• No results found

Afstudeerproject "JOY"

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afstudeerproject "JOY""

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deelvragen

Afstudeerproject “JOY”

Projectgroep: B47

Leden van de projectgroep:

 Audrey Damen

 Annemijn Delcroix

 Eline van Dongen

 Simone de Wijs

Projectinstelling:

JOY (Curaçao)

Contactpersoon instelling:

Monique Daal

Docent begeleider:

René Pouwelse

(2)

Inhoudsopgave

Verantwoording... Pagina 3 - Doelstelling... Pagina 3 - Centrale vraagstelling... Pagina 3 - Opzet en uitvoering project... Pagina 3 Validiteit en betrouwbaarheid... Pagina 5

1. Wat zijn de verschillen tussen Curaçao en Nederland?... Pagina 6

1.1. Inleiding……….. Pagina 6 1.2. Verschillen gekeken naar onderwijs………. Pagina 6 1.2.1. Onderwijs op Curaçao………. Pagina 6 1.2.2. Verschillen in onderwijs……… Pagina 6 1.2.3. Belangrijke verschillen voor de SOVA-training………. Pagina 6

1.3. Verschillen gekeken naar opvoeding……… Pagina 7 1.3.1. Opvoeding op Curaçao………. Pagina 7 1.3.2. Verschillen in opvoeding………. Pagina 7 1.3.3. Belangrijke verschillen voor de SOVA-training………… Pagina 7

1.4. Belangrijke kenmerken Curaçaose cultuur………... Pagina 7

1.4.1. Makamba………... Pagina 7 1.4.2. Angst……….. Pagina 8 1.4.3. Schaamtecultuur……….. Pagina 8 1.4.4. Machocultuur……… Pagina 8 1.4.5. Familie……….. Pagina 8 1.4.6. Eenoudergezin……… Pagina 8 1.4.7. Vitaliteit……….. Pagina 8 2. Hoe verloopt de ontwikkeling bij jongens op het gebied van sociale

vaardigheden in de leeftijd tot en met 12 jaar?... Pagina 9

2.1. Inleiding………

Pagina 9

2.2. Ontwikkeling sociale vaardigheden jongens 0-7 jaar………. Pagina 9 2.3. Ontwikkeling sociale vaardigheden jongens 0-8 jaar………. Pagina 10

2.4. Sociale vaardigheden kinderen JOY……….. Pagina 11 3. Uit welke onderdelen moet een sociale vaardigheidstraining bestaan,

voor de jongens in Curaçao (8 t/m 12 jaar)?... Pagina 12

3.1. Inleiding………. Pagina 12

3.2. Waarom een sociale vaardigheidstraining voor kinderen?... Pagina 12 3.3. Opdrachten die aansluiten bij de doelgroep……… Pagina 12

3.3.1. Cognitieve ontwikkeling………. Pagina 12 4. Hoe kan een medewerker van JOY onze SOVA-training zo efficiënt

mogelijk aanbieden?... Pagina 14

4.1. Inleiding……… Pagina 14

4.2. Medewerkers van JOY en de SOVA-training……….. Pagina 14

4.3. Intensiviteit van het programma………. Pagina 14 4.4. Begeleidingshouding tijdens het programma……… Pagina 14

4.5. Ondersteunend materiaal……….. Pagina 15 5. Waar moet een trainershandleiding uit bestaan?... Pagina 16

5.1. Inleiding……… Pagina 16

5.2. Opbouw van trainershandleiding………. Pagina 16

5.3. Schrijfstijl……… Pagina 17

6. Conclusies, onderbouwing en aanbevelingen……….. Pagina 18

7. Referenties……… Pagina 23 8. Bijlagen……… Pagina 25

Bijlage 1: Interview Annet Drenth en Danitza Smeins 04-03-2013…. Pagina 25

Bijlage 2: Culturele verschillen Encelia………. Pagina 27 Bijlage 3: Bandura………. Pagina 45 Bijlage 4: Interview Annet Drenth en Danitza Smeins 04-03-2013…. Pagina 46

Bijlage 5: Interview Annet Drenth en Danitza Smeins 04-03-2013…. Pagina 47 Bijlage 6: Interview Annet Drenth en Danitza Smeins 04-03-2013…. Pagina 49 Verantwoording

(3)

Doelstelling

Voordat wij ook maar enigszins een idee hadden wat ons project moest worden, wisten we al dat we naar het buitenland wilde. Deze wens kwam voort uit onze interesse voor een andere cultuur en we wilden allen iets bij kunnen dragen aan de jeugdhulpverlening in een ander land. Gezien de

taalbarrière, hebben we voor Curaçao gekozen. Hier spreekt men namelijk ook Nederlands. Wij zijn op het internet naar stage bureau’s in het buitenland gaan zoeken en kwamen uit bij Wereldstage. Zij hebben ons in contact gebracht met JOY, een naschoolse opvang in Curaçao waarbij de

eigenaresse, Monique Daal, Nederlands is. Zij was direct enthousiast om met ons tot een leuk afstudeerproject te komen. Monique Daal vertelde ons dat zij vele cursussen en trainingen aanbieden, maar dat ze nog geen sociale vaardigheidstraining (SOVA-training) hadden. Echter dacht zij dat deze wel van pas zou komen omdat ze onrust signaleerde binnen JOY. Enkele jongens, tussen de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar, misten volgens haar, en andere begeleiders, sociale vaardigheden op het gebied van; oplossen van conflicten, vrienden maken, omgaan met gezag van leiding, omgaan met emoties als boosheid, verdriet en onmacht en beginnende puberteit. Vanuit deze signalering hebben wij onze doelstelling geformuleerd:

Onze doelstelling van het project is om een SOVA-training te ontwikkelen, gericht op de Curaçaose jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar, met gebrek aan sociale vaardigheden, die de instelling JOY bezoeken. Daarnaast was ook onze doelstelling om voor de medewerkers van JOY schrijven wij een SOVA-trainershandleiding gebaseerd op de door ons ontwikkelde SOVA-training.

Centrale vraagstelling

Om tot een volwaardige SOVA-training te komen, moet je natuurlijk wel weten met welke doelgroep je werkt, welke behoeftes ze hebben, waar je rekening mee moet houden (bijvoorbeeld

beschikbaarheid in ruimtes of materialen), de wensen van de opdrachtgever en de efficiëntie van een SOVA-training. Dit moet je allemaal weten zodat je hier je opdrachten op kunt baseren. Daardoor zijn wij tot een centrale vraagstelling gekomen, die volgens ons allesomvattend is. De centrale vraagstelling luidt;

“Waar moet een door ons ontwikkelde SOVA-training uit bestaan, zodat het aansluit bij de Curaçaose jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar binnen de naschoolse opvang van JOY?”

Opzet en uitvoering project

Om een SOVA-training te kunnen ontwikkelen is het van belang dat er een vooronderzoek plaatsvindt. In onze vooronderzoek zullen we de volgende gebieden onderzoeken;

cultuurverschillen tussen Curaçao en Nederland, ontwikkeling gericht op sociale vaardigheden, inhoud van een sociale vaardigheidstraining, efficiëntie van de sociale vaardigheidstraining en de inhoud van een trainershandleiding. Deze gebieden zijn onderverdeeld in verschillende deelvragen, deze deelvragen hebben we onderzocht door middel van literatuur, interviews en observaties binnen JOY. Verderop in het document staan onze bevindingen hiervan beschreven.

Vanuit deze bevindingen zullen wij een sociale vaardigheidstraining ontwikkelen met daarbij behorende trainershandleiding en werkboek. De trainershandleiding zal dienen voor de begeleiders die de training gaan uitvoeren. Het werkboek zal de leidraad zijn voor de kinderen die de training volgen. De doelgroep omvat Curaçaose jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar.

Onze planning was als volgt;

 Week 9; Kennismaking met Monique Daal en het bezoeken van JOY.

 Week 9, 10; Individuele dataverzameling op Curaçao voor onze deelvragen. o Interviews met de jongens, medewerkers en ouders.

o Observatie jongens en medewerkers o Koppeling met het vooronderzoek  Week 10, 11; Data-analyse

o Uitwerken van de interviews o Uitwerken van de observaties o Uitwerken van de literatuur o Uitwerken van de deelvragen  Week 11, 12; Rapportage

(4)

o Ontwikkelen van de sociale vaardigheidstraining en daarbij horende trainershandleiding

 Week 13 Presentatie

o Het eenmalig geven van de training.

o Het aanbieden van de door ons opgezette training en de daarbij horende trainershandleiding.

Onze planning is enigszins anders verlopen dan gehoopt, maar desalniettemin zijn we tevreden met het resultaat. Onze planning is in praktijk als volgt verlopen;

 Week 9;

o Kennismaking met Monique Daal, bezoek aan JOY o Kennismaking met de medewerkers van JOY.  Week 9, 10; Individuele dataverzameling

o Interviews met medewerkers van JOY

o Observeren en begeleiden bij de naschoolse opvang o Literatuuronderzoek

o Koppeling met het onderzoek  Week 10, 11; Data-analyse/ rapportage

o Uitwerken van interviews

o Uitwerken van literatuuronderzoek o Uitwerkingen verwerken in de deelvragen  Week 11, 12; Rapportage

o Uitwerken van de sociale vaardigheidstraining en daarbij horende trainershandleiding en werkboek

 Week 13; Presentatie

o Aanbieden en presenteren van de sociale vaardigheidstraining en daarbij horende trainershandleiding en werkboek

Wat je kunt zien is dat wij de interviews met ouders en kinderen hebben laten zitten, hier was geen tijd voor en werd ook niet aangemoedigd door JOY. Daarvoor in de plaats zijn, in deelvraag 1, extra veel kenmerken van de Curaçaose cultuur uitgewerkt. Ook kun je zien dat wij onze training niet meer hebben uitgevoerd. Dit komt omdat hier geen tijd voor was, ons onderzoek was toch een stuk groter dan we dachten. Ook het ontwikkelen en uitwerken van de SOVA-training nam dusdanig veel tijd in beslag, waardoor er geen tijd meer was om de training uit te voeren. Achteraf gezien is dit misschien ook beter. Het is belangrijk dat de jongens die de training gaan volgen een vaste leider hebben. Omdat er een continuïteit in de training zit, zijn de jongens ook niet gebaat bij één bijeenkomst als “proef”.

Validiteit en betrouwbaarheid

Wij hebben de betrouwbaarheid van het project geborgd door de volgende onderdelen: nauwkeurig de tijd afgesteld (bijvoorbeeld wanneer we observeren) en interviews hebben we auditief

(5)

opgenomen zodat we de antwoorden niet zouden vervormen. Daarnaast zijn alle documenten door meerdere mensen nagekeken zodat fouten in gegevens gecorrigeerd zijn. Tot slot hebben we ook allemaal observaties gedaan, dit hebben we niet aan één persoon overgelaten. De reden hiervan is om subjectiviteit in het onderzoek te voorkomen (Verhoeven, 2007, p166).

Wij borgen de validiteit door de projectgrenzen nauwkeurig af te bakenen. We hebben een aantal deelvragen opgesteld, waarvan wij denken dat deze nodig zijn om het uiteindelijke product voor de opdrachtgever te ontwikkelen. Hierdoor onderzoeken we alleen wat voor ons project relevant is. De deelvragen zijn verdeeld onder ons vieren. Iedereen zoekt nauwkeurig literatuur voor zijn eigen deelvraag, selecteert wat relevant is en verwerkt dit in deelvragen. Ook interviews zullen uitsluitend met betrokken partijen worden gehouden, bijvoorbeeld professionals.

1. Wat zijn de verschillen tussen Curaçao en Nederland?

(6)

Wij, Audrey Damen, Annemijn Delcroix, Eline van Dongen en Simone de Wijs, zijn allemaal geboren en opgegroeid in Nederland en hebben weinig tot geen kennis en ervaring met de cultuur van Curaçao. Omdat de door ons ontwikkelde sociale vaardigheidstraining gericht is op Curaçaose jongens, is het essentieel om te weten waarin Curaçao verschilt van Nederland, in een andere cultuur gelden namelijk ook andere waarden, normen en regels. Ook de training moet op de waarden, normen en regels worden aangepast, wil de training effectief zijn voor de doelgroep. We hebben de culturele verschillen van Nederland en Curaçao kunnen beschrijven op basis van interviews met Annet Drenth en Danitza Smeins, beide medewerksters van JOY, zie bijlage 1. Ook hebben we van de crisisopvang ‘Encelia’ (2012) een rapport mogen inzien waarin wordt beschreven wat kenmerkend is voor de cultuur van Curaçao. Dit is te vinden in bijlage 2.

We zullen kijken naar de culturele verschillen tussen Nederland en Curaçao op gebied van onderwijs en opvoeding. Daarnaast beschrijven we andere belangrijke kenmerken van de cultuur van

Curaçao.

De verschillen tussen beide landen zullen gebaseerd zijn op de gemiddelde Nederlander en de gemiddelde Curaçaoënaar. Er zullen dus altijd Nederlanders en Curaçaoënaars zijn die afwijken van deze gemiddelde norm.

1.2. Wat zijn de verschillen tussen Nederland en Curaçao gekeken naar onderwijs?

De doelgroep voor onze SOVA-training zijn Curaçaose jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar. Kinderen van deze leeftijd worden ook wel schoolkinderen genoemd, omdat school een enorm belangrijk onderdeel is van hun leven op dat moment. Ze brengen veel tijd op school door, ontwikkelen zich hier elke dag cognitief en het maakt ook een belangrijk deel uit van hun sociale leven. Om deze redenen kijken we naar de verschillen op het gebied van onderwijs tussen

Nederland en Curaçao. Deze verschillen zouden gevolgen kunnen hebben voor hoe wij onze sociale vaardigheidstraining voor deze doelgroep moeten ontwikkelen.

1.2.1. Het onderwijs op Curaçao

Uit zowel bijlage 1 als 2 blijkt dat onderwijs op Curaçao erg belangrijk gevonden wordt. Vanwege de warmte zijn de schooltijden van ongeveer 07:00-07:30 tot ongeveer 12:00-13:00.

Het onderwijs is prestatiegericht, waardoor de verwachtingen van de kinderen hoog zijn. Ook ouders verwachten van hun kinderen dat zij goed hun best doen op school, dit kan voor druk zorgen voor het kind. Daarnaast krijgen de kinderen krijgen vanaf jonge leeftijd, groep 3, veel huiswerk mee.

De meeste scholen op Curaçao zijn Papiamentstalig, dit is hier namelijk de spreektaal. Vanaf groep 5 krijgen de kinderen van deze scholen het vak ‘Nederlands’, hier moeten ze ook examen in doen. Er zijn ook Nederlandstalige scholen op Curaçao, waar Nederlands de spreektaal is.

1.2.2. Waarin verschilt het Curaçaose onderwijs van het Nederlandse onderwijs?

- De schooltijden. Een Curaçaose basisschool begint vroeger ( 07:00 – 07:30) maar is ook vroeger afgelopen (12:00-13:00). Een Nederlandse basisschool heeft lestijd van ongeveer 08:45 tot ongeveer 15:30.

- Het Curaçaose onderwijs is prestatiegericht, in Nederland is dit een stuk minder. Uit het artikel van de NOS blijkt dat de Nederlandse basisscholen zelfs te weinig prestatiegericht zijn

(Truijman, J. 2010). Nederlandse schoolkinderen krijgen niet veel toetsen, in Curaçao daarentegen worden ze wel vaak getoetst.

- Curaçaose schoolkinderen krijgen vanaf groep 3 huiswerk mee. Nederlandse schoolkinderen krijgen op zijn vroegst in groep 6 huiswerk mee. Ook het verschil in hoeveelheid huiswerk is aanzienlijk. Curaçaose kinderen krijgen elke dag huiswerk mee, terwijl Nederlandse kinderen gemiddeld 1 of 2 keer in de week huiswerk meekrijgen.

- In Nederland zijn bijna alle scholen Nederlandstalig. In Curaçao zijn er scholen Papiamentstalig maar ook Nederlandstalig. Vanaf groep 5 krijgen de scholen die Papiamentstalig zijn, het vak Nederlands. In Curaçao zijn er kinderen die nog niet in groep 5 zitten, die niet of gebrekkig Nederlands spreken. Nederlandse kinderen spreken allemaal dezelfde taal.

1.2.3. Met welke verschillen moeten we rekening houden tijdens de SOVA-training?

- Ouders in Curaçao vinden school erg belangrijk. Hierdoor zullen we er voor kunnen kiezen om ook cognitieve spellen in de SOVA-training verwerken. Ook zullen de kinderen hun eigen werkmap mee naar huis kunnen nemen. Zo kunnen de ouders zien waar de kinderen mee bezig zijn, dus zien ze ook de cognitieve opdrachten. Je bent zo ook transparant naar ouders; ze zien wat er wordt gedaan.

- We zullen geen huiswerkopdrachten in de SOVA-training verwerken. Dit omdat de Curaçaose kinderen vanuit school al veel huiswerk meekrijgen.

- Niet alle kinderen van JOY zitten op een Nederlandstalige school. Maar omdat onze doelgroep de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar betreft, kunnen we de SOVA-training wel in het Nederlands ontwikkelen. Vanaf groep 5 krijgen ook de kinderen van scholen die Papiamentstalig zijn, het vak Nederlands. Daarom is Nederlands dan een gangbare taal.

(7)

1.3. Wat zijn de verschillen tussen Nederland en Curaçao gekeken naar opvoeding?

Bij een kind in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar is de ouder(s) nog het voorbeeld. Ze beginnen al wel een eigen mening te ontwikkelen, maar deze is nog wel gebaseerd op de ideeën van de ouder. Opvoeding vormt het kind en daarom is het belangrijk dat we weten hoe een gemiddelde

opvoeding op Curaçao eruit ziet.

1.3.1. Opvoeding op Curaçao

De opvoeding in Curaçao is wat in Nederland traditioneel wordt genoemd. Bij een traditionele opvoeding “worden kinderen sterk gestuurd”: ze moesten luisteren naar wat er werd gezegd en doen wat hen werd verteld.” (Engelbarts, H., z.d.).

Daarnaast is de opvoeding gestructureerd, vanaf de middenklasse wil de ouder alles goed geregeld en georganiseerd hebben, het kind heeft hier nauwelijks inspraak in. (Bijlage 1).

Er is ook wel sprake van een autoritaire opvoedingsstijl; de ouders stellen veel grenzen en verwachten strikte gehoorzaamheid zonder uit te leggen waarom. Rust, regelmaat en orde staan voorop in de opvoeding. Indien het kind niet luistert, volgt er straf. Hierdoor krijgen de kinderen weinig de kans om zelfstandig te worden, een eigen mening te vormen en te schikken naar hun eigen wensen. (Zant, J., 2012).

Het kind moet luisteren naar de ouders, vragen stellen wordt al snel brutaal, onbeschoft en lastig gevonden. (Bijlage 2).

Straffen staat dus ook centraal in de Curaçaose opvoeding, waarbij de corrigerende tik over het algemeen niet ongewoon wordt gevonden.

“Jongens hebben iets meer vrijheid en krijgen een beetje het ‘macho-gedrag’ mee, meisjes moeten voor het huishouden en de broertjes/zusjes/oma zorgen.” (Bijlage 1)

1.3.2. Waarin verschilt de Curaçaose opvoeding van de Nederlandse opvoeding?

- Op Curaçao wordt er een traditionele opvoeding gehanteerd, daarentegen wordt in Nederland een moderne opvoeding gehanteerd, waarin het kind inspraak heeft en eigen keuzes maakt. - Over het algemeen wordt op Curaçao de autoritaire opvoedingsstijl aangehouden. Ouders

stellen veel grenzen en verwachten dat kinderen deze ook gehoorzamen. In Nederland wordt voornamelijk de autoritieve opvoedingsstijl aangehouden. “Ouders geven grenzen, geven uitleg en warmte, overleggen veel met de kinderen; er is ruimte voor de eigen inbreng van het kind.” ( Delfos, M. F., 2009).

- Wanneer Curaçaose kinderen hun eigen mening geven of een vraag stellen wordt dit onbeschoft gevonden terwijl in Nederland een eigen mening juist wordt geaccepteerd. - In de Nederlandse opvoeding is zelfstandigheid en het ontwikkelen van een eigen individu

belangrijk. In de Curaçaose opvoeding is voornamelijk gehoorzaamheid belangrijk. - Op Curaçao wordt een corrigerende tik over het algemeen normaal gevonden, maar in

Nederland wordt dit (niet meer) geaccepteerd.

1.3.3. Met welke verschillen moeten we rekening houden tijdens de SOVA-training?

- Curaçaose kinderen zijn het niet gewend om hun eigen mening te geven, wanneer ze hun mening geven is dit vaak gebaseerd op de mening van de ouders. Tijdens de SOVA-training zullen we in bepaalde opdrachten wel om hun mening vragen. De kinderen moeten worden aangemoedigd dat het niet fout is om hun mening te geven, maar er moet geaccepteerd worden dat het soms lastig is voor de kinderen. Er moet geen druk opgelegd worden dat ze hun mening moeten geven, dit werkt vaak juist averechts.

1.4. Wat zijn belangrijke kenmerken van de Curaçaose cultuur?

Wat zijn andere belangrijke kenmerken van de Curaçaose cultuur? Het is belangrijk dat we een antwoord op deze vraag vinden want ook hier moet rekening mee gehouden worden in het ontwikkelen van de sociale vaardigheidstraining.

1.4.1. Makamba

Veel Curaçaoënaars vinden Nederlanders die naar Curaçao komen (ook wel Makamba’s genoemd) vaak nieuwsgierig, weinig echt belangstellend in de cultuur en de mensen denken dat ze beter zijn. Het woord Makamba wordt vaak gebruikt met een negatieve belading. Het is een soort

scheldwoord.

Antillianen die in Nederland hebben gewoond of gestudeerd hebben, worden zwarte Makamba’s genoemd omdat ze deels vernederlandst zijn. Antillianen willen deze bijnaam het liefst voorkomen. (bijlage 2)

Tijdens het ontwikkelen van de SOVA-training moeten wij geen houding aannemen waarin we denken het beter te weten. Dit ligt namelijk gevoelig bij de Curaçaose bevolking.

(8)

Angst speelt een grote rol in de Curaçaose cultuur.

Deze angst is terug te zien in verschillende facetten, voornamelijk wanneer machtsverhoudingen een rol gaan spelen. Bijvoorbeeld in facetten als; formele situaties, in gezinnen, de kerk, op school en in de politiek. Wanneer een setting bijvoorbeeld formeel wordt, bereik je weinig. Ze laten niet snel het achterste van hun tong zien en het komt nauwelijks voor dat men zichzelf blootgeeft, ze uiten zich niet snel. Er is in formele situaties angst om zich te laten zien, omdat ze zich niet vrij voelen en zich sneller de ondergeschikte voelen; degene die iets minder is dan de ander. Ook speelt onzekerheid en gebrek aan zelfvertrouwen een rol hierin. Deze gevoelens komen naar voren wanneer men het gevoel heeft beoordeeld te worden. Dit is ook terug te voeren naar de slavernij. Verder is te zien dat Curaçaoënaars onzeker en bang zijn om zichzelf te profileren. Ze hebben daarom een passieve houding en vinden het soms moeilijk om verantwoordelijkheid op zich te nemen. Een gevolg hiervan is de zwijgzaamheid over de persoonlijke mening. Ze zijn bang dat de ander boos wordt, of denken dat de ander het niet zal snappen. (bijlage 2)

1.4.3. Schaamtecultuur

In Curaçao heerst er een mentaliteit onder de Curaçaoënaars waarbij men kampt met een schaamtegevoel. Schaamte betekent als persoon opzij gezet worden; sociaal, emotioneel

geïsoleerd worden. De schaamtecultuur is een cultuur waarbij er eigenlijk geen problemen mogen zijn, maar waarbij alles goed moet verlopen. Daarom kleedt de bevolking van Curaçao zich netjes en besteden ze veel aandacht aan uiterlijk vertoon. Daarmee probeert men problemen te

verbergen. Ten eerste moet daarom rekening gehouden worden met de kleding die gedragen wordt. Het is niet de bedoeling om oude kleren te dragen, maar ook niet te chique of te sexy. (bijlage 2) Over seksualiteit wordt ook nauwelijks gesproken, wat ook voortkomt uit schaamte. (bijlage 1)

1.4.4. Machocultuur

Status en uiterlijk vertoon zijn zeer belangrijk en er wordt daarom dus ook veel aandacht aan besteed.

Ondanks de armoede doen de Curaçaoënaars er veel aan om er zo goed mogelijk uit te zien en zoveel mogelijk luxegoederen aan te kunnen schaffen. Luxegoederen zoals gouden tanden, televisie, een auto en dergelijke geven de Curaçaoënaars een status. De Curaçaoënaar zal er alles aan doen om er goed uit te zien en luxegoederen te hebben om zijn status te behouden of te vergroten. ( bijlage 2)

1.4.5. Familie

Curaçaoënaars zijn sterk familiegericht en vinden familie belangrijk.

Op Curaçao komt het veel voor dat er meerdere familieleden, meerdere generaties in één huis wonen. De familie speelt een heel belangrijke rol in het leven van de Curaçaoënaar, je kunt daarom wel stellen dat het een familiegerichte cultuur is. (bijlage 2)

1.4.6. Eenoudergezin

In Curaçao kent men veel eenoudergezinnen. Daardoor is het verschijnsel van de moederfiguur als dominante factor in de opvoeding duidelijk aanwezig. Wat nu steeds meer naar voren lijkt te komen, is dat wanneer een vader niet financieel bijdraagt aan het onderhouden van het gezin, kost hij meer geld dan dat hij binnen brengt. Het gevolg hiervan is dat de moeders liever hebben dat hij vertrekt. De moeder zorgt immers al voor de kinderen en vaak ook voor (een groot deel) de financiën. Vader wordt dan gezien als overbodig. (bijlage 2)

1.4.7. Vitaliteit

Een ander kenmerk van de cultuur van Curaçao is vitaliteit. Deze vitaliteit kan worden gezien als afweermechanisme om de angst en onzekerheid te onderdrukken. De vitaliteit van de

Curaçaoënaar uit zich in de wijze waarop de mensen dagelijks oplossingen vinden om zich staande te houden tegenover de economische en sociaal-culturele druk. Dit is eveneens terug te zien in het grenzeloze optimisme dat de Curaçaoënaar laat zien. (bijlage 2

2. Hoe verloopt de ontwikkeling bij jongens op het gebied van sociale vaardigheden in de leeftijd tot en met 12 jaar?

2.1. Inleiding

Gezien het feit dat wij een sociale vaardigheidstraining gaan opstellen voor Curaçaose jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar binnen JOY, is het belangrijk om te kijken welke sociale

vaardigheden ze behoren te hebben en welke ze in dit geval missen. De leeftijd die wij behandelen is 8 tot en met 12, maar ook in de eerdere levensjaren leren ze al sociale vaardigheden of de basis hiervan.

“De vroege interacties tussen baby’s en hun verzorgers spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van sociale vaardigheden wat betreft bepaald gedrag en, zoals we nu weten, de chemische en neurologische samenstelling van de hersenen van baby” (Plummer, 2012, p. 20).

(9)

Vandaar dat deze ontwikkeling ook onderzocht wordt.

2.2. Hoe verloopt de ontwikkeling bij jongens op het gebied van sociale vaardigheden in de leeftijd van 0 tot en met 7 jaar?

Wanneer een kind ter wereld komt heeft het nog niet direct sociale vaardigheden. Dit groeit in de loop der jaren. Volgens het boek ‘ontwikkelingspsychologie inleiding tot de verschillende

deelgebieden’ (Mönks en Knoers, 2009, p. 83) is het eerste levensjaar wel degelijk prominent om de basis te leggen, zodat het kind in de opvolgende jaren sociale vaardigheden kan ontwikkelen. Het eerste levensjaar deelt zich op in 3 fases waarbij het accent op de ouder(s) ligt.

* Fase 1 (2 tot 3 maanden oud): Rustig, oplettend en geïnteresseerd raken. Het is de taak van de ouder(s) om, wanneer het kind wakker is, minstens de helft van de tijd het kind bezig te houden. Wanneer de ouder(s) het kind bezig houdt is het vooral van belang om te ontdekken hoe de zintuigen van het kind werken maar ook om te kijken hoe het kind zijn spieren kan gebruiken (bijvoorbeeld verschillende manieren van huilen kunnen onderscheiden, ontdekken welke aanrakingen het kind fijn vindt en aanmoedigen van bewegen). Het kind moet in deze fase niet teveel alleen gelaten worden wanneer het wakker is.

* Fase 2 (3 tot 8 maanden oud): Gehecht raken. In deze fase ligt de nadruk minder op het fysieke aspect maar meer op het emotionele aspect. Het is van belang dat de ouder het kind voor zich wint. De ouder moet het kind dus absoluut niet negeren wanneer het wil spelen, anders kan het kind zich niet hechten aan de ouder(s).

* Fase 3 (3 tot 10 maanden): doelgerichte, wederzijdse communicatie. In deze fase zal het kind beginnen met logisch denken door verbaal en non verbaal contact met de ouder(s). Het is daarom van belang dat de ouder(s) contact zoekt met het kind zodat het kind leert communiceren (ook al spreekt het nog niet).

Een cruciale manier om informatie uit te wisselen is taal. Volgens het boek

‘ontwikkelingspsychologie inleiding tot de verschillende deelgebieden (Mönks en Knoers, 2009, p. 140) treed er een grote ontwikkeling op, op het gebied van spraak, in het tweede en derde levensjaar van een kind. Daarnaast gaan kinderen, volgens de sociale leertheorie, in deze

leeftijdsgroep veel imiteren, zonder dat hier interactie met het rolmodel voor nodig is. Dit wordt ook wel het model-leren genoemd. Het boek beschrijft het experiment van Bandura als voorbeeld hiervan (bijlage 3). Naast het model-leren staat ook egocentrisme in deze levensfase centraal. Volgens ‘De ontwikkeling van een peuter’ (Aveant, 2008, p. 2) staat “het ontdekken van alles” voor het kind voorop, waardoor het met niets of niemand rekening houdt. Het kind is in deze fase nog niet in staat om te zien dat dit gedrag niet goed is.

Volgens het document ‘ontwikkelingstaken van een kind’ (Nidos, 2010) zijn enkele vaardigheden op psychosociaal functioneren: speelt naast andere kinderen (2 jaar), laat jaloezie zien wanneer het aandacht moet delen (2,5 jaar), speelt met andere kinderen (3,5 jaar), begrijpt gevoelens van boosheid, blijdschap en verdriet (3,5 jaar), kan om troost en steun vragen (3,5 jaar). Wanneer het kind in de fase van zijn tweede en derde levensjaar zit, is het een peuter.

Wanneer de peuterfase voorbij gaat wordt het kind langzaam een kleuter, het gaat hier dan om het vierde tot het zesde levensjaar. Tijdens deze fase leeft het kind volgens ‘De ontwikkeling van je kleuter’ (Anababa, 2009-2012) in twee werelden. Het leeft in de echte wereld, maar ook in zijn eigen fantasie wereld. Ook verandert het egocentrisme steeds meer in samen spelen en samen delen. Het kind leert dat er ook anderen zijn en dat hij soms op zijn beurt moet wachten. Hiermee hangt samen dat een kind begrijpt wat voor gevolgen zijn daden kunnen hebben. Dat wanneer hij iemand slaat, dat diegene pijn heeft, maar ook wanneer hij lief doet dat hij iemand blij kan maken. Hij leert dus volgens ‘De ontwikkeling van het kind’ (Verhulst, 2005, p. 103) motieven en gevoelens van anderen kennen. Dit is een onderdeel van ToM, Theory of Mind. Het betekent ook wel dat het kind zich ervan bewust wordt dat anderen ook een binnenwereld hebben bestaande uit gedachten, gevoel, kennis, wensen, intenties en herinneringen. Echter betekend dit niet dat ze daar ook naar kunnen handelen. Volgens het document ‘ontwikkelingstaken van een kind’ (Nidos, 2010) zijn enkele vaardigheden op psychosociaal functioneren: vaste speelvriendjes hebben (4,5 jaar), op zijn beurt kunnen wacht (5 jaar), in anderen kunnen verplaatsen (5 jaar), verschil leren tussen echte- en fantasiewereld (5,5 jaar), weten wat hij wel en niet mag doen in contacten (5,5 jaar).

Het zesde tot achtste levensjaar wordt ook het wel ‘schoolgaande kind’ genoemd. Op cognitief gebied vindt er een grote ontwikkeling plaats. Het zevende levensjaar wordt ook wel “de

scharnierleeftijd” genoemd (Delfos, 2009), omdat het kind vanaf dat moment het onomkeerbare beseft (bijvoorbeeld de dood). Het kind leert in deze levensfase lezen en wanneer een kind eenmaal kan lezen treed het volgens ‘De ontwikkeling van je schoolgaande kind’ (Anababa, 2009-2012) de volwassen wereld in. Het kind krijgt echte vriendjes en vriendinnetjes (vaak van hetzelfde geslacht)

(10)

en kan zo nu en dan abstract denken. Volgens het boek ‘Menswetenschappen in de

verpleegkundige beroepsuitoefening’ (de Vocht en de Jong, 1999, p. 156) gaat het kind ook steeds meer ijver ontwikkelen. Dit is belangrijk voor prestaties, het kind ziet dat hij iets kan wat bevorderd is voor het gevoel van eigenwaarde. Volgens het document ‘ontwikkelingstaken van een kind’ (Nidos, 2010) zijn enkele vaardigheden op psychosociaal functioneren: het kind heeft het gevoel steeds meer grip op zijn wereld te krijgen, zijn wereld wordt groter (hobby’s etc.), het kind ontwikkelt een voorkeur voor bepaalde vriendjes en vriendinnetjes. Wanneer een kind zijn fantasiefase nog niet ontgroeid is, kan het nog een imaginair vriendje hebben.

2.3. Hoe verloopt de ontwikkeling bij jongens op het gebied van sociale vaardigheden in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar?

De leeftijd 8 tot en met 12 jaar, sluit aan bij het schoolkind. Het schoolkind is genoemd in de bovenstaande onderzoeksvraag. Echter is er een verschil vanaf 8 jaar. Zoals in de vorige onderzoeksvraag is uitgelegd, is 7 jaar een scharnierleeftijd en volgens ‘De ontwikkeling van je schoolgaande kind’ (Anababa, 2009-2012) gaat het kind op achtjarige leeftijd een stapje verder dan alleen het inzicht hebben in een ander. Zo hij voorheen alleen inzicht had in een ander persoon, kent hij vanaf achtjarige leeftijd ook zijn plaats tegenover een ander persoon. Volgens deze zelfde bron moet een negenjarig kind in staat kunnen zijn om hechte vriendschappen aan te gaan/ te hebben. Daarnaast gaat het kind op deze leeftijd op zoek naar zijn sociale identiteit. Dit houdt in dat hij zich afvraagt hoe anderen over hem denken en hoe anderen hem zien. Bij jongens is dit vaak fysiek gericht, jongens “meten” zich aan elkaar. Wanneer het kind tien jaar is moet hij in staat zijn een oordeel te kunnen hebben over conflicten. Daarnaast krijgt het kind op deze leeftijd ook seksuele gevoelens, hij ziet dan ineens ook steeds meer seksuele aspecten op internet en tv. Wanneer het kind de leeftijd van 11 jaar bereikt zie je volgens ‘De ontwikkeling van je schoolgaande kind’ (Anababa, 2009-2012) dat ze voornamelijk met leeftijdsgenoten spelen. Ook behoort het kind volgens deze bron sociaal voelend te zijn. “Iemand is sociaal voelend als hij in staat is om de

gevoelens, gedachten, meningen, bedoelingen, behoeften en wensen van zichzelf en anderen in te schatten en ernaar te handelen.” (Kind en gezin, z.d.). Wanneer het kind de twaalfjarige leeftijd

bereikt, verschillen de sociale ontwikkelingen niet veel van de elfjarige leeftijd. Puberteit kan zich aandienen, maar vaak krijgen jongens dit pas op latere leeftijd, op circa dertien- of veertienjarige leeftijd. Volgens het document ‘ontwikkelingstaken van een kind’ (Nidos 2010) zijn enkele

vaardigheden op psychosociaal functioneren: het kind moet steeds meer leren delen wat voor conflicten kan zorgen echter moet hij conflicten al enigszins kunnen oplossen, het wordt voor het kind steeds belangrijker om bij een groep te horen (vanaf 9 jaar), het kind gaat eigen

belangstellingen ontwikkelen zoals bijvoorbeeld een eigen kledingstijl(10 jaar), sociale

vaardigheden behoren toe te nemen jegens anderen (9 jaar), de afstand tussen ouders het kind wordt groter naarmate de basisschooltijd vorder. Dit is te verklaren vanuit het feit dat het kind steeds zelfstandiger wordt en steeds meer zelf gaat ondernemen.

2.4. Wat missen de jongens, in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar binnen instelling JOY, aan sociale vaardigheden?

Voor deze deelvraag heb ik de pedagogisch medewerksters van JOY geïnterviewd, Annet Drenth en Danitza Smeins. Annet heeft in het verleden al in Nederland gewerkt met jongens met

gedragsproblemen. Momenteel werkt zij bij JOY bij de NSO+ groep, de naschoolse opvang +. Hier zitten vaak maar 3 jongens, die meer structuur, rust en één op één begeleiding krijgen. Ik ga er dus vanuit dat zij mijn vraag kan beantwoorden “wat missen de jongens, in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar binnen de instelling JOY, aan sociale vaardigheden”. Danitza biedt trainingen aan binnen (coaching en huiswerkbegeleiding) JOY en is ook pedagogisch medewerkster. In bijlage 4 is mijn interview uitgewerkt.

Uit interviews is gebleken dat wat beide benoemen als sociale vaardigheden en ontwikkelingstaken, dat dit ook tevens de sociale vaardigheden en ontwikkelingstaken zijn die ze missen. Echter zie ik wel een verschil bij Danitza en Annet, wat Annet aangeeft komt overeen met mijn

(11)

algemeenheid. Waar ze het wel beide over eens zijn, is dat in Nederland de kinderen vrijer worden opgevoed en dus ook meer een eigen mening hebben. Dit kun je teruglezen in bijlage 4 maar ook in deelvraag 1 “Wat zijn de verschillen tussen Nederland en Curaçao”.

Vooral hetgeen wat benoemd wordt als vaardigheden die ze missen, zal gebruikt worden in de sociale vaardigheidstraining.

3. Uit welke onderdelen moet een sociale vaardigheidstraining bestaan, voor de jongens in Curaçao (8 t/m 12 jaar)?

3.1. Inleiding

Om een juiste en effectieve sociale vaardigheidstraining te ontwikkelen moeten we weten waarom een sociale vaardigheidstraining goed kan zijn voor kinderen. Daarom gaan we gaan we kijken wat een sociale vaardigheidstraining nou precies inhoudt en wat aansluit bij de behoefte van de doelgroep.

3.2. Waarom een sociale vaardigheidstraining voor kinderen?

Wanneer kinderen in groepsverband zitten hebben ze drie basisbehoeften. Dit zijn bij de groep horen, invloed hebben in de groep en persoonlijke relaties hebben in de groep. Deze behoeften zijn essentieel voor een kind om zich veilig en op zijn gemak te voelen. Wanneer een kind zich veilig voelt, en dus deze basisbehoefte heeft verkregen, kan hij zich richten op andere aspecten zoals bijvoorbeeld werkjes op school. Groepen zijn grote ontdekkingsplaatsen voor kinderen, ze kunnen hier namelijk hun sociale vaardigheden ontwikkelen. Echter lukt dit niet voor alle kinderen, het gaat hier dan vaak al mis bij één of meer basisbehoeften. Dit kan komen door meerdere oorzaken zoals bijvoorbeeld impulsief gedrag, niet gewend aan contact met leeftijdsgenoten, of een afwijkend

(12)

uiterlijk. Een sociale vaardigheidstraining is een training die handvaten aanreikt voor deze kinderen waardoor hun sociale vaardigheden versterkt en vergroot zullen worden (Schreuder, Boogaard, Fukkink en Hoex, 2011)

3.3. Wat voor opdrachten sluiten aan bij de behoefte van de doelgroep (5 genoemde problemen in probleemanalyse) en de eisen van de instelling (cognitief en fysiek)?

Uit vooronderzoek van de opdrachtgever is naar voren gekomen dat een aantal jongens op de naschoolse opvang problemen ervaren op het gebied van beginnende puberteit, omgaan met gezag, omgaan met conflicten, omgaan met emoties zoals boosheid, verdriet en onmacht, en vrienden maken. We hebben ervoor gekozen om voor deze gebieden verschillende

themabijeenkomsten te ontwikkelen.

We kiezen bij de training ervoor om sociale vaardigheden aan te leren door middel van spel.

“Spelen is een natuurlijke activiteit voor kinderen en de fantasie van een kind is een waardevolle, innerlijke bron die creatief denken, een gezond gevoel van eigenwaarde en het vermogen om succesvol met anderen om te gaan, kan bevorderen. Spelletjes die bedachtzaam en met integriteit worden aangeboden, kunnen een rijke leerervaring verschaffen die verder gaat dan het aanleren van vaardigheden als een manier om sociale incompetentie te maskeren of te compenseren. In plaats daarvan bieden ze de mogelijkheid om meer te leren- het soort leren dat leidt tot sociaal intelligente interacties en dat gevoelens van persoonlijke voldoening en zelfrespect bevordert” (Plummer, 2012, p. 11).

Uit de kennismakingsgesprekken met Monique Daal (eigenaresse Joy) en Annet Hartog

(pedagogisch medewerkster) is naar voren gekomen dat onderwijs en leren in Curaçao hoog in het vaandel staat. Daarom hebben wij ervoor gekozen om een aantal opdrachten van de sociale vaardigheidstraining op een cognitieve wijze uit te voeren.

“Baby’s komen ter wereld met een aangeboren vermogen om te denken en de wereld te begrijpen. Dit vermogen ontwikkelt zich tijdens hun groei naar volwassenheid. We noemen dit de cognitieve ontwikkeling” (Zwiep, z.d.).

Dit zullen we doen met behulp van de theorie van Piaget. Piaget maakt een onderverdeling in vier verschillende fases.

3.3.1. Cognitieve ontwikkeling

- Senso-motorische fase (0-2 jaar): Bij deze fase laat het kind voornamelijk reflexen zien, ook wel instinctieve motorische responsen genoemd zoals bijvoorbeeld vastgrijpen, zuigen en huilen. - Pre-operationele fase (2-6 a 7 jaar): In deze fase ontwikkelt het kind zelfbesef waarin hij los staat van anderen en objecten.

- Concreet operationele fase (7-11): In deze fase hebben kinderen meer inzicht. Ze kunnen zelf een plan in hun hoofd bedenken voordat ze iets uitvoeren. Hierdoor zal het kind minder snel impulsief gedrag vertonen dan in de vorige fases. Echter moet er wel een bestaande ervaring of concreet object zijn, omdat ze nog niet in staat om abstract te denken.

- Formeel operationele fase (12 en ouder): In deze fase zijn kinderen capabel om abstract en complex te denken. Ze hebben geen concrete voorbeelden meer nodig maar gebruiken ook ongrijpbare aspecten. Ze leren om over waarden en normen na te denken (Zimbardo, 2005, p.131). In onze sociale vaardigheidstraining zullen wij de concreet operationele en formeel operationele fase betrekken.

Gebaseerd op de wensen van de opdrachtgever zullen wij het cognitieve aspect afwisselen met fysieke aspecten in de opdrachten. Dit is naar mening van de opdrachtgever beter voor de

concentratie van de kinderen, ze worden fysiek uitgedaagd en het dient als een uitlaatklep na een intensief schoolprogramma.

(13)

4. Hoe kan een medewerker van JOY onze SOVA-training zo efficiënt mogelijk aanbieden?

4.1 Inleiding

Deze deelvraag is van belang voor het ontwikkelen van de SOVA-training omdat je rekening moet houden met verschillende aspecten. Zo is het van belang om te weten voor welke groep en hoe vaak de training gegeven kan worden binnen Joy. Hierop baseer je namelijk de lengte van je training en opdrachten voor de grootte van de groep. Ook is het belangrijk om te weten hoe de medewerkers de SOVA-training voor zich zien zodat we hier rekening mee kunnen houden tijdens het ontwikkelen van de training. Daarom heb ik Annet, leidster die de training gaat geven, en Danitza, die hem eventueel ook kan geven, geïnterviewd om zo een beter beeld te krijgen. Ik heb hun antwoorden verwerkt in de tekst hieronder. In bijlage 5 zijn de volledige interviews te vinden.

4.2. Hoe zien de medewerkers van JOY de SOVA-training voor zich?

De SOVA-training is bestemd voor de plus groep. Op dit moment zitten daar jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar met gedragsproblemen, waardoor ze niet goed mee kunnen in de reguliere groep. Ze hebben structuur en rust nodig en hebben daarom 2 keer in de week een aangepast middagprogramma bestaande uit afwisselende groeps-, alleen-, en één op één momenten. De medewerkers weten dat de jongens niet kunnen genezen van gedragsproblemen maar verwachten dat ze door middel van de SOVA-training wel wat te leren. Zo verwachten ze dat ze door de training de jongens bijvoorbeeld kunnen leren om te gaan met vriendschappen en het oplossen van

conflicten. Dus het oefenen van sociale vaardigheden door middel van spel en activiteiten in kleine groepjes. Dat de kinderen zich bewust worden van hun rol in de groep/samenleving en de juiste tools krijgen om goed mee te kunnen draaien.

Kinderen van wie bekend is dat zij moeite hebben met meedraaien in een groep, of die

gediagnosticeerd zijn met bijvoorbeeld ADHD/ODD kunnen aansluiten bij de plusgroep. Het ideaal beeld is dat er 4 tot maximaal 6 kinderen in de groep zitten. De training wordt gegeven door

(14)

minimaal 1 HBO- opgeleide professional vanuit Joy die alles coördineert, het kan wel uitgevoerd worden door de medewerkers en/of stagiaires. Wat Joy nu voor ogen heeft is dat Annet de training gaat geven omdat zij op dit moment leidster is van de plus groep.

4.3. Hoe intensief kan het programma aangeboden worden?

De training kan sowieso minimaal 1 keer in de week aangeboden worden, dit zal zijn op de maandagmiddag. Misschien zelfs een tweede of derde keer maar dat moet de tijd uitwijzen. Ideaalbeeld is dat de training 6 tot 8 weken gegeven gaat worden. De SOVA-training wordt onderdeel van het middagprogramma van de plus groep, het programma bestaat namelijk uit verschillende blokken en daar zou de training dus een onderdeel van worden. Een haalbare tijd voor Joy zou zijn als de SOVA-training één tot twee uur per bijeenkomst zou duren. Wij willen de

bijeenkomsten dus zo gaan plannen dat ze ongeveer anderhalf uur duren. Het eist namelijk veel concentratie en energie van de kinderen om actief mee te doen, dus de bijeenkomsten moeten niet te lang duren.

4.4. Wat voor begeleidingshouding is wenselijk bij het geven van de SOVA-training?

Annet is degene die de SOVA-training gaat geven binnen Joy. Ze geeft aan dat ze directieve houding aanneemt op deze naschoolse opvang-plus groep. Ze vindt dat de structuur helder moet zijn omdat je daarmee duidelijkheid geeft. De zin “dit verwacht ik van jullie” gebruikt Annet vaak om duidelijk te zijn. Naast structuur en duidelijkheid vindt Annet het ook belangrijk dat de kinderen de ruimte krijgen om zichzelf te zijn. Om ontspanning te creëren en gezelligheid in te bouwen krijgen de kinderen limonade en voeren ze even een kort gesprekje, van ongeveer 15 minuten, bij aanvang van de nso-plus.

Gekeken naar ‘de roos van Leary’ (Wij leren, z.d.) maakt Annet gebruik van de interactiestijl “boven”. Ze is leidend en daarmee nemen de kinderen de interactiestijl “onder” aan. Zij zijn daarmee volgend richting Annet. Het is daarom heel goed dat ze zegt “dit verwacht ik van jullie” omdat de kinderen zo weten wat ze precies moeten doen. Annet is dan duidelijk hoor- en zichtbaar en verbaal overtuigend/adviserend. Op het moment van ontspanning zit Annet op de interactiestijl “samen”. Wanneer Annet de interactiestijl samen aanneemt doen de kinderen dat automatisch ook. Ze zijn dan helpend en meewerkend naar elkaar toe wat een gezellige sfeer ontwikkeld. De non verbale communicatie die hierbij hoort is dan ook oogcontact, luisteren, knikken en humor. Danitza vindt het erg belangrijk om zelf het juiste voorbeeld te laten zien. Verder vindt ze dat het helpt om het gewenste gedrag positief te benadrukken en ongewenst gedrag te negeren. Elk kind ontwikkelt zich anders, daarom moet er vooral niet vergeleken worden met een ander en ieder kind de mogelijkheid bieden om op zijn eigen tempo te ontwikkelen. Waar de een goed in is, is voor de ander weer heel moeilijk. Er moet ook rekening gehouden worden met stoornissen, deze jongeren hebben bepaalde reacties niet in handen.

Gekeken naar ‘de roos van Leary’ (Wij leren, z.d.) maakt Danitza gebruik van de interactiestijl “samen”. Ze is helpend en meewerkend en daardoor de kinderen ook. Verbaal hoort hier

verdedigen, begrip tonen, vleien en respect tonen bij. Non verbaal; humor, oogcontact, knikken en luisteren. Deze gedragsvormen passen bij wat Danitza benoemt dat ze belangrijk vindt.

Bij de begeleiding is het ook belangrijk om rekening te houden met het verschil tussen Nederland en Curaçao over bepaalde onderwerpen. Zo is het onderwerp seksualiteit in Nederland goed bespreekbaar maar hier op Curaçao niet. Het is een gevoelig onderwerp en schaamte speelt hier een belangrijke rol in.

Het is dus belangrijk om te kijken hoe wij onze onderwerpen bespreekbaar maken in onze training met de kinderen, zodat wij ouders tevreden houden.

4.5. Is er ondersteunend materiaal nodig voor het uitvoeren van de SOVA-training?

De medewerkers van JOY hebben aangegeven graag een trainershandleiding met een daarbij passend werkboek van de SOVA-training te willen hebben ter ondersteuning van het geven van de training.

Binnen Joy is een knutselkast aanwezig met allerlei materialen op creatief gebied. Ook zijn er gym materialen zoals hoepels en matjes aanwezig. Wanneer nodig kunnen we deze materialen dus inzetten bij de spelletjes binnen onze SOVA-training.

Joy is zelf niet zo groot dus de ruimte die gebruikt kan worden voor de SOVA-training is beperkt. We kunnen voornamelijk gebruik maken van het kantoor en de parkeerplaats. In het kantoor zullen er dan de spellen op cognitief gebied laten plaatsvinden en op de parkeerplaats de spellen op fysiek

(15)

gebied. De zalen binnen en de tuin zullen voornamelijk in gebruik zijn door de kinderen van de naschoolse opvang. Het is goed om te weten welke ruimtes beschikbaar zijn zodat we daar onze opdrachten en spellen op aan kunnen passen.

5. Waar moet een trainershandleiding uit bestaan?

5.1. Inleiding

Deze deelvraag is van belang bij het uitvoeren van ons project, omdat door deze vraag te onderzoeken, we erachter komen uit welke elementen de trainershandleiding moet bestaan, wat een goede opbouw is van de handleiding, een fijne schrijfstijl et cetera. Wij hebben allen geen ervaring met het schrijven van een trainershandleiding en daarom is het belangrijk dat wij ons hierin zullen verdiepen, zodat we uiteindelijk een bij de SOVA-training passende handleiding kunnen schrijven. Het verzamelen van informatie voor het beantwoorden van deze deelvraag zal gebeuren door middel van interviews met medewerkers van de instelling JOY zie bijlage 6en

literatuuronderzoek.

5.2. Hoe ziet de opbouw van de trainershandleiding er uit?

Wij hebben de medewerkers van JOY geïnterviewd die zelf interesse hebben om de SOVA-training te geven wanneer het klaar is. Wij zullen bij het beantwoorden van deze deelvraag rekening houden met de wensen van de medewerkers van JOY en wat zij een prettige manier van werken vinden. Ook hebben we een bestaande trainershandleiding (Blakenburg, 2005) gebruikt als voorbeeld voor de vorm en opbouw van onze trainershandleiding. De combinatie van deze bronnen heeft ervoor gezorgd dat we de volgende vorm willen aanhouden.

We zullen beginnen met een voorwoord, waarin wordt uitgelegd wie wij zijn, wat een SOVA-training is, waarom wij die voor JOY hebben opgezet, het doel van de training en wat JOY voor instelling is. Daarna zal een inhoudsopgave volgen waarin een duidelijk overzicht staat van de hoofdstuktitels met bijbehorende paginanummers. Het is de bedoeling dat door de inhoudsopgave de opbouw duidelijk terug te vinden is en je snel opdrachten of bepaalde hoofdstukken op kan zoeken.

Vervolgens zullen we een doelgroepanalyse maken. Voordat je een handleiding gaat schrijven is het namelijk handig te weten voor welke doelgroep je deze schrijft. Een handleiding voor kinderen zal anders geschreven moeten worden dan een handleiding voor volwassenen (Puffelen, 2003).

Daarom zal een doelgroepanalyse verheldering bieden voor het schrijven van de handleiding. Hierin zullen we ook de aandachtsgebieden (beginnende pubertijd, omgaan met gezag van leiding, omgaan en oplossen van conflicten, verdriet en onmacht, omgaan met emoties als boosheid en vrienden maken) van de kinderen in de leeftijdscategorie van 8 tot en met 12 jaar bespreken met een definitie van deze aandachtsgebieden.

(16)

Dan zal een leeswijzer volgen met een korte uitleg van de opbouw van de handleiding en zullen we in vogelvlucht de thema’s beschrijven die bij de bijeenkomsten horen. Dit om medewerkers een beeld te geven wat de training precies inhoudt.

Wanneer dit geschreven is kunnen we beginnen met de uitleg van de verschillende bijeenkomsten met de thema’s die bij die bijeenkomst het hoofdonderwerp zijn. Dit is het belangrijkste onderdeel van de trainershandleiding. De opdrachten worden eerst beschreven met een uitleg van de opdracht en vervolgens zal het doel van de opdracht beschreven worden (wat je wilt bereiken met de kinderen). Er zal beschreven staan welke benodigdheden qua materialen et cetera je nodig hebt bij het uitvoeren van de opdracht en hoe je het beste een goede voorbereiding kunt treffen. Ook zullen we bij iedere opdracht aangeven welke houding en manier van presenteren je daarbij aanneemt als begeleider. We zullen dit hoofdstuk afsluiten met tips en richtlijnen.

Aan het eind van iedere bijeenkomst zal kort verteld worden wat er de volgende bijeenkomst voor de kinderen te wachten staat. Duidelijkheid en structuur is vaak erg belangrijk, zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn. Een belangrijke kanttekening bij deze onderzoeksvraag is dat er duidelijk, stap voor stap, uitleg wordt gegeven aan de kinderen. Bijvoorbeeld ook wat er van ze verwacht wordt. In een goed ontworpen trainershandleiding moet je er voor zorgen dat alles wat je moet weten in één oogopslag duidelijk is (op welke pagina je iets terug kunt vinden, welk materiaal je nodig hebt, hoe lang de opdracht duurt) (Biech en Bakker, 2005, p106).

We zullen de handleiding afsluiten met een dankwoord voor de mogelijkheid tot het opzetten van de training en handleiding en de ruimte die we ervoor hebben gekregen van JOY en haar

medewerkers.

Uit het interview met de medewerkers blijkt dat zij graag een apart werkboek voor de kinderen willen, waarbij ze zelf bij kunnen houden waar ze zijn gebleven. Hierin zal ook kort worden verwoord in Jip en Janneke-taalgebruik wat een SOVA-training is. Vervolgens zal er net als in de

trainershandleiding de opdrachten opgesomd staan in een duidelijke volgorde, met achter iedere opdracht een uitleg en het doel van de opdracht.

5.3. Welke schrijfstijl moet worden aangenomen?

Deze onderzoeksvraag ga ik vooral beantwoorden met behulp van de interviews met de medewerkers van JOY, omdat zij uiteindelijk de training gaan geven.

Medewerkers van JOY geven aan dat zij het prettig vinden als er in de je en jij-vorm geschreven wordt. Het gaat over kinderen in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar en daarom moet er gelet worden op het woordgebruik. Ook al gaat het om de trainershandleiding, op deze manier kunnen medewerkers het ook meteen in eenvoudige woorden de opdrachten aan de kinderen vertellen, zodat de kinderen het meteen mee kunnen lezen in hun eigen werkboek. Het gaat om

schoolkinderen, dus er moeten makkelijke woorden gebruikt worden, maar ook niet te kinderachtig. Voor de medewerkers moet het duidelijk zijn wat ze precies voor opdracht moeten geven, dus niet te lange zinnen, niet te veel tekst maar recht door zee. Ook zal dit in het werkboek overzichtelijk zijn voor de kinderen. In het werkboek zal ook veel gebruik gemaakt worden van visualisatie door middel van plaatjes en afbeeldingen bij de opdrachten en voorbeelden. Zo geeft het boek ‘trainen voor dummies’ (Biech en Bakker, 2005, p106) aan dat een goede trainershandleiding

pictogrammen moet bevatten. De kinderen van JOY houden erg van grapjes en stripverhalen vertelt een pedagogische medewerker van JOY (Drenth, 2013), daarom is het ook een goed plan als we humor in het werkboek verwerken.

(17)

6. Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

De hoofdvraag van ons onderzoek luidt; “Waar moet een door ons ontwikkelde SOVA-training uit

bestaan, zodat het aansluit bij de Curaçaose jongens in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar binnen de

naschoolse opvang van JOY?” Op basis van onze deelvragen zullen we nu antwoord geven op de

hoofdvraag en een opsomming maken van alle conclusies.

Door middel van literatuurstudie, observaties en het houden van interviews met medewerkers van JOY zijn wij tot de volgende conclusies gekomen;

- De jongens die op een Papiamentstalige school zitten krijgen vanaf groep 5 Nederlands en binnen JOY wordt ook Nederlands gesproken, daarom kunnen wij de training in het Nederlands schrijven. - School speelt een belangrijke rol in het dagelijkse leven van de jongens op Curaçao. Ze brengen veel tijd op school door, omdat er een sterke wil is van ouders, school en het kind zelf om zich te ontwikkelen op cognitief gebied. Ook krijgen ze veel huiswerk mee. Daarom zullen wij ervoor kiezen de jongens geen huiswerk mee te geven na iedere bijeenkomst. Wel zullen we een aantal spelletjes in onze training richten op het cognitieve aspect, dit omdat ouders hier veel waarde aan hechten. - Spelen bevordert onder andere de fantasie, het creatief denken, de eigenwaarde en het sociale gedrag van een kind. Daarom zullen we ervoor kiezen de training te richten op spelletjes, om zo spelenderwijs sociale vaardigheden bij te leren.

- Seksualiteit is een onbesproken onderwerp op het eiland, dit komt door schaamte. Daarom zullen wij ervoor kiezen het onderwerp seksualiteit niet terug te laten komen in de training, maar wel het onderwerp beginnende puberteit, zodat we wel de uiterlijke verzorging kunnen benadrukken. - Door interviews met medewerkers en observatie hebben we gezien dat de kinderen bij de

volgende gebieden problemen ondervinden; beginnende pubertijd, omgaan met gezag van leiding, omgaan en oplossen van conflicten, vrienden maken en omgaan met emoties als boosheid, verdriet en onmacht. Medewerkers geven aan dat de SOVA-training uit zes tot acht bijeenkomsten kan bestaan. Gekeken naar de gebieden kiezen wij ervoor om de training uit acht bijeenkomsten te laten bestaan. Ook geven de medewerkers aan dat de kinderen zich maximaal één tot twee uur

(18)

kunnen concentreren voor een training. Daarom zullen we de bijeenkomsten één tot maximaal anderhalf uur laten duren.

- Wij zullen een handleiding schrijven die gebaseerd is op de SOVA-training. Medewerkers geven aan dat het fijn is voor kinderen als zij zelf ook de opdrachten bij kunnen houden in een werkboek, zodat ze precies kunnen zien waar ze aan toe zijn, wat ze hebben gedaan en waar ze zijn gebleven. Ook kunnen de kinderen het werkboek aan hun ouders laten zien, zodat de ouders ook precies weten waar zij mee bezig zullen zijn. Daarom zullen wij naast de trainershandleiding ook een werkboek maken voor de kinderen.

- Voor de training kunnen we gymmaterialen en materialen op creatief gebied gebruiken, omdat deze aanwezig zijn binnen JOY.

- De ruimte die binnen JOY beschikbaar is voor de SOVA-training is beperkt. We kunnen voornamelijk gebruik maken van het kantoor en de parkeerplaats. Op het kantoor zullen we de spellen op

cognitief gebied laten plaatsvinden en op de parkeerplaats de spellen op fysiek gebied.

Verantwoording

Om tot een juiste aanbeveling te komen, hebben wij allen onderzoek gedaan door middel van literatuurstudie en interviews. Zo zijn wij tot passende opdrachten gekomen voor in de sociale vaardigheidstraining.

- 1. Ik voer een gesprek.

o 1.1 Verassende verhalen; In de verhalen die voorkomen bij ‘verassende verhalen’ hebben we gekozen voor herkenningspunten, zoals de kinderen, van JOY, die in het dagelijkse leven tegenkomen (bijvoorbeeld kleur, tijd, plaats, hoeveelheden). JOY is een particuliere organisatie, waarbij vooral kinderen uit de middenklasse gebruik maken van de dienstverlening van JOY. Uit onze ervaring is gebleken dat alleen mensen vanaf de middenklasse boodschappen doen bij de Albert Heijn, dit hebben we verwerkt in een van onze verhalen. Daarnaast hebben we niet alleen voor ‘Albert Heijn’ gekozen, maar ook voor de koppeling met de kleur blauw (Albert Heijn – blauw).

o 1.2 Wie ben ik; Doordat uit interviews met medewerkers van JOY is gebleken dat de kinderen van JOY, voor wie wij de training schrijven, moeite hebben met communicatie hebben we gekozen voor deze opdracht. Hierin staat centraal dat de kinderen leren om deductieve vragen te stellen en op hun beurt te wachten.

o 1.3 Teken wat ik zeg; Ook deze opdracht is gekoppeld aan het verbeteren van

communicatie. In deze opdracht staan duidelijke en specifieke communicatie centraal. Kinderen leren hier inzicht krijgen in eigen interpretaties, zowel van zichzelf als van een ander, tijdens het communiceren. In de tekeningen, bijgevoegd in de

trainershandleiding, hebben we gekozen voor verschillende niveaus zodat je dit kunt aanpassen op de kinderen.

Extra: Tijdens deze bijeenkomst hebben we gekozen voor verbale communicatie. De reden hiervan is om de bijeenkomst niet te divers te maken, zodat het duidelijk blijft voor de kinderen waar het om draait. Bij bijeenkomst 2 zal non-verbale communicatie aan de orde komen in combinatie met gevoel.

- 2. Wat voel ik?

o 2.1 Hoeveel gevoelens ken jij?; Vanuit de opdrachtgever is benoemd dat de kinderen van JOY, op wie wij onze training richten, moeite hebben met het ‘omgaan met

emoties’. Om de trainer te helpen hebben we deze startopdracht ontwikkeld, zodat de trainer inzicht krijgt in welke gevoelens de kinderen al kennen. Daarnaast krijgen ook de kinderen zelf inzicht in de grote verscheidenheid aan gevoelens.

(19)

o 2.2 De ballon; De boodschap van deze opdracht is hoe je gevoel kunt uiten. Zoals hierboven al eerder is genoemd hebben de kinderen, op wie wij deze training richten, moeite met het omgaan met gevoelens. Deze opdracht is kort maar krachtig, er wordt figuurlijk aan de kinderen laten zien wat er gebeurd wanneer je gevoel wel al dan niet uit.

o 2.3 Maskers; Omdat bij bijeenkomst 1 non-verbale communicatie niet aan bod is gekomen, laten we dat bij deze opdracht terugkomen, door middel van het oefenen met gezichtsuitdrukkingen. Daarnaast is eerder verteld dat de kinderen, waar wij onze training op richten, moeite hebben met het omgaan van emoties. Wanneer je kijkt naar de ontwikkelingstaken van het kind tussen de 8 en 12 jaar, zie je dat een kind vanaf 11-jarige leeftijd sociaal voelend hoort te zijn. Met deze opdracht proberen we ze daar een stukje bij te helpen.

o 2.4 Stap in de cirkel; Bij deze opdracht gaan we wederom uit van het probleem “omgaan met emoties”. Bij de 4 tot 6-jarige leeftijd behoren kinderen er zich van bewust te zijn dat ook anderen een binnenwereld hebben, bestaande uit gedachten, gevoel, kennis, wensen, intenties en herinneringen. Door middel van deze opdracht proberen we te toetsen of ze ook daadwerkelijk zich daarvan bewust zijn, dit doen we door middel van situaties voor te leggen. Praktijkvoorbeeld: Tijdens onze observaties bij JOY hebben we een duidelijk praktijkvoorbeeld gesignaleerd waaruit bleek dat het kind zich niet kon verplaatsen in de ander. ‘Een jongen, van 8 jaar oud, schopte een meisje. Hierop vroeg Eline: “Hoe zou jij het vinden als jezelf geschopt zou worden?”. Waarop het jongetje antwoordde: “Daar voel ik nu toch niets van.”

- 3. Ik ben boos, wat nu?

o 3.1 De thermometer; Bij deze opdracht gaan we niet uit van ‘omgaan met emoties’ in zijn algemeen, maar ‘omgaan met boosheid’. Volgens de medewerkers van JOY en naar aanleiding van onze eigen observaties, kunnen we concluderen dat onze doelgroep niet capabel is om boosheid te hanteren. Vandaar deze opdracht, zodat zij inzicht krijgen in hun eigen boosheid en hoe hiermee om te gaan.

o 3.2 Loslaten; Ook deze opdracht is gekoppeld aan het onderwerp boosheid en het relativeren/ loslaten hiervan. Volgens Annet Drenth hebben de kinderen moeite met het relativeren van gebeurtenissen, waardoor onze opdracht hier goed bij aansluit.

o 3.3 Stoelendans; Deze opdracht hebben we gekozen, om de bijeenkomst weer even actiever te maken in de zin van een fysieke opdracht. Het is de bedoeling dat de boosheid van het kind tijdens deze opdracht uitgelokt word. Je krijgt door deze opdracht enigszins inzicht in de frustratietolerantie van het kind.

- 4. Jij en ik (bewust zijn van een ander, zowel vrienden als leiding).

o 4.1 Heb je me gezien?; In deze opdracht proberen we spel met een stukje cognitieve vaardigheden te koppelen. De reden dat we voor deze opdracht hebben gekozen is omdat kinderen vanaf negenjarige leeftijd op zoek gaan naar hun sociale identiteit, voor jongens betekend dit dat ze zich vooral fysiek aan elkaar gaan meten. Als het goed is observeren de jongens elkaar tijdens deze opdracht. Ook hebben we voor deze opdracht gekozen zodat de kinderen op scherp worden gezet voor de rest van de bijeenkomst.

o 4.2 STOP; We hebben voor deze opdracht gekozen naar aanleiding van een

praktijkvoorbeeld. Tijdens onze observatie gebeurde het volgende: Een meisje was een jongen (9) aan het duwen, die in de hangmat lag. Het meisje duwde erg hard waarop Annemijn vroeg: “Vind hij het wel fijn dat je hem duwt?”. Het meisje stopte ermee en liep weg, waarop de jongen vervolgens zei: “Ik vond het helemaal niet fijn dat ze me duwde”. Hieruit kun je concluderen dat het stellen van grenzen niet altijd even makkelijk is, vandaar dat daar deze oefening op gericht is.

o 4.3 Leiderschap; Wat ons en de medewerkers van JOY is opgevallen, is dat onze doelgroep moeite heeft met hebben met autoriteit. Daarom hebben we gekozen voor een opdracht, waarbij de kinderen zowel schikken naar een ander, als zelf leider zijn, zodat de beide perspectieven in een leuke spelvorm ervaren.

(20)

Extra: Omdat we op de helft van de training zitten en er al vrij veel cognitieve opdrachten de revue hebben gepasseerd, hebben we ervoor gekozen om deze themabijeenkomst fysiek en speels te maken. Hierdoor willen we de aandacht van de kinderen bij de volledige training houden.

- 5. Amistad – Vriendschap (vrienden maken).

o 5.1 Vrienden maken, hoe doe ik dat?; Zoals in de literatuurstudie staat beschreven, horen kinderen vanaf negenjarige leeftijd in staat te zijn om hechte vriendschappen aan te gaan en willen ook bij een groep horen. Echter wordt het onderwerp “vrienden maken”, door de medewerkers van JOY en de opdrachtgever, ervaren als een probleem gebied voor onze doelgroep. Deze opdracht zal plaatsvinden in het werkboek, zodat ieder kind er goed en individueel over na kan denken.

o 5.2 Vriendschapscollage; Opdracht 5.1 is een vrij intensieve opdracht voor de kinderen. De keuze voor opdracht 5.2 is voortgekomen uit onze wens om daarna speelser en meer ‘tastbaar’ met het onderwerp om te gaan. Een kind krijgt dan ook de inzicht hoe vriendschap er voor hem uitziet.

- 6. Wij werken samen (samenwerking).

o 6.1 Samen tekenen; Deze opdracht is voortgekomen uit een praktijkvoorbeeld vanuit onze observaties. Bij meerdere kinderen, zowel jongens als meisjes, hebben we gesignaleerd dat ze het moeilijk vinden om speelgoed te delen. Ook Annet Drenth, medewerker bij JOY benoemt ‘samen spelen’ als een vaardigheid die onze doelgroep mist.

o 6.2 Blind lopen; Bij deze opdracht staat vertrouwen in de ander centraal. Rond de 7 à 8 jarige leeftijd ontwikkelt een kind voorkeuren voor bepaalde vriendjes en vriendinnetjes. Daarom hebben we ervoor gekozen dat de kinderen niet zelf mogen kiezen met wie ze en setje zullen vormen, zodat ze moeten vertrouwen op een willekeurig iemand en niet waar ze zelf de voorkeur aan geven

o 6.3 Ei in het nest; Om deze bijeenkomst creatief af te sluiten hebben we gekozen voor deze opdracht. Kinderen gaan in de leeftijd van 6 tot 8 jaar ijver ontwikkelen wat belangrijk is om prestaties weg te kunnen zetten. Dit heeft een positief effect op het gevoel van eigenwaarde van het kind. Om het binnen het thema ‘samenwerking’ te houden is de opdrachtvorm in groepjes. Hierdoor kunnen kinderen het inzicht krijgen dat je in groepsverband elkaars kennis kunt aanvullen.

- 7. Probleem + … = oplossing (Oplossen van problemen/ conflicten)

o 7.1 Rebus; We hebben gekozen voor een rebus als opwarmer voor de bijeenkomst. Een rebus is in feite een probleem dat opgelost moet worden. Bij het oplossen van

problemen moet je soms creatief denken en dit is ook wat bij een rebus gedaan moet worden, maar dan op een speelse manier.

o 7.2 Uitbeelden; Medewerkers van Joy hebben aangegeven dat de jongens problemen ervaren met de manier van conflicten oplossen. Door middel van drama spel worden verschillende problemen, herkenbaar voor de kinderen, visueel gemaakt. Op deze manier wordt het voor de kinderen misschien makkelijker om een probleem te

herkennen en een manier te bedenken hoe gepast op te lossen. Een kind vanaf 10 jaar moet namelijk in staat zijn om een oordeel te hebben over conflicten.

o 7.3 In de knoop; Ook deze opdracht is gericht op het oplossen van conflicten maar dan als groep. In deze opdracht wordt voor de kinderen duidelijk dat om een probleem op te kunnen lossen, je soms ook moet samenwerken en om hulp kan vragen.

o 7.4 Schipper mag ik overvaren; Ook deze opdracht is wederom gericht op samen het oplossen van conflicten. De kinderen leren tijdens het spel creatief te denken en hierdoor tot een oplossing te komen om de opdracht zo te kunnen voltooien. Er zou eventueel frustratie naar boven kunnen komen bij de kinderen wanneer de bedachte oplossing niet direct lijkt te werken. Het is niet altijd reëel dat een probleem meteen opgelost is en dit kunnen de kinderen op deze manier ervaren. De kinderen zullen in deze situatie dus geduld moeten hebben en niet gelijk opgeven maar samen dus een nieuwe oplossing bedenken.

(21)

- 8. Ik word ouder (beginnende pubertijd)

o 8.1 Spiegelen; Een van de door de opdrachtgever genoemde probleemgebieden is beginnende pubertijd. Vanaf 10 jaar gaat een kind eigen belangstellingen ontwikkelen en ook een zelfbeeld. Het is belangrijk dat het zelfbeeld van de kinderen reëel is. Door deze opdracht krijgen kinderen inzicht in karaktereigenschappen en talenten die ze bezitten.

o 8.2; Goed zijn voor jezelf; In Curaçao heerst een schaamtecultuur en zijn zaken als seksualiteit een taboe om over te spreken. Wij kiezen hier dus ook bewust niet voor omdat wij niets willen forceren in de cultuur. Wel gaan we in op het stuk zelfverzorging en wat daarbij komt kijken. Verder kijken we naar de toekomst door middel van vragen. Hierdoor worden de kinderen bewust gemaakt van wat ze later willen en hoe ze dat eventueel kunnen bereiken.

- Cooling down

De sociale vaardigheidstraining begint met een kennismakingsbijeenkomst. Om een ongedwongen, maar toch leuke, bijeenkomst te houden gaat ieder kind die dag zijn koffer maken. Deze is bedoelt voor de cooling down die na elke bijeenkomst plaats zal vinden. De cooling down heeft als doel om een korte en persoonlijke evaluatie te schrijven van elke bijeenkomst.

Ieder werkboek, van de deelnemers, heeft achter elke bijeenkomst een “scheurblad” met daarop een aantal persoonlijke vragen:

 Wat vond ik leuk vandaag?  Wat vond ik niet leuk vandaag?  Wat heb ik geleerd vandaag?

Onze training is gericht op jongens, echter kun je hem ook op meisjes toepassen. Dit komt voort uit het feit dat jongens en meisje tot hun 12e levensjaar dezelfde ontwikkeling meemaken, waar maar kleine nuances in zitten.

We hebben onszelf de vraag gesteld of dat je deze training ook in Nederland zou kunnen geven, en dat kan. Dit komt door het feit dat JOY voornamelijk bestaat uit Nederlandse medewerkers waar dus ook de Nederlandse normen en waarden voortleven. Daarnaast zitten er, naast Curaçaose, ook gewoon Nederlandse kinderen op de naschoolse opvang.

Aanbevelingen

Wij gaan onze training richten op de volgende gebieden; beginnende pubertijd, omgaan met gezag van leiding, omgaan en oplossen van conflicten, vrienden maken, omgaan met emoties als

boosheid en omgaan met emoties als boosheid, verdriet en onmacht. Deze gebieden zullen we terug laten komen in de themabijeenkomsten van de SOVA-training. Voor deze SOVA-training zullen wij een trainershandleiding schrijven voor de medewerkers van JOY, zodat ze een handvat hebben om de training te kunnen geven. Voor de deelnemers van de SOVA-training maken wij een

werkboek, zodat de kinderen tijdens de training mee kunnen lezen en de opdrachten tijdens de bijeenkomst in hun werkboek kunnen maken.

(22)

7. Referenties

Deelvraag 1: Wat zijn de verschillen tussen Curaçao en Nederland?

Bijlage 1: Interview Annet Drenth, gehouden 04 maart 2013 te Willemstad, Curaçao. Bijlage 2: Encelia (2012) Culturele verschillen.

Delfos, M.F. (2009) Ontwikkeling in vogelvlucht: ontwikkeling van kinderen en adolescenten. Amsterdam: Pearson Assessment And Information.

Engelbarts, H. (z.d.). Natuurlijk ouderschap. Verkregen op 05 maart van

http://www.allesoverkinderen.nl/ne_natuurlijk_ouderschap.html

Truijman, J. (2010). Basisscholen te weinig prestatiegericht. Binnengehaald op 04 maart van

http://nos.nl/artikel/152113-basisscholen-te-weinig-prestatiegericht.html

Zant, J. (2012) Autoritair opvoedingssysteem. Binnengehaald op 05 maart van

http://www.johnzant.nl/?p=378

Deelvraag 2: Hoe verloopt de ontwikkeling bij jongens op het gebied van sociale vaardigheden in de leeftijd tot en met 12 jaar?

Bijlage 4: Interview Annet Drenth, gehouden 04 maart 2013 te Willemstad, Curaçao.

Anababa eerlijk over ouderschap. De ontwikkeling van je kleuter (2009-2012) Binnengehaald op 06-03-2012

http://www.anababa.nl/ontwikkeling/kleuter/lichamelijk-sociaal-emotioneel-cognitief

Aveant Jeugdgezondheidszorg. De ontwikkeling van een peuter (april 2008). Binnengehaald op 06-03-2013

http://www.aveant.nl/20071212T104630D4/ave/up/ZupynjyHaB_JGZ10_De_ontwikkeling_van_de_pe uter.pdf

Hoogbegaaf uitgedaagd. Lesvoorbeeld psychologie les 1 t/m 7 (2007). Binnengehaald op 06-03-2013

http://www.hoogbegaafd-uitgedaagd.nl/images/modules/inkijkexemplaar_psychologie_deel_1.pdf

Kind en Gezin. Sociale ontwikkeling (z.d.) Binnengehaald op 06-03-2013

http://www.kindengezin.be/ontwikkeling/sociaal-emotioneel/sociale-ontwikkeling/

Mönks, F. J, Knoers, A. M. P. (2009) Ontwikkelingspsychologie: inleiding tot de verschillende deelgebieden. Assen: Van Gorcum

(23)

Plummer, D. M. (2012) Kinderen sociale vaardigheden leren door middel van spel. Amsterdam: SWP Verhulst, F.C. (2005) De ontwikkeling van het kind. Assen: Van Gorcum

de Vocht, H.M., de Jong J.H.J. (1999) Menswetenschappen in de verpleegkundige

beroepsuitoefening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum

Deelvraag 3: Uit welke onderdelen moet een sociale vaardigheidstraining bestaan, voor de jongens in Curaçao (8 t/m 12 jaar)?

Plummer, D. M., & Musterd-de, H. E. (2012). Kinderen sociale vaardigheden leren: Door middel van

spel. Amsterdam: SWP

Schreuder, L., M. Boogaard, R. Fukkink en J. Hoex (2011). 'Pedagogisch kader kindercentra 4-13

jaar'. Amsterdam: Reed Business.

Zimbardo, P. G., Weber, A. L., Johnson, R. L., & Birnie, S. (2005). Psychologie: Een inleiding. Amsterdam: Pearson Education.

Zwiep, C. (z.d.) De ontwikkeling van het jonge kind: De cognitieve ontwikkeling. Verkregen op 11 maart 2013 van

http://www.gastouderacademie.nl/fileadmin/user_upload/gastouderacademie/docs/bibliotheek/Ontw ikkeling/De_cognitieve_ontwikkeling__leren_als_proces__K_P_.pdf

Deelvraag 4: Hoe kan een medewerker van JOY onze SOVA-training zo efficiënt mogelijk aanbieden?

Bijlage 5: Interview Annet Drenth, gehouden 04 maart 2013 te Willemstad, Curaçao.

Wij leren. Roos van Leary (z.d.). Verkregen op 05, maart, 2013 van < http://www.wij-leren.nl/roos-van-leary>

Deelvraag 5: Waar moet een trainershandleiding uit bestaan?

Bijlage 6: Interview Annet Drenth, gehouden 04 maart 2013 te Willemstad, Curaçao.

Biech, E., Bakker, S., & Fontline (Nijmegen). (2005). Trainen voor dummies. Amsterdam etc.: Addison Wesley.

Blakenburg, K. (2005). Algemene handleiding STIP. Binnengehaald op 5 maart 2013 van

https://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:wy8lB87I-fcJ:www.cedgroep.nl/sbo-en-samenwerkingsverbanden/so/sociale-competentie/producten/~/media/Fotos %2520sectoren/SBO/WORD/STIP/Algemene_handleiding_STIP.ashx+doel+trainershandleiding+SOVA &hl=nl&gl=nl&pid=bl&srcid=ADGEESiOZKzAYKioyLIi3yz9gKrltSTgUz295j-qLWvzh67- KG3njO6Viwy5ZUu2ajINxdyA_Pnvyb01nLzVKEpjg2bknp3Q1g-cNLlPVE7LOzwvhr549MFqQxnpMC9VaGVulQEJHand&sig=AHIEtbTqwGDK7Oc6q830cwfC6b2duk-CXA

van Puffelen, M. (2003). Handleiding schrijven? Ken uw doelgroep. Binnengehaald op 5 maart 2013 van http://www.hvds.nl/cgi-bin/artikel.cgi?ID=945

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze dekking geldt alleen als het risico voor de vervangende auto nog niet door een andere verzekering is verzekerd.... Heeft u schade die het gevolg is

Deze dekking geldt alleen als het risico voor de vervangende auto nog niet door een andere verzekering is verzekerd.... Heeft u schade die het gevolg is

• U kunt geen gebruikmaken van deze geschillenregeling als u het oneens bent met de manier waarop uw zaak wordt aangepakt door een externe rechtshulpverlener of een andere externe

• U kunt geen gebruikmaken van deze geschillenregeling als u het oneens bent met de manier waarop uw zaak wordt aangepakt door een externe rechtshulpverlener of een andere externe

• U kunt geen gebruikmaken van deze geschillenregeling als u het oneens bent met de manier waarop uw zaak wordt aangepakt door een externe rechtshulpverlener of een andere

• U kunt geen gebruikmaken van deze geschillenregeling als u het oneens bent met de manier waarop uw zaak wordt aangepakt door een externe rechtshulpverlener of een andere

• U kunt geen gebruikmaken van deze geschillenregeling als u het oneens bent met de manier waarop uw zaak wordt aangepakt door een externe rechtshulpverlener of een andere

U kunt geen gebruikmaken van deze geschillenregeling als u het oneens bent met de manier waarop uw zaak wordt aangepakt door een externe rechtshulpverlener of een andere externe