Een plaat met gat als configuratie voor het schatten van
materiaalparameters
Citation for published version (APA):
Beest, te, T. (1995). Een plaat met gat als configuratie voor het schatten van materiaalparameters. (DCT rapporten; Vol. 1995.175). Technische Universiteit Eindhoven.
Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1995
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at:
openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
Stag ever slag
Begeleiders: ir. M. Meuwissen
dr.
ir. C. Oomens
Een plaat m e t gat als configuratie
voor
het schatten van
mate
riaa
I
pa
ra
mete rs
T.
te Beest
WFW-rapport 95.175
Vakgroep Fundamentele Werktuigbouwkunde
Technische Universiteit Eindhoven
Samenvatting
Bij
het onderzoek naar eigenschappen en gedrag van complexe materialenis
het nauwelijks of niet mogelijk gebruik te maken van standaard proeven. Voor dit soort materialen wordt dan ook naar andere methoden gezocht om onderzoek uit te voeren. Eén van de methoden die bruikbaaris,
is
de gemengd numeriek-experimentele methode volgens Hendriks [ II.
Uitgangspunt bij deze methode
is
een proefstuk met een afwijkende vorm waarbij gestreefd wordt naar een inhomogeen spannings-e n
rekveld. Tijdens een experiment met dit proefstuk wordt vervolgens een grote hoeveelheid veldinformatie gemeten. Daarnaast wordter
een numeriek model van dit experiment opgesteld, dat gebruikt wordt om op iteratieve wijze de onbekende parameters te schatten.Deze methode heeft
ten
opzichte van andere modellen h e t voordeel dat de parametersin
principe
uit
de meetdata van slechts één experiment geschat kunnen worden. Verder wordt verwacht dat deze methode beter bruikbaaris
voor het opsporen en verbeteren van foutenin
de gebruikte schattingsmodellen.Dit
laatste aspectis
tijdens dit onderzoek nader onderzocht door middel van simulaties. Als proefstukis
een plaat met gat gekozen met niet-lineair elastisch anisotroop gedrag. Hiermeeis
met behulp van een eindig elementen model een "gemeten" verplaatsingsveld bepaald. Aan de hand van dit verplaatsingsveldis
getracht de parameters te schatten. Dit bleek inderdaad mogelijk. Vervolgens zijnin
de schattingsmodellen bewust een aantal fouten aangebracht. Deze modellen zijn op de beschikbare "meetdata" gefit en vervolgensis
getracht om uit de schat- tingsresultaten uitspraken te doen over de gemaakte modelfouten. Het bleek mogelijk om door het onderzoeken van de residuení
verschillen tussen "gemeten" en berekende verplaatsings- velden) globale uitspraken te doen over het soort modelfout.Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding
. . .
1Hoofdstuk 2 Het 'experiment'
. . .
22.1 Geometrie en randvoorwaarden
. . .
22.2 Materiaalgedrag
. . .
32 . 3 Theorie: analytische oplossing
. . .
32 . 4 Mesh
. . .
4 2.5 Anisotroop materiaaloedrag. . .
6
2 . 6 Resultaten. . .
10 Hoofdstuk 3 Parameterschatten. . .
1 1 3.1 Verplaatsingsveld. . .
1 1 3 . 2 De schattingssom. . .
1 1 3.3 Residuen. . .
13 3 . 4 Resultaten. . .
15Hoofdstuk
4
Conclusies en aanbevelingen. . .
16Inleiding
Hoofdstuk
1
:
Inleiding
Bij het onderzoek naar eigenschappen en gedrag van materialen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de uniaxiale trekproef. Deze proef stelt relatief strenge eisen aan de geometrie van het proefstuk. Die moeten leiden tot een eenvoudige (vaak homogene) spannings-hektoestand in een deel van het proefstuk. De proef is hierdoor onbruikbaar voor complexe, bijvoorbeeld
inhomogene, materialen.
Voor het onderzoek naar inhomogeen materiaal moeten daarom andere methoden worden gebruikt. Eén van de alternatieven is de numeriek experimentele methode, zoals die door Hen-
driks [ I
1
is beschreven en waarvan bij dit onderzoek gebruik gemaakt is.Deze methode heeft een aantal voordelen ten opzichte van de standaard trekproef. De beiang- rijkste zijn:
er kan een willekeurig experiment worden gebruikt.
alle parameters zijn in één keer te schatten als het meetveld voldoende informatie bevat.
het is mogelijk duidelijke aanwijzingen t e vinden over fouten in de gebruikte modellen.
Vooral van het laatste voordeel is bij het onderzoek gebruik gemaakt. Er is, voor een bepaald
experiment, onderzocht of het ook daadwerkelijk mogelijk is om modelfouten op te sporen en t e identificeren als er, met een verkeerd model, parameters geschat worden. Eén van de mogelijk- heden om de modelfouten aan te tonen is door de verschillen tussen de gemeten en berekende verplaatsingsvelden, de zogenaamde residuen-velden, t e bekijken. In dit onderzoek is dit gedaan door middel van numerieke simulaties aan een plaat met gat.
Eerder onderzoek aan een willekeurige geometrie met een willekeurige belasting heeft uitgewe-
zen dat het niet mogelijk is om hierbij gedetailleerde uitspraken t e doen over modelfouten. De
residuen-velden zijn namelijk zeer complex en daardoor moeilijk t e interpreteren. Daarom is
tijdens dit onderzoek gebruik gemaakt van een gestileerder experiment waarvan het spannings- veld echter voldoende inhomogeen is om alle parameters uit de meetdata van één experiment t e
schatten. Onderzocht is of er nu wel gedetailleerdere uitspraken t e doen zijn over de model-
fouten.
In hoofdstuk 2 zal de gebruikte plaat nader bekeken worden. Het schatten van de parameters
komt in hoofdstuk 3 aan de orde. Tenslotte zullen in hoofdstuk 4 conclusies en aanbevelingen
worden gegeven.
Het 'experiment'
Hoofdstuk 2: Het "experiment"
In dit hoofdstuk zal het numeriek gesimuleerde experiment van een plaat met gat beschreven
worden. Daartoe zal eerst de geometrie en belasting van de plaat onder de loep genomen
worden. Vervolgens wordt de bepaling van de mesh-verdeling besproken. Hiertoe wordt tevens enige theorie behandeld over de spanningsverdeling in een plaat met gat. Ten slotte wordt een
uitspraak gedaan over de bruikbaarheid van het experiment aan de hand van de spanningsverde-
lingen.
Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van twee software-pakketten: IDEAS (pre- en
postprocessing) en DIANA (Eindige Elementen-analyse).
2.1 Geometrie en randvoorwaarden:
Er is een experiment opgezet waarvan verwacht wordt dat een zodanig spanning- en rekveld gecreëerd wordt dat schatten van de parameters met meetdata uit één experiment mogelijk is. De configuratie bestaat uit een plaat met gat waaraan, aan twee tegenover elkaar liggende
zijden, wordt getrokken. ,
De plaat met gat is weergegeven in figuur 2.1 De afmetingen van het gat zijn bewust klein
gekozen ten opzichte van de globale afmetingen om de resultaten, die op numerieke wijze worden verkregen, te kunnen vergelijken met de analytische oplossing.
figuur 2.1 : plaat met gat
Hierin is:
I,
= 2 ímmlI,
= 2 [mmld = 0.1 [mml
t = 0.1 [mml
Omdat de configuratie symmetrisch is ten opzichte van de x-as en de y-as, is slechts een kwart van de plaat gemodelleerd, weergegeven door de dikke lijnen in figuur 2.1.
De belasting wordt aangebracht zoals weergegeven in figuur 2.2 en bedraagt CT = 1 .OE-O3 -
[N/mml. In figuur 2.2 is tevens aangegeven hoe de randvoorwaarden op de andere zijden zijn
gekozen op grond van symmetrie.
Het ,experiment' I 1
I
I
wI
I
>I
figuur 2.2: belasting en randvoorwaarden op de plaat
2.2 Materiaalgedrag
Een geschikte grootte van de elementen van de mesh is bepaald door de oplossing van de EEM-
analyse t e vergelijken met de analytische oplossing. Deze analytische oplossing is alleen geldig
voor isotroop lineair elastisch materiaal. Daarom wordt in eerste instantie dit materiaalgedrag bekeken. In latere stappen zullen andere materiaalmodellen worden gebruikt.
Voor de materiaalgrootheden zijn de volgende arbitraire waarden gekozen:
-Elasticiteitsmodulus: E = 1 iN/mm*I
-Dwarscontractie: v = 0.25
[-I
2.3 Theorie: analytische oplossing
Om een verantwoorde keuze te maken voor de mesh-fijnheid is het noodzakelijk de numeriek verkregen waarden te vergelijken met de analytische oplossing. In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bepaling van deze analytische oplossing.
Voor een plaat met gat, waarbij de afmetingen van het gat klein zijn ten opzichte van die van de
plaat, geldt de volgende formule voor de tangentiële spanningsverdeling 121:
1
a 2
a 4
2
r 2
r 4
U, = -U,
[(I+-)
-( I + ~ - ) c o s ~ ~ I
(2.1)
Het 'experiment'
Met:(zie ook figuur
2.31
o, =
o
.
= de nominale spanninga = de straal van het gat
r = de afstand tot het middelpunt van de cirkel
de normaalspanning op een lijn welke door het middelpunt van het gat loopt en een hoek
8
maakt met de positieve x-asfiguur 2.3: tangentiële spanningsverdeling voor u =
+
/- rr/2Voor de normaalspanning op de y-as geldt
8
= +/-n/2.
Dit resulteert in de formule:1
a 2
a 4
2
r 2
r4
0 0 = -00
[ ( I
+-) +(1
+3-)]
Dit betekent dat voor de normaalspanning op de y-as geldt:
De normaalspanning op de x-as wordt verkregen door 8 = O of
8
= +/- TI t e stellen. Dit resul-=
30,.
teert dan in de formule:
De minimale spanning is
0, = -0,
1
[ ( I
+-)a 2
-(1
+3-)1
a 4
2
r2
r4
in dit geval eenvoudig t e bepalen: (ooimin =
-oo.
Omdat het gat klein is ten opzichte van de andere afmetingen geldt voor de kracht:
F
= 0*
/2 =2.OE-03
[/VI
De nominale spanning is:
(2.3)
(2.4)
De waarden voor oqx en uqy die, met behulp van de in paragraaf 2.1 vermelde waarden en de
formules
(2.2)
en(2.31,
verkregen worden, zijn in tabel 2.1 vermeld.2.4 Mesh
Om de gebieden met de grootste spanningsverschillen goed t e kunnen beschrijven is het van
belang een mesh t e creëren met een voldoende fijnheid. De afmetingen mogen echter niet t e fijn
worden in verband met de langere rekentijd die hierdoor ontstaat.
Er is een aantal verschillende mesh-verdelingen gegenereerd. Voor iedere mesh-verdeling worden andere waarden gevonden voor de normaalspanning op de y-as en de x-as. Naarmate de mesh fijner is wordt de analytische oplossing beter beschreven.
Het 'experiment'
I o r - * *
a
P OB.0,
b
figuur 2.4: tangentiële spanning 2.4a: op de y-as
2.4b: op de x-as
x
= analytische oplossing5 Een plaat met gat als configuratie voor het schatten van materiaalparameters
H e t ‘experiment’
>
O
O
In figuur 2.4 is spanningsverdeling van de mesh te zien die uiteindelijk in dit onderzoek gebruikt
is. In deze figuur is tevens het analytisch bepaalde verloop van de spanningen, zoals in tabel 2.1
gegeven, geschetst.
De gebruikte mesh-verdeling is afgebeeld in figuur 2.5:
~.
figuur 2.5: gekozen mesh-verdeling
2.5 Anisotroop materiaalgedrag
Isotroop lineair elastisch materiaalgedrag is alleen gebruikt om een geschikte mesh-verdeling te bepalen. Bij verdere simulaties is gebruik gemaakt van complexere modellen namelijk anisotroop lineair en niet lineair gedrag.
Lineair aedraa:
Voor het lineaire gedrag geldt:
met:
r
I
-
E11
o
o
L
j
GI
2 6Het 'experiment'
en T: transformatie-matrix. Deze matrix is alleen een functie van CT, zie figuur 2.6.
figuur 2.6: materiaal symmetrie richting wordt gegeven door a, de hoek tussen de x-as en de materiaal I - a s
Tan(or) is voor alle 'experimenten' gelijk aan nul gesteld.
Hieronder, in figuur 2.7 is t e zien hoe het verloop van de spanning er, in dit lineaire geval, uit
ziet. . L.C i t r . . = % . . . , . , - 0 . ? S . . % s' D I I . * i t r e s 2 o I I - 0 2 , . > * z - o , I 1 1 1 . 0 1 I e I - 0 1
.
I I - D I c o z . * ,.
0 z . 0 , I O r - O D a ..OI.Ol '<II.Sl l . o l - D I i . a * . o o I . I I - n I * . O l . I I l S l * b i L.
C O e r d L . . * . L... a . . . I L-
7 I s r . . . 1.. .i ic... bfiguur 2.7: tangentiële spanning; 2.7a: op de y-as; 2.7b: op de y-as
7
Het 'experiment'
De
parameterwaardenin
het 'experiment' zijn als volgt gekozen:E, = 'i [N/mm21 E, = 0 . 2 5 [N/mm21
v,,
= 0 . 2 5[-I
G,,
=0.10
[-I
Niet lineair qedraq:in
tegensteiiing tot iineair gearag bestaatnier a u s
geen iineair verbanatussen
cie
spanning en ue rek.Er
is
gekozen voor d e volgende rek-energie-functie:@ =
'(1 +kgTg)gTG-'g
( 2 . 7 )
2
E : de kolom met de relevante rek-componenten (voor vlak-spanning):
-
E T =e
81, 8 2 , 8 3 12812
1
Hierin
is:
k:en
C:
de factor voor de
niet
lineariteit. Voor k =O
volgt de rek-energie-functie voor lineair elastisch materiaal.De spanningen volgen dan uit:
I
O
o
0
-GI
2Met
u:
de kolom met spanningscomponenten:-
oT
=[oir
0 2 1 0 3 , o 1 2 1(voor vlak-spanning:
o,
=O;
loodrecht op de plaat: 3-richting)In
figuur 2 . 8is
d e invloed van k duidelijk gemaakt door de spanning tegen derek uit
te
zetten voor lineairen
niet
lineair materiaal.Het 'experiment'
I
a
I
b
figuur 2.9: tangentiële spanning; 2.9a: op de y-as; 2.9b: op de x-as
Het 'experiment'
Voor de materiaalparameters
is
aangenomen dat:v12 = v13 = v23
E, = E,
Figuur
2.9
op d e vorige bladzijde geeft van dit anisotroopniet
lineaire materiaalgedragis
de verdeling van d e tangentiële spanning over de y-as resp. x-as.2.6 Resultaten
Voor het iineair isotrope modei geidt aar de EENi-som en de anaiytiscne som ongeveer geiijk aan elkaar zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de mesh goed lijkt
te
zijn.Als de mesh bij andere materiaalmodellen wordt gebruikt dan blijkt
het
spanningsverloop globaal geen afwijkend gedrag (bijvoorbeeld veel pieken)te
vertonen, wel worden, zoals verwacht, voor de piekspanningen andere waarden gevonden.Verder wordt verwacht dat de spannings-
en
rekvelden voldoende inhomogeen zijn omte
gebruiken bij
het
schatten.Het
bovenstaande heefter
toe geleid dat het beschreven experiment met d e gekozen mesh- verdeling onderzochtis
op zijn bruikbaarheid bij onderzoek naar modelfouten bijhet
schatten van parameters.Parameterschatten
Hoofdstuk
3:
Parameterschatten
Voor het schatten van de parameters wordt binnen DIANA de module PAREST gebruikt. Deze
bevat een implementatie van de Identificatie Techniek volgens Hendriks i1
I.
Hierbinnen wordenuit het, in dit geval numeriek, verkregen verplaatsingsveld de parameters geschat. Een probleem hierbij is dat de gebruikte modellen vaak beperkt zijn ten opzichte van de werkelijkheid. Daarom worden, zoals in dit hoofdstuk beschreven, in simulaties bewust fouten aangebracht en wordt getracht via onderzoek van de schattingsresultaten (o.a. residuen) tot een uitspraak te komen over deze fouten.
3.
i Merp!aatcingcveldDe verplaatsingsvelden, aan de hand waarvan de schattingen van de parameters hebben plaats gevonden, zijn via een eindig elementen model verkregen. Voor het materiaal is het niet lineair anisotroop gedrag gekozen, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk.
Er is gebruik gemaakt van 77 meetpunten, welke in de gebieden met de grootste spanningsgra-
diënten liggen. Voor deze lokatie van de meetpunten is gekozen omdat verwacht wordt dat er zo voldoende meetdata voor handen zijn om uit één verplaatsingsveld alle parameters t e schatten. Voor de gebruikte geometrie betekent dit dat de meetpunten geconcentreerd rond het gat gekozen zijn, zoals aangegeven in figuur 3.1.
figuur 3.1 : ligging van de 77 meetpunten
In totaal zijn er voor vier belastingsituaties verplaatsingsvelden gegenereerd.
De belastingen die gebruikt zijn, zijn resp. CT = 1 .OE-03, 2.OE-03, 3.OE-03 en 4.OE-03 [N/mml.
3.2 De schattingssom
Voor het uitvoeren van een schattingssom moeten eerst een aantal matrices ingevoerd worden,
t e weten de matrices P,Q en R. Dit zijn matrices die in de Identificatie Techniek van Hendriks
[ I ]
beschreven staan:
P: covariantiematrix van de beginschatting van de materiaalparameters. Deze geeft het
vertrouwen weer in de initiële waarde van de materiaalparameters. De orde-grootte van
11
Parameierschatten
de componenten is bepaald door het kwadraat van de fout in de beginschatting te nemen.
is een matrix die er voor zorgt dat de convergentie behouden blijft indien
P
te kleinwordt. Er is besloten om in dit onderzoek Q =
P/10
te nemen.covariantie-matrix van de observatiefout, geeft de kwaliteit weer van de gemeten data.
R
wordt verkregen door de fout in de afronding van de verplaatsing in het kwadraat te nemen. Hier wordt gekeken naar de meetdata uit het experiment.
Q:
R:
Verschillende schattinasmodelien:
Bij het schatten is gebruik gemaakt van een drietal modellen.
1
2 niet lineair isotroop
3 lineair anisotroop
Bij de laatste twee modellen zijn er dus bewust fouten geïntroduceerd. exacte model: niet lineair anisotroop
De drie modellen zullen hieronder afzonderlijk behandeld worden.
Tijdens de schattingen zijn in alle gevallen 2 0 iteraties uitgevoerd, waarbij de 77 meetpunten die
hiervoor behandeld zijn, zijn gebruikt.
ad. 1 exacte model: niet lineair anisotroop
Om t e beginnen is geschat met het exacte model, zo wordt bekeken of het model in staat is om de werkelijke parameterwaarden te schatten.
Dit bleek het geval te zijn, de parameters convergeren naar de exacte waarden.
Zie tabel 3.1.
Dit model ontstaat uit het niet lineaire anisotrope model door de keuzes:
v,,
= VZ3 =v,3
=v
G,, = E/2(1
+ v )
In deze situatie worden twee parameters geschat te weten,
v
en k. Voor debeginschatting is gebruik gemaakt van:
ad.2 niet lineair isotroop gedrag:
E = E 2 = E = E
xó
= [Vk ]
=[0.35
301
Voor dit materiaalgedrag blijkt de schatting, zie tabel 3.1, niet te convergeren.
De waarde van k blijft op nul hangen. Dit betekent dat er t w e e modelfouten zijn,
namelijk: 1 . lineair en 2. isotroop. Het probleem dat k = O, is niet op te lossen
door de grens van k te verleggen tot onder nul, omdat dit fysisch niet toelaatbaar
is. Het kiezen van andere beginschattingen geeft ook geen beter resultaat.
Waarschijnlijk is de modelfout van het bij de schatting gebruikte model te groot ten opzichte van het bij het experiment gekozen gedrag. Dit kan veranderd
worden door de waarde van E, in het experiment te vergroten. De afwijking ten
opzichte van isotroop gedrag is dan kleiner. Voor E,/E, = 2 is dit geprobeerd, het
resultaat was echter dat k nog steeds nul bleef.
ad. 3 lineair anisotroop gedrag:
In dit geval moeten de parameters E,,
v,,,
G,, en tan(@), zie hoofdstuk 2, wordengeschat.
De initiële waarden van de parameters zijn:
xó
=[E2
vI2
G,,
tan(a)l
=L0.35 0.35
0.1
5
0.51
Het blijkt dat de parameters voor alle vier de belastingsituaties convergeren, zie tabel 3.1.
Parameterschatten
belasting[N/mml E2
Experiment:
anisotroop niet Iin. 0.25 Model:
niet lin. anisotroop
"1 2 GI2 k tan (a)
0.25 0.10 20 O
~~
11
a=I.OE-03I
2.500E-01I
2.500E-01I
9.997E-02I
2.012E+01I
-4.420E-0311
- ~
niet lin. isotroop
<T= 1 .OE-03 4.685E-01 1 .O1 4E-05
a=2.OE-03 3.494E-01 0.000E
+
O 0lin. anisotroop
D = 1 .OE-03 2.720E-03 2.384E-01 1 .O1 8E-01 -2.61 5E-03
a=2.OE-03 3.41 9E-01 2.1 27E-01 1.058E-01 -9.862E-03
O = 3.OE-03 0=4.OE-03
4.757E-01 1.884E-01 1.099E-01 -2.036E-02 6.993E-01 1.741 E-01 1 .I 33E-01 -3.226E-02
3.3
ResiduenEén van de manieren om t e bepalen of er modelfouten optreden, en welke dat zijn, is door naar
de residuen-velden t e kijken. Een residuen-veld geeft het verschil tussen de gemeten en de
geschatte verplaatsingsvelden.
Over de residuen-velden kan het volgende gezegd worden:
w Schatten met een exact model:
Bij de schatting met het exacte model is geen meetruis aangebracht, de residuen zijn hierdoor:
heel klein (orde grootte van de afrondfout) er is geen structuur aanwezig
Voor een echt experiment, waarbij altijd meetruis aanwezig is, kan over de residuen,
indien met een 'exact' model geschat, het volgende gezegd worden: grootte in orde van de meetruis
geen structuur
w Schatten met een fout model:
Wordt er geschat met een fout model dan kan het volgende worden waargenomen bij de residuen:
ze zijn groter dan verwacht op grond van de afrondfout of meetruis
er is een duidelijke structuur.
De residuen-plots voor de schatting met het exacte en het lineair anisotrope model zijn t e zien in figuur 3.2.
Uit figuur 3.2b blijkt dat er duidelijke structuur in de plot aanwezig is. Verder zijn de
residuen groter dan in fig 3.2a (zie getallen). Beide aspecten wijzen op één of meerdere modelfouten.
,
Een plaat met gat als configuratie voor het schatten van materiaalparameters
~
Pararneterschatten R..ihuli(XJ.s€ao e . . . * . . . * .
. . . * * * . . . .
. . . . * . . . . -
. $ . e . . . . . . t e - : e e e i i i e d. . .
.
. . .
t. - . . .
+
t. . . . .
ux c (X Z.OE-03) a b figuur 3.2: residuen-plot3.2a: voor schatting met exacte model
3.2b: voor schatting met lineair anisotrope model
Als maat voor de residuen voor veld i ( bij belasting oil wordt hier gebruikt (zie tabel
3.2):
Met rj = een residu-component
Tabel 3.2
(3.1
ì
,
II II I ~~ I I11
Belasting íN/mrnl11
I:I
v: =M.II
I
a,=I.OE-031
5.966E-051
6.641
~,=3.OE-03 1.076E-03 18.0 ~2=2.OE-03 3.962E-04 04 = 4.OE-03 2.049E-03 34.3In
tabel3.2
staat v, voor de verhouding tussen de I, van de huidige belasting en de I van de laagste belasting.Als men schat met een lineair model en het werkelijke gedrag
is
ook lineair dan kan verwacht worden dat het residu een lineaire functieis
van de belasting.D u s
als d e belasting een factor twee omhoog gaat, gaat ook de groottevan
het residu een factor twee omhoog. Ditis
bij de schatting met het lineaire anisotrope model niet het geval, wat een sterke aanwijzingis
dat er een modelfoutin
de lineariteit is. Dit houdtin
dat bij het ‘experiment‘ waarschijnlijk een niet lineair materiaal gebruiktis.
Het blijkt moeilijk te
zijn
om gedetailleerdere uitspraken te doen over de modelfouten, bijvoorbeeld: welk type niet-lineairiteit, etc. Het residuin
een bepaald punt wordt bepaald door wat er verderin
het proefstuk gebeurt. Hierdooris
het moeilijk om inzicht te krijgenin
deze relaties door uitsluitend de structuurin
de residuen te bekijken.i
14
Parameterschatten
3.4 Resultaten
Het blijkt niet mogelijk t e zijn om een, bij het schatten gebruikt, niet-lineair isotroop model te
fitten op 'experimenteel' verkregen meetdata afkomstig van een niet lineair anisotroop materiaal. De parameters in het isotrope model convergeren naar fysisch niet reële waarden. Waarschijnlijk
is de modelafwijking t e groot.
Het bleek wel mogelijk te zijn om een convergerende schatting te vinden voor het lineaire
snisut~ope ma:e;iaal. Slijkbaai is deze fuut niet zo groat. !iet is mogeiijk door miciuei van
onderzoek aan de residuen-velden een modelfout te achterhalen en een
globale
indicatie van hettype fout te geven maar het blijkt moeilijk te zijn om tot gedetailleerdere uitspraken te komen over de eigenschappen en het gedrag van het materiaal dat tijdens het experiment is gebruikt.
Conclusies en aanbevelingen
Hoofdstuk
4:
Conclusies e n aanbevelingen
De meetdata uit het, in dit onderzoek beschreven, experiment, met niet lineair anisotroop
gedrag, bevat voldoende informatie om een goede schatting t e kunnen maken van de parame- ters. Dit volgt uit het feit dat bij schatten met een exact model de werkelijke parameterwaarden worden verkregen. In dit onderzoek is bij het schatten gebruik gemaakt van twee foute model-
len: 1 . niet-lineair isotroop en 2. lineair anisotroop.
Het schatten met een isotroop niet-lineair model bevat, waarschijnlijk, een te grote modelfout zodat het niet mogelijk is hier een convergerende Schatting mee t e maken. Dit is in de praktijk in
Voor het anisotroop lineaire model bleek het wel mogelijk om met de beschreven configiiraiie,
een modelfout t e detecteren. Er kan ook een globale indicatie worden gegeven voor het type modelfout: er zijn aanwijzingen gevonden dat tegen de niet-lineariteit 'gezondigd' is. Het is
echter nog niet mogelijk gebleken om gedetailleerdere uitspraken t e doen over de werkelijke
eigenschappen en het gedrag van het materiaal in het experiment. Er kan dus bijvoorbeeld geen uitspraak gedaan worden over het soort niet-lineariteit.
Relaties leggen tussen de structuur van een residuen-veld en de gemaakte modelfout is moeilijk. Het spannings- en rekveld is daarvoor toch nog te inhomogeen.
Deze conclusies zijn echter onder voorbehoud: het is, tijdens dit onderzoek, niet mogelijk geweest om verschillende modelfouten met elkaar t e vergelijken. Het zou daarom zinvol zijn om t e proberen t o t een schatting te komen met andere modellen. De resultaten kunnen dan met elkaar vergeleken worden en er kan dan ook pas een definitieve uitspraak worden gedaan over de bruikbaarheid van het experiment.
kder gevu! se!?
uunwijziny
vm: een model:ûü;.16
Literatuur
Literatuur
[ I ] Hendriks, M.A.N.
Identification of the Mechanical Behavior of Solid Materials
Ph.D. thesis, Eindhoven University
of
Technology, Eindhoven, 1 991[21 Ratingen, M . R. van
Mechanical Identification of Inhomogeneous Solids, A Mixed Numerical Experimental Approach Ph.D. thesis, Eindhoven University
of
Technology, Eindhoven, 1994[31
Ugural, A.C.
& Fenster, S . K.Advanced strength and applied elasticity
Third edition, PTR Prentice Hall, 1995.
i
~~~