• No results found

Het onbeperkte spreekrecht voor slachtoffers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het onbeperkte spreekrecht voor slachtoffers"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Het onbeperkte

spreekrecht voor

slachtoffers

Masterscriptie publiekrecht, traject strafrecht

Bachir Splinter 10076271

10-7-2015

(2)
(3)

2

INHOUDSOPGAVE

Inleiding ... 4

Probleemstelling: ... 5

Hoofdstuk 1: De positie van het slachtoffer ... 6

§1.1De ontwikkeling omtrent de emancipatie van het slachtoffer in de afgelopen decennia 6 §1.2 De huidige procespositie van het slachtoffer ... 8

§1.2.1 Rechtstreeks belanghebbende ... 9

§1.2.2 Benadeelde partij ... 9

§1.2.3 Getuige ... 10

§1.2.4 Spreekgerechtigde ... 10

§1.3 Het spreekrecht ... 10

§1.3.1 De doelstellingen van het spreekrecht ... 11

§1.3.2 De inhoud van het oude spreekrecht ... 12

§1.3.3 De schriftelijke slachtofferverklaring ... 13

§1.4 De belangen van het slachtoffer ... 14

§1.5 Onderzoek naar het spreekrecht in de praktijk en de kritiekpunten ... 15

§1.5.1 Spreekrecht in de praktijk ... 16

§1.5.2 Herstel van emotionele schade en emotionalisering ... 17

§1.5.3 Secundaire victimisatie ... 18

§1.6 Tussenconclusie ... 19

Hoofdstuk 2: De positie van de verdachte... 21

§2.1 De rechten van de verdachte vanuit het EVRM ... 21

§2.1.1 Het recht op een eerlijk proces ... 22

§2.1.2 De onschuldpresumptie ... 23

§2.1.3 Verdedigingsrechten van de verdachte ... 25

§2.2 De redelijke en billijke belangenafweging en strafoplegging ... 27

(4)

3

Hoofdstuk 3: Het wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht ... 30

§3.1 De aanleiding van het wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht ... 30

§3.2 Van adviesrecht naar onbeperkt spreekrecht ... 30

§3.3 De wettelijke wijzigingen van het wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht ... 32

§3.4 Tussenconclusie ... 35

Hoofdstuk 4: De gevolgen van het wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht ... 36

§4.1 Gevolgen ten aanzien van het slachtoffer ... 36

§4.1.1 De voordelen ... 36

§4.1.2 De nadelen ... 38

§4.1.2.1 Secundaire victimisatie ... 38

§4.1.2.2 Juridisering van het slachtoffer ... 40

§4.1.2.3 Geen duidelijke scheidingslijn in verklaringen ... 41

§4.2 Gevolgen ten aanzien van de verdachte... 41

§4.2.1 Emotionalisering van het proces en de onpartijdigheid van de rechter ... 42

§4.2.2 De onschuldpresumptie ... 44

§4.2.3 Ondervragingsrecht ... 45

§4.2.4 Ongelijke strafopleggingen ... 48

§4.2.5 Geen duidelijke scheidingslijn in verklaring van het slachtoffer ... 49

§4.3 Tussenconclusie ... 49

Conclusie ... 52

(5)

4

INLEIDING

Slachtoffers van ernstige strafbare feiten kunnen erg veel last hebben van de nasleep. Zo kunnen slachtoffers aan de traumatische ervaringen jarenlang psychische klachten overhouden. Gelet hierop kent het Wetboek van Strafvordering aan slachtoffers en nabestaanden het spreekrecht toe. Ingevolge dit recht kunnen slachtoffers en nabestaanden een verklaring afleggen over de gevolgen die de ernstige strafbare feiten bij hen hebben teweeggebracht.

Aanvankelijk wilde voormalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven een adviesrecht invoeren voor het slachtoffer.1 In deze situatie zou het voor slachtoffers mogelijk zijn om de rechter een advies te geven over de vragen uit artikel 350 Sv. De Staatssecretaris heeft uiteindelijk, gelet op de aangeleverde adviezen van verscheidene instanties, hiervan afgezien.2 Het slachtoffer zou juist in een meer kwetsbare positie komen en er zou een soort drie-partijenproces door worden ontwikkeld.

In het nieuwe wetsvoorstel 34082 van voormalig staatssecretaris Teeven, genaamd ‘Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van

slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden’

ingediend op 14 november 2014 (hierna: wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht) wordt de beperking opgeheven en wordt dit spreekrecht uitgebreid naar een onbeperkte vorm.3 Slachtoffers konden zich namelijk enkel uitlaten over de gevolgen die het delict bij hen heeft teweeggebracht. Het wetsvoorstel beoogt aan slachtoffers de mogelijkheid toe te kennen zich uit te laten over de schuld van de verdachte, de bewijsmiddelen, de feiten en de strafeis. Dit is, gezien de belangen van het slachtoffer, een enorme stap vooruit. Daarentegen is er ook kritiek in te brengen tegen een uitbreiding van het spreekrecht. Naast de mogelijke positieve effecten kent een uitbreiding van het slachtofferspreekrecht ook mogelijke negatieve effecten. Een voorbeeld hiervan is secundaire victimisatie, oftewel het herhaald slachtofferschap.

1

MvT Wetsvoorstel Adviesrecht. 2

MvT Wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p. 16-18; (Advies van de Raad van State, Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse vereniging voor de rechtspraak, het College van procureurs-generaal, de Nederlandse Orde van Advocaten, het Korps Nationale Politie, Slachtofferhulp Nederland, Fonds slachtofferhulp en het Schadefonds geweldsmisdrijven.)

3

(6)

5 Er moet in het kader van deze scriptie niet alleen gedacht worden aan het slachtoffer. De verdachte staat namelijk centraal in het strafproces. Voor de rechten van de verdachte zou het uitbreiden van het slachtofferspreekrecht nadelig kunnen zijn. De onpartijdigheid van de rechter zou in het geding kunnen komen, indien te veel nadruk wordt gelegd op de rechten van het slachtoffer. Dit zou op zijn beurt zijn weerslag kunnen hebben op het recht op een eerlijk proces van de verdachte. Deze onpartijdigheid houdt ook in dat de rechter de onschuldpresumptie in acht dient te nemen. Het uitgebreide spreekrecht zou dit mogelijk kunnen bemoeilijken. In het kader van het beginsel van hoor en wederhoor moet voorts de verdachte de mogelijkheid worden geboden verklaringen van het slachtoffer te betwisten. Het toekennen van een onbeperkt spreekrecht aan slachtoffers zou het strafproces dermate kunnen beïnvloeden dat het op gespannen voet zou komen te staan met het recht op een eerlijk proces uit artikel 6 EVRM.

In deze scriptie worden de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel tot uitbreiding van het slachtofferspreekrecht onderzocht. Gekeken wordt of met het wetsvoorstel niet wordt doorgeschoten in de emancipatie van slachtoffers, waardoor de rechten van de verdachte in het geding komen.

Probleemstelling:

Het bovenstaande rechtvaardigt een onderzoek naar de volgende probleemstelling:

“Is het onbeperkt spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden een positieve ontwikkeling in het strafprocesrecht in het kader van de rechten en belangen van het slachtoffer en het recht op een eerlijk proces van de verdachte? ”

Ter beantwoording van de probleemstelling zal in het eerste hoofdstuk worden ingegaan op de positie van het slachtoffer. Centraal staan de belangen en rechten van het slachtoffer en de ontwikkeling van diens positie de afgelopen decennia. Een belangrijke procespartij is de verdachte. Daarom zal in hoofdstuk twee worden ingegaan op de rechten van de verdachte en diens positie in het strafproces. In hoofdstuk drie komt het wetsvoorstel aan bod. Aandacht zal worden besteed aan de inhoud en de aanleiding daarvan. In hoofdstuk vier zullen de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel worden onderzocht. In het bijzonder zullen de gevolgen voor de belangen en rechten van slachtoffers en verdachten worden onderzocht. Tot slot wordt de probleemstelling van dit onderzoek beantwoord.

(7)

6

HOOFDSTUK 1: DE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER

In Nederland worden aan slachtoffers verscheidene rechten toegekend. Gedacht kan worden aan het recht op correcte bejegening, het recht op informatie, het recht op inzage, afschrift en toevoeging van processtukken, het recht op bijstand, vertegenwoordiging en een tolk.

In dit hoofdstuk zal vooral het spreekrecht (artikel 51e Sv) aan bod komen. De inhoud, doelstellingen, kritiekpunten en de wijze waarop aan het spreekrecht invulling wordt gegeven zullen worden behandeld. In dit hoofdstuk wordt ook besproken hoe de rechten van het slachtoffer zich hebben ontwikkeld en wat de belangen van het slachtoffer zijn bij het spreekrecht. Tevens wordt uiteengezet welke procesposities slachtoffers kunnen innemen tijdens een strafproces.

1.1De ontwikkeling omtrent de emancipatie van het slachtoffer in de afgelopen decennia

In de afgelopen decennia is de rol van het slachtoffer in het Nederlandse strafprocesrecht drastisch veranderd. In deze paragraaf worden deze veranderingen in de positie van het slachtoffer besproken.

Het slachtoffer had tot in de jaren tachtig een zeer beperkte rol in het strafprocesrecht, slechts dat van aangever en getuige.4 Het slachtoffer had dus geen zelfstandige rol in de strafrechtspleging maar diende als ondersteuning van de vervolgende instanties.5 Een misdrijf is een vervulling van een wettelijke delictsomschrijving, gepleegd door een of meerdere personen die vervolgens door de overheid moeten worden opgespoord, vervolgd en berecht. Het misdrijf werd voornamelijk gezien als een aantasting van de publieke rechtsorde. De schending van de belangen en rechten van slachtoffers was daaraan van ondergeschikt belang.6

In het strafrecht tracht men de materiële waarheid te vinden. De schuld van de verdachte dient te worden vastgesteld waarna een passende sanctie kan worden opgelegd.7 Traditioneel gezien gaat het in de strafrechtspleging om de verdachte en de overheid. Het

4

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 121.

5

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 121.

6

S. Reynaers, ‘Slachtofferrechten in een dadergeoriënteerd strafrecht. Over mensenrechten, verdachten en systeemtheorieën’, Ars Aequi 2006/55, afl. 7/8, p. 462;

S. Van der Aa & M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtofferrechten in het strafproces: drie stapjes naar voren en een stapje terug?’, Ars Aequi 2012, afl. 9, p. 603.

7

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 122.

(8)

7 strafprocesrecht was vooral gericht op een eerlijke procedure voor de verdachte.8 Halverwege de jaren tachtig kwam hier echter verandering in. Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de opkomst van vrouwenbewegingen en het mondiger worden van de burger, hebben ertoe geleid dat er in de strafrechtspleging meer aandacht is gekomen voor het slachtoffer.9 Voorts heeft de stijging van de criminaliteit de slechte positie van slachtoffers blootgelegd, waardoor de idee ontstond dat er verandering moest komen in die positie. 10 De belangen van het slachtoffer hebben in de loop der jaren een steeds prominentere rol ingenomen, waardoor deze kunnen worden meegewogen bij de opsporing, vervolging en berechting van verdachten in strafzaken.11

Gezien bovenstaande ontwikkelingen zijn er in 1987 aanwijzingen ingevoerd voor de politie en het Openbaar Ministerie. Slachtoffers van strafbare feiten dienden met respect en begrip bejegend te worden. Daarnaast moesten de politie en het Openbaar Ministerie aan slachtoffers informatie verstrekken en moesten schadevergoedingsregelingen zoveel mogelijk worden benut. Deze aanwijzingen werden opgenomen in de richtlijn-Vaillant.12

In 1992 werd de positie van het slachtoffer opnieuw verstevigd, ditmaal door de wet-Terwee.13 Bij invoering van deze wet werd het slachtoffer als benadeelde partij erkend in een afdeling, namelijk titel IIIA van het Wetboek van Strafvordering.14 Voorts werd de voegingsprocedure verruimd en kwam er een strafrechtelijke sanctie, de schadevergoedingsmaatregel.15 Hierdoor kon de door slachtoffers geleden schade ook verhaald worden binnen het strafrecht en hoefden slachtoffers geen gebruik meer te maken

8

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 121-122.

9

R. Kool & M. Moerings, De Wet Terwee. Evaluatie van juridische knelpunten, Deventer: Gouda Quint 2001, p. 4;

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 122;

S. Van der Aa & M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtofferrechten in het strafproces: drie stapjes naar voren en een stapje terug?’, Ars Aequi 2012, afl. 9, p. 603.

10

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 122.

11

M.S. Groenhuijsen, ‘Het juridisch tekort in het strafrecht’, NJB 1996/71, afl. 37, p. 1527- 1537.

12

Richtlijn slachtofferzorg bij landelijke inwerkingtreding Wet-Terwee, 23 maart 1995/nr. TW 95.06 13

Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 29. 14

M.S. Groenhuijsen, ‘Slachtoffers van misdrijven in het recht en in de victimologie. Verslag van een intellectuele zoektocht’, DD 2008/10, afl. 2, p. 122.

15

T. Kooijmans, ‘De versterkte positie van het slachtoffer in het strafproces en de kernrolrechtspraak’, in: F.W. Bleichrodt, J. A. W. Lensing, & P. C. Vegter, De rechter in het geding. Liber amicorum J.P. Balkema, Deventer: Kluwer 2011, p. 38;

M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 438-439;

(9)

8 van een civiele procedure. Het misverstand dat een misdrijf enkel een aantasting van de publieke rechtsorde is, werd overschreden bij invoering van deze wet. Men diende namelijk ook rekening te houden met de rechten en belangen van het slachtoffer tijdens de behandeling van het misdrijf. Zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de wet-Terwee.16

In 2004 werd de schriftelijke slachtofferverklaring opgenomen.17 Slachtoffers konden vanaf toen een schriftelijke verklaring indienen waarin zij beschrijven wat de gevolgen zijn geweest van het gepleegde misdrijf.18 Vervolgens werd in 2005 het spreekrecht voor slachtoffers ingevoerd.19 Slachtoffers mochten nu tijdens het onderzoek ter terechtzitting een verklaring afleggen over de gevolgen die het misdrijf voor hen teweeg heeft gebracht.

Ten slotte werd in 2011 de positie van het slachtoffer wederom versterkt door de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.20 Het slachtoffer werd voor het eerst erkend als deelnemer in het strafproces en kreeg eigen rechten toegekend: onder andere het recht op kennisneming van processtukken en het recht op bijstand en vertegenwoordiging.21 De afgelopen decennia is de positie van het slachtoffer dus aanzienlijk verbeterd en mogelijk zal deze met het wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht verder worden versterkt.

Verder is de definitie van het slachtoffer wettelijk vastgesteld in artikel 51a lid 1 Sv en luidt als volgt: “Als slachtoffer wordt aangemerkt degene die als rechtstreeks gevolg van een

strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Met het slachtoffer wordt gelijkgesteld de rechtspersoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden.”

1.2 De huidige procespositie van het slachtoffer

De positie van het slachtoffer is aanzienlijk verbeterd de laatste decennia. De schriftelijke slachtoffer verklaring en het spreekrecht zijn de belangrijkste ontwikkelingen. Het is voor het slachtoffer mogelijk om in verschillende posities op te treden in het strafproces. Diens rechtspositie hangt af van de hoedanigheid waarin hij optreedt.22 In deze paragraaf worden de verschillende hoedanigheden besproken.

16

Kamerstukken II 1989/90, 21345, 4, p. 6.

17Wet van 21 juli 2004, Stb. 382, in werking treding op 1 januari 2005.

18

Inleiding, ‘Uitgebreide toelichting Wet versterking positie slachtoffers’, Slachtofferhulp Nederland 2011. https://www.slachtofferhulp.nl/Algemeen/Slachtofferzorg/Positie-van-het-slachtoffer-in-het-strafproces/

19

Wet van 21 juli 2004, Stb. 382, in werking treding op 1 januari 2005. 20

Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, in werking treding op 1 januari 2011. 21

Zie art. 51a t/m art. 51h Sv. 22

(10)

9

1.2.1 Rechtstreeks belanghebbende

In Nederland kunnen slachtoffers aangiftes doen van strafbare feiten, maar aan het Openbaar Ministerie komt het vervolgingsmonopolie toe. Dit houdt in dat het Openbaar Ministerie aan de hand van het opportuniteitsbeginsel bepaalt of er al dan niet wordt overgegaan tot vervolging.23 Voorts kan op grond van artikel 257a Sv een zaak worden afgedaan middels een strafbeschikking. In gevallen waarin niet wordt overgegaan tot strafvervolging of aan de verdachte een strafbeschikking wordt opgelegd, kan het slachtoffer met gevoelens van ontevredenheid zitten. Om deze reden is het op grond van artikel 12 Sv mogelijk voor rechtstreeks belanghebbenden om een klacht in te dienen bij het gerechtshof tegen de beslissing van de officier van justitie tot het niet vervolgen van een verdachte.24 Er is sprake van een rechtstreeks belanghebbende indien de persoon door de niet (verdere) vervolging van de verdachte is getroffen in een bijzonder belang. Dat belang moet objectief bepaalbaar en redelijk zijn.25 Slachtoffers zijn altijd rechtstreeks belanghebbende in strafzaken. Indien het beklag gegrond wordt verklaard, dan wordt de zaak alsnog aangebracht bij de rechter in eerste aanleg.26

1.2.2 Benadeelde partij

Degene die rechtstreeks schade geleden heeft door de gevolgen van een strafbaar feit kan zich voegen in het strafproces als benadeelde partij.27 Het slachtoffer maar ook nabestaanden kunnen optreden als eiser in een procedure voor schadevergoeding.28 Het slachtoffer wordt niet beëdigd als getuige. Indien de verdediging de vordering betwist dient hij zich te richten tot de voorzitter, die vervolgens nadere vragen kan stellen aan het slachtoffer.29 Het slachtoffer mag in deze hoedanigheid geen getuigen en deskundigen oproepen ter ondersteuning van zijn vordering. Wel heeft hij het recht om te verzoeken om informatie en documenten toe te voegen als processtuk.30De vordering van het slachtoffer kan door de rechter op basis van het onderzoek ter terechtzitting worden toegewezen.31

23

Zie art. 167 Sv en art 242 Sv. 24

Zie art. 12 Sv. 25

Tevens ook rechtspersonen, zie art.12 lid 2 Sv 26

Zie art. 12i lid 1 Sv 27

Zie art. 51f lid 1 Sv. 28

Zie art. 51f lid 2 Sv; MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p. 15. 29

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p. 15. 30

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p. 15. 31

(11)

10

1.2.3 Getuige

Het slachtoffer kan tijdens het proces ook worden opgeroepen als getuige, zowel door de verdachte als door het Openbaar Ministerie. Tevens kan de rechter overgaan tot beëdiging van het slachtoffer als getuige. Indien het slachtoffer enkel spreekt omtrent de gevolgen van het feit is beëdiging als getuige niet nodig. Betreft zijn verklaring de beantwoording van vragen die mogelijk samenhangen met de artikelen 348 en 350 Sv, dan dient hij wel als getuige te worden beëdigd. Het slachtoffer neemt dan als getuige deel aan het proces en kan niet zelfstandig verklaren maar moet afwachten wat er aan hem wordt gevraagd.32 Er gelden geen afwijkende regels voor “normale” getuigen en getuigen die tevens slachtoffer zijn. Wel wonen slachtoffers veelal de gehele zitting bij voordat zij beëdigd worden, dit is anders bij normale getuigen. De voorzitter ziet erop toe dat het slachtoffer die optreedt als getuige correct wordt bejegend.33 Het is ook mogelijk dat de voorzitter de communicatie via zichzelf laat verlopen om het slachtoffer te beschermen.34 Voorts kan de voorzitter op grond van artikel 293 lid 1 Sv de getuige beletten om bepaalde antwoorden te geven. De voorzitter moet zorg dragen dat het slachtoffer niet onheus wordt ondervraagd en met respect wordt bejegend.35

Het recht om het slachtoffer als getuige te horen is echter geen absoluut recht. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) rekent bepaalde slachtoffer-belangen zoals het recht op privacy (artikel 8 EVRM) en het recht op leven (artikel 2 EVRM) tot maatschappelijke belangen die door de overheid moeten worden beschermd.36 Het recht van de verdachte om het slachtoffer als getuige te horen kan dan worden ingeperkt indien dit noodzakelijk is.37 Hier wordt in hoofdstuk 2 verder op ingegaan.

1.2.4 Spreekgerechtigde

Tot slot kan het slachtoffer ook optreden als spreekgerechtigde. Dit zijn slachtoffers die gebruik maken van hun spreekrecht (artikel 51e Sv). Dit zal in de volgende paragraaf, over het spreekrecht, uitvoerig aan bod komen.

1.3 Het spreekrecht

In deze paragraaf wordt de inhoud en de reikwijdte van het oude spreekrecht voor slachtoffers en de schriftelijke slachtofferverklaring behandeld. Tevens komen de doelstellingen van het

32

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p. 15. 33

Art. 288a lid 2 Sv 34

Art. 272 lid 2 Sv 35

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p. 15. 36

EHRM 26 maart 1996, NJ 1996, 741 (Doorson). 37

(12)

11 spreekrecht aan bod. Dit spreekrecht is met invoering van het wetsvoorstel gewijzigd naar een onbeperkte vorm.

1.3.1 De doelstellingen van het spreekrecht

Het spreekrecht voor slachtoffers beoogde vier doelen zo blijkt uit de Memorie van Toelichting.38 De informerende functie, de speciale preventie, de preventieve werking en het herstel van emotionele schade. 39 Het eerste doel had een informerende functie. Middels het gebruikmaken van het slachtofferspreekrecht kan de rechter informatie vergaren over de gevolgen van het delict voor het slachtoffer. Die informatie kan de rechter laten meewegen bij een eventuele sanctieoplegging.40 Het tweede doel heeft een speciaal-preventieve functie. Het idee was dat recidive kan worden voorkomen, indien de verdachte van het slachtoffer krijgt te horen wat zijn handelen bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht.41 Het derde doel had een algemeen-preventieve functie. Door gebruik te maken van het slachtofferspreekrecht zou de zichtbaarheid van slachtoffers worden vergroot, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het vertrouwen in de rechtsstaat.42 Het laatste doel zag op het herstel van de emotionele schade bij slachtoffers. Het spreekrecht zou het slachtoffer het gevoel van erkenning moeten geven en het gevoel serieus te worden genomen.43 Dit zou kunnen helpen om de gevolgen van het strafbare feit geheel of gedeeltelijk te verwerken.44 Dit is ook wel de therapeutische functie te

noemen. Het zou positieve effecten opleveren zoals erkenning, begrip, invloed, controle, rechtvaardigheid en het overwinnen van angst en kwetsbaarheid gevoelens.45

38

Wet van 21 juli 2004, Stb. 382, in werking treding op 1 januari 2005, Memorie van Toelichting; Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5-6;

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 8. 39

Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5-6 40

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 8. 41

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 8. 42

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 8. 43

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 8 44

Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5-6: 45

S.B.L. Leferink & K.H. Vos, ‘Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring: recht of kans? Een onderzoek naar het Victim Impact Statement in de praktijk van het Nederlands strafrecht’,

(13)

12

1.3.2 De inhoud van het oude spreekrecht

Het slachtofferspreekrecht is geregeld in artikel 51e Sv. Het spreekrecht wordt uitgeoefend voorafgaand aan het requisitoir van de officier van justitie, echter soms ook daarna.46 Volgens artikel 51e lid 1 Sv mogen slachtoffers en nabestaanden een verklaring afleggen op de terechtzitting over de gevolgen die het misdrijf voor hen teweeg heeft gebracht. Het spreekrecht is dus beperkt en mag alleen gaan over de consequenties van het delict. Uitspraken omtrent de schuld van de verdachte, bewijsmiddelen en de zwaarte van de sanctie zijn dus in beginsel niet toegestaan.47 Rechters zijn hier in de praktijk rekkelijk in en de beperking op het spreekrecht wordt dus niet door elke rechter hetzelfde toegepast.48 Het spreekrecht is beperkt tot tenlastegelegde misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld of een van de opgesomde artikelen in artikel 51e Sv (het spreekrecht geldt alleen voor tenlastegelegde feiten en niet voor ad informandum feiten).49

Sinds de herziening van 1 september 2012 is het aantal spreekgerechtigden uitgebreid.50 De spreekgerechtigden staan opgesomd in artikel 51e lid 2 tot en met 4 Sv. Ten aanzien van de bloedverwanten mogen slechts drie personen gebruik maken van het spreekrecht. Indien meer dit zouden willen is het aan de voorzitter om te beslissen welke drie personen mogen spreken.

Voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft opgemerkt dat de rechter bij uitzondering zelfs een persoon die niet tot de kring van spreekgerechtigden hoort een verklaring kan laten afleggen.51 Dit gaat echter in tegen uitspraak van de Hoge Raad dat in deze gevallen moet worden afgewezen.52

Voorts kan een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt ook gebruik maken van het spreekrecht. Indien deze de leeftijd van 12 jaren nog niet bereikt heeft maar wel in staat moet worden geacht zijn belangen redelijk te kunnen waarderen, dan kan de minderjarige ook gebruik maken van zijn spreekrecht.53 Als het gaat om een

46

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p 15. 47

M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 440;

P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht. Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p. 474.

48

MvT Wetsvoorsten onbeperkt spreekrecht, p . 18. 49

Zie art. 361 lid 2 sub b Sv. 50

Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces (Stb. 2012, 345). 51 Handelingen II, 2011/12, 33 167, nr. 6, p. 5. 52 HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR: 2012:BR1149. 53

(14)

13 spreekrechtonmachtige dan kan de echtgenoot, geregistreerde partner, andere levensgezel en een van de bloedverwanten genoemd in artikel 51e lid 4 onder b Sv dat namens hem doen.54 Spreekgerechtigden kunnen de voorzitter ook verzoeken om het spreekrecht te laten uitvoeren door hun raadsman of een daartoe bijzonder gemachtigde.55

Het slachtoffer heeft een eigen wettelijke positie als spreekgerechtigde en is dus geen getuige en kan ook niet als getuige worden ondervraagd.56 Een onderwerping aan het ondervragingsrecht zou namelijk emotioneel zwaar kunnen zijn voor het slachtoffer en nadelige gevolgen kunnen hebben.57 Daarentegen is het de verdachte wel toegestaan te reageren op de uitspraken van het slachtoffer.58 Tevens kan de verdediging nadere vragen stellen over de verklaring op grond van artikel 302 lid 1 Sv. Dit verloopt wel via de voorzitter om het slachtoffer te beschermen.59 Het slachtoffer wordt hierbij niet beëdigd als getuige en is dan ook niet verplicht te antwoorden. Daartegenover staat dat de rechter geen rekening hoeft te houden met de mededelingen van het slachtoffer en daarop ook niet hoeft te reageren in het vonnis.60 Wel kan het slachtoffer als getuige worden beëdigd indien hij de beperking van het spreekrecht overschrijdt.61 Met invoering van het onbeperkt spreekrecht bestaat de kans dat slachtoffers veel vaker als getuige zullen worden gehoord doordat zij veelal belastend zullen verklaren. Horen als getuige kan nadelige gevolgen hebben voor het slachtoffer. Hier wordt op ingegaan in hoofdstuk 4.

1.3.3 De schriftelijke slachtofferverklaring

Het kan zijn dat het slachtoffer geen gebruik wil maken van zijn spreekrecht. Bijvoorbeeld in het geval dat hij niet opnieuw geconfronteerd wil worden met de verdachte, omdat hij bang is of omdat het emotioneel te zwaar is. Dan bestaat er een mogelijkheid om toch een verklaring af te leggen. Dit kan met de schriftelijke slachtofferverklaring.62 Hierin kan het slachtoffer

54

Art. 51e lid 7 Sv 55

Art. 258 lid 3 Sv 56

Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 9;

F. Fernhout & T. Spronken, ‘Spreekrecht voor slachtoffers, aspirientjes voor de rest’, NJB 2005, afl. 3, p. 150

57

Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 9 58

P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht. Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p. 480.

59

P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht. Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p. 475.

60

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p 15. 61

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p 15-16;

Zie ook: Hoge Raad van 8 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:169). 62

H.M. van Maurik, ‘Commentaar op art. 51e Sv’, in: C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns & M.J.M. Verpalen (red.), Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: 2013, Kluwer, tiende druk.

(15)

14 schriftelijk een verklaring afleggen over de gevolgen die het strafbare feit bij hem teweeg heeft gebracht. Dit verschilde niet met de uitoefening van het spreekrecht.63 De doelen die de wetgever beoogt met het spreekrecht kunnen dus grotendeels worden bereikt door middel van een schriftelijk stuk. Hier gaat het om informatievoorziening voor de rechter en om herstel van emotionele schade bij het slachtoffer.64

De schriftelijke slachtofferverklaring wordt door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd en wordt geheel of gedeeltelijk voorgelezen tijdens de zitting.65 Deze verklaring kan als bewijsmiddel worden gebruikt en valt onder schriftelijk bescheid in de zin van art. 344 lid 1 sub 5 Sv mits is voldaan aan de bewijsvoorschriften, zoals bijvoorbeeld de bewijsminima.66 De verklaring heeft dus geen bijzondere status.

De schriftelijke slachtofferverklaring lijkt een goede oplossing voor slachtoffers die niet durven te spreken in de rechtszaal. Dit komt omdat zij op deze manier minder kwetsbaar zijn doordat verschijning en participatie ter zitting niet noodzakelijk is.67

1.4 De belangen van het slachtoffer

Om te onderzoeken of het spreekrecht recht doet aan de slachtoffers en of een verdere uitbreiding van dit spreekrecht zinvol is, is het belangrijk om te weten wat de belangen van slachtoffers zijn in het strafproces.

De belangen en behoeften van het slachtoffer hangen erg af van de gevolgen van het misdrijf. Het misdrijf kan veel effect hebben op het leven van het slachtoffer.68 Tevens hangen de belangen sterk af van het individu. Sommige slachtoffers hebben het nou eenmaal zwaarder dan anderen. Factoren als fysieke en psychische constitutie, karaktereigenschappen, sterkte van het sociale netwerk en sociaal economische status geven mede vorm aan de wijze waarop het misdrijf ingrijpt in het leven van het slachtoffer en aan zijn vermogen hiermee om te gaan.69 Ook de ernst van het strafbare feit weegt mee.70

63

F.F. Langemeijer, ‘Het slachtoffer en het strafproces’, 2e druk, Kluwer, Deventer 2010, p.78. 64

Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 3, p. 3-4 65

F.F. Langemeijer, ‘Het slachtoffer en het strafproces’, 2e druk, Kluwer, Deventer 2010, p.79. 66

H.M. van Maurik, ‘Commentaar op art. 51e Sv’, in: C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns & M.J.M. Verpalen (red.), Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: 2013, Kluwer, tiende druk.

67

M.J. Borgers, HR 6 november 2012, nr. 11/02145, Annotatie NJ 2013, 86 (strafmotivering en schriftelijke slachtofferverklaring).

68

S. Leferink, Doen ze recht aan slachtoffers?, Slachtofferhulp Nederland 2012, p. 5. 69

S. Leferink, Doen ze recht aan slachtoffers?, Slachtofferhulp Nederland 2012, p. 5-6. 70

(16)

15 Ondanks de grote verscheidenheid in slachtoffers zijn een aantal generieke slachtofferbelangen te noemen, namelijk herstel en rechtvaardigheid.71 Herstel houdt vooral het herstel van de emotionele impact van het delict in. Het slachtoffer moet de gebeurtenissen namelijk kunnen verwerken. Maar ook het herstel van materiële schade, van fysieke en psychische verwondingen, van aantasting in het rechts- en veiligheidsgevoel, van verlies aan controle over het eigen leven, van geschonden zelfvertrouwen en vertrouwen in de medemens spelen een rol bij het herstel van het slachtoffer.72 Rechtvaardigheid betreft erkenning, respect en een passende straf voor de dader. Wellicht kunnen gemeende excuses en een stem in de wijze waarop de dader ter verantwoording wordt geroepen ook bijdragen aan het rechtvaardigheidsgevoel.73 Het slachtoffer wil erkend worden en het gevoel krijgen serieus te worden genomen. Dit kan men bereiken door een adequate reactie van de overheid en door het slachtoffer te betrekken in het strafproces.

Andere slachtofferbelangen zijn punitief van aard. Hier gaat het om het willen straffen van de dader.74 Slachtoffers willen door middel van hun verklaring een zwaardere straf bereiken voor de dader. Op deze wijze draagt het spreekrecht niet enkel bij aan de emotionele verwerking van het delict, maar ook aan het verminderen van angst en boosheid ten opzichte van de dader.75

Een ander belangrijk slachtofferbelang is dat het doel, de vormgeving en de uitvoering van slachtofferrechten de gevolgen van en het leed door het misdrijf voor het slachtoffer niet mogen vergroten.76 Indien dat wel het geval is, dan is er sprake van secundaire victimisatie. Dit wordt verder behandeld in paragraaf 1.5.3.

1.5 Onderzoek naar het spreekrecht in de praktijk en de kritiekpunten

In de vorige paragrafen is het spreekrecht uitvoerig aan bod gekomen. De inhoud en de doelstellingen zijn behandeld. Maar hoe wordt het spreekrecht in de praktijk ervaren. In 2010 is er onderzoek gedaan naar het spreekrecht voor slachtoffers door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WOCD).77

71

S. Leferink, Doen ze recht aan slachtoffers?, Slachtofferhulp Nederland 2012, p. 6. 72

S. Leferink, Doen ze recht aan slachtoffers?, Slachtofferhulp Nederland 2012, p. 6. 73

S. Leferink, Doen ze recht aan slachtoffers?, Slachtofferhulp Nederland 2012, p. 6. 74

B. van Stokkom, Wraak, recht en slachtofferbehoeften, Tijdschrift voor herstelrecht 2012, p. 54. 75

B. van Stokkom, Wraak, recht en slachtofferbehoeften, Tijdschrift voor herstelrecht 2012, p. 54. 76

S. leferink, Doen ze recht aan slachtoffers?, Slachtofferhulp Nederland 2012, p. 6. 77

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010

(17)

16 In deze paragraaf worden ook belangrijke punten van kritiek op het spreekrecht besproken en de praktijkervaringen daarmee.78 Zou participatie in het strafproces wel bijdragen aan het welzijn van het slachtoffer. Wellicht is het strafrecht niet bedoeld om het welzijn van het slachtoffer te bevorderen. Tevens zou het spreekrecht kunnen leiden tot secundaire victimisatie, emotionalisering van het proces en het zou de rechtsgang kunnen vertragen.

1.5.1 Spreekrecht in de praktijk

In de praktijk maken relatief weinig slachtoffers gebruik van hun spreekrecht. Naar schatting rond de 230 tot 260 per jaar.79 Veel spreekgerechtigden zien hier bewust vanaf. Dit kan verschillende redenen hebben: angstig zijn voor een confrontatie met de dader, het emotioneel te zwaar vinden om gebruik te maken van het spreekrecht of het niet ernstig genoeg vinden van de gevolgen om ze kenbaar te maken aan de rechtbank.80 Veel verschillen in etniciteit en andere achtergrondkenmerken kwamen niet naar voren in het onderzoek, wel bleek dat voornamelijk vrouwen en personen zonder betaalde baan gebruik maken van het spreekrecht.81

De spreekgerechtigden konden gemiddeld anderhalf jaar na het delict gebruik maken van hun spreekrecht en veel hadden angstklachten of een posttraumatische stressstoornis. Slachtoffers die het mogelijk emotioneel te zwaar zouden vinden kozen vaak voor de schriftelijke slachtofferverklaring in plaats van gebruik te maken van hun spreekrecht. Uit onderzoek bleek dat slachtoffers die wel gebruik maken van hun spreekrecht dit doen om te kunnen communiceren met de dader en de rechter. Veel slachtoffers hopen zo de strafmaat te kunnen beïnvloeden, want de meeste slachtoffers vinden de opgelegde straf te licht.82 Het verwerken van het delict is geen hoofdreden tot spreken. Slachtoffers die afzien gebruik te maken van hun spreekrecht vinden veelal de gevolgen van het delict niet ernstig genoeg.

78

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 12. 79

onderzoek WOCD 80

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 75.

81K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage

aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 75. 82

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p.89.

(18)

17

1.5.2 Herstel van emotionele schade en emotionalisering

Indien slachtoffers gebruik maken van hun spreekrecht zouden zij graag de strafmaat willen beïnvloeden en spreken over vragen betreffende artikel 348 en 350 Sv.83 Dit kan bijdragen aan de genoegdoening van het slachtoffer en kan daadwerkelijk diens welzijn bevorderen. Dit komt tegemoet aan de belangen van het slachtoffer zoals besproken in paragraaf 1.4.

Zoals besproken in paragraaf 1.3.2 strekt het oude spreekrecht zich tot de gevolgen die het strafbare feit teweeg heeft gebracht. De vraag is dan of het slachtoffer dan niet enkel extra wordt geconfronteerd met hetgeen hem is aangedaan. Het slachtoffer moet de dader opnieuw onder ogen komen en moet spreken over een voor hem traumatische ervaring. Daarbij komt nog dat de rechter niet op het slachtoffer hoeft te reageren in het vonnis.84 Daarom rijst de vraag of het spreekrecht wel een positieve bijdrage levert aan het welzijn van het slachtoffer.85

Volgens de parlementaire geschiedenis zou het spreekrecht voor slachtoffers het begin zijn van de verwerking van de emotionele schade.86 Critici vragen zich af of het spreekrecht de strafrechtelijke principes doorschiet en of het wel een functie van het strafrecht is om het welzijn van het slachtoffer te bevorderen.87

Uit het onderzoek van het WOCD is gebleken dat in de praktijk de afname van emotionele schade bij sprekers niet veel verschilt van personen die geen gebruik maken van het spreekrecht.88 Deze twee groepen zijn echter wel beperkt vergelijkbaar. Bij de ondervraagden die afzagen van het gebruikmaken van het spreekrecht, was het delict gemiddeld zes maanden geleden voorgevallen. Deze ondervraagden waren grotendeels al hersteld van hun klachten. Bij de ondervraagden wie wensten gebruik te maken van hun spreekrecht was het delict gemiddeld anderhalf jaar geleden voorgevallen. Deze groep vertoonde vaak symptomen van posttraumatische stressstoornis. Aangezien het klachtenniveau bij personen die geen gebruik maakten van het spreekrecht al relatief laag

83

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010. P.87, 99. 84

MvT wetsvoorstel onbeperkt spreekrecht, p 15. 85

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 15. 86

Kamerstukken II, 2001/02, 27632, 5, p. 5. 87

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 14; A. Pemberton, ‘De Nederlandse slachtoffer-dadergesprekken: een theoretische

verkenning’, Tijdschrift voor Herstelrecht 2007, afl. 04, p. 37. 88

K.Lens, Pemberton, A., Groenhuijsen, M., Het spreekrecht in Nederland

een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Universiteit van Tilburg, Intervict, WODC, Tilburg 2012

(19)

18 was, was het dus aannemelijk dat het niet veel verder zou afnemen. Bij sprekers daarentegen zien we een sterkere afname van klachten. Het blijkt echter niet uit het onderzoek dat dit komt door uitvoering van hun spreekrecht, dit is slechts een aanname.89

Het strafproces kan een emotionele lading krijgen, indien slachtoffers middels gebruikmaking van het spreekrecht emotionele verklaringen afleggen. De onpartijdigheid van de rechter zou vanwege de emotionele verklaringen van slachtoffers in het geding kunnen komen. Voorts zou gebruikmaking van het slachtofferspreekrecht de rechtsgang kunnen vertragen. Dit zou komen doordat rechters zich empathisch willen opstellen en slachtoffers bijvoorbeeld de tijd willen geven bij het afleggen van hun verklaringen.90

Uit bovenstaande blijkt dat het spreekrecht zou kunnen leiden tot emotionalisering en vertraging van het strafproces, de eerder genoemde bezwaren zijn echter niet overtuigend. Uit empirisch onderzoek in landen waar al langer gebruik wordt gemaakt van het spreekrecht voor slachtoffers blijkt dat er nauwelijks vertraging door ontstaat.91 Ten aanzien van de emotionalisering zou het spreekrecht ook geen problemen opleveren. Rechters gaan in zaken die zwaar emotioneel geladen zijn, zoals levens- en zedendelicten, zeer professioneel te werk.92 Dit kan in zaken waarin een slachtoffer gebruik maakt van zijn spreekrecht dus ook van de rechter worden verwacht.

1.5.3 Secundaire victimisatie

Slachtoffers hebben sociale erkenning en steun nodig, die via gebruikmaking van het slachtofferspreekrecht zouden kunnen worden verkregen. Toch kan het spreekrecht juist averechts werken en kan het leiden tot secundaire victimisatie. Dit kan bijvoorbeeld komen door een directe confrontatie met de dader of doordat tijdens het proces de geloofwaardigheid van het slachtoffer in twijfel kan worden getrokken.93 Tevens is het strafproces voor een leek zeer complex en slachtoffers kunnen het gevoel krijgen geen controle te hebben over de procedure. Hierdoor kunnen zij zich machteloos en kwetsbaar voelen. Door bovenstaande

89

voor bovenstaande zie: K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p.100. 90

M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 440.

91 M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 440.

92 M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 440-141.

93J.L. Herman, ‘The Mental Health of Crime Victims: Impact of Legal Intervention’,

(20)

19 redenen kan secundaire victimisatie optreden. Hierin zou het spreekrecht een belangrijke doelstelling voorbijschieten. Het zou het emotionele herstel juist belemmeren.

Slachtoffers die gebruik maken van hun spreekrecht kunnen dus de traumatische ervaring herbeleven door een confrontatie met de dader. Dit zou zelfs gevaarlijk kunnen zijn voor de emotionele rehabilitatie van slachtoffers. Uit onderzoek van het WOCD bleek echter dat er geen negatieve effecten zijn geconstateerd ten aanzien van hertraumatisering. Het overgrote deel van de slachtoffers is positief over het spreekrecht.94 Slachtoffers voelen zich erkend en serieus genomen door gebruik te maken van het spreekrecht. Tevens helpt het in hun verwerkingsproces doordat zij het gevoel hebben meer controle te hebben op het herstelproces en het gevoel van rechtvaardigheid ervaren. De angst of woede ten opzichte van de dader is volgens slachtoffers meestal niet afgenomen. Deze afname kan echter in een later stadium wel optreden. Dit is echter niet onderzocht. De kans bestaat dat het spreekrecht dus een grotere bijdrage levert aan het verwerkingsproces dan reeds bekend is.95

De kritiek ten aanzien van de secundaire victimisatie kan worden weerlegd. Wel moet worden opgemerkt dat in de meeste gevallen bij uitvoering van het oude spreekrecht, het slachtoffer niet of nauwelijks werd opgeroepen als getuige.96 De kans op secundaire victimisatie is wellicht hoger indien dit wel het geval is. Dit wordt nader besproken in hoofdstuk 4.

1.6 Tussenconclusie

De positie van het slachtoffer is de afgelopen decennia aanzienlijk versterkt. Het slachtoffer heeft een sterkere positie gekregen in het strafproces. Het spreekrecht en de schriftelijke slachtofferverklaring zijn de belangrijkste oorzaken van deze versterking. Deze zorgen voor meer erkenning en geven slachtoffers het gevoel dat zij serieus worden genomen. Het oude spreekrecht doet recht aan de belangen van het slachtoffer die zijn besproken in paragraaf 1.4. De punten van kritiek op het huidige spreekrecht zoals de sterke emotionalisering en vertraging van het proces konden worden weerlegd. De rechter is namelijk professioneel genoeg om dit te voorkomen. De vrees voor secundaire victimisatie was ook onterecht. Het spreekrecht zorgde niet voor hertraumatisering bij slachtoffers.

94

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 99;

Kamerstukken II, 2010/11, 32500 VI, 9, p. 2. 95

K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: Intervict/Prisma Print 2010, p. 99;

Kamerstukken II, 2010/11, 32500 VI, 9, p. 2. 96

M.S. Groenhuijsen & T. Kooijmans, ‘Probleemoplossing door voortschrijdende wetgeving in het strafrecht?’, DD 2010/25, afl. 4, p. 440.

(21)

20 Om te onderzoeken of het onbeperkte spreekrecht een positieve ontwikkeling is in het strafproces, dient niet alleen te worden gekeken naar de rechten en belangen van het slachtoffer. Het onbeperkte spreekrecht zou namelijk kunnen wringen met verscheidene rechten van de verdachte. Deze rechten zullen in het volgende hoofdstuk worden besproken.

(22)

21

HOOFDSTUK 2: DE POSITIE VAN DE VERDACHTE

In het eerste hoofdstuk is de emancipatie van het slachtoffer belicht. Diens positie is de voorgaande jaren aanzienlijk versterkt. De positie van het slachtoffer is in vergelijking met die van de verdachte jarenlang onderbelicht gebleven voor deze ontwikkelingen.97 Een toename van de invloed van het slachtoffer zou namelijk niet ten koste mogen gaan van de bejegening en rechten van de verdachte. De verdachte is immers de persoon waar het strafproces om draait.98

Om te onderzoeken of het onbeperkte spreekrecht een positieve ontwikkeling is in het strafproces, is het van belang te weten wat de rechten van de verdachte zijn. Indien er sprake is van een criminal charge wordt men volgens artikel 6 EVRM aangemerkt als verdachte. In deze gevallen zijn ook de waarborgen uit artikel 6 EVRM van toepassing. Het EVRM heeft in Nederland directe werking omdat bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar inhoud een ieder kunnen verbinden, verbindende kracht hebben nadat zij bekend zijn gemaakt.99 Hierdoor kan de verdachte zich rechtstreeks beroepen op de waarborgen uit artikel 6 EVRM.

Artikel 6 EVRM telt drie leden waarin de rechten van de verdachte worden weergegeven, namelijk het recht op een eerlijk proces, de onschuldpresumptie en de verdedigingsrechten van de verdachte. Van de verdedigingsrechten is vooral het ondervragingsrecht (art. 6 EVRM lid 3 sub d) van belang om de probleemstelling van deze scriptie te beantwoorden. Tevens worden het gelijkheidsbeginsel en de redelijke en billijke belangenafweging besproken. Bovengenoemde rechten kunnen mogelijk in het geding komen bij een uitbreiding van het spreekrecht voor slachtoffers. In de volgende paragrafen worden deze rechten toegelicht.

2.1 De rechten van de verdachte vanuit het EVRM

In deze paragraaf worden de rechten van de verdachte toegelicht die voortvloeien uit artikel 6 EVRM. Met name het recht op een onpartijdige rechter, de onschuldpresumptie en het ondervragingsrecht zullen worden behandeld.

97

M.S. Groenhuijsen, ‘Mensenrechten van slachtoffers van delicten en verdachten in het strafproces’ in: C.H. Brants, C. Kelk en M. Moerings (red), Er is meer. Opstellen over mensenrechten in

internationaal en nationaal perspectief (Swart-bundel), Deventer : Gouda Quint 1996, p. 171. 98

P.A.M. Mevis, Capita Selecta: Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p. 320. 99

(23)

22

2.1.1 Het recht op een eerlijk proces

De verdachte heeft recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tijdens de gehele procedure, hiermee wordt willekeurige berechting tegengegaan. De procedure wordt door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens as a whole getoetst op een eerlijk verloop en hangt af van omstandigheden en de aard van de zaak.100 Dit betekent dat een enkele schending van één van de rechten van de verdachte niet hoeft te leiden tot een oneerlijk proces, mits deze wordt gecompenseerd.

Artikel 6 EVRM bepaalt dat de verdachte recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak. De zaak dient ook binnen een redelijke termijn te worden afgehandeld. Tevens dient er sprake te zijn van een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld.101 In het kader van deze scriptie is vooral het recht op de onafhankelijke en onpartijdige rechter van belang.

De rechter dient onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat hij zich onafhankelijk opstelt ten aanzien van de overheid en ten aanzien van de partijen.102 Onpartijdigheid betekent dat de rechter geen blijk mag geven van vooringenomenheid met betrekking tot de zaak.103 Er is sprake van een objectieve en subjectieve onpartijdigheid. De objectieve variant houdt in dat er waarborgen dienen te bestaan in het rechtssysteem waardoor enige redelijke twijfel van partijdigheid wordt uitgesloten.104 Bij de subjectieve onpartijdigheid gaat het erom of de rechter daadwerkelijk onpartijdig is. Deze onpartijdigheid wordt verondersteld totdat het tegendeel blijkt.105 Dit kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit gemaakte opmerkingen door de rechter.106 Het hoeft niet te worden aangetoond dat de twijfel van partijdig gegrond is, de schijn van partijdigheid is voldoende.107

100

F. Verbruggen en R. Verstraeten, Strafrecht en strafprocesrecht voor bachelors –deel 2, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu-uitgevers 2009, p. 300.

101

Art. 6 EVRM. 102

Zie COYNE t. Verenigd Koninkrijk, EHRM 24 september 1997, reports of judments and decisions, 1997-IV, 1842;

FINDLAY t. Verenigd Koninkrijk, EHRM 25 februari 1997, reports of judments and decisions, 1997-I, 263.

103

C. van den Wyngaert, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Maklu, 2006, p. 631.

104

B.F. Keulen, ‘Artikel 6 EVRM, Een eerlijk proces’, in: A.E. Harteveld e.a. (red.), Het EVRM en het Nederlandse Strafprocesrecht, 3e druk, Kluwer, Deventer 2004, p. 90

105

C.M.P. Cleiren, ‘De neutrale strafrechter’, Leiden: Universiteit Leiden, Preadvies 2011, p.196. 106

B.F. Keulen, ‘Artikel 6 EVRM, Een eerlijk proces’, in: A.E. Harteveld e.a. (red.), Het EVRM en het Nederlandse Strafprocesrecht, 3e druk, Kluwer, Deventer 2004, p. 90

107

(24)

23 De onpartijdigheid is in ons wetboek voorondersteld in het samenstel van bepalingen in de Grondwet en de wet op de rechterlijke organisatie.108 De onpartijdigheid van de rechter wordt in het wetboek van strafvordering gewaarborgd met de volgende artikelen: 268 lid 3 Sv, 271 lid 2 Sv, 348 jo 350 Sv en 510 jo 511 Sv, de functiecumulatieverboden geregeld in de artikelen 12j Sv, 21 lid 4 Sv, 226b lid 5 Sv, 268 Sv en de wrakings- en verschoningsregeling geregeld in art. 512-519 Sv. Het EHRM heeft eveneens geoordeeld dat rechters niet vooringenomen mogen zijn. Rechters mogen er dus nooit vanuit gaan dat de verdachte het strafbare feit daadwerkelijk gepleegd heeft.109 Dit uitgangspunt is eveneens terug te vinden in het Groenboek dat de Europese Commissie heeft opgesteld in 2006.110

Ondanks het recht op een onpartijdige rechter is niemand vrij van persoonlijke opvattingen, dat geldt ook voor rechters. Men kan zich goed voorstellen dat rechters geraakt worden door emoties bij het horen van het slachtoffer en diens eisen. De rechter wordt echter geacht zich dermate te kunnen distantiëren van diens persoonlijke opvattingen dat zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid, de essentialia voor een eerlijk proces, niet worden aangetast.111 Hij dient in zijn uitspraak afstand van te nemen van zijn persoonlijke opvattingen.112

2.1.2 De onschuldpresumptie

De onschuldpresumptie ligt in het verlengde van het recht op een onpartijdige rechter. De onschuldpresumptie is namelijk niet te hanteren als de rechter partijdig is. Zo kan hij de onschuldpresumptie niet meenemen in zijn overwegingen.113 Een ieder tegen wie vervolging

is ingesteld, wordt onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Kortom, de verdachte is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie kan alleen ten voordele werken voor iemand tegen wie een strafvervolging is ingesteld. Het is bedoeld om te voorkomen dat een onschuldige wordt veroordeeld en zodat bepaalde

108

Groenhuijsen, M. S., & Knigge, G. (editors) (1999). Het onderzoek ter zitting: Eerste interimrapport

onderzoeksproject Strafvordering 2001. Groningen: Drukkerij Rijksuniversiteit Groningen, p. 149 109

EHRM 6 december 1988, nr. 10588/83, 10589/83, 10590/83 (Barberà, Messegué en Jabardo t. Spanje)

110

Commissie van de Europese Gemeenschap, Groenboek over het vermoeden van onschuld, Brussel 2006.

111

Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, januari 2014, p. 11. 112

Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, januari 2014, p. 3. 113

P.C. Schouten, Trial by media: wie beschermt de verdachte in een mediaproces?, Kluwer, Deventer 2011,p. 53-54.

(25)

24 dwangmiddelen terughoudend worden toegepast.114 Zonder schuld kan geen straf worden opgelegd.115 De onschuldpresumptie staat beschreven in het tweede lid van artikel 6 EVRM.

De onschuldpresumptie is tevens een uitgangspunt in het Nederlandse strafrecht. In artikel 271 lid 2 Sv staat dat noch de voorzitter, noch een der rechters op de terechtzitting blijk geeft van enige overtuiging omtrent de schuld of onschuld van de verdachte.

Ten aanzien van de onschuldpresumptie zijn er drie aspecten te onderscheiden.116 Ten eerste het bejegeningsaspect, dit omvat het recht op behandeling als onschuldige vóór en tijdens het proces door vervolgingsautoriteiten en media. Het tweede aspect is het behandelingsaspect. Dit is een belangrijk aspect en houdt het verbod op vooringenomenheid van de rechter in. Tevens verondersteld het terughoudend gebruik van voorlopige hechtenis en het houdt ook het zwijgrecht en het nemo tenetur beginsel in. Het laatste aspect is het beslissingsaspect of het bewijsaspect. Dit houdt in dat de bewijslast bij de vervolgende instantie ligt en dat bij twijfel moet worden vrijgesproken. Door de onschuldpresumptie in acht te nemen worden willekeurige en onterechte veroordelingen tegen gegaan.117

De invulling van de onschuldpresumptie blijkt uit het arrest Barberà, Messegué & Jabardo t. Spanje.118 Hieruit blijkt dat de onschuldpresumptie inhoudt dat leden van het gerecht bij de aanvang van de strafzaak niet vooringenomen mogen zijn met betrekking tot de schuld van de verdachte. De rechter moet beseffen dat de verdachte het feit niet begaan kan hebben. Indien de schuld van de verdachte wordt geïnterpreteerd kan het onderzoek zich hierop gaan richten.119 De rechter moet er van uitgaan dat de verdachte onschuldig is en deze dient ook zo te worden behandeld. De beslissing dat de verdachte schuldig wordt bevonden dient de rechter te bepalen in de berechtingsfase. Deze beslissing dient te berusten op wettig en overtuigend bewijs.120 Bij twijfel dient vrijspraak te volgen.121 De onschuldpresumptie moet worden toegepast door de zittende en staande magistratuur en opsporingsambtenaren. Ook andere ambtenaren kunnen hieraan gebonden zijn.122 Het slachtoffer is niet aan de

114

P.C. Schouten, Trial by media: wie beschermt de verdachte in een mediaproces?, Kluwer, Deventer 2011, p. 56.

115

Melai/Groenhuijsen e.a., Wetboek van Stravordering, 7.1. Onschuldpresumptie als beginpunt van het strafproces bij: Wetboek van Strafvordering, artikel 271.

116

E. van Sliedregt, ‘Tien tegen één. Een hedendaagse bezinning op de onschuldpresumptie’, Boom Juridische Uitgevers 2009, p.41-42.

117

E. van Sliedregt, ‘Tien tegen één. Een hedendaagse bezinning op de onschuldpresumptie’, Boom Juridische Uitgevers 2009, p. 37.

118

ECHR 6 december 1988, appl.no. 10590/83 (Barberà, Messegué en Jabardo v. Spanje), par. 77 119

P.A.M. Mevis, Capita Selecta: Een thematische inleiding, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p. 322. 120

Zie art. 338 Sv

121 In dubio pro reo-beginsel

122

(26)

25 onschuldpresumptie gebonden. Tegelijkertijd maakt het leerstuk van de positieve verplichtingen duidelijk dat het EVRM ook eisen stelt aan de wijze waarop de Staat omgaat met gedragingen van burgers die door het verdrag beschermde rechten schenden.123 Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan media-aandacht in bepaalde zaken. In de media kan de verdachte al als schuldig worden bestempeld zonder dat dit in rechte is vastgesteld. Men kan in dit kader echter ook denken aan verklaringen van het slachtoffer.

Door het slachtoffer enkel te laten spreken over de gevolgen die het strafbaar feit teweeg heeft gebracht werd voorkomen dat er inbreuk werd gemaakt op het onschuldvermoeden van de rechter door beïnvloeding.124 Als het slachtoffer uitlatingen mag doen over de schuld van de verdachte zou dit de rechter kunnen beïnvloeden ten nadelen van de verdachte. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 4.

2.1.3 Verdedigingsrechten van de verdachte

In het derde lid van artikel 6 EVRM staan de verdedigingsrechten van de verdachte opgesomd, deze worden hieronder uiteengezet. Deze vijf rechten zorgen voor equality of arms en dienen ervoor dat de verdachte zoveel mogelijk gelijke rechten worden geboden als de vervolgende procespartij (het Openbaar Ministerie). Met name het ondervragingsrecht uit artikel 6 EVRM lid 3 sub d is van belang voor het beantwoorden van de probleemstelling.

In artikel 6 EVRM lid 3 sub a van het derde lid wordt het eerste verdedigingsrecht van de verdachte genoemd. Dit recht houdt in dat de verdachte recht heeft op informatie over de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging in een taal die hij begrijpt. Het tweede recht uit sub b ziet op het beschikken over voldoende tijd en faciliteiten die nodig zijn om zich te kunnen voorbereiden op zijn verdediging. Sub c van lid 3 geeft het recht aan de verdachte zichzelf te verdedigen of zich daarbij te laten bijstaan door een raadsman naar eigen keuze. Het vierde recht onder sub d geeft de verdachte het recht getuigen op te roepen en deze te ondervragen. Hierdoor is het mogelijk belastende getuigenverklaringen te betwisten en zich hiertegen te verdedigen. Voorts kan de verdachte ook getuigen oproepen ter ondersteuning van zijn verdediging. Het laatste en vijfde recht geeft de verdachte het recht zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat.

123B.F. Keulen, A.A. van Dijk, E. Gritter, N.J.M. Kwakman & K. Lindenberg, ‘Naar een

tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte’, WODC 2013, p. 295.

124

R. Kool & M. Moerings, ‘Schriftelijke slachtofferverklaring of spreekrecht?’, in: TREMA, februari 2003, p. 53.

(27)

26 Met name het ondervragingsrecht is van belang indien het slachtoffer gebruik maakt van zijn spreekrecht. Het ondervragingsrecht vloeit voort uit het recht op een eerlijk proces uit het eerste lid van artikel 6 EVRM. Het proces dient in zijn geheel eerlijk te zijn verlopen.125 De verdachte moet daarom de mogelijkheid krijgen het bewijs te betwisten en het gebruik ervan aan te vechten. Het betreft hier een effectieve mogelijkheid het bewijs te betwisten. Indien de getuige wel verschijnt maar niets verklaart of weigert te antwoorden is deze mogelijkheid er niet.126

Volgens het EHRM is een getuige een persoon wiens verklaring ter terechtzitting wordt afgelegd of wordt voorgelezen en die door de rechter wordt gebruikt.127 De verdachte heeft het recht getuigen à décharge op te roepen en te ondervragen. Dit zijn getuigen die veelal ontlastend verklaren om de verdediging van de verdachte te onderbouwen. De verdachte heeft tevens het recht getuige à charge op te roepen en te ondervragen, dit zijn getuigen die meestal belastend verklaren en zijn opgeroepen door het Openbaar Ministerie.128 Door getuigen à charge te ondervragen kan de verdachte diens verklaringen betwisten en de onjuistheid en onbetrouwbaarheid hiervan proberen aan te tonen. Het gaat om de toets of de getuigenverklaring geloofwaardig en betrouwbaar kan worden geacht.129 Zo wordt de verdachte in staat gesteld zich te kunnen verweren tegen aangedragen bewijsmateriaal in zijn zaak. In het vorige hoofdstuk is reeds gebleken dat slachtoffers de begrenzing van het oude spreekrecht konden overschrijden en belastend konden verklaren. Dan ligt het voor de hand dat de verdachte gebruik wil maken van zijn recht tot ondervraging. Indien het slachtoffer wordt ondervraagd zal hij worden beëdigd als getuige zoals beschreven in paragraaf 1.2.3.

Uit het arrest Al-Khawaja & Tahery blijkt dat het ondervragingsrecht geen absoluut recht is.130 In dit arrest komen drie vragen naar voren die moeten worden gesteld bij het afzien van horen van getuigen. De eerste vraag luidt of er een goede reden is om af te zien van het horen van de getuige. Dit kan bijvoorbeeld liggen aan de gezondheid van de getuige of als de getuige zich bedreigd voelt. Ligt het aan de gezondheid van de getuige dan moet er een belangenafweging worden gemaakt. Als bedreiging toe te rekenen valt aan de verdachte vindt er een waiver plaats van zijn ondervragingsrecht. Dit houdt in dat er afstand wordt gedaan van het recht tot ondervraging. De tweede vraag is of de getuigenverklaring sole or dicisive bewijs

125

M.I. Fedorova, ‘EHRM-eisen aan het getuigenverhoor’, Strafblad 2012, p. 338 + 347 126

Zie: ECHR 10 juli 2012, NJB 2012/2028 (Vidgen) en HR 29 februari 2013, LJN BX5539, NJB 2013/399 (Post-Vidgen)

127

EHRM 19 februari 1991, Publ. ECHR series A, vol. 194-A 128

De rechtspraak, Brochure ´U bent getuige in een strafproces´, Augustus 2008, p.6. 129

M.I. Fedorova, ‘EHRM-eisen aan het getuigenverhoor’, Strafblad 2012, p. 338. 130 ECHR 15 december 2011, appl.nos. 26766/05 & 22228/06 (Al-Khawaja & Tahery)

(28)

27 is, oftewel of het doorslaggevend bewijs is in de zaak. Dit moet per zaak worden bekeken door de rechter. Indien het ondervragingsrecht ten onrechte beperkt is komt men toe aan de laatste vraag. Deze luidt of er counterbalancing measures genomen zijn die de beperking van het ondervragingsrecht kunnen compenseren. Dit kan bijvoorbeeld het horen van andere getuigen, een deskundigenoordeel of video-registratie zijn. Indien aan deze eisen is voldaan kan de Nederlandse rechter afzien van het horen van de getuige zonder dat daardoor een schending plaatsvindt van het recht op een eerlijk proces. Doordat the proceedings as a whole getoetst wordt op een eerlijk proces hoeft een enkele schending van het ondervragingsrecht geen schending van artikel 6 EVRM te betekenen.

Het ondervragingsrecht wordt ook geregeld in het Wetboek van Strafvordering, namelijk in artikel 292 lid 3 Sv. Het is van belang te weten in welke gevallen afgeweken mag worden van het ondervragingsrecht. Er kan van ondervraging worden afgezien indien onaannemelijk is dat de getuige ter zitting zal verschijnen, het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige in gevaar wordt gebracht of het belang van het OM of de verdediging ontbreekt.131 Tevens mag niet alles gevraagd worden door de verdediging. De rechter kan zelfs beletten dat aan enige vraag, gesteld door de verdachte, diens raadsman of de officier van justitie, gevolg wordt gegeven.132

Indien de getuige weigert te antwoorden of geen eed wil afleggen kan worden overgegaan tot gijzeling.133 Voordat tot gijzeling wordt over gegaan worden de getuige en zijn raadsman eerst verhoord over de reden van weigering. Dit kan bijvoorbeeld ook komen omdat de getuige bang is of bedreigd wordt. Volgens het derde lid van artikel 294 Sv kan de gijzeling maximaal dertig dagen beslaan.

Het is van belang dat de verdachte de juistheid en betrouwbaarheid kan betwisten als het slachtoffer een belastende verklaring aflegt. Dit geldt ook voor de schriftelijke slachtofferverklaring die kan worden gebruikt als bewijs in de zaak (zie paragraaf 1.4.3.).

2.2 De redelijke en billijke belangenafweging en strafoplegging

Naast de waarborgen uit het EVRM kent het Nederlandse strafrecht ook verscheidene beginselen die de verdachte beschermen. In het kader van deze scriptie zal hier ook aandacht aan worden besteed. In het Nederlandse strafrecht kennen we enkele beginselen die van groot belang zijn voor de goede procesorde. Er is een viertal belangrijke materiële beginselen, namelijk; het vertrouwensbeginsel, het beginsel van zuiverheid van oogmerk, het

131

Art. 287 jo. 288 Sv 132

Art. 272 lid 2 jo 293 lid 1 Sv 133

(29)

28 gelijkheidsbeginsel en het beginsel van de redelijke en billijke belangenafweging.134 De laatste twee beginselen zijn vooral van belang. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat een gelijke behandeling in gelijke gevallen moet worden toegekend. Het laatste beginsel ziet er op dat de betreffende belangen in behoorlijke mate tegen elkaar afgewogen worden.135 Dat houdt in dat op een voor de betrokkenen minst bezwarende wijze moet worden opgetreden (subsidiariteit) en dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de wijze van optreden en het beoogde doel.136 De rechter heeft als taak om beslissingen te nemen aan de hand van rechtsnormen die de rechtvaardigheid van zijn uiteindelijke beslissing bepalen.137 Om de verdachte te beschermen bij het opleggen en rechtvaardigen van een straf moet worden gekeken naar het proportionaliteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat een opgelegde

sanctie proportioneel moet zijn aan (in verhouding moet staan tot) het begane misdrijf. Van

optreden moet worden afgezien indien de wijze van optreden niet in redelijke verhouding staat tot het beoogde doel.138 De rechter dient dus te kijken naar de proportionaliteit van de straf ten opzichte van de ernst van de daad. De rechter dient niet alleen objectief te kijken naar de mate van schuld maar beslist ook over de op te leggen straf die hij beoogt ten aanzien van de verdachte en diens omstandigheden.139

Indien het slachtoffer gebruik maakt van zijn spreekrecht is het voorstelbaar dat de overtuigingskracht een grote rol kan spelen bij het bepalen van de ernst van het feit. De verklaring van het slachtoffer zou dus ook invloed kunnen hebben op de hoogte van de op te leggen sanctie.

2.3 Tussenconclusie

Bij het uitoefenen van het spreekrecht door het slachtoffer kunnen een aantal rechten van de verdachte in het geding komen die met name staan beschreven in artikel 6 EVRM.

In de eerste plaats kan gewezen worden op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in eerste lid van artikel 6 EVRM en dan met name het recht op een onpartijdige rechter. De rechter mag geen blijk geven van vooringenomenheid met betrekking tot de zaak. Tevens mag er geen schijn van partijdigheid blijken uit handelingen of opmerkingen van de rechter.

134

J. in ’t Veld en N.S.J. Koeman, Beginselen van behoorlijk bestuur, Zwolle: Tjeenk Willink 1985, p. 33-35.

135

G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 50. 136

G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 50. 137

C. Kelk, Materieel strafrecht, Amsterdam: Kluwer 2010, p. 83. 138

G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 50. 139

(30)

29 In het verlengde van de onpartijdigheid van de rechter ligt de onschuldpresumptie, beschreven in het tweede lid van artikel 6 EVRM. Deze houdt in dat een ieder tegen wie vervolging is ingesteld, onschuldig wordt gehouden tot het tegendeel bewezen is. Dit beginsel is er om tegen te gaan dat onschuldigen worden gestraft en dus dat bij twijfel vrijspraak dient te volgen. Het onbeperkte slachtoffer spreekrecht zou mogelijk kunnen wringen met het in acht nemen van de onschuldpresumptie.

De verdachte heeft het recht om getuigenverklaringen op juistheid en betrouwbaarheid te toetsen. Indien van dit ondervragingsrecht gebruik wordt gemaakt zal het slachtoffer als getuige worden beëdigd. Het ondervragingsrecht van de verdachte zou mogelijk in het geding kunnen komen bij een uitbreiding van het spreekrecht.

Tevens moet er rekening worden gehouden met het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van de redelijke en billijke belangenafweging. Dit laatste beginsel houdt in dat de betreffende belangen in behoorlijke mate tegen elkaar worden afgewogen en dat op een, voor de betrokkenen, minst bezwarende wijze moet worden opgetreden (subsidiariteit). Er dient een redelijke verhouding te zijn tussen die wijze van optreden en het beoogde doel (proportionaliteit).

In het volgende hoofdstuk zal worden belicht wat het wetsvoorstel precies inhoudt. Zo kan worden bekeken of er rekening is gehouden met bovengenoemde rechten van de verdachte bij het opstellen van de beoogde wetswijziging.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als wetsvoorstellen niet op een adequate analyse van de praktijk zijn gebaseerd, blijven zij wellicht zonder effect, of hebben zij effecten die tegengesteld zijn aan het doel van

Gedurende de contractsperiode van 5 jaar wordt er elk jaar de coming service in de vorm van een koopsom aan premie betaald(vorig voorbeeld was sprake.. Hieronder is de ontwikkeling

De eerste bewering is dat het aantal mensen dat thuis toegang heeft tot internet is verviervoudigd van 1998 tot 2002.. Je kijkt hiervoor in de tabel bij het totale aantal computers

Daarnaast bepleit de VVD uistel van de discussie en besluitvorming over de projecten en subsidieaanvraag tot na de vaststelling van de Structuurvisie ( ga naar de provincie …); wenst

Voorts moet aan de voorwaarden van de bestaande euthanasiewet voldaan zijn: het verzoek moet vrijwillig, overwogen en herhaald zijn en mag niet tot stand komen onder externe druk..

De wet gaat nu alleen over fysiek lijden, maar zelfs dan kan de situatie zo schrijnend zijn dat zelfs palliatieve sedatie niet meer kan.. Artsen en ouders kunnen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De volgende vragen gaan over de verwachtingen die u had over het opstellen van de schriftelijke slachtofferverklaring en/of het spreken tijdens de zitting, evenals over de