• No results found

‘Kapot’, maar toch het verzamelen waard: Scaphella lamberti (J. Sowerby, 1816) uit het Antwerpse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Kapot’, maar toch het verzamelen waard: Scaphella lamberti (J. Sowerby, 1816) uit het Antwerpse"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Kapot’,

maar

toch het verzamelen

waard:

Scaphella

lamberti

(J. Sowerby, 1816)

uit

het

Antwerpse

Bram

Langeveld

¹

Abstract

Aspecimen olScaphellalamberti(J. Sowerby, 1816)(Volutidae) collectedex-situ from the Lillo Formation,Oorderen member at Kallo (nearAntwerp, Belgium)showsdamageto the aper-ture, which is here discussed andascribed toapredation at-temptby shell-peeling byaCancridaecrab(Brachyura),most likelyCancercf.pagurusLinnaeus,1758.

Samenvatting

EenexemplaarvanScaphellalamberti(J, Sowerby, 1816)

(Vb-lutidae)verzameld ex-srtu uit de ZandenvanOorderenvande

Lillo Formatie te Kallo(nabij Antwerpen, België)vertoonteen

beschadigingvande mondrand. De meestwaarschijnlijke

oor-zaakvoordezebeschadigingispredatiedooreenkrab,die de

schelpvanaf de mondrandopenknipteombij zijn prooite

kun-nen.Waarschijnlijkwasdit de krab Cancer cf. pagurus

Linnae-us, 1758(Cancridae).

Introductie

Beschrijving

en

bespreking

De totale

hoogte

van het fossiel

(collectie

auteur

02507)

is

12,5

cm,

waarbij

de

mondopening

8,5 cm

hoog

is. Aan de laatste

winding

iseen

opvallende

engrote

beschadiging

te zien:erontbreekt vanaf de mondrandeen

langzaam

smaller wordend stuk vande laatste

winding.

Dit ontbrekende stuk heefteen

hoogte

van zo’n

3,5

cm aan de mondranden op het smalste deel

(het hoogst

opde

winding)

een

hoogte

van slechts 6mm

(hierop

aansluitendbevindt zicheenkleine,

re-cente

beschadiging,

ontstaan

tijdens

het schoonmakenvan het stuk:erontbreekteenongeveer

rechthoekig stukje schelp

van2

bij

5

mm).

De

beschadiging loopt

70°tegende laatste

winding

in schuin

omhoog (fig. 1).

De randvan

debeschadi-ging verloopt grillig (fig. 1b, c).

De

schelp

isaande randen vande breukwat

afgerond.

De diktevande

schelp bedraagt

aande mondrandongeveer

0,8

mm.

Scaphella

lambertikantotmeerdan 16cm

hoog

worden. De teleoconch bestaat dan uitzestotzeven

windingen (Marquet,

1998).

Dit

exemplaar

is dus zeker niet

volgroeid.

Dewat

afge-ronde randenvande breuk

(mogelijk

veroorzaakt door lichte

oplossing;

Zuschinetal.,

2003),

alsmede het feit dat delenvande breuk nog bedektwaren onder aanhechtendsediment, duiden

erop, dat diteenoude

bescha-diging

is.

Onlangs

verzamelde ik in het

Antwerpse (nabij Kallo,

Bel-gië)

ex-situ uit de

pliocene

LilloFormatie,Zandenvan

Oorde-ren,een

exemplaar

vande welbekende

gastropode Scaphella

lamberti(J.

Sowerby,

1816) (Volutidae).

Dat is geen zeldza-mesoortuit deze

afzetting (Marquet, 1998)

endit leek niet

bepaald

een

bijzonder (groot) exemplaar.

Bovendienwas de

fragiele

mondrandflink

beschadigd.

Daar

mijn

collectieAnt-werpsPlioceen echternogniet echtgrootisendeze

bescha-diging

wat‘vreemd’

leek,

besloot ik het stukmeetenemen.

Tijdens

het schoonmaken viel het op, datdelen vande breukrand nog onder aanhechtend sediment verscholen

wa-ren. Dat maakte

duidelijk,

dat het hierom eenoude breuk

gaat,nietom eenrecente

beschadiging

door

uitgraven.

En

dat maakte het stuk

natuurlijk

direct veel

interessanter...

Figuur 1. Scaphellalamberti

(J. Sowerby, 1816)met

predatie-spoorvaneenkrab (waarschijn-lijkCancer cf. pagurus

Linnae-us,1758).

A Aperturaal aanzicht; B 90°naarlinksgedraaidten

opzichtevanA; C 180°gedraaidten

opzich-tevanA. Ex-situ Zanden van

Oorderen,LilloFormatie, Kal-lo, Antwerpen,collectie

(2)

Interpretatie

vande

beschadiging

Ontstaan

Een

belangrijk

gegevenis,dateen

beschadiging

als deze niet ‘zomaar’ontstaat. Daarmoeteen

bepaalde gebeurtenis

voor hebben

plaatsgevonden.

De

mogelijke

oorzaken vallen

uit-eenintwee

categorieën:

abiotischeenbiotische oorzaken. Er

zijn

drie

mogelijke

abiotische oorzaken;

1 De

beschadiging

isontstaan ineen

hoog energetisch

mi-lieu voordat de

schelp fossiliseerde;

2 De

beschadiging

isontstaan

tijdens

het

geologische

pro-ces van

omwerking

of

3 De

beschadiging

isontstaandoor het

geologische

proces

verdrukking.

De ZandenvanOorderenteKallo

zijn

ineen marien milieu

afgezet,

zeker nietzeer

kustnabij

of ineen zeer

ondiepe

zee

(Gaemers,

1975)

endus zeker niet in de

brandingszone.

En

juist

die

brandingszone,

is de

enige

zonewaarin abiotische

schelpfragmentatieZ-beschadiging optreedt (Cadée

&

Wesse-lingh, 2009).

De sedimentinhoud

(er zijn

geen

afgeronde

frag-mentenin

aanwezig)

enconservatietoestandvan

de,Scaphella

duiden niet opeen

omgewerkt exemplaar,

dus de

beschadi-ging

kan ook niet

zijn

ontstaan

tijdens

een

periode

van

om-werking

in het

geologisch

verleden.

Verdrukking

ten

slotte,

veroorzaakt ook geen

dergelijk breukpatroon (Moerdijk

et

al.,

2010:

fig. 39).

Derestvande

schelp

is in

prima conditie,

watje bij verdrukking

nietzou

verwachten, terwijl

ergeen verdrukte

fragmenten

vande

Scaphella

in

ongeveerhun

ori-ginele positie aanwezig zijn,

wat

je juist

wel

bij verdrukking

verwacht

(Zuschin

&

Stanton, 2001).

Een abiotische oorzaak is dus erg

onwaarschijnlijk.

Nu kunnenwe onsrichtenop

mogelijke

biotische oorspron-gen. Hetgrootstedeelvan de

beschadigingen

aan

schelpen

wordt veroorzaakt door

predatoren

of secundaire

schelp-bewoners

(Moerdijk

et

al., 2010:47).

Eenzeer voorde hand

liggende

oorzaakvoorde

beschadiging bij

de

Scaphella

zou dan

predatie zijn.

Talvandieren

bejagen gastropoden:

on-dermeerandere

gastropoden, gewervelden

en

arthropoden

(zie

vooreenoverzicht

Vermeij,

1987; tabel

6.3).

Binnen de

kreeftachtigen (Crustacea)

vindenweenkelevandemeest al-gemeneen

krachtigste molluskenpredatoren (Vermeij,

1987:

157).

Diverse krabbenenkreeften komenvoorin het Ant-werpsePlioceen

(Marquet

et

al., 2009).

Het is dus

logisch

om

mogelijke

‘daders’eerstin deze

soortenrijke

groeptezoeken.

De drie bekendste manieren waarop Crustacea een slak

prederen, zijn:

1 Krakenvande

schelp (Engels: crushing), waarbij

de

schelp

tussen tweetegenoverelkaar

gelegen oppervlakken

ge-klemd wordt

(scharen

of

kaken)

endoor middelvan het uitoefenenvandruk wordt

gebroken.

Dit is demeest

alge-mene vormvan

molluskenpredatie

binnen de

Crustacea;

2

Herhaaldelijk

slaan

opde

schelp (Engels; pounding)

met

een stomp

object (poten)

totdat de

schelp breekt,

zoals

door

Stomatopoda

methunaangepaste

schaarpoot gedaan

wordt

(zie

Cadée,

1998)

en

3

Openknippen

met de scharen

(Engels:

shell-peeling).

Hierbij

wordt vanaf de mondrand de

schelp

openge-knipt,

totdat de zich

terugtrekkende

slak bereikt kan wor-den

(Vermeij, 1987).

Er

zijn

echter nogmeer

mogelijk-heden,waarvan

sommigen

geen enkel spoor nalaten op

de

schelp.

Zie daarvoor Schweitzer & Feldmann

(2010).

Onder andere

Papp

etal.

(1947:

abb.

1)

en

Shoup (1968:

fig. 3) beschrijven

het

openknippen

van een slakkenhuis engeven

afbeeldingen,

zowelvanhet

gedrag

als de resul-terende

beschadiging

aande

gastropodenschelpen.

Dietlet al.

(2010: fig. 5)

beeldenrecente

gastropoden

Fasciolaria

(Cinctura)

lilium hunteria

(Perry, 1811)

af,die door mid-delvan

openknippen gedood

werden doorde krab

Menippe

mercenaria

Say,

1818. Cadée

(2011:

fig. 4)

toont recente

Hydrobia

ulvae

(Pennant,

1777)

die

opengeknipt

werden door

juveniele

Carcinus maenas

(Linnaeus,

1758).

Staf-forden

Leighton (2011: fig. 2)

en

Klompmaker

in Peters

(2013:

107, afbeelding A)

tenslotte,beelden

gastropoden

af,

die

opengeknipt zijn

dooreenkrab.

Op

al deze

figuren

isersteedsweertezien dater eenstukvande

schelp

ont-breekt. Het ontbrekende stuk

loopt

vanaf de mondrand

te-gen de laatste

winding(en)

in schuin

omhoog

enheeft

gril-lig verlopende

randen. Deze

beschadigingen lijken

identiek aande

beschadiging

aande

Scaphella.

De

Scaphella

is dus

hoogstwaarschijnlijk beschadigd

dooreen

kreeftachtige.

Grofweg zijn

de scharen van

kreeftachtigen (Crustacea;

Decapoda)

-

sommige uitzonderingen

daargelaten

- inte delen intwee

categorieën:

scharenomtekraken

(Engels:

crusher

claws)

enscharen omte

knippen (Engels:

cutter

claws).

Kraakscharen

zijn

diken

stevig

enhebben

afgeplat-teof ronde tanden op het

proximale

deelvande

schaar,

en

meer

puntiger

tanden op het distale deel.

Dergelijke

scharen kunnen veel kracht

uitoefenen,

maarsluiten

vrij langzaam.

Knipscharen zijn

kleinerenslankerenhebben

scherpe

tan-denoverhun

gehele lengte.

Deze scharen sluiten relatief

snel,

maar erkan minder kracht meeworden

uitgeoefend.

Voor het kraken en

openknippen

van

schelpen zijn

kraak-scharen

goed

bruikbaar,

terwijl knipscharen geschikter zijn

voorhet

manipuleren

van

prooien

enhet afscheuren van weke delenvande

prooi.

Veelsoortenkrabbenenkreeften hebben zoweleenkraakschaar alseen

knipschaar, terwijl

de Cancridae alleentweekraakscharen bezitten

(Vermeij,

1987;Seed&

Hughes,

1995).

Echte

specialisaties

voor het

openknippen

van

schelpen

lijken

enkel

aanwezig

te

zijn

in de krabbenfamilie

Calap-pidae (Shoup,

1968;

Vermeij,

1987).

Deze familie is ech-terniet uit het

Antwerpse

Plioceen bekend

(Marquet

et

al.,

2009).

De meeste

kreeftachtigen,

die niet

gespecialiseerd

zijn

in het

openknippen

van

slakkenhuizen,

doen dat toch

bij

groteof

lastig

tekraken

exemplaren (Papp

et

al.,

1947;

Bertness &

Cunningham,

1981;

Vermeij,

1987;Westetal.,

1991;Behrens Yamada&

Boulding,

1998;Dietletal., 2010;

Schweitzer &

Feldmann, 2010).

Ook krabbenenkreeften uit andere families

zijn

dus instaatom

bij

een

gastropode

de

(3)

families

Paguridae (heremietkreeften

- inffaorde

Anomura)

enCancridaeenPortunidae

(infraorde Brachyura

-

krabben)

in beeld.

Zij

doden

namelijk

allen

gastropoden

door middel

vankraken

(Vermeij, 1987)

en

zijn

bekend uit de Zandenvan Oorderenvanhet

Antwerpse

Plioceen

(Marquet

etal.,

2009).

Mogelijkedaders?

De

Paguridae

worden in de ZandenvanOorderenvan het

Anwerpse

vertegenwoordigd

doorde gewone heremietkreeft

Pagurus

bernhardus

(Linnaeus,

1758) (Marquet

et

al., 2009).

Dittot 10cmgrotedier

(Türkay

in Lemaitre &

McLaughin,

2013)

heeft relatiefkleinescharen,waarmee

hij

kleine mol-lusken kan kraken

(Vermeij, 1987). Pagurus

bernhardus is

eenechteomnivoor,die vooraldetritus,maarookaaseet

(Or-ton,

1927)

enzelfs voedsel uit hetwaterkan filteren

(Gerlach

etal.,

1976).

Hoewelvan andere

Paguroidea

bekend is dat

zij schelpen openknippen (Papp

et

al., 1947), lijkt

dit

bij

P. bernhardus niet waargenomente

zijn.

Daarnaast is het

verte-ringsstelsel

vanP. bernhardus niet erg

geschikt

voorhet ver-werkenvangrotehoeveelheden vleesvan

prooien,

maar

lijkt

het

juist

aangepastaanhet etenvandetritus

(Orton,

1927).

De

Scaphella lijkt

eente

onwaarschijnlijke

entegroteprooi

voorP

bernhardus,

waardoor de

Paguridae

afVallen.

De gewone zwemkrab Liocarcinus holsatus

(Fabricius,

1798) vertegenwoordigt

de Portunidae in de Zandenvan Oorderenvanhet

Antwerpse (Marquet

et

al., 2009).

Dit is een

vrij

kleine

krab,

meteen

rugschildbreedte

van3,5cm

(Adema, 1991)

met1

ichtgebouwde scharen,

waarvaner een

geschikt

isom tekraken. Deze kraakschaar is echter

vrij

zwak

(Seed

&

Hughes,

1995),

zeker in

vergelijking

metdie vande

volgende

familie.

Waarschijnlijk

is L. holsatus

be-teraangepastvoorhet dodenen consumerenvan

snellere,

maarzachtere

prooien (Lee

&

Seed,

1992).

En

inderdaad,

op basisvan

analyse

vanhet dieetvanrecente L. holsatus uit

Schotland, blijkt

dat dezesoort daar

voornamelijk

car-nivoor

is, waarbij

hetgrootstedeelvan

zijn

dieet uit rela-tief snelle

diergroepen

bestaat

(Choy,

1986).

Liocarcinus holsatus

lijkt

tekleinende scharenvandezesoort tezwak om

verantwoordelijk

te

zijn

voorde

waargenomenbescha-diging.

Ook de Portunidae vallen dus af.

In de ZandenvanOorderenvanhet

Antwerpse

is de fami-lie Cancridae

vertegenwoordigd

doortweesoorten:

Can-cercf.pagurus

Linnaeus,

1758enMetacarcinustenaxVan Bake!et

al.,

2004

(Marquet

et

al., 2009).

Melacarcinustenaxiseenfossielesoort meteen

rugschild-breedtevanzo’n 6cm

(Van

Bakelet

al.,

2004:

plaat 6, fig.

6).

Daarmee

lijkt

desoort wataande kleine kant om

ver-antwoordelijk

te

zijn

voor de

beschadiging,

maarkan

zij

niet

uitgesloten

worden.

Cancer cf.

pagurus komt qua kenmerkenvan de scharen

goed

overeen metderecente Noordzeekrab Cancer

pag-urus

(fig. 2) (Van

Bake I et

al., 2004).

C. pagurus kaneen

rugschildbreedte

van maarliefst 30cmbereiken,maar

blijft

meestalkleiner, tot zo’n 20cm

rugschildbreedte

(Adema,

1991)

enis daarmee degrootstesoort totnutoebehandeld. Krabbenvan het genus Cancer hebben

krachtige

scharen, beidevanhet

kraaktype,

duszeer

geschikt

voor

predatie

van mollusken

(Seed

&

Hughes,

1995;Behrens Yamada &

Boul-ding, 1998).

Cancer pagurus doodt

gastropoden

door middel

vankraken,

openknippen

enhet

proberen

aftebrekenvande

apexvan de

schelp.

Exemplaren

meteen

rugschildbreedte

van 5,5 tot10,5cm

zijn

instaatomdoor middelvan

open-knippen

de

vrij dikschalige gastropode

Nucella

lapillus

(Lin-naeus,

1758)

tedodenenteconsumeren

(Lawton

&

Hughes,

1985).

De nauwverwante Cancer

productus Randall,

1839

(met

een

rugschildbreedte

van 8tot 15

cm)

doodt detot 8

cm

hoge, vrij dikschalige gastropode

Ceratostoma

foliatum

(Gmelin, 1791)

onder andere doormiddelvan

openknippen

(Donovan

et

al., 1999).

Cancer cf. pagurus

lijkt

dus de bes-tekandidaat: de

Scaphella

is welgroter,maarniet

dikscha-liger

dan de

genoemde

soorten

gastropoden.

De meest

waarschijnlijke

‘dader’ is duseen Cancer cf. pa-gurus, die de

Scaphella

niet konkraken,maarwel kon

open-knippen.

Scaphella

lamberti: bestandtegenaanvallende

kreeftachtigen?

In de

loop

vande evolutie

zijn

er

bij

de

gastropoden

verdedi-gingen

ontstaan tegenaanvallende krabbenenkreeften. Te-gen het

openknippen,

kan de

schelp

groterworden

(waardoor

ze

lastiger

te

manipuleren

wordtvoor de aanvallende krab of

kreeft),

eendikkere

wand,

eendikkere

lip

of varices

ont-wikkelen, hoger gewonden

worden

(zodat

het dier zichver

terugkan

trekken)

enkan deapertuursmaller worden

(zodat

de schaarvan de

predator

erniet

ingestoken

kan

worden).

Een

aangepast/nauwsluitend

operculum

zouhet de aanval-ler ook

moeilijk

kunnen maken

(Papp

et

al., 1947; Vermeij

&

Dudley,

1982;Lawton &

Hughes,

1985;

Vermeij,

1987).

Van dit

rijtje lijkt

enkel degroottein het voordeeltewerkenvan de

Scaphella. Scaphella

lamberti is niet erg

hoog gewonden,

dus heeft zich

waarschijnlijk

niet ergver terugkunnen trek-ken. Daarnaast is desoortniet erg

dikwandig

enbezitzegeen verdikte

lip

of

varices, terwijl

deapertuurbreed is

(Marquet,

1998). Scaphella

bezit ook geen

operculum (sluitklep) (Bail,

2012).

Almetal is het

goed mogelijk

dat kleinetot

middelgrote

Scaphella

een

vrij gemakkel ijke prooi

geweest

zijn

voorgrote

krabbenmethet

juiste

typescharen in het

Antwerpse

Plioceen.

Leefwijze

van

Scaphella

Scaphella

lamberti iseen

uitgestorven

soort.Hierdoor is

bio-logisch

onderzoekaan dezesoortuiteraard

onmogelijk.

Ge-lukkig

levener

nognauweverwantenbinnen de

soortenrijke

familie

Volutidae,

waaronder anderesoortenbehorendetothet

genus

Scaphella.

Volutidae in het

algemeen

leven in

zandige

of

modderige

bodemsenkunnen zichmethun

grotevoetsnel

ingraven.

Vaak komenze alleen ’s nachts uit het sediment engaandan actiefop

jacht

naar

prooi.

Voorzover

bekend,

(4)

voor-naamste voedsel bestaat uit andere mollusken. Hun verbor-gen

leefwijze

is

waarschijnlijk

hun beste

verdediging

tegen

predatoren (Poppe

& Goto, 1992:

42;

Poutiers in

Carpen-ter&

Niem,

1998:

594). Vandaag

de

dag

komt

Scaphella

enkel in de

westelijke

Atlantische Oceaan voor,ineen

tro-pisch

tot

subtropisch

klimaat

(Landau

&

Marqués

da

Silva,

2006).

Het

gedrag

van

Scaphella junonia (Lamarck, 1804),

typesoortvanhetgenus

Scaphella,

is relatief

goed

bekend.

Dit iseenactieve

jager,

die in het

aquarium

eensterke voor-keur vertoondevoor het

prederen

vanandere

gastropoden,

namelijk Oliva,

Cancellariaen Natica. Wanneer de

Scap-hella de kans

kreeg, groef hij

zich inen

jaagde

enat

hij

on-der het

sedimentoppervlak (Bayer,

1971).

Aangenomen

dat

Scaphella

lamberti

soortgelijk gedrag

ver-toonde,

is de kans niet

gering

dat Cancer cf.pagurus weleens S. lamberti

tegenkwam

endezeaanheeft kunnen vallen. De

recenteCancerpagurus is

namelijk

ook vooral ’s nachts

actief,

is carnivooren

jaagt

enkel

op

vrij langzame prooien (Adema,

1991). Scaphella lijkt

daarnaast dus nietover

bijzondere

verde-digingen

tebeschikkenende

schelpvorm

vandezegrote

slak,

maakt heteen

schelp openknippende

krab ook niet

bijzonder

moeilijk.

Littekensvanmislukte aanvallen op

schelpen

van

Scaphella

lamberti maken

aannemelijk

dat krabben op

Scap-hella

jaagden.

Deze littekens worden hieronder

besproken.

Mislukte aanvallen

Schelp openknippende

kreeftachtigen zijn

niet

altijd

suc-cesvol:somsbreken

zij

hun aanval afenoverleeft de

gastro-pode.

Die kan dan

zijn schelp

repareren door nieuw

schelp-materiaalafte zetten met

zijn

mantelen

vervolgens

gewoon

doorgroeien (Vermeij

&

Dudley, 1982). Op

de

schelp blijft

een

typisch

litteken achter.

Vermeij

en

Dudley (1982:399)

beschrijven dergelijke

littekens alseen

“golvende

of

hoe-kige

discontinuïteit door de

groeilijnen

of axiale

sculp-tuur van de

gastropodeschelp”. Papp

etal.

(1947:

abb.

4),

Boekscholen

(1967:

figs. 36-38),

Cadée

(1968: fig. 43),

Allmonetal.

(1990: fig.

1),

AlexanderenDiet! in

Kelley

etal.

(2003; fig. 9),

Cadéeen

Wesselingh (2009: fig. 5)

en

Klompmaker

in Peters

(2013:

107, afbeelding B)

gevener

afbeeldingen

van. In de collectievan deauteurbleken

di-verse soorten

gastropoden

uit Kallo zulke littekenste

ver-tonen,waaronder

Scaphella

lamberti

(zie fig.

3 voor

en-kele

voorbeelden;

zie ook

fig. 4).

Ook

ophet 13cm

hoge

Linnaeus, 1758 uit hetBelgischedeel vande Noordzee. Bron: Hans

Hil-lewaert, Wikipedia.Let op de scharen: hetzijnbeiden kraak-scharen.

Figuur2. Recente Noordzeekrab Cancer pagurus

(J. Sowerby,1816)met drie

lit-tekens, waarbijmetnamede bovenste tweewaarschijnlijk

ver-oorzaakt zijndoorkreeftachtigen,rechts Figuur3. Links Scaphellalamberti

Neptuneaangulata

(Wood, 1848)meteenduidelijklitteken op de laatstewinding. Ex-situ ZandenvanOorderen,LilloFormatie, Kallo, Antwerpen, col-lectieauteur.

(J. Sowerby, 1816)metmaarliefst

vier littekens,mogelijkontstaan alsgevolgvanhet overleven van vier verschillende aanvallen vankreeftachtigen.Kalkfabriek Brielle, collectie Gerhard C. Cadée.

Scaphellalamberti

(5)

exemplaar

van

Scaphella

lamberti

afgebeeld

door

Marquet

(1998:155, afbeelding B)

iser een

duidelijk

litteken zichtbaar op delaatste

winding.

Het

openknippen

van

schelpen

kwam dus vakervoorin het

Antwerpse Plioceen,

ook

bij Scaphella

ende aanvallerswarenniet

altijd

succesvol.

Werd de

Scaphella

gedood?

Het is dus

waarschijnlijk,

dat de

Scaphella

aangevallen

is dooreenkrab uit de familieCancridae,

waarschijnlijk

Can-cer cf.pagurus Deze krab heefteenflinke

beschadiging

ver-oorzaakt. Daarer geen

reparatie

waartenemen

is, lijkt

het

aannemelijk

dat deze aanval succesvol wasende

Scaphella

gedood

werd.Maar,

experimenteel

werk bijrecente Cancer

productus

heeft

aangetoond

dat deze krabben zich

bijzonder

vaak

vergissen: zij

vallen

bijna

netzovaak

lege schelpen

van

gastropoden

aan, als levende

gastropoden.

Dit wordt

waar-schijnlijk

veroorzaakt doordat de krab niet

goed

kan beoorde-len of de

schelp leeg is,

ofeenver

teruggetrokken schelpdier

bevat

(Walker

& Behrens

Yamada,

1993).

Een

consequentie

hiervan

is,

datwe van de

Scaphella

nietmetzekerheid kun-nen zeggen of het dier

gedood

werd

bij

de

aanval,

of dat de

lege schelp

per

vergissing

werd

aangevallen...

Conclusie

De beschreven

beschadiging

aan

Scaphella

lamherti is

hoogst-waarschijnlijk

veroorzaakt dooreen

predatiepoging

dooreen

kreeftachtige, waarschijnlijk

door de krab Cancer cf. pagurus uit de familie Cancridae. De

predatiepoging

was

waarschijn-lijk succesvol,

daarergeen tekenenvan

reparatie

vande

be-schadiging bij

deze

Scaphella

zichtbaar

zijn.

Er kan echter niet

uitgesloten

worden dat de

predatiepoging

nade doodvan het

schelpdier

heeft

plaatsgevonden.

Deze vondsttoontniet alleenaandat

Scaphella

lamherti

waarschijnlijk

onderdeel vanhet dieetvan Cancer cf. paguruswas in het

Antwerpse

Plioceen,

maarook dateen

beschadigd

fossiel toch

bijzonder

de moeitevanhet verzamelen waard kan

zijn (Cadée, 1996).

Dankwoord

Met dankaan dr. Gerhard C. Cadée

(NIOZ, Texel),

die eeneerdere versie kritisch

doorlas,

literatuuren informa-tie

gaf

ende foto’svoor

figuur

4 beschikbaar stelde. Daar-naastdank ik Hans

Langeveld,

die de foto’svoor

figuur

1 en3 maakte.

Literatuur

Adema, J.P.H.M.,

1991. De krabbenvanNederlanden

Bel-gië (Crustacea, Decapoda, Brachyura).

Nationaal Natuur-historisch

Museum,

Leiden.

Alexander,

R.R. & G.P.

Dietl,

2003.

Chapter

6. The Fos-sil Record of

Shell-Breaking

PredationonMarine Bi-valves and

Gastropods.

In: P.H.

Kelley,

M. Kowalews-ki & T.A. Hansen

(eds).

Predator-

Prey

Interactions in the Fossil Record.

Topics

in

Geobiology

20. Kluwer Academic/Plenum Publishers: 141-176.

Allmon,

W.D.,J.C.Nieh & R.D.Norris,1990.

Drilling

and

peeling

of Turritelline

gastropods

since the Late Creta-ceous. -

Palaeontology

33

(3): 595-611.

Bail,

P.,2012.

Scaphellinae.

World

Register

of Marine

Species, http://www.marinespecies.org/aphia.php?

p=taxdetails&id=382283 (geraadpleegd

8-3-2013).

Bakel,B.W.M.van, J.W.M.

Jagt,

R.H.B.

Fraaije

& E.R.H.

Wille,

2004. Piacenzian

(Pliocene)

decapod

crustacean faunules from northwest

Belgium.

-Bulletin

of

the

Mizu-namiFossil Museum

30(2003):

97-117.

Bayer,

F.M., 1971.

Biological

Results of the

University

of Miami

Deep-Sea Expeditions.

79. New and unusual Mol-lusks collected

by

R/V John Elliot

Pillsburry

and R/V Gerda in the

tropical

Western Atlantic.-Bulletin

of

Ma-rine Science 21

(1):

111-236.

BehrensYamada,S. & E.G.

Boulding,

1998. Claw

morpho-logy,

prey size selection and

foraging efficiency

in gene-ralist and

specialist shell-breaking

crabs.-Journal

of

Ex-periment

al Marine

Biology

and

Ecology

220; 191-211.

Bertness,M.D. & C.

Cunningham,

1981. Crab

shell-crushing

predation

and

gastropod

architectural defense.-Journal

of

Experimental

Marine

Biology

and

Ecology

50:213-230.

Boekscholen, G.J.,

1967.

Palaeoecology

ofsome Mollusca from the Tielrode Sands

(Pliocene, Belgium).

-

Palaeo-geography, Palaeoclimatology, Palaeoecology

3:311-362.

Cadée, G.C.,

1968. Molluscan biocoenoses andthanatocoe-nosesin the Ria deArosa,

Galicia, Spain.

-

Zoologische

Verhandelingen

Rijksmuseum NatuurlijkeHistorie Lei-den 95: 1-121.

Cadée,

G.C.,1996.

Zijn kapotte schelpen

interessanterdan hele?-

Afzettingen

WTKG

17(2):

34-41.

Cadée, G.C.,

1998.

Schelpbeschadigingen

door

Stomato-poda (Bidsprinkhaankreeften).

-

Afzettingen

WTKG 19

(1):

14-19.

Cadée, G.C.,

2011.

Hydrobia

as“Jonah in the whale”: shell

repair

after

passing through

the

digestive

tractof shel-ducks alive.- Palaios 26: 245-249.

Cadée,G.C. & F.P.

Wesselingh,

2009. Van levend

schelp-diernaarfossiele

schelp:

tafonomievan Nederlandse

strandschelpen.

Informatiebladvan de Nederlandse

Malacologische Vereniging,

nr. 13.

http://www.spirula.

nl/publicaties/informatiebladen/NMVinfobladl3.pdf

Choy, S.C.,

1986. Natural diet and

feeding

habits of the

crabs Liocarcinus

puber

and L. holsatus

(Decapoda,

Brachyura,

Portunidae).

- Marine

Ecology

Progress Series 31: 87-99.

Dietl, G.P.,

S.R. Durham & P.H.

Kelley,

2010. Shell

repair

as areliable indicator ofbivalve

predation by

shell-wed-ging gastropods

in the fossil record.-

Palaeogeogra-phy. Palaeoclimatology,

Palaeoecology

296: 174—184.

Donovan, D.A., J.P. Danko & T.H.

Carefoot,

1999.

Func-tional

significance

of shell

sculpture

in

gastropod

mol-luscs:testofa

predator-deterrent hypothesis

in Cera-tostoma

foliatum (Gmelin).

-Journal

of Experimental

Marine

Biology

and

Ecology

236: 235-251.

Gaemers, P.A.M., 1975. Enkele

paleo-ecologische

opmer-kingen

overde

pliocene afzettingen

in de

tunnelput

na-bij Kallo, België, provincie

Oost-Vlaanderen.-

Mede-delingen

vande

Werkgroep

voorTertiaireenKwartaire

(6)

Gerlach, S.A.,

D.K. Ekstrom & PB.

Eckardt,

1976. Filter

fee-ding

in the hermit

crab, Pagurus

bernhardus.-

Oecolo-gia

24

(3):

257-264.

Klompmaker, A.A.,

2013.

Langenboomse schelpen

aange-vallen! In: N. Peters. Van reuzenhaaitotChalicotherium

- Fossielen uit

Mill-Langenboom.

Oertijdmuseum

De

GroenePoort,Boxtel: 104-109.

Landau,

B. & C.

Marqués

da

Silva,

2006. The genus

Scap-hella

(Gastropoda, Volutidae)

in the

Neogene

of

Europe

and its

palaeobiogeographical

implications.

-The Nauti-lus 120: 81-93.

Lawton,P. & R.N.

Hughes,

1985.

Foraging

behaviour of the

crab Cancer pagurus

feeding

onthe

gastropods

Nucel-la

lapillus

and Littorina littorea:comparisonswith

op-timal

foraging theory.

-Marine

Ecology Progress

Series 27: 147-154.

Lee,

S.Y. & R.Seed, 1992.

Ecological implications

of

che-liped

size in crabs: some data from Carcinusmaenas and Liocarcinus holsatus. - Marine

Ecology Progress

Series 84: 151-160.

Marquet, R.,

1998. De Pliocene

gastropodenfauna

van Kal-lo

(Oost-Vlaanderen, België).

-Publicatievande

Bel-gische Vereniging

voor

Paleontologie

v.z.w. 17.

Marquet,

R., J.Collins,J.

Jagt

& B.vanBakel,2009. The in-vertebrate fauna of the Pliocene in

Belgium.

Part 1.

An-nelida,

Anthozoa and Crustacea.-

Palaeofocus

2:41-61.

Moerdijk,

P.W.et

al.,

2010. De fossiele

schelpen

van de Nederlandse kust. Nederlands Centrumvoor Biodiver-siteit

Naturalis,

Leiden.

Orton, J.H.,

1927. On the mode of

feeding

of the hermit crab

Eupagurus

bernhardus andsomeotherdecapods.

Journal

of

the Marine

Biological

Association

of

the United

Kingdom

14; 909-921.

Papp,

A., H.

Zapfe,

F.

Bachmayer

& A.F. Tauber, 1947.

Lebensspuren

mariner Krebse, -

Sitzungsberichte

der Akademie der

Wissenschaften

in Wien. Mathematisch

Nalurwissenschaftliche

Klasse 155:281-317.

Poppe,

G.T. & Y. Goto,1992. Volutes. Mostra Mondiale

Malacologia, Cupra Marittima, Ancona,

Italië.

Routiers,

J.M., 1998.

Gastropods.

In; K.E.

Carpenter

&

V.H. Niem

(eds);

FAO

species

identification

guide

for

fishery

purposes. The

living

marineresources of the Western Central Pacific. Rome,FAO.

Schweitzer,

C.E. & R.M.

Feldmann,

2010. The

Decapoda

(Crustacea)

as

predators

onMollusca

through geologic

time.- Palaios 25

(3);

167-182.

Seed,

R. & R.N.

Hughes,

1995. Criteria for prey size-se-lection in molluscivorous crabs with

contrasting

claw

morphologies.

- Journal

ofExperimental

Marine

Bio-logy

and

Ecology

193: 177-195.

Shoup,

J.B., 1968. Shell

Opening by

Crabs of the Genus

Calappa.

- Science 160; 887-888.

Stafford,

E.S. & L.R.

Leighton,

2011.

Vermeij Crushing

Analysis:

A newold

technique

for

estimating crushing

predation

in

gastropod assemblages.

-

Palaeogeography,

Palaeoclimatology, Palaeoecology 305(1—4):

123-137.

Türkay, M.,

2013.

Pagurus

bernhardus

(Linnaeus,

1758).

In:

Lemaitre,

R. & P.

McLaughlin.

World

Paguroi-dea & Lomisoidea database. World

Register

of Ma-rine

Species,

http://www.marinespecies.org/aphia.

php?p=taxdetails&id=

107232

(geraadpleegd 7-3-2013).

Vermeij,

G.J., 1987. Evolution and Escalation.An

Ecological

History

of Life. Princeton

University

Press, Princeton.

Vermeij,

G.J. & E.C.

Dudley,

1982. Shell

repair

and

drilling

insome

gastropods

from the

Ripley

Formation

(Upper-Cretaceous)

of the south-eastern U.S.A.- Cretaceous Research 3: 397-403.

Walker,

S.E. & S. Behrens

Yamada,

1993.

Implications

for the

gastropod

fossil record ofmistaken crab

predation

on

emptymollusc shells.-

Palaeontology

36

(3):

735-741.

West, K., A. Cohen & M. Baron, 1991.

Morphology

and

behavior of crabs and

gastropods

from Lake

Tangan-yika,

Africa:

implications

for lacustrine

predator-prey

coevolution.- Evolution 45: 589^07.

Zuschin,

M. & R.J. StantonJr.,2001.

Experimental

Mea-surementof Shell

Strength

and its

Taphonomic

Inter-pretation.

- Palaios 16: 161-170.

Zuschin,

M., M. Stachowitsch & R.J. Stanton Jr.,2003. Patterns and processes of shell

fragmentation

in mo-dem and ancient marine environments.-Earth-Science Reviews 63: 33-82.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Laurijssens kreeg tweemaal een boommarter voor de lens van zijn cameraval in de bossen van Oostmalle: op 6 mei en 21 mei 2015..

The objectives of the study were to investigate the extent to which the policy, institutional, legislative and legal frameworks helped in the implementation of the

Examining the dynamics of energy expenditure and the economy for other countries and regions, as well as the dynamics of energy costs and human development is essential

In januari 2013 werd duidelijk dat de aanvankelijke projectontwikkelaar meer tijd nodig had voor de bouwaanvraag evenals meer tijd.. om de de financiering van het grootse ontwerp

Tevens zorgde dit ervoor, door wanbeheer en financiële tekorten, dat er vele zalen failliet gingen en werden overgenomen door anderen waardoor vele zalen door de jaren

BEVINDINGEN EN EVOLUTIES TUSSEN 2010 EN 2015 STUDIEDAG 16 DECEMBER 2016.... Aantal

Mocht de omgevingsgevoelig- heid van deze kenmerken an- ders zijn dan van melkproduc- tie, dan kan omgevingsgevoe- ligheid zorgen voor een be- drijfsspecifieke

Verso: gedrukte bidprentjestekst, 1743 (cfr. Zie afbeelding 12. Beschrijving randversiering: Geschilderde randversiering : de ovaalvormige prent is omgeven met een dubbele omlijsting