaatvinden:80

Ten eerste dient bij het gebruik van een alternatief verdienmodel, het denken vanuit een uurtarief geheel losgelaten te worden. Wanneer bij het opstellen van de declaratie teruggerekend wordt wat zou zijn verdiend op basis van het uurtarief, zal de alternatieve verdienmodule nauwelijks haar kostenbesparende effect hebben;

Ten tweede onderschatten advocatenkantoren de omschakeling naar een alternatieve declaratiewijze. Om daadwerkelijk een stuk lucratiever te zijn, is niet alleen aanpassing van het verdienmodel maar van de gehele werkwijze vereist. Gebruik van alternatieve verdienmodellen werpt alleen zijn vruchten af indien het zowel de prijs voor de cliënt, als de (loon)kosten van de advocaat verlaagt. Om deze wijziging in werkwijze mogelijk te maken is verbetering van het bedrijfsmodel vereist. Vaak wordt de term bedrijfsmodel verward met die van het verdienmodel. Een bedrijfsmodel beschrijft alle facetten die de meerwaarde van een organisatie creëren, waarvan het verdienmodel onderdeel is.81 Een bedrijfsmodel is aldus een veel ruimer begrip. Het belang van het hebben van een gedegen

bedrijfsmodel voor een succesvol verdienmodel wordt steeds groter.82 Advocaten dienen dan ook hieraan een onderscheidende rol binnen het kantoor te geven.83 Voor een voorbeeld van een bedrijfsmodel verwijs ik naar bijlage C.

Als tweede trend noem ik de informatietechnologie die een ongekende invloed op de hedendaagse maatschappij en economie heeft. Uit onderzoek blijkt dat de groei van de technologie niet geleidelijk loopt maar dat haar tempo verdrievoudigd is. Deze exponentiele groei is met zoveel woorden vastgelegd in ‘de wet van Moore’, waaruit blijkt dat de capaciteit van computers iedere achttien maanden verdubbeld wordt.84 Susskind voegt hieraan toe dat de eerste twee decennia van de 21ste eeuw slechts een warming up waren – de omvangrijke veranderingen die de technologie teweeg zal brengen zullen nog komen.85 In dit digitale tijdperk van de zogenaamde ‘Y-generatie’ is haast iedereen, niet alleen de digibeet, in staat met het internet om te gaan.86 We zijn zowel gebruikers als auteurs van dit medium nu veelvoudig mee wordt gewerkt aan sociale netwerken en databronnen zoals Wikipedia en

80 Lamb 2014, p. xii-xiii; Susskind 2013, p. 15, 19; 81

A. Osterwalder, ‘Wat is een business model?’, Marketingfacts 12 mei 2009, te vinden op: www.marketingfacts.nl/berichten/20090512_Alex_Osterwalder_Wat_is_een_business_model (laatst geraadpleegd op 29 juni 2015).

82

Strikwerda 2014, p. 61-64.

83 Maathuis 2012.

84 Genoemd naar G. Moore, medeoprichter van het Amerikaanse bedrijf ‘Intel’, aldus Dullaert 2010, p 10;

Susskind 2013, p. 10-11.

85

Susskind 2010, p. 22.

86 Generatie Y bestaat uit de bevolkingsgroep die geboren is in de periode ± 1980-1995 en die opgegroeid

is in een tijd van economische voorspoed en technologische vooruitgang. Deze generatie wordt ook wel de ‘Googlegeneratie’ genoemd, aldus H. de Zeeuw, ‘De slag om generatie Y’, Managementscope 29 januari 2008, te vinden op: www.managementscope.nl/magazine/artikel/291-slag-generatie-y (laatst geraadpleegd op 29 juni 2015).

(18)

Youtube.87 Alvorens een advocaat in te schakelen, zal de cliënt sneller geneigd zijn eerst zelf deze databases of een zogenaamde online community raad te plegen voor (gratis) juridisch advies.88 Susskind maakt een onderscheid tussen drie vormen van online juridische bronnen: ten eerste de gratis diensten die aangeboden worden door commerciële of non-profit organisaties, ten tweede informatie die traditionele kantoren aanbieden op basis van inschrijving en tot slot documenten die per stuk online verkocht worden door juridische uitgevers.89 Het digitale aanbod zal blijven stijgen en de cliënt zal steeds meer zelfstandig in staat zijn binnen deze online bronnen de juiste informatie te vinden.90 Pas wanneer de digitale zoektocht niet alle antwoorden oplevert, zal de cliënt zich wenden tot een advocaat.91

Tot slot heeft de derde trend van de internationalisering van de maatschappij onze samenleving een stuk complexer gemaakt. Haar burger is mondig, actief en veeleisend van aard.92 In de relatie tussen de cliënt en de advocaat vervult de laatstgenoemde de rol van de dienstverlener en ligt de nadruk nóg meer op het voorop stellen van de belangen van de cliënt.93 De advocaat moet hard zijn best doen om in zijn wensen te voorzien. Hierover in de volgende paragraaf meer.

87 Susskind 2013, p. 12.

88 Een online community is een virtuele plek waar mensen met gemeenschappelijke kenmerken op vaste

basis bij elkaar komen, om elkaar direct of indirect te helpen in het verwezenlijken van doelen door middel van het delen van informatie en ideeën, te vinden op: www.frankwatching.com-/archive/2008/03/03/hoe-start-ik-een-online-community/ (laatst geraadpleegd op 9 mei 2015).

89 Susskind 2013, p. 88. 90 Susskind 2010, p. 69. 91 Dullaert 2010, p. 34-35, 37. 92

Dullaert & van de Griendt 2006, p. 164.

(19)

18 Wat is de aanleiding dat men afziet van het uurtarief model?

4.2 Verandering positie cliënt

Zoals hierboven aangekaart, ondergaat de huidige maatschappij een proces van internationalisering en globalisering. Haar burger komt meer in aanraking met diverse culturen en religies en zij toont in toenemende mate belangstelling voor de spiritualiteit. Deze groeiende interesse brengt met zich mee dat de cliënt meer waarde hecht aan het ethisch en verantwoord zakendoen. Wanneer de advocaat alleen maar winst voor ogen heeft en deze boodschap ook uitstraalt naar zijn cliënt, zal deze relatie niet lang stand houden.94 In dit kader is de cliënt meer

geïnteresseerd in advocaten(kantoren) die maatschappelijk verantwoord ondernemen (afgekort: ‘mvo’).95 Dit zijn kantoren die bijvoorbeeld milieubewust met kantoormateriaal omgaan, politiek betrokken zijn of goede doelen sponsoren.96 Maatschappelijk actief betrokken advocaten zullen een pre hebben bij de cliënt. De moderne cliënt is kritisch, zeker ten aanzien van de declaraties die bij hem op de deurmat vallen. Waar voorheen nauwelijks navraag werd gedaan over de

totstandkoming van het declaratiebedrag, rekent de cliënt nu de uren nauwkeurig na en controleert hij wie er bij de zaak betrokken wordt.97 Er is grote vraag naar transparantie en duidelijkheid, zeker bij relaties die nog niet gebaseerd zijn op jarenlang vertrouwen.98 Cliënten blijven bereid om voor juridisch ingewikkelde zaken hoge tarieven te betalen maar voor standaardwerk hebben ze de hoofdprijs niet meer over.99 Daarnaast benadert de cliënt zijn advocaat niet meer enkel en alleen voor het oplossen van juridische problemen. Hij wil graag iemand die meedenkt en hem helpt bij het ontwikkelen van innovatieve ideeën en strategieën, een zogenaamde ‘sparringpartner’.100

Deze kritische houding heeft een disciplinerende werking op de markt waarbij de advocatenkantoren genoodzaakt zijn hun werkwijze aan te passen om hun relaties te behouden.101 Nu de cliënt zich kan veroorloven te zoeken naar de beste en goedkope(re) advocaat, is de loyaliteit om bij één en dezelfde advocaat te blijven afgenomen.102 De advocaat verliest zijn grip op de cliënten, de cliënten krijgen grip op de advocaat, aldus de parafrasering van deze hedendaagse verhouding.103

94

Dullaert 2010, p. 26.

95

Een maatschappelijk ondernemend bedrijf neemt een zichtbare rol in de maatschappij op zich die verder gaat dan de kernactiviteit waartoe de wet hem verplicht, aldus Dullaert & van de Griendt 2006, p. 131.

96 Dullaert & van de Griendt 2006, p. 131-145.

97 Ter controle vraagt de cliënt regelmatig om de zogenaamde ‘schaduwrekening’ die voorziet in een

overzicht van de inzet van de betrokken advocaten met het bijbehorende tarief, aldus Lamb 2014, p. 44.

98 Knapen 2013, p. 4. 99

Dullaert & van de Griendt 2006, p. 164; Dullaert 2010, p. 45; Knapen 2013, p. 7.

100 Dullaert 2010, p. 62; Knapen 2013, p. 48. 101

Knapen 2013, p. 21.

102

Dullaert & van de Griendt 2006, p. 164.

(20)

4.3 Verandering positie advocaat

De luxe positie van de advocaat – waarbij hij zelf zijn tarief vaststelde en zijn cliënten uitkoos – is verleden tijd.104 Zijn ambt staat gezien de financiële crisis, de kritische houding van de cliënt en de digitalisering behoorlijk onder druk. Deze drie impulsen dwingen de advocaat tot ontwikkeling maar dit wordt door enkele barricades binnen de advocatuur tegengehouden. Ik noem de vier belangrijkste. Allereerst de bedrijfscultuur van deze sector. Tradities staan hoog in het vaandel en de advocaat geeft doorgaans laat aan nieuwe ontwikkelingen en technologieën toe.105 Deze behoudendheid belemmert de introductie van nieuwe maatregelen en gevolglijk ook van nieuwe verdienmodellen.106 Deze traditionele opstelling is ook terug te vinden in de managementstructuur van het merendeel van de kantoren, wat ik als tweede obstakel kwalificeer. Alvorens een nieuw bedrijfs- en

verdienmodel kan worden ingevoerd, is instemming van alle partners nodig. Gezien vaak de grote diversiteit aan expertise, karakter en leeftijd is dit niet altijd

gemakkelijk.107 Ten derde is er een gebrek aan kennis van de technologie en de voordelen van de inzet hiervan binnen de kantoren.108 Tot slot gaat verandering gepaard met een grote financiële investering, waar de balans doorgaans geen ruimte voor laat.109 Deze vier barricades dienen door het advocatenkantoor doorbroken te worden wil het kunnen anticiperen op de drie maatschappelijke trends. Per trend zal hieronder een beschrijving volgen van diens effect op het beroep van de advocaat. Tot slot zal ik verder uitwijden over de persoonlijke ontwikkeling die de advocaat dient te ondergaan om hierop aan te kunnen sluiten. Allereerst de eerstgenoemde stimulans. De recessie heeft als gevolg dat uit kostenbesparend oogpunt steeds meer juridische werkzaamheden binnen het bedrijf worden gehouden, zogenoemd in house. Dit betekent dat het takenpakket van de bedrijfsjuristen uitgebreid wordt en dat er daarmee een concurrerende positie ten opzichte van de advocaat verworven wordt.110 Daarnaast wordt het zogenaamde outsourcen als oplossing geopperd voor een goedkopere uitvoering van de advocatuur. Dit houdt in dat de werkzaamheden van een dossier worden opgesplitst en een deel in- of extern wordt uitgevoerd door goedkopere krachten zoals paralegals of HBO-juristen.111 Deze werkwijze zal verandering brengen in de inhoud en omvang van het (resterende) werk van de advocaat.112

Ten tweede de invloed van de kritische cliënt op de positie van de advocaat. Nu de cliënt in veel gevallen niet meer bereid is om voor standaardwerk de hoofdprijs te betalen, wordt de advocaat dienvolgens door hem aangemoedigd zijn werk te

104

Dullaert 2010, p. 44; Knapen 2014, p. 22.

105 Susskind 2010, p. 22. 106

ING Economisch Bureau 2013, p. 4.

107 Idem.

108 ING Economisch Bureau 2014, p. 5. 109

ING Economisch Bureau 2013, p. 4.

110

Dullaert 2010, p. 43; Susskind 2013, p. 62-75.

111 Voorspeld wordt dat de HBO-juristen voornamelijk concurrentie zullen opleveren in de MKB-praktijk

omdat zij over het algemeen goed zijn opgeleid en in staat zijn naar behoren standaard juridisch werk te verrichten, aldus Dullaert & van de Griendt 2006, p. 166; Dullaert 2010, p. 45.

112

Tijdens het American Bar Association Congres van 2010 was outsourcing onderwerp van gesprek. Toentertijd werd gesteld dat door outsourcing slechts 1 à 1,5 % van de werkzaamheden uitbesteed wordt en daarmee nog niet de grootste bedreiging voor de advocatuur, aldus Dullaert 2010, p. 45.

(21)

20 Wat is de aanleiding dat men afziet van het uurtarief model?

standaardiseren en te systematiseren. Deze vorm van normalisatie wordt ook wel commoditization genoemd.113 Commoditization beperkt zich tot juridisch werk dat zo alledaags is dat het beschikbaar kan worden gesteld op het internet

(commodities).114 Mede gezien het feit dat hier geen financieel voordeel (meer) uit te halen is, staat het merendeel van de advocaten hier sceptisch tegenover. Tot slot de stimulans van de digitalisering. Waar in het verleden het gereedschap van de advocaat nog uit pen en papier bestond, zijn deze vandaag de dag vervangen door email en digitale stukken.115 Om kosten te besparen is de advocaat gedwongen systemen en processen verder te automatiseren.116 De nadruk ligt met name niet op de investering in software die gericht is op de commerciële ontwikkeling of een efficiënte administratievoering. De technologie is namelijk ten aanzien van deze organisatieonderdelen vaak al bij kantoren ingevoerd. Kansen liggen daarentegen in de inzet van de technologie bij het procesmatiger werken en het

relatiemanagement met cliënten.117 Het advocatenambt krijgt daardoor een andere invulling en de vraag naar traditionele advocaten neemt af. Susskind voorspelt als gevolg hiervan de komst van innovatieve functieomschrijvingen, waarvan ik de drie meest relevante onder de aandacht breng.

Allereerst zal voor het werk dat niet door computers vervangen kan worden, hulp van juridische experts nodig zijn. Cliënten verwachten werk van hoogstaande kwaliteit maar hechten daarnaast ook veel waarde aan een sterke persoonlijke band waar gebouwd en vertrouwd op kan worden. Deze twee kernelementen van expertise (expert) en vertrouwen (trust) komen terug in de naam die Susskind voor deze betrouwbare juridische expert geeft, de expert trusted adviser.118

De tweede categorie banen die Susskind voorstelt voorziet in de

combinatie van juridische met technologische kennis. De advocaat die weet heeft van digitale technieken kan meewerken aan de digitalisering van juridische kennis. Om kosten te drukken zou hij een aantal werkzaamheden – waarbij casuïstisch maatwerk niet nodig is – kunnen laten uitvoeren door digitale processen. Enkele titels van banen in dit genre zijn the legal knowledge engineer en the legal technologist.119

Tot slot is Susskind van mening dat het ambt een multidisciplinair karakter dient te krijgen doordat advocaten hun capaciteiten uitbreiden. Kennis van meerdere disciplines maakt het mogelijk de cliënten van een compleet advies te voorzien. The legal hybrid – aldus deze laatste groep – kan bijvoorbeeld het recht combineren met kennis van

(organisatie)psychologie, bedrijfskunde en (management)consultancy.120

113 Dullaert 2010, p. 43;ING Economisch Bureau 2014, p. 5; Susskind 2013, p. 25-28. 114

Voor een uitgebreide beschrijving van het proces van commoditization verwijs ik naar Susskind 2013, p. 23-28.

115 Voor een vergelijking van het recht in het heden en verleden verwijs ik naar bijlage G. 116

Dullaert 2010, p. 62; Susskind 2013, p. 109.

117 ING Economisch Bureau 2012, p. 5; ING Economisch Bureau 2014, p. 5, 24. 118

Susskind 2013, p. 109-110.

119

Susskind 2013, p. 110-113.

(22)

Wil de advocaat niet het risico lopen zijn baan te verliezen, zal hij dus meer moeten excelleren in de vaardigheden die noch door de bedrijfsjurist, noch door de

digitalisering vervangen kunnen worden. Nu meer als ooit tevoren zal hij zich op moeten stellen als een persoonlijke adviseur en gesprekspartner.121 Het hebben van sociale vaardigheden, geduld en een luisterend oor zijn hierbij onmisbaar.122 Heden ten dage wordt er steeds meer waarde gehecht aan de sociale, organisatorische en communicatieve vaardigheden – ook wel de soft skills genoemd.123 Met een goede dosis aan soft skills is een advocaat veel beter in staat zichzelf te presenteren, het kantoor te vertegenwoordigen en zich in te leven in de situatie van de cliënt. Hierdoor kan hij klanten aan zich blijven binden.124

Om zich in de situatie van de cliënt te kunnen verplaatsen is geen ontkomen meer aan kennis van het ondernemerschap. Ondernemerschap lijkt wel dé activiteit van de 21ste eeuw te zijn en verdedigd wordt dan ook dat dit de belangrijkste

competentie is om welvaart te realiseren.125 Bij implementatie hiervan in de advocatuur snijdt het mes aan twee kanten; het verhoogt enerzijds de kwaliteit van het advies aan de cliënt, anderzijds bevordert het de organisatie binnen het advocatenkantoor. De advocaat met zogenaamde business sense weet beter structuur in zijn kantoor aan te brengen en de acquisitie van nieuwe cliënten te beheren.126 Uit onderzoek is reeds gebleken dat de combinatie van de advocatuur met het ondernemerschap in groei resulteerde.127 De advocaat Alberdink Thijm verdedigt dat het ondernemerschap voor advocaten van zulke essentiële waarde is, dat dit als moeder van alle kernwaarden of als zevende kernwaarde beschouwd moet worden.128 Deze stelling is bevestigd in de rapportage van onderzoek in de advocatuur vanuit de financiële sector.129

4.4 Slotsom

De kredietcrisis, de groei van de informatietechnologie en de internationalisering hebben de positie van zowel de cliënt als de advocaat in vergaande mate beïnvloed. Zij hebben de cliënt kritischer gemaakt ten aanzien van de declaratiebedragen en hij is eveneens minder loyaal om bij één advocaat te blijven indien deze niet de beste prijs aanbiedt. Daarnaast zoekt hij in een advocaat niet alleen iemand die een expert is op juridisch gebied, maar ook een bedrijfspartner om mee te sparren. Om aan deze vraag te kunnen voldoen krijgt het ambt van de advocaat een andere invulling waarbij kennis van de technologie, het ondernemerschap en communicatieve vaardigheden een must is.

121 Dullaert 2010, p. 41. 122 Bannier 2011, p. 111. 123 Fenstra 2012, p. 46. 124 Knapen 2014, p. 23.

125 Voorspeld wordt dat in 2025 ondernemerschap naast innovatie en klantgerichtheid, een hard vereiste

is voor advocatenkantoren, aldus ING Economisch Bureau 2013, p. 7; Strikwerda 2014, p. 10.

126 Dullaert & van de Griendt 2006, p. 13. 127

Idem.

128

Alberdingk Thijm 2007, p. 140.

(23)

22 Verdienmodellen

5

Verdienmodellen

5.1 Intro

Het ideale verdienmodel is financieel haalbaar voor de cliënt, laat de kwaliteit van het werk intact en gaat niet ten koste van de winst van het kantoor. Daarnaast is van belang dat de declaratie transparant kan worden opgesteld. Regelmatig komt het voor dat cliënten vragen om één dienst maar dat de rekening wordt aangedikt met andere kosten. Zonder direct te moeten veranderen van verdienmodel, kan dit eenvoudig opgelost worden door het zogenaamde ‘loskoppelen’ van de persoon met het werk. Dit wil zeggen dat wanneer bijvoorbeeld een partner gevraagd wordt een hoogwaardig advies te schrijven en een advocaat-stagiaire hieraan meewerkt, slechts het uurtarief van de partner in rekening wordt gebracht. De cliënt heeft immers niet gevraagd om de inzet van de stagiaire.130

Innovatiever is echter de ontwikkeling en inzet van alternatieve verdienmodellen. De advocaat is daarbij niet gebonden aan een specifiek format en voorspeld wordt dan ook dat het aantal varianten zal toenemen.131 Voor dit onderzoek worden de modellen behandeld die vandaag de dag bekend zijn en gebruikt worden, waarbij het uurtarief model als standaard fungeert.132 Om deze reden gaat het bij de bespreking van alternatieve verdienmodellen om vormen die niet gebaseerd zijn op de betaling op uurbasis.133 Er zijn echter kantoren die varianten op het uurtarief model gebruiken en ook aan deze vormen het bijvoeglijk naamwoord ‘alternatief’ geven. Nu de basis hiervan alsnog de rekeningsom per uur is, kan niet van een volwaardig alternatief gesproken worden.134

Zodoende zullen twee categorieën besproken worden; de varianten op het uurtarief model en de ‘echte’ alternatieven. Deze groepen verschillen niet alleen qua

structuur, ook is gebleken dat het resultaat van het gebruik hiervan ongelijk is. Het uurtarief model en de varianten daarop sporen de kantoren namelijk niet aan hun efficiëntie te verhogen en hun uitgaven te verlagen. De zogenaamde ‘efficiëntie- en innovatieprikkel’ ontbreekt, zie ter illustratie bijlage D. In de paragrafen 5.2 en 5.3 zal per verdienmodel uitgelegd worden wat deze precies inhoudt en wat de voor- en nadelen zijn. Vervolgens zullen zij aan een aantal criteria getoetst worden, waarbij de wens van de cliënt de maatstaf is. Het eindresultaat van deze toets geeft dan ook weer in hoeverre het (alternatieve) verdienmodel gunstig is voor de cliënt. De uitkomsten hiervan worden in paragraaf 5.4 met elkaar vergeleken. In afbeelding 5.1 volgt allereerst een toelichting op het toetsingskader.

130

Knapen 2013, p. 24.

131

Ellingburg, Fox & Levinson 2010, p. 16.

132 De mogelijkheid van gratis dienstverlening wordt in deze bespreking buiten beschouwing gelaten nu in

de jurisprudentie is bepaald dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn en moet voorzien in een bescheiden salaris, zie ook HvD 10 november 1997, nr. 2589, Advocatenblad 1999, p. 514; HvD 9 februari 1998, nr. 2474, Advocatenblad 1999, p. 346.

133

Lamb 2014, p. 17.

(24)

Toetsingskader Toelichting

Bevordering relatiemanagement

Dit criterium ziet op twee componenten van de relatie tussen de advocaat en de cliënt. Ten eerste wordt in dit kader getoetst of het verdienmodel het behoud van een langlopende relatie ten goede komt. Ook kan het zijn dat een cliënt specifiek één bepaalde advocaat inschakelt omdat hij aan hem de zaak toevertrouwt en derhalve de wens heeft dat het door hem wordt opgelost, zonder inschakeling van andere (hulp)bronnen en/of

medewerkers. In dat geval gaat het om het behoud van de hechte relatie tussen partijen en de loyaliteit vice versa.

Inzicht tariefopbouw Bij deze toetssteen wordt gekeken of het verdienmodel het voor de cliënt voorspelbaar maakt hoe hoog de eindfactuur zal zijn en of inzicht wordt verkregen in de opbouw van de declaratie. Van belang is of voor de cliënt bekend is waarvoor, voor wie en hoeveel hij betaalt.

Kwaliteit werk Bij deze norm wordt gekeken of met de inzet van het verdienmodel de kwaliteit van het werk wordt aangetast, bijvoorbeeld doordat het werk door een ander wordt uitgevoerd.

Kostenbesparend voor cliënt Deze maatstaf controleert of het verdienmodel een verlaging van het factuurbedrag als gevolg heeft.

LPM vereist Legal Project Management (aldus: ‘LPM’), houdt in dat een kantoor bij aanvang van een zaak overzichtelijk in kaart brengt welke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden en welke kosten daarmee gepaard gaan.135 Tevens wordt

ook de haalbaarheid en de werkdruk in deze weergave opgenomen. LPM zorgt voor transparantie voor beide partijen. LPM is voor een kantoor een grote investering qua werk, tijd en geld.

Resultaat Samenvattend wordt een beoordeling gegeven in hoeverre dit verdienmodel gunstig voor de cliënt is. Hij zal immers de spil van de 21-eeuwse relatie zijn.

Normering + = het verdienmodel doorstaat de toetsing positief +/- = het verdienmodel doorstaat de toetsing met

een gemiddelde uitkomst

- = het verdienmodel doorstaat de toetsing negatief

Afbeelding 5.1: Toelichting toetsingskader

(25)

24 Verdienmodellen

5.2 Varianten uurtari ef model

5.2.1 Volumekorting

Volumekorting betekent dat er een bepaalde korting berekend wordt – hetzij over de gehele declaratie, hetzij over de uren die gespendeerd worden na een bepaalde grensomzet. Dit model wordt vaak toegepast bij declaraties aan grote cliënten.136 Een voordeel is dat met behulp van deze korting kantoren het aantrekkelijker maken om zaken te doen die supplementair zijn op de initiële zaak. Daarnaast kan het ook als een vorm van beloning gezien worden voor een langlopende relatie.137

Bevordering

relatiemanagement tariefopbouw Inzicht Kwaliteit werk Kostenbesparend voor cliënt vereist LPM Resultaat

+

+/-

+

+/-

-

+

Afbeelding 5.2

5.2.2 Urenplafond

Deze declaratieafspraak houdt in dat de advocaat met zijn cliënt een maximum aantal uren overeenkomt waarvoor de cliënt betaalt. Elk uur meer dat aan de zaak gewijd is, zal niet in de declaratie meegenomen worden. Een urenplafond kan voordelig zijn voor kantoren die in staat zijn hun expertise goed in kaart te brengen en exact weten hoe deze zo effectief mogelijk wordt ingezet. Om deze reden kan het ook het beste toegepast worden bij routine-werkzaamheden waarvan de benodigde arbeid goed in te schatten is.138 Ook vanuit het gezichtspunt van de cliënt kan deze betalingswijze goed uitpakken. Zeker wanneer hij krap bij kas zit, maakt de voorspelbaarheid van de hoogte van de eindfactuur de afweging om met de advocaat in zee te gaan een stuk makkelijker.139 In de Nederlandse praktijk wordt voor dit verdienmodel ook vaak de Engelse term cap of capped hourly rate gebruikt.

Bevordering relatiemanagement Inzicht tariefopbouw Kwaliteit werk Kostenbesparend voor cliënt LPM vereist Resultaat

+

+

+/-

+/-

+

+

Afbeelding 5.3 136 Lamb 2014, p. 18. 137

Ellingburg, Fox & Levinson 2010, p. 17.

138 S. van Dyke, ‘A marketer’s guide to alternative billing methods’, Law Firm Marketing News 8 december

2009, te vinden op: lawmarketing.com/a-marketers-guide-to-alternative-billing-methods/ (laatst geraadpleegd op 29 juni 2015).

(26)

5.2.3 Gemengd tarief

Bij het betalen op basis van een gemengd tarief hanteert het advocatenkantoor voor de declaratie één uurtarief, ongeacht de positie of ervaring van de betrokken advocaat(-stagiaire). Nadeel van deze structuur is dat kantoren hun duurdere advocaten zo min mogelijk inzetten en het gros van het werk laten doen door de goedkopere junioren. Dit heeft als gevolg dat het grootste deel van het dossier behandeld wordt door advocaten met minder ervaring, hetgeen ten koste van de kwaliteit gaat.140

Bevordering

relatiemanagement tariefopbouw Inzicht Kwaliteit werk Kostenbesparend voor cliënt vereist LPM Resultaat

+/-

-

-

+/-

-

-Afbeelding 5.4

5.2.4 Opsplitsing kostenposten

Het opsplitsen van kostenposten is eigenlijk één van de eerste stappen van het proces van commoditization.141 Een zaak wordt opgesplitst in verschillende werkzaamheden, waarna vervolgens aan ieder onderdeel een passend tarief gekoppeld wordt.142 Door deze verschillende bedragen op te tellen ontstaat uiteindelijk de eindfactuur.143

De trend heerst om na opsplitsing vervolgens een deel van de werkzaamheden uit te besteden (outsourcen).144 Dit is geen direct alternatief voor het factureren maar heeft wel degelijk een kostenbesparend effect.145 De behoudende advocaat en cliënt omarmen deze vorm van doorgeven van werk niet nu de zaak vaak aan de advocaat persoonlijk is toevertrouwd.146

Bevordering

relatiemanagement tariefopbouw Inzicht Kwaliteit werk Kostenbesparend voor cliënt vereist LPM Resultaat

-

+

+/-

+

+

Afbeelding 5.5

140 Ellingburg, Fox & Levinson 2010, p. 18; Lamb 2014, p. 19. 141

Zie tevens paragraaf 4.3.

142 In de Verenigde Staten wordt dit ‘opknippen’ van werkzaamheden ookwel unbundling genoemd, aldus

Dullaert 2010, p. 78; Susskind spreekt van decomposing, aldus Susskind 2013, p. 29-31.

143

Het tarief voor een commodity zal daarbij beduidend lager zijn dan voor specifiek maatwerk, aldus Dullaert & van de Griendt 2006, p. 90; Susskind 2013, p. 20.

144 Een voorbeeld van een instantie waaraan werk kan worden uitbesteed is SupportlawyerOnLine. Naast

het verrichten van online juridisch-redactionele werkzaamheden, zoekt dit bedrijf een bepaald juridisch vraagstuk uit. De advocaat kan het product eenvoudig gebruiken in zijn eigen stukken, te vinden op: www.supportlawyeronline.nl (laatst geraadpleegd op 29 juni 2015).

145

Knapen 2013, p. 51.

(27)

26 Verdienmodellen

5.3 Alternatieve verdi enmodellen

5.3.1 Vaste prijs

Fixed fee of flat rate – de veelgebruikte Engelstalige synoniemen voor dit

verdienmodel – omvatten het model waarbij voor de behandeling van de zaak een vaste prijs wordt afgesproken. Dit kan in verschillende vormen zoals een vast bedrag voor het gehele portfolio van lopende zaken, per fase in de procedure of per type zaak.147 Van belang is dat de advocaat in staat is inzicht te verschaffen in de

benodigde tijd per onderdeel van de zaak. Dit overzicht kan verkregen worden door gebruik van LPM.148

Een vaste prijs is toepasbaar bij diverse soorten zaken maar wordt als te risicovol ervaren wanneer het gaat om procederen. 149De voordelen van dit model zijn de voorspelbaarheid van de hoogte van de einddeclaratie, verlaging van de administratieve taken van het kantoor en de prikkel voor de advocaat om de zaak zo efficiënt mogelijk af te handelen.150 De enige manier om winst te behalen bij een vaste prijs is immers om de kantoorkosten te verlagen, zie afbeelding 5.6. Als nadelig wordt ervaren dat advocaten hierbij geneigd zijn een te hoge prijs te vragen.

Zodoende kan de eindprijs zelfs duurder uitvallen dan wanneer verrekend zou zijn op basis van een uurtarief.151 Als ‘voorloper’ op dit model wordt aanbevolen de cliënt beter op de einddeclaratie voor te bereiden door bij de start van een zaak een ‘ongeveer-prijs’ met bijbehorende marges voor te leggen.152

Bevordering relatiemanagement Inzicht tariefopbouw Kwaliteit werk Kostenbesparend voor cliënt LPM vereist Resultaat

+

+

+/-

+/-

+

+/-Afbeelding 5.7 5.3.2 Abonnement

Betalen op abonnementsbasis houdt in dat de cliënt in eerste instantie een vast bedrag betaalt per maand, waarvoor hij in ruil een x aantal uur juridische dienstverlening krijgt. Indien het gestelde maximum overschreden wordt, zullen deze extra uren de declaratie verhogen. Een abonnement is een bekend

147 Bolsius 2015, p. 15; Lamb 2014, p. 28-29. 148

Zie tevens de toelichting in afbeelding 5.2.

149 Knapen 2013, p. 14; Lamb 2014, p. 50. 150 Lamb 2014, p. 28, 132. 151 Knapen 2013, p. 27-28. 152 Knapen 2013, p. 11, 28. Afbeelding 5.6 Bron: Lamb 2014, p. 54.

(28)

declaratiemodel bij andere vormen van dienstverlening, zoals bij een

telefoonabonnement.153 Deze declaratievorm is geschikt voor cliënten die een langlopende relatie met hun advocaat hebben of willen aangaan en op regelmatige basis juridisch advies verlangen.154 Een variant van het abonnement is de

strippenkaart. De strippenkaart staat net als het abonnement voor een x aantal uur juridische dienstverlening, zij het dat bij een strippenkaart een bepaalde korting berekend wordt.155

De voordelen van een abonnement zijn synoniem aan de voordelen van het vaste prijs model. Daarnaast zorgt een abonnement voor inkomensgarantie voor de advocaat, waarvoor in ruil de cliënt van zijn beschikbaarheid is verzekerd.156 Risico is echter wel dat de advocaat niet geprikkeld wordt de zaak binnen de reikwijdte van het abonnement af te handelen, aangezien bij overschrijding van de limiet ook deze extra arbeid uitbetaald wordt.

Bevordering

relatiemanagement tariefopbouw Inzicht Kwaliteit werk Kostenbesparend voor cliënt vereist LPM Resultaat

+

+

+

-

+/-

Afbeelding 5.8

5.3.3 Aanpassing naar gelang waarde

Uitgangspunt bij betaling naar gelang waarde is dat het tarief afgestemd is op de toegevoegde waarde van het advies voor de cliënt.157 De eindfactuur is vanuit het gezichtspunt van de cliënt in lijn met de waarde van de verrichte arbeid.158 Het belang van de cliënt wordt daarmee voorop gesteld en de advocaat neemt een deel van het risico over. Essentieel is dat er volledige overeenstemming wordt bereikt tussen partijen. Indien hier namelijk geen sprake van is zal de cliënt niet tevreden zijn en dienvolgens een (te) lage vergoeding betalen. In dit soort situaties, waarbij de advocaat juridisch gezien goed werk levert maar uiteindelijk toch de zaak verliest, riskeert de advocaat een groot financieel verlies.159

153

Knapen 2013, p. 9.

154

Bolsius 2015, p. 15.

155 Ter illustratie: het advocatenkantoor DOEN Legal biedt een juridische strippenkaart aan voor € 1.000,-

die gelijk staat aan vijf uren juridische dienstverlening, die normaliter tezamen € 1.250,- zouden kosten, te vinden op: www.doenlegal.nl/kosten/strippenkaart/ (laatst geraadpleegd op 29 juni 2015). Ook de instantie SupportLawyerOnline hanteert een vergelijkbaar systeem waarbij de mogelijkheid geboden wordt om een 5- of 10-rittenkaart te kopen. Hoe hoger het aantal ritten, hoe lager de prijs per uur, te vinden op: www.supportlawyeronline.nl/wat-wij-voor-u-doen/ (laatst geraadpleegd op 29 juni 2015). Vergelijkbaar zijn tot slot de ‘frequent-flyer credits’ van advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek, aldus De Brauw Blackstone Westbroek 2014, p. 15.

156 Ellingburg, Fox & Levinson 2010, p. 19; Lamb 2014, p. 123. 157

Knapen 2013, p. 31; Susskind 2013, p. 18.

158

Lamb 2014, p. 121.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat vraagt onder meer bredere interactie en samenwerking van gemeenten met een brede en diverse groep inwoners, die hun ervaringen en inzichten met de gemeente delen, en

► Advocaat Vander Velpen: 'Het is heel moeilijk te vatten dat de arts enkele dagen voor de euthanasie zegt dat hij het niet kan doen.'.. ©

De gevangenis van Turnhout ligt enkele meters van de Warande, symbool voor het mooie dat de

Daarnaast ervaren veel cliënten dat, als er zorg nodig is vanuit verschillende disciplines of als er meerdere zorgaanbieders bij betrokken zijn, deze partijen veelal los van

Naast de cliënt zien zoals hij gezien wil worden, zijn andere principes belangrijk bij het leveren van persoonsgerichte zorg.. Zo schrijft de Kwaliteitsraad in haar visie 2

Als conclusie kan worden getrokken dat in de ruimte met de klinische meubels en accessoires de psycholoog op alle vlakken het best wordt gewaardeerd en niet in de meest

De advocaat stort alle bedragen die hij van de cliënt ontvangt voor rekening van derden onmiddellijk door aan deze derden.. De advocaat is verzekerd voor zijn

Daarbij gaan ze uiteraard voor goede zorg, maar ook – en misschien zelfs wel meer – voor een praktijk waar zij zich prettig en gastvrij ontvangen voelen.. Hoe je daarvoor zorgt,