• No results found

De (on)mogelijkheden van een socialistische gemeentepolitiek in een kapitalistische maatschappij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De (on)mogelijkheden van een socialistische gemeentepolitiek in een kapitalistische maatschappij"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE (ON)MOGELIJKHEDEN VAN EEN SOCIALISTISCHE GEMEENTEPOLITIEK

IN EI!1N KAPITALISTISCHE MAATSCHAPPIJ

Leo Platvoet

doktoraalskriptie sociologie

Bussum, februari

1978

X

Universiteit

X Van

X Amsterdam

(2)

INHOUDSOPGAVE

l. Inleiding

2. Probleemstelling

3.

Een sociologische opvatting over de funktie van de gemeente

3.1

inleiding

3.2

de gangbare opvatting over de funktie van

de

gemeente

3.3

sociale beheersing en bovenbouw

4.

Een korte historische schets van de

opvattingen van

3

linkse partijen m.b.t. gemeentepolitiek

4.1

inleiding

4.2

SDAP/PvdA

4-3

CPN

4.4

PSP

5.

De gemeente in de knel tussen kapitaal en centrale overheid

5.1 inleiding

5.2 de rol van de staat in het kapitalisme

5.3

de gemeente in de kapitalistische staat

6.

Mogelijkheden voor een linkse gemeentepolitiek in een

kapitalistische maatschappij 6.1 inleiding

6.2 de kenmerken van een linkse gemeentepolitiek

6.3

een belangrijke bijdrage voor de overgangsstrategie naar het socialisme

?

7.

Samenvatting en konklusie 7Tl samenvatting

7.2 konklusie - Noten

- Ltjst van geraadpleegde literatuur - Ltjst van geraadpleegde brochures

zonder schrijver

- Ltjst van geraadpleegde tijdschriften en archieven pagina 1 pagina 2 pagina

4

pagina

4

pagina

4

pagina

6

pagina

10

pagina

10

pagina

10

pagina 16 pagina 18 pagina 20 pagina 20 pagina 20 pagina

25

pagina

31

pagina

31

pagina

31

pagina

39

pagina

45

pagina

45

pagina

47

pagina

50

pagina

54

pagina

55

pagina

55

(3)

l. lNLEIDING

De gemeentepolitiek in Nederland is in de diverse sociale wetenschappen niet zo vaak een onderwerp van studie geweest en wordt volgens Borrie nogal 'stiefmoederlUk' behandeld. (1)

Goed beschouwd is dit een vreemde zaak, omdat de mensen op de plaats waar ze wonen, in een dorp of in een stad, zeer konkreet kunnen ervaren wat gemeentelijke politiek betekent. Het is toch deze vorm van politiek die zich zowel formeel als materieel het dichst bij huis afspeelt. Ook vanuit demokratisch oogpunt bekeken zou gemeentepolitiek een dankbaar onderwerp voor studie kunnen zijn, omdat

demokratisering op dit {laagste) nivo de meeste kans van slagen zou moeten hebben.

Toch leidt de gedachte binnen de sociale wetenschappen 'bestudeer de wereld, begin bU de gemeente' dan wel de

gedachte 'verander de wereld, begin bij de gemeente' een niet al te populair beHtaan.

Uiteraard zijn daar een aantal redenen voor aan te wijzen. De belangrijkste is ongetwijfeld dat de gemeente in theorie weliswaar een autonoom lichaam is, maar in de huidige vorm geheel aan banden wordt gelegd door de centrale overheid en door de macht van 'het kapitaal'.

Maar de rol van de gemeente kan hiermee niet afgedaan worden, omdat allerlei demokratiseringsbewegingen zich juist op dit nivo afspelen. De oorzaak hiervan moet gezeept worden in het toenemende inzicht dat ook op gemeentelijk nivo de tegenstelling tussen loonarbeid en kapitaal, tussen

maatschappelijke produktie en ·behoefte·enerzijds en priv6 bezit en toeëigening anderzUds, bestaat en dat daar een politiek antwoord op gemeentelijk nivo voor nodig is.

Daarnaast staat de diskussie over de kapitalistische staat weer in het middelpunt van de belangstelling en de mogel~kheid

deze staat van karakter te veranderen, waarbij het gemeentelijke aspekt, en de mogelijkheden om op gemeentelijk nivo belangrijke

bijdragen aan verandering te leveren, over het hoofd wordt gezien.

~ovenstaande overwegingen hebben mij doen besluiten om de gemeente als onderwerp voor deze skriptie te nemen. Het feit dat ik op het nivo van de gemeentepolitiek aktief, en dus geinteresseerd, ben heeft bij deze keuze een stimulerende rol gespeeld.

(4)

- L

-2. PROBLEEMSTELLING

'Natuurlijk is het uitroepen van een socialistische rBdenrepubliek op lokaal nivo onmogelijk' is een veel gehoorde opmerking als

er gesproken wordt over socialistische gemeentepolitiek. (1)

Dit lijkt inderdaad onmogelijk en het is ook niet de bedoeling

om

in deze skriptie aan te tonen dat zoiets wél mogelijk zou zijn t Empirisch materiaal zou er in ieder gevàl moeilijk voor te vinden zijn.

~en andere vraag is echter: kan er op het nivo van de gemeente-politiek een bijdrage worden geleverd aan het realiseren van het doel wat socialiRtische partijen voor ogen hebben: een

socialistische maatschappij ? En nauw verbonden met deze vraag is de volgende: is er in een kapitalistische maatschappij

op gemeentelijk nivo een linksere politiek mogelijk op

lokaal nivo dan de politiek die de staat op centraal nivo voert ?

Deze vragen vallen bij een nadere beschouwing weer uiteen in een aantal vragen, die in de volgende hoofdstukken

aan de orde zullen komen. Zoals: hoe is de op~ktting van

de diverse linkse partijen over de rol van de door hen te voeren gemeentepolitiek

Y

Wat zijn eigenlUk de kenmerken van een

socialistische gemeentepolitiek ? Wat is de rol van de

staat in het kapitalisme en hoe is de verhouding tussen deze staat en de gemeente ?

In hoofdstuk

3

wordt eerst een heersende sociologische opvatting over de rol van de gemeente in de Nederlandse samenleving aan de orde gesteld en bekritiseerd, De toevoeging 'heersend' moet niet in absolute zin opgevat worden, want zoals al eerder

opgemerkt is de gemeente een niet zo vaak bestudeerd onderwerp. Up een andere manier beschouwd is deze opvatting wel heersend: het is namelijk de sociologische vertaling van de werkelijkheid: het feit dat de gemeenten ondergeschikt zijn aan de landelijke overheid.

In

hoofdstuk

4

wordt gepoogd een antwoord te formuleren op de vraag hoe een drietal linkse partijen \PvdA,

CPN,

PSP) in de loop der tijden heeft aangekeken tegen de rol die hun gemeente-politiek zou moeten spelen op de weg naar het einddoel dat deze partijen zich stellen: het socialisme. Het mag bekend worden verondersteld dat deze partijen onderling zeer verschillen, zowel in hun opstelling op landelijk nivo, als ook in de middelen die ze gebruiken om hun politieke doelen te realiseren. Eveneons zijn

(5)

-

)

-hun landel~ke programma's verschillend. Het doel waarnaar zij zeggen te streven wordt echter met hetzelfde woord anngeduid,

vandaar dat het legitiem is om hen onder de noemer 'socialistische

part~en1 te brengen. In deze skriptie wordt ook wel de term

'links' hiervoor gebruikt. Overigens werken deze drie partijen op lokaal nivo, in wisselende omstandigheden en formaties,

w~l met elkaar samen. PartUen als PPR en D1

66

zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze partijen wel 'links' worden genoemd, maar zeker niet 'socialistisch' zijn.

in het "iJJde hoofdstuk wordt ingegaan op de rol van de staat in het kapitalisme en de verhouding tussen de gemeente en

de kapitalistische staat. Hierbij wordt uitgegaan van een

marxistische benadering aan de hand van o.a. Miliband en Mandél. De verhouding tussen gemeente en staat is, in tegenstelling tot de kapitalistische staatstheorie, een onderwerp dat niet zo uitputtend wetenschappelijk is behandeld. De verhouding tussen gemeen te en ka pi tal is tische wordt vooral toegespitst op de funktie die de gemeente heeft als schepper van algemene (re)produktie-voorwaarden.

Het 6de hoofdstuk poogt te omschrijven wat verstaan moet worden onder een socialistische gemeentepolitiek. Een drietal

hoofdkenmerken worden beschreven, waarbij één aspekt nadrukkelijk behandeld wordt: de verhouding tussen socialistische gemeente-politiek en buiten-parlementaire aktie.

In het 7de hoofdstuk tenslotte worden samenvattingen weergegeven en wordt getracht middels konklusies een antwoord te formuleren op de hoofd-probleemstelling: de mogelijkheid om in een

kapitalistische maatschappij een afwijkende, socialistische gemeentepolitiek te voeren.

(6)

- 4

-3.

EEN SOCIOLOGISCHE OPVATTING OVER DE FUNKTIE VAN DE GEMEENTE

---3.1

INLEIDING

In dit hoofdstuk zal ik aan de hand van Brasz 'veranderingen in het Nederlandse communualisme' ingaan op de heersende opvatting over de rol van de gemeente in onze maatschappij.

Vervolgens zal ik kritiek op deze visie geven en het kader

sohetse~ waarin de gemeente wel geplaatst moet worden, uiteraard

in relatie met de in het vorig hoofdstuk ontwikkelde probleemstelling.

3.2

DE GANGBARE OPVATTING OVER DE FUNKTIE VAN DE GEMEENTE

'In het tegenwoordige patroon zijn de gemeentebesturen in meerdere mate agenten van een nationaal stelsel van sociale beheersing geworden, waarbtj in het plaatselijke politieke proces de nationale referentiekaders als standaard zijn aanvaard. 1 (l)

Dit citaat van Brasz geeft aan dat volgens hem de gemeentelijke autonomie steeds minder een rol speelt en dat gemeenten steeds meer de landelijk vastgestelde politiek op gemeentelijk nivo moet uitvoeren. Hij acht dit een onwenselijke ontwikkeling, want hij

ziet de taak van de gemeente veelzijdiger. 'In het stelsel van sociale beheersing hebben de gemeentebesturen een tweezijdige taak. Zij helpen als agenten van de grotere sociale stelsels een zekere mate van sociale verandering teweeg te brengen. Tegelljkert~d

treden zij op als agenten van de plaatselijke collectiviteit en kunnen als zodan~g de modaliteiten van de uitoefening van de overheidstaak beinvloeden. Tussen deze twee aspekten van de taak van gemeente-besturen bestaat als regel een zeker evenwicht: de gemeentegemeente-besturen treden op als stabilisatoren in het Nederlandse stelsel van sociale beheersing.' (2)

Dit (lange) citaat geeft aan hoe Brasz denkt over de sociologische funktie van de gemeente, waarbij het begrip 'sociale controle' een centrale rol speelt. Volgens Brasz spelen gemeenten een belangrijke rol in het Nederlandse systeem van sociale beheersing

(3).

Brasz steunt op de definitie zoals die door Gurtvitch is ontwikkeld en op het gebruik dat van Doorn van dit begrip heeft gemaakt

(4).

Vam Doorn ziet twee vormen van sociale beheersing:

- in ruime zin, waarin de evenwichtstoestand in stand wordt gehouden of wordt hersteld 'door een complex van talloze faktoren, die

tesamen het patroon van sociale controle vormen'.

Onder deze faktoren verstaat van Doorn zowel conserverende elementen (tradities en gewoonten) als ideeën en idealen, die 'dynamiserend op het gedrag inwerken'.

(5)

(7)

1)

t t n n·"

leVing me wordt of hersteld wo

indi te en niet doelgerichte middele , in de vo

invJ

di

cultuurpatroon'.

(6)

( 7

0 ~ kritiek op de

(a).

))i 't l me het be hi onderwerp

van be ndien je het konkreet toepast op d Tlm11e he een. Bf~:rie .mi

(8)

- 6

-jeugd van de straat worden gehouden. De gemeente in zijn algemeenheid is een vorm van sociale beheersing in ruime zin. De verschillende middelen die de gemeente hanteert is sociale kontrole in enge zin en kunnen de vorm van zeer direkte kontrolemiddelen krijgen.

Daarnaast is de gemeente, vanuit de centrale overheid bekeken, een van de vele middelen om sociaal beheersend op te treden.

Het onderscheid tussen conserverend en dynamiserend lijkt me evenmin juist. Als dynamiserend in samenhang met conserverend wordt

beschouwd, zoals van Doorn dat doet, kan het slechts het tegen-overgestelde van conserverend betekenen, dus: veranderend.

Dit is echter tegengesteld aan het kenmerk dat sociale beheersing in iedere definitie heeft: evenwichthandhavend of-herstellend. In dit kader bekeken kan het dynamiserende karakter, zoals van Doorn dat ziet, alleen een herstel-beweging inhouden.

Het dynamische aspekt van sociale beheersing heeft dan ook niets te maken met fundamentele veranderingen in het kader van een emancipatoire ontwikkeling van de maatschappij. Wél sluit het aan bij de al genoemde opvatting van Schermerhorn dat sociale beheersing een macht

ie,

die aangewend wordt om het bestaande te handhaven.

Als we nu terugkeren naar de funktie van de gemeente, zoals Brasz die ziet, zien we dat de gemeente een essentiële eenheid vormt, een institutie bestaande uit een sociaal belangrijk

stabiel rollensysteem, dat het evenwichtspatroon in de Nederlandse samenleving handhaaft. Brasz haalt instemmend van Doorn aan, die. stelt dat de maatschappij uit een aantal instituties bestaat, die de knooppunten vormen van de menseltjke samenleving (sexua-liteit, erotiek en huwelUk, arbeid en ekonomische behoefte,

religieuze waarden e.d.). Deze instituties veroorzaken een aantal min of meer sterk geintegreerde patronen, die het handelen van mensen en groepen beînvloeden. En uit deze patronen komt dan een

'zeker stabiel sociale controlepatroon' te voorschijn (11). Welnu, in de opvatting van Brasz is de gemeente een dergeltjk patroon. In de volgende paragraaf zal ik kritiek uitoefenen op deze struktureel~funktionalistische benadering.

3.3

SOCIALE BEHEERSING EN BOVENBOUW

De belangrUkste aspekten, waar Brasz de nadruk op legt als hij het heeft over de sociale controle-funktie van de gemeente, ztjn:

1. De evenwichtssituatie en het funktionele geheel van de Nederlandse natie voor wat betreft de elementen van sociale beheersing

2. Het gemeentebestuur dat een van de instituties is van sociale beheersing

(9)

Het eerste aspekt is de evenwichtssituatie en het ~nktionele

geheel van de Nederlandse natie voor wat betreft de elementen van sociale beheersing. Deze opvatting gaat uit van een in beginsel harmonieuse maatschappij. Misschien was dit in de tijd dat Brasz

z~n stadie verrichtte, in de 50-er jaren, het oppervlakkige

beeld van de Nederlandse maatschappij, maar meer dan oppervlakkig kan dit beeld nooit geweest zUn. In de kapitalistische maatschappij waarin wij leven is er nooit sprake van een evenwichtssituatie,

in die zin dat er een principieele harmonie aan ten grondslag ligt. Er is een voortdurende strijd tussen de georganiseerde arbeiders-beweging enerzijds en de behartigers van de kapitalistische

belangen anderz~ds. Deze strijd, die tijdelijk op een laag pitje kan staan (bijv. in een periode van hoogkonjunktuur), is zowel op nationaal als internationaal nivo aanwezig. Het is dan ook uitgesloten om over een evenwichtssituatie te spreken, wanneer het kapitalisme werkloosheid, inflatie en massale honger en armoe tot gevolg heeft. Ook om een andere reden kan

er niet van een evenwichtssituatie gesproken worden. Het kapitalisme is slechts een fase in de ontwikkeling van de geschiedenis.

De tegenstelling tussen de vermaatschappelijking van de produktie en de zeggenschap hierover van partikuliere ondernemers, zal steeds groter worden. Om het in marxistisch jargon te zeggen: de onder kapitalistische verhoudingen zich ontwikkelende

produktiekrachten zullen door de

kapitalisti~Ög~u~~}lioudingen

heen breken en nieuwe produktieverhoudingen noodzakelijk maken~

Net zo min als het feodalisme eeuwigdurend was, zal ook het kapitalismE dit niet zDn. In deze zin kan er evenmin sprake ztjn van een

evenwichtssituatie in de huidige kapitalistische maatschappij.

Die sociologie-opvatting die hier wel van uitgaat, het struktureel-funktionalisme, waarop Brasz zich beroept, moet dan ook in

het juiste historische perspektief geplaatst worden: het wilde (en wil) een theoretische rechtvaardiging geven van het kapitalisme en een i~tellektuele dam opwerken tegen het steeds meer terrein winnende marxisme. (12)

Een funktioneel geheel van de Nederlandse natie voor wat betreft de elementen van sociale beheersing, dat uit de evenwichts-analyse voortvloeit, is evenmin aanwezig.

De Nederlandse staat heeft zich ontwikkeld in het konflikt tussen de klassen. Tot aan 1900 gold het onthoudingsprincipe: de overheid moest zich zo weinig mogelijk bemoeien met het zich ontwikkelende 'spel' van de maatschappeltjke krachten. Met de ontwikkeling van de

(10)

- 8

-tussen kapitaal en arbeid. Inmenging van de overheid, die op basis van (aanvankelijk nog beperkt) algemeen kiesrecht

onpartijdig het algemeen belang heette te vertegenwoordigen, werd steeds noodzakelijker. Maar in een kapitalistische

maatschappij is onpartijdig ingrijpen door de overheid onmogelijk. Bij het eerste grote konflikt tussen arbeidersbeweging en

ondernemers bleek al dat de overheid koos voor de kant van de

ondernemers: de spoorwegstaking van 1903 en de beruchte worgwetten van de regering Kuypero Want 'de staat is in de regel de staat van de machtigste, d.i. de ekonomisch heersende klasse, die door middel van de staat ook de politiek heersende klasse wordt en zo nieuwe middelen verwerft om de onderdrukte klasse eronder te houden en uit te buiten.' (13)

Met de ontwikkeling van de produktiekrachten, met de toename van de arbeidsdeling neemt 'de betekenis van de staat als organisatie van het gemeenschappelijke leven toe'.

(14)

De belangrijkheid van de staat neemt toe en tegelijkertijd groeit de zelfstandigheid van de staat. Zij kan ingrtjpen in het ekonomisch en maatschappelijk leven, maar nooit verder dan de ekonomische verhoudingen dat toelaten. Volgens Jakubowski bereikt de staat een btjzonder hoge graad van zelfstandigheid wanneer de klassen duideltjk in evenwicht ztjn. Dit nu was in de periode van wederopbouw na de 2de wereldoorlog het geval. Zowel de georganiseerde arbeidersbeweging , als de overheid en de ondernemers waren het met elkaar eens over de maatschappelijke doeleinden. De evenwichtssituatie en de

funktionele eenheid van de Nederlandse natie moeten dan ook in dit histirisch perspektief gezien worden. Maar er mag geen

'eeuwigheidswaarde' aan ontleend worden. In de loop van de 60-er jaren bleek dat een hevige aanval op de kapitalistische

produktieverhoudingen, die zich in de 'derde wereld' manifesteerde door brute uitbuiting en onderdrukking en in het kapitalistische westen o.a. door autoritaire verhoudingen, werd ingezet. Zowel door de traditionele arbeidersbeweging als door nieuwe

groepen, zowel met oude als met nieuw ontwikkelde aktievormen,

zowel in het kapitalistische westen zelf, als in de 'derde wereld'. Het tweede aspekt, waarop Brasz de•nadruk legt is het gemeente-bestuur (of de gemeente) als één van de instituties van sociale beheersing.

Het gemeentebestuur is ééfü van de vormen van de staatsmacht.

Evenals voor de centrale overheid in de vorige eeuw het onthoudings-principe gold, gold dit ook voor de gemeenten. Maar met de

(11)

industrialisatie en de toename van het stedelijk proletariaat werd overheidsbemoeienis van gemeentezijde steeds meer noodzakelijk. Enerzijds werd dit afgedwongen door de georganiseerde arbeiders-beweging. Anderzijds werd steeds meer ingezien dat reproduktie van de arbeidskracht overheidsbemoeienis vereiste. Met de

ontwikkeling van klein naar groot en multinationaal bedrijf werd het ook noodzakelijk dat de overheidsorganen zich daarbij aanpasten. 'Ieder ekonomisch tijdperk brengt de staat voort die aan zijn

behoefte beantwoord.' (14J Zo wordt in een tijdperk van nationale ondernemingen de behoefte geschapen voor een multi-nationale staat. En op lager nivo: de behoefte aan boven-gemeenteltjke samenwerking en overheveling van de taken van de gemeente naar de centrale overheid.

De overheid maakt deel uit van de bovenbouw: de politiek/ juridisch/culturele orde die zich boven de ekonomische basis verheft. De ekonomische basis bepaalt niet op deterministische wijze de inhoud van de juridisch/politiek/culturele bovenbouw. Er is een wisselwerking tussen de verschillende sektoren, maar

'de beslissende faktor', die zich 'in laatste instantie' doorzet is de ekonomische faktor. (15)

Deze konseptie van ekonomische basis en (o.a. politieke) bovenbouw is een verklaring voor het feit dat ook Brasz signaleert: dat het plaatselUke politieke proces de nationale referentiekaders als standaard aanvaardt. Maar de wil tot sociale beheersing is hier niet de verklarende faktor voor. Het is de ontwikkeling in de kapitalistische ekonomie die een steeds grotere greep vereist van de overheid op de ontwikkeling van het maatschappelijk leven, in die zin dat arbeidsrust en andere gunstige produktievoorwaarden gehandhaafd blijven.

Het begrip sociale beheersing kan wel gebruikt worden, maar dan als sociologische vertaling van al die bestanddelen uit de

bovenbouw, die de bestaande kapitalistische maatschappijstruktuur trachten te handhaven.

(12)

4.

EEN KOR'.r.1E HISTOHISCHE SCHE'I'S VAN DE OPVATTINGEN VAN

.3

LINKSE

---·---PARTIJEN

M.B.T.

GEMEENTEPOLITIEK

4.1

INLEIDING

In dit hoofdstuk wordt nagegaan wat de opvattingen van

3

linkse Nederlandse partiJen zijn over de gemeentepolitiek en welke

rol zij toebedelen aan die gemeentepolitiek om een fundamenteel andere maatschappij te bereiken.

Gekeken wordt of deze partijen zich al dan niet neerleggen bij de kaders die de huidige maatschappij aangeeft of dat ze bereid zijn deze kaders te overschrijden (althans in woord, want er wordt gebruik gemaakt van gemeenteprogramma's, brochures, artikelen e.d.). Of om in de termen van Brasz te blijven: onderzocht wordt of

deze

3

linkse partijen de sociale beheers-funktie van de gemeente al dan niet aanvaarden.

De

3

partijen die onderzocht zijn, zijn respectievelijk: de SDAP/PvdA, de CPN en de PSP. Deze

3

partijen zeggen het socialisme na te streven en zijn alle ~' gezien hun lange aanwezigheid, geworteld te noemen in de linkse beweging in Nederland.

4.2 SDAP/PvdA

In 1894 werd de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) opgericht door een twaalftal mensen, die van mening waren dat de Sociaal Democratische Bond met haar anti-parlementaire koers een doodlopende weg had gekozen. De SDAP koos voor het parlement als middel om het socialisme te bereiken. Ook in de gemeenteraden liet de SDAP zich al snel gelden. In 1897 werden de eerste SDAP gemeenteraadsleden gekozen. Het zitting nemen in gemeenteraden valt te verklaren als volgt:

Er waren propagandistische redenen, in de gemeenteraad kan op zeer direkte wijze propaganda gemaakt worden, want ook op

gemeente-l~k nivo zijn de tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid zichtbaar. Het geeft de mogelijkheid tot een' stuk klassenstrijd van een onovertroffen duidelijkheid'. (1)

- Het was één van de nivo's, waarop de SDAP haar politieke mening kon verkndigen.

De communale wetgeving was in Nederland aan het eind van de vorige eeuw dusdanig, dat de gemeente ruimte van handelen had, vooral m.b.t. de publieke zorg, waar nog zeer weinig aan gedaan was. De SDAP maakte zich sterk voor uitbreiding van de gemeente-lijke taak ten aanzien van de publieke zorg om zo verbetering te brengen in de werk- en woonomstandigheden van de arbeidersklasse.

(13)

De gemeenteraad was dus ook voor de SDAP een middel om aan konkrete belangenbehartiging te doen.

De SDAP was de eerste Nederlandse partij die een gemeenteraadsprogramma formuleerde. De belangrijkste funktie van dit programma was om een eenheid van optreden te bewerkstelligen van alle SDAP gemeenteraads-leden. Dit was namelijk één van de kritiekpunten van de SDAP op de burgerlijke partijen: per gemeente namen vertegenwoordigers van deze partijen zeer verschillende standpunten in.

In 1899 nam het kongres van de SDAP het gemeenteraadsprogramma aan. Tijdens de diskussie op het kongres maakte Troelstra de (later vaak

'historisch' genoemde) opmerking: 'Een uitgebreide zelfregering is voor ons niet een doel, maar een middel. Zijn wij sterk in de

gemeente, dan zijn wij voor gemeentelijke autonomie, maar zijn wij sterk in de kamer dan zijn wij er tegen.' (2). Latere autedrs als Brasz, Borrie en Maas zullen nog uitgebreid op deze opmerking van Troelstra ingaan en opmerken dat de SDAP de politiek in de gemeenten als een opportunistische aangelegenheid beschouwde. (Overigens ontgaat hen de inkonsekwentie in de uitspraak van Troelstra, want het sterk zijn in de gemeenten en het sterk zijn in de kamer (getalsmatig)

gaat meestal samen. Troelstra doelde m.i. op het hebben van bestuur-lijke posities, dus wethouders en/of regeringsverantwoordelijkheid.) Brasz konstateert dan ook dat de gemeenteraadspolitiek voor de SDAP geen doel was, maar een middel om het socialisme te bereiken.

(3)

'Jonge politieke partijen met een oppositioneel karakter hebben de neiging om de communualistische idee wat feller te kleuren, dan wel de krachtsinspanning van de op deze idee berustende plaatselijke besturen te stimuleren.'

(4)

Hiermee wil Brasi~ die dit konludeert na een aantal partijen onderzocht te hebben, eigenlijk hetzelfde als Troelstra zeggen.

De inleiding van het SDAP gemeenteraadsprogram luidde: 'Overwegende dat, waar maatregelen, wenselijk in het belang der gemeente, mochten indruischen tegen de rijkswetten, rakende de verhouding tusschen Rijk en Gemeente, de gemeenteraden de taak en de bevoegdheid hebben om

op verbetering deze wetten aan te dringen, stelt de SDAP op het gebied der gemeentepolitiek de volgende eischen, ongeacht de belemmeringen, door de rUkswetgeving aan de vervulling in den weg gelegd.'

(5)

Uit dit citaat blijkt dat de SDAP in haar programma bewust de vast-gestelde kaders wilde overschrijden. De SDAP voorman Vliegen beaamt ook dat de commissie, die het gemeenteraadsprogramma had voorbereid,

(14)

zeer bewust het programma wetsoverschrijdend had opgesteld.

(6)

Het was de taak van de SDAP aktie te voeren om wetten te

veranderen en dat moest ook in het gemeenteraadsprogramma worden gezegd. Het gemeenteraadsprogramma van de SDAP bestond verder uit een aantal eisen, die praktisch allen een uitbrei~ing van de gemeentelijke taak inhielden. Uit het programma en de diskussies daar over kwam duidelijk het rotsvaste vertrouwen naar voren dat men in die tUd had, dat het socialisme langs parlementaire weg bereikt kon worden. De sociaal-demokratie, zo luidde de redenering, met de ontwikkeling van het kapitalisme steeds meer

arbeiders-aanhang krijgen en welhaast vanzelf zo de macht over de staat in handen krijgen. Het was vooral Kautsky, die veel invloed had op de SDAP, die deze (mechanische) opvatting van het marxisme verkondigde.

(7)-Een jaar later werd op het kongres van de 2de Internationale in Parijs een resolutie aangenomen inzake gemeentepolitiek. Hierin werd gesteld dat op gemeentelijk nivo niet het socialisme bereikt

kan worden, wel kan het voorbereid en benaderd worden. Ook in deze resolutie werd de gemeentelijke politiek als element in de

klassenstrijd gezien. Van 'sociale beheersing' was in deze opvatting geen sprake: 'overwegende dat de gemeente een voortreffelijk gebied kan worden van gedecentraliseerde ekonomische aktiviteit, en

tegelijkert~d een politiek werktuig van grote kracht in de handen van plaatselijke socialistische minderheden, tegen de burgerlijke minderheid van het centrale bestuur, wanneer eenmaal wezenlijke autonomie voor de gemeente zal zijn verkregen' sprak het interna-tionaal kongres zich o.a. uit voor een met alle kracht streven naar vrUe en zelfstandige gemeentelijke organen om hier hervormingen te bewerkstelligen 'zonder daarbij de belangrijkheid van de algemene politiek te miskennen'. (8)

Maar hoe zag de praktijk eruit

?

Met de groei van de SDAP groeide uiteraard ook het aantal gemeenteraadsleden, dus het getalsmatige aandeel van de SDAP in de parlementaire lichamen. Deze groei werd verklaard uit het feit dat de SDAP parlementaire politiek bedreef.

(9)

De socialistische beweging, die sterk door de Duitse sociaal-demokratie werd beheerst, werd steeds reformistischer en revisio-nistischer. !n de praktljk betekende dit een ingroeien in de

bestaande maatschapptj, steeds meer vertrouwen en nadruk leggen op legaal en parlementair handelen, en bestuursverantwoordeltjkheid dragen, samen met burgerltjke partijen (reformisme).

(15)

marxistische theorie, waar vooral Kautsky en bernstein aan bijdroeger Kautsky legde sterk de nadruk op het automatisme waarmee het

kapitalisme het proletariaat bewuster zou maken, de socialistische beweging daardoor zou groeien, totdat ze sterk genoeg zou zijn om via een perlementaire meerderheid de staatsmacht over te nemen. Bernstein ~oorzag een bloei van het Xapitalisme, waarin de

arbeidersklasse kon meeprofiteren en verwierp de marxistische krisis- en verelendungstheorie. Deze theoretische herziening wordt aangeduid. met de term 'revisionisme'~

Volgens Maas heeft ook het volgende aspekt het reformisme van de SDAP sterk beinvloed: de bemoeienis van de SDAP met de gemeente-politiek, al kan Maas niet zeggen in welke mate dit een rol heeft gespeeld.

In het kader van deze skriptie is het vooral van belang te onder-zoeken welke plaats de SDAP inruimde voor de gemeentepolitiek als deel van de strategie naar het socialisme. Het SDAP gemeenteprogram had op praktische punten als algemene strekking: uitbreiding van allerlei gemeentelijke taken~ Zoals: uitbreiding gemeentelijk

grondbezit, uitbreiding gemeentelijke bedrijven, verbetering arbeids-omstandigheden gemeentepersoneel, kosteloos onderwijs enz.

Het zijn allemaal punten, die binnen de kaders van het kapitalisme verwezenlijkt konden worden. Daardoor speelde de identifikatie

van de SDAP gemeentepolitiek met hetgeen bereikt werd op gemeenteltjk nivo1 een zelfstandige rol bij het ingroeien van de SDAP in de

bestaande, kapitalistische, maatschappij. Hiermee samenhangend begon de SDAP de gemeentepolitiek steeds minder als middel en steeds meer als doel te beschouwen.

Het deelnemen aan het gemeentelUk bestuur via het leveren van burgemeesters en wethouders,, het belangrUke aandeel van de SDAP in de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het verdedigen van de gevoerde gemeentepolitiek tegen de revolutionaire kritiek

van de CPN~ het waren allen tekenen van het reformisme van de SDAP. De wethouderskwestie vormt in deze een punt apart. Met de getals-matige groei van de SDAP werd: het leveren van SDAP wethouders een steeds brandendere kwestie. In 1919 nam het kongres een motie aan, waarin stond dat de SDAP, indien ze een meer~erheid zou hebben in de gemeenteraad, wethouders zou leveren. Indien de SDAP niet de meerderheid zou hebben, zou de SDAP alleen dan wethouders leveren, wanneer belangr~ke punten uit het program gerealiseerd konden worden. Zoals zo vaak was de praktijk het kongresbesluit al

(16)

voorgeweest. Sinds 1912 leverde de SDAP al wethouders, ook indien ze niet de meerderheid had.

(10)

Had het kongres in 1913 nog met krappe meerderheid besloten om op landelijk nivo geen regerings-verantwoordeltjkheid te dragen, de toenemende 'realiteitszin' zorgde ervoor dat op plaatselijk nivo dit wel gebeurde~

Het volgende SDAP gemeenteprogram, dat in 1919 werd aangenomen, droeg dan ook de sporen van deze ontwikkeling. Na gekonstateerd te hebben dat de SDAP zich niet tot doel stelt in de een of andere gemeente het socialisme te vestigen wordt vastgelegd 'dat in ons programma geen zuiver socialistische eisen kunnen worden

opgenomen en dat bij alle ( •••• ) te stellen eisen rekening moet worden gehouden met de vraag of deze reeds thans in het kapitalisme kunnen worden doorgevoerd'.

(11)

Het zijn woorden, die het reformiseringsproces goed weergeven: geen socialistische eisen meer stellen, maar alleen nog maar die eisen stellen, die binnen het kapitalisme haalbaar zijn.

Ook in het gemeenteraadsprogram van 1927 wordt deze stellingname betrokken en de SDAP laat haar tot aan de 2de wereldoorlog niet meer los.

Na

de 2de wereldoorlog kwam de SDAP min of meer als de

Partij van de Arbeid (PvdA) terug. (12) De PvdA nam na de oorlog al snel deel aan een koalitieregering met de KVP, daarmee

bereikend wat de SDAP pas in 1939,

45

jaar na haar 0prichting, had weten te bereiken: regeringsverantwoordelijkheid dragen. Hiervoor is al gekonstateerd, dat de SDAP in haar gemeenteraads-programma van 1919 definitief haar politiek afstemde op datgene wat binnen het kapitalisme haalbaar was, met de PvdA is het niet anders. De woorden van Troelstra werden geheel bewaarheid: de PvdA droeg regeringsverantwoordelijkheid en haar gemeentepolitiek werd daar aan geheel ondergeschikt gemaakt.

Het gemeenteraadsprogramma van

1946

had weinig meer te maken met een socialistisch programma. In de periode van wederopbouw,

in de sfeer van 'nooit meer oorlog' en bevangen door de doorbraak-gedachte (13) was, volgens het program, de voornaamste taak van de socialistische gemeentebestuurder gelegen 'in het aankweken van deze socialistische gezindheid, zich uitende in het overwinnen

van een op eigen belang gericht streven door gemeenschapszin, d.w.z. door burgerzin in de edelste betekenis van het woord'. (14)

zoals uit dit citaat blUkt wordt het socialisme opgevat als een houding, als een mentaliteits- en cultuurveranderende bewegingo Het is de voortzetting van het cultuur-socialisme, dat in

(17)

- J.)

-Man steeds meer terrein won.

In het theoretisch blad van de PvdA 'Socialisme en Demokratie' stonden bijzonder weinig artikelen over gemeentepolitiek. De aan-dacht was geheel gericht op de wederopbouw en de koude oorlog, die al snel na

1945

weer de kop op stak.

(15)

In

1956

9 bij het tienjarig bestaan van de PvdA schreef

W. Mensink in een gedenknummer van 'Socialisme en Demokratie', dat na de 2de wereldoorlog (in tegenstelling tot voor die oorlog) de aandacht veel meer op nationale en internationale politiek is gericht en minder intens op de gemeentepolitiek. De verschuiving van bevoegdheden van gemeente naar de centrale overheid werd positief gewaardeerd door de schrijver, die

opmerkte, dat de PvdA hier zelf aan heeft meegewerkt. Als belangrijkste taak voor de PvdA op gemeentenivo zag hij de versterking van de demokratie tegen gevaren van buitenaf (resp. communisme en fascisme, zoals zo vaak door de sociaal-demokratie op één hoop gegooid.)

De gedachte dat de gemeentepolitiek, dus het handelen van

gemeentebesturen, gemeenteraden en partijen, geheel moest passen binnen het kader van de landelijke politiek was gemeengoed

binnen de PvdA.In het gemeenteraadsprogramma van 1958 is het accent volledig gelegd op goed, verantwoordelijk bestuur. Daardoor ademt het geest van louter pragmatisme, het heeft geen enkele aandacht voor principiële en/of strategische punten. Van Stoffelen schrijft bij een terublik (terecht) dat hij vrijwel alles mist wat hij 'kenmerkend acht voor een

socialistiscl).e partij'. (16)

Vanaf het eind van de zEStiger jaren is er een verandering merkbaar in de opstelling van de PvdA in de gemeentepolitiek. Onder druk van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die zich juist op gemeentelijk nivo manifesteren (de opkomst van de jeugdbeweging, nieuwe aktievormen, de anti-autoritaire golf; de voortdurende woningnood, de druk van grootwinkel-bedrijven en grote grootwinkel-bedrijven als banken op de verdeling van de ruimte in de steden, het toenemende autoverkeer enz.) komt er ook een (weliswaar voorzirihtige) verandering in de opstelling van de PvdA op gemeentelijk nivo. Ook het feit dat de PvdA vanaf 1966 in de oppositie zit, is hier niet vreemd aan. Begrippen als polarisatie en linkse meerderheids-kolleges doen hun intrede.

(18)

bus. In het gemeenteraadsprogramma van

1974

staat: 'van belang hierbij is (als de PvdA deelneemt aan kolleges) dat we

funktioneren binnen het kader van de parlementaire demokratie en dat wij de de hierdoor gestelde grenzen aanvaarden.'

(17)

Nog steeds wordt er vanuit het landeltjk kader geredeneerd, ongeacht de vraag wat het landelijk beleid inhoudt.

In

de 'overwegingen en suggesties voor een gemeenteprogram

1978'

staat het veel scherper geformuleerd. Voor het eerst komt er dan een inhoudelijke uitspraak over dat landelijke

beleid: 'een socialistische samenleving moet mede van onderaf worden opgebouwd, vanuit relatief kleine gemeenschappen die

zelf doeleinden en prioriteiten bepalen voor de woon-, leef~

en werkomgeving, uiteraard met inachtneming van de begrenzingen die he t nationale beleid (dat ondermeer gericht dient te zijn op w~ziging van de produktieverhoudingen en herverdeling

van inkomen, kennis, arbeid en macht ook mondiaal) stelt'.

(18)

Of

de PvdA zich ook aan de gestelde begrenzingen moet

houden, indien het landelijke beleid anders is gericht, is helaas niet beschreven. Toch is dat juist een wezenlijk punt. Namelijk of het mogelijk is, en zo ja of de PvdA daar toe bereid is,dat op gemeentelijk nivo een fundamenteel linkser beleid wordt gevoerd dan op landelijk nivo.

4.3

CPN (19)

Het eerste gemeenteraadsprogtam van de CPN, dat uit 1919 stamt, was zonder meer revolutionair. De CPN wees alle beperkingen van wetteltjke aard in de gemeentepolitiek van de hand, Ook het verwerven van praktische resultaten werd van de hand gewezen. De nadruk werd gelegd op revolutionaire agitatie, propaganda en kritiek. De CPN zag het gemeenteraadswerk als aanvullend en versterkend element in de direkte, buitenparlementaire strijd van de arbeiders. Het programma was een 'wapen tegen het

onvruchtbare parlementaire stelsel, voor de proletarische diktatuur'. ( 20)

De CPN stelde de gemeenteraadspolitiek geheel in het teken van haar (inter)nationale politiek.

In

1919 was de CPN nog niet

onderworpen aan de Kominternlijn, maar met name na 1930, als de oude leiding uit de partij is gewerkt, stond de CPN

onder curatele van de Komintern-lUn, die vanaf 1924 afwisselend de bestrijding van de sociaal-demokratie ('sociaal-fascisme') en het samengaan met de sociaal-demokratie (volksfront)

(19)

propageerde. Zo stond in 19}~ het gemeenterandsverkiezingspamflet geheel in het teken van de beetrUding van de SDAP. De Sovjet-Unie wordt als voorbeeld gesteld, 'voor de versterking der CPH, de partij die de arbeiders leidt in den strtd voor de

Arbeiders- en Boerenregering, de dictatuur van het proletariaat'.

(21)

I . t . t . het program van

1919

schuwde de CPN de direkte belangen-behartiging in de gemeenteraad in de dertiger jaren niet.

Voor de 2de wereldoorlog kwam het probleem van àe bestuurltke verantwoordeltkheid voor de CPN praktisch niet voor, gezien de geringe omvang van de CPN. Maar na de 2de wereldoorlog behaalde de CPN 10'/o van àe stemmen en had een groot aantal wethouders. Maar lang duurde dit niet. Onder druk van de steeds toenemende koude oorlog werd in juli

1948

in de gemeentewet aan de

gemeentewet een artikel toegevoegd, dat het mogeltk .maakte tussentijds wethouders te ontslaan. Dit artikel werd speciaal toegevoegd om tussent~ds communistische wethouders te kunnen ontslaan. Een ander voorval is het geval Finsterwolde, waar een comrnuniRtische meerderheid was, en waar in 1951 de gemeenteraad uit zijn funktie werd ontheven, omdat de communistische meer-derheid o.a. hogere uitkeringen aan werklozen wilde geven en geen straatbelasting in wilde voeren. Dit tegen het beleid van de landelijke overheid in. Beide gevallen tonen aan dat de centrale overheid ingrupt, indien op gemeenteltk nivo politiek onwenseltke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het strategische karakter van de gemeentepolitiek van de CPN kenmerkt zich sinds de 2de wereldoorlog door:

l het stug verdedigen van de gemeentelUke autonomie, die door de monopolies ondergraven wordt;

2 de gemeentepolitiekstaat geheel in dienst van de nationale politiek van de CPN;

3

de CPN aanvaardt wethouderszetels zonder vooraf voorwaarden te stellen.

Wat betreft de gemeenteltke autonomie: in

1963

schrtft H. Vehwey in het theoretisch orgaan van de CPN dat 'in de algemene strUd voor vrede en demokratie, die zich op steeds bredere terreinen van het maatschappeltjke leven openbaart, ( ... )het gemeenteraads-werk een btjzondere rol (kan) vervullen'. (22) Die btzondere rol is de strtjd tegen de monopolies. Volgens de CPN, en dit is een immer terugkerend thema, trachten de monopolies de gemeentelUke autonomie uit te hollen en krUgen hierbt de steun van de

(20)

- lö

-Lenin: 'Zowel in de buitenlandse als in de binnenlandse politiek streeft het imperialisme naar vernietiging van de democratie, naar reactie'.)

Een van de middelen om die autonomie aan te tasten is het aan banden leggen van de gemeentefinanciën door de centrale

overheid. De CPN pleit bij voortduring voor aktief verzet hiertegen vanuit de gemeenteraden.

Haar gemeentepolitiek is ondergeschikt aan de landelijke politiek van de CPN. Het samenwerkingsaspekt speelt hierbij een

centrale rol. Het machanisme dat de CPN daarbij gebruikt is

als volgt: vanuit het gemeentelijk belang gekeken komen maatregeler. van de landelijke overheid verkeerd aan en wekken weerstand, ook vanuit die partijen, die op landelijk nivo regeringsverantwoordelUk-heid dragen. Vooral m.b.t. de PvdA probeert de CPN die twee

nivo's tegen elkaar uit te spelen, daarbij pogend een samenwerking tot stand te brengen met de basis~van de PvdA.

In deze politiek overschrijdt de CPN steeds in woord (en roept anderen op de daad hieraan toe te voegen) landelijk gestelde

grenzen. Maar niet in alle situaties: nl. wanneer de CPN wethouder heeft ontkomt ze er niet aan maatregelen uit te voeren, waarvan ze op landelUk nivo tegenstander is. Dat is volgens Baruch ook de reden, waarom de CPN mag meebesturen: men is een lastige opposant kwijt. In ruil voor wethouderszetels moet ook de CPN haar strijd tegen de monopolies verlochenen. (23)

De CPN is bereid ten alle tUden wethouders te leveren en sluit daarbij, evenals de PvdA, niet een parttj voor samenwerking uit.

4.4

PSP

De Pacifistisch Socialistische Partij nam in 1961 haar eerste

gemeentel~ke programma aan. In dit program stond de bedreiging van de financiële positie van de gemeenten door de landelijke overheid centraal. Dat eerste program sprak zich niet uit over de taak van de gemeentel~ke politiek in de strijd voor het socialisme. Het tweede program, dat in 1966 werd aangenomen, doet dit wel. 'Aan de verwerkelijking van die socialistische samenleving kunnen de gemeenten en provincies een bijdrage leveren', zo heet het in de inleiding. (24) Dit kan dan gebeuren, net als in het PvdA program tot uitdrukking komt, door de uitbreiding van allerlei sociale voorzieningen. Toch nam ook dit program niet een

duidel~k standpunt in m.b.t. de strategie naar het socialisme, waar die gemeenten een rol in speelden.

Pas in het volgende programma, dat gold voor de periode

(21)

- l~

-samenleving komen de gemeenteltjke en provinciale politiek niet minder in aanmerking dan de landelijke'. (25)

Hiermee worden beide nivo1s aan elkaar gelijk gesteld en

daarmee de mogel~kheid om op gemeentelijk nivo verstrekkende eisen te kunnen stellen, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de landelijke kaders. De PSP ziet de gemeentelijke politiek wel als een onderdeel van haar landelijke politiek:

'men kan niet voor de kleinere eenheden iets wezenlijks anders willen dan voor het groter geheel'. (26)

In het aktieprogramma 1977 - 1981 wordt gesteld: 'Socialisten mogen er niet van uit gaan dat het meedoen aan het

parlementaire stelsel zal leiden tot de vestiging van een socialistische demokratie! en 'deelneming door socialisten aan parlementaire lichamen mag nooit betekenen dat men daardoor instemt met de doelstellingen en opvattingen van de in die organen zetelende meerderheid'. (27)

De PSP ziet het parlement als 'hulpmiddel voor anti-kapitalis-tische bewustmaking, propaganda voor socialisanti-kapitalis-tische oplossingen, ondersteuning van buiten-parlementaire belangenstrijd en machts-vorming, wetgeving te voordele van de arbeidersklasse, het aantonen van de tekortkomingen van het parlementarisme en alle andere taken die in de socialistische strUd passen. 1 (28)

Met betrekking tot de wethouderskwestie neemt de PSP het standpunt in dat alleen dan PSP'ers plaats mogen nemen op een wethouderszetel, indien er een meerderheid is voor de linkse partijen, die een gezameltjk program moeten hebben, dat

perspektieven opent voor machtsvorming aan de basis teneinde socialistische struktuurveranderingen te kunnen doorvoeren.

(22)

- LV

-5.

DE GEMEENTE IN DE KNEL TUSSEN KAPITAAL EN CENTRALE OVERHEID

~Tr---5.1

INLEIDING

BU een analyse van de rol van de gemeentepolitiek kan een beschouwing over de rol van de staat niet achterwege blUven. In dit hoofdstuk wordt eerst aangegeven wat de rol van de staat in de kapitalistische maatschappU is. Vervolgens wordt de

verhouding geschetst die er bestaat tussen de gemeente en staat.

5.2 DE ROL VAN DE STAAT IN HET KAPITALISME

'De tot dusver bestaande, in klassentegenstellingen zich

bewegende maatschappij had de staat nodig, d.w.z. een organisatie van de respectievelijke uitbuitende klasse voor de instandhouding van haar uiterl~ke produktievoorwaarden, dus met name voor het met geweld vasthouden van de uitgebuite klasse onder voorwaarden van onderdrukking, zoals die door de bestaande produktiew~ze

ztjn gegeven (slavernij, lijfeigenschap of horigheid, loonarbeid.'

(1)

Dit citaat van F. Engels geeft in essentie de marxistische opvatting weer over de rol van de staat in de kapitalistische maatschapptj, waarin zich enerzijds een groep eigenaren van produktiemiddelen bevindt en anderzUds een groep juridisch vrUe arbeiders, die om in leven te blUven, hun arbeidskracht moeten verhuren.

Niet iedere maatschappijvorm heeft de institutie 1staat1 gekend.

Het beslissende moment, waarop de vorming van een staat noodzakelük werd, was de splitsing van de maatschappU in klassen, aan welke splitsing de arbeidsdeling en de vorming van een meerprodukt ten grondslag lagen.

Dit meerprodukt wordt in een kapitalistische maatschappü geproduceer door juridisch vrije arbeiders en toegeëigend door de klasse van kapitalisten, die zelf geen produktieve arbeid verricht, 'en welke voor de gemeenschappelijke aangelegenheden van de maatschapp~

zorg draagt: leiding van de arbeid, staatszaken, justitie, wetenschap, kunst enz.' (2)

Deze klasse staat in een uitbuitingsrelatie tot de andere klasse van arbeiders; een uitbuitingsrelatie, die zijn verklaring vindt in de arbeidswaardetheorie van Marx.

(3)

Het begrip heersende klasse, zoals dat hierboven is omschreven, is een ekonomisch begrip. Pas in relatie met, vooral, het

(23)

staats-begrip kan deze omschrijving ook een politieke dimensie krijgen.

'Omdat de staat uit de behoefte is ontstaan de klassentegenstellingen in bedwang te houden: omdat hU echter tegelijk midden in het

conflict van deze klassen is ontstaan, is hij in de regel de staat van de machtigste, ekonomisch heersende klasse, die door zijn tussenkomst ook de politiek heersende klasse wordt en zo nieuwe middelen verwerft om de onderdrukte klasse er onder te houden en uit te bui ten. 1

(4)

Om deze funktie te vervullen moet de staat aan een aantal voorwaarden voldoen:

1. De staat moet soeverein zijn: de hoogste autoriteit, die in laatste instantie de macht over alle onderdanen uitoefent.

2. De staat bezit een bepaald gebied, waarbinnen hij zijn macht kan uitoefenen.

3.

Om het staatsapparaat draaiend te houden is belastingheffing nodig.

4.

Er is een openbare, gewapende macht, die in dienst van de staat is.

Deze vo,orwaarden kunnen de minimum eisen genoemd worden, waaraan een staat dient te voldoen. In het zeer liberale kapitalisme, zoals zich dat in de 19de eeuw ontwikkelde, voldeed de staat aan deze voorwaarden. De invloed van de staat op het maatschappelijk leven én op de ekonomie is sindsdien enoDm toegenomen.

De bemoeienissen met arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen, de zorg van de staat op het gebid van kultuur, onderwijs, welzijn e.d. tonen dit aan. Deze ontwikkeling heeft er toe geleid dat velen (met name ekonomen) er toe ztjn gekomen het tot ontwikkeling gekomen maatschappelijk model het etiket van 'gemengde volkshuishouding'

mee te geven. Dat 'gemengde' houdt dan in dat zowel het partikuliere bedrUfsleven als de staat een grote invloed en een groot aandeel hebben in de nationale ekonomie. De rol van de staat is dan met name die van behoeder van het 'algemeen belang'. Dat 'algemeen belang' 1is dan vastgelegd in een aantal ekonomies-politieke

doelstellingen als 'volledige werkgelegenheid', een evenwichtige zo hoog mogelUke groei', 'prijsstabiliteit', een 'rechtvaardige inkomensverdeling' en een 'evenwichtige betalingsbalans'.

(5)

Deze gemengde volkshuishouding houdt dan het midden tussen het kapitalisme van de vorige eeuw, dat gekenmerkt werd door het bekende 'laissez-faire' principe en de centraal geleide volks-ekonomie, zoals die in de Sovjet-Unie bestaat.

(24)

Volgens deze opvatting is de marxistische analyse van de staat ook niet meergeldig en is de opvatting van Marx en Engels 'het moderne staatsapparaat is slechts een comit~, dat de gemeenschappelijke zaken van de gehele boureoisklasse beheert' een achterhaalde visie.

(6)

Aan de hand van de studie van R. Miliband 'De staat in de

kapitalistische maatschappij' wil ik nagaan of dit werkelijk het geval is.

Miliband begint in z!jn studie de gangbare politikologische stelling over de staat te poneren, die inhoudt dat de staat een neutrale positie inneemt temidden van de vele konfliktuerende belangengroepen , die er in het demokratisch pluralisme bestaan. Naast de hierboven al vermelde ekonomische funktie, heeft het begrip algemeen belang dus ook een politieke funktie.

Miliband stelt hier de (in dit hoofdstuk al eerder geschetste) marxistische staatstheorie tegenover, al moet deze volgens hem wel opnieuw geformuleerd worden, omdat de staat een veel

diepgaandere invloed heeft op het maatschappelijke leven dan in de vorige eeuw.

De ekonomiën van de Westerse landen vertonen volgens Miliband veel overeenkomsten (Verenigde Staten, West Europa en Japan).

Technologisch gezien zijn ze hoog ontwikkeld en de produktiemiddelen ztjn in partikuliere handen. De macht van de multi-nationale

ondernemingen wordt steeds groter. Er is sprake van een heersende klasse, die veel verdient en veel bezit. Deze klasse staat

tegenover de massa van mensen, die btjna niets bezitten. Eigendom van produktiemiddelen is dan wel geen garantie voor macht, volgens de geldende politikologische opvattingen, maar de feiten wtjzen uit, volgens Miliband, dat er een bezittende klasse is, die in de vorm van familiebedrUven zeer veel macht heeft. Bovendien zijn de managers, die dan de machtspositie van de klassieke kapitalist overgenomen zouden hebben, ook onderworpen aan de winstmakerij.

Bovendien wordt de tegenstelling tussen het maatschappelljk karakter van de kapitalistische produktie en de privé toe-eigening van de vruchten ervan niet weggenomen door menselUke managers.

i'liliband ontleedt het huidige staatsapparaat in 6 kategorieën: - de reeering

- het ambtenarenapparaat

- het repressieve apparaat (let;er en politie) - de rechterltjke macht

- de plaatseltjke overheden

(25)

Met betrekking tot de regeringen konkludeert Mili l1and, na

verschilJende typen regeringen geanalyseerd te hebben, vooral di8 typen, waar sociaal-demokratische part~en zitting in hadden, en volksfronten, dat de regeringen het kapitalistische systeem als uitgangspunt nemen: de priv6 eigendom van de produktiemiddelen, het winstprincipe en de vr~e konkurrentie.

Het ambtenarenapparaat wordt altUd a-politiek en neutrgal

genoemd, maar juist daarom zal het alt~d voor de bestaande orde kiezen. Bovendien zUn de meeste hogere ambtenaren afkomstig

uit dezelfde kringen, waar ook de topfiguren van de ondernemingen en het leger uit afkomstig ztjn. Er bestaat ook een grote

wisseU.ng van funkties tussen hogere ambtenaren en topfiguren uit de ondernemingen. Daarnaast is het antecedenten-onderzoek, dat iedere ambtenaar btj zijn sollicitatie ondergaat, een waarborg voor de gezagsgetrouwheid van de ambtenaar aan de bestaande

regels en orde.

Het militaire-en het politieapparaat beschouwen zich ook als a-politiek en neutraal, maar hebben de funktie de bestaande orde te handhaven. Er is een gromè overeenkomst LVan het miljeu van herkomst en de opleiding tussen hoge ambtenaren, hogere leger-en politiekaders leger-en topliedleger-en uit het bedrijfslevleger-en.

De rechterlijke macht is, nog steeds volgens Miliband, gebonden aan de wetgeving, die herleidbaar is tot de maatschappeltjke verhoudingen, die weer herleidbaar ztjn tot de kapitalistische produktieverhoudingen. Vaarom kan de rechterlijke macht zich niet per definitie neutraal opstellen en zal in zijn vonissen meestal, indien er sprake is van de tegenstelling

loonarbeid-I

kapitaal, ten gunste van het kapitaal beslissen.

De plaatselijke en regionale bestuurltjke overheden staan nog sterker onder invloed van het bedrijfsleven dan de overheid op landelijk

nivo en staan dan ook zeker niet neutraal tegenover de

ekonomische orde. De leidinggevende figuren in de regionale en plaatselijke overheden ztjn afkomstig uit de hogere middenklasse, evenals de besturen van de vele maatschappelijke instellingen, die er op dit nivo zijn.

De wetgevende vergaderingen in het kapitalimme bestaan uit meerdere partijen, die echter in meerderheid de bestaande orde

willen handhaven. De regeringen worden gesteund door een meerderheid van de wetgevende vergadering, die echter in het kapitalistische systeem, met zijn talloze belangengroepen en instanties die mede

(26)

invloed uitoefenen, nauweltjks de macht heeft om een regering, die evenmin de werkelijke macht heeft, te. kontroleren.

De konklusie uit de studie van Miliband luidt dat de staat in het kapitalisme, in al z~n verschillende sektoren, de beschermer is van de belangen van het kapitalismJP De staat kan zich in het kapitalisme niet neutraal opstellen, zeker niet indien twee belangr~ke elementen van de staatsmacht, de regering en de wetgevende, vergadering, bezet wordt door een meerderheid van politici, die een socialistische ekonomische orde willen

opbouwen. De historische voorbeelden van de volksfronten in

Spanje en Frankrijk tonen dit aan, alsmede de recente ontwikkelingen in Chili, Italië en Portugal, waar, op verschillende manieren

en verschillend in aard, sterkte en oorzaak, tendensen aanwezig ztjn of waren om te komen tot een fundamenteel andere orde. Tendensen die echter vanuit o.a. een aantal staatssektoren sterk worden

tegengewerkt, tot zelfs vernietiging toe. (Chili)

Miliband benadrukt in zijn studie vooral de, zoals Mandel ze noemt (8), 'repressieve en integratieve funktie~ van de staat. Onder de repressieve funkties van de staat verstaat Mandel die staatsorganen, 'die de bestaande produktiewijze

(maatschappeltjke orde) moet beschermen tegen de dreiging van de beheerste klassen of afzonderltjke leden van de heersende

klassen (leger, politie, justitie)'.

(9)

De integratieve funktie moet er vopr zorgen 'dat de heersende ideologie van de samenleving ook werkelijk de ideologie van de heersende klasse blijft, dat wil zeggen dat de beheerste klasse zich in normale gevallen ook zonder direkte repressie

onderwerpen aan de klasseheerschappij'. (10)

Naast deze beide funkties van de staat kent Mandel nog een derde funktie aan de staat toe, nl. de staat als schepper van

de algemene produktievoorwaarden. Dit is een belangrijke aanvulling op de analyse van Miliband, omdat het benadrukken van deze

fnktie de verbinding legt met de kapitalistische produktiewijze en de relatie aangeeft tussen bas~s en bovenbouw.

Mandel onderscheidt drie algemene produktievoorwaarden: - de algemene technische voorwaarden voor het eigenltjke

produktieproces (verkeersvoorzieningen, PTT, infra-struktuur) - de algemeen ~aatschappelijke voorwaarden voor dat produktieproces,

(27)

25

-valutasysteem e.d.

- de permanente reproduktie van de voor de ekotiomische

reproduktie noodzakelijke vormen van geestelijke arbeid, de opleidingen die aansluiten bij de behoeften van het

kapitalisme. (11)

Ook Mandel analyseert de staat in het kapitalisme als een noodzakelijk instituut. Noodzakelijk omdat met de ontwikkeling van de produktiekrachten, de versterking van de arbeiders-beweging en de met deze faktoren samenhangende vermaat-schappelijking van de kapitalistische produktiewijze een instituut zodanig in het algemeen belang moet handelen dat de uitgangspunten van het kapitalisme onaangetast blijven.

Mandel nae.rot nog enige andere argumenten voor deze redenering. De staat neemt ,:eei!l. deel van het steeds groter wordende

constante deel van het kapitaal over van de ondernemers, vooral in die bedrijfstakken, waarin het slecht gaat. Dit versterkt het kapitalisme omdat in steeds sterkere mate hierdoor de goed florerende bedrijven in partikuliere handen

blijfe~. De staat tendeert 'naar een groeiende vermaatschappe-lijking van de onkosten (risico's) en verliezen en een

steeds toenemend aantal produktieprocessen', (12)

Daarnaast heeft de staat de belangrijke funktie om de sociale wetgeving 'tendentieel'

(13)

uit te breiden. Voor het

kapitalisme versterkende effekten zijn hiervan: de fysieke instandhouding van de arbeidskracht, het op peil houden van de koopkracht, het groeiend aandeel van de staat in het nationaal inkomen en het op zodanige wijze perspektief geven aan de klassenstrijd dat de fundamenten van de kapitalistische produktiewijze niet worden aangetast.

5.3

DE GEMEENTE IN DE KAPITALISTISCHE STAAT

Welke plaats heeft de gemeente nu in de hiervoor geschetste kapitalistische staat ? Dat de gemePnte de bakermat van onze demokratie is, is een veel geciteerde opmerking van Wibaut, de grote stimulator van de SDAP gemeentepolitiek. De wettelijke

basis~voor deze opmerking was aanwezig (en is trouwens nog

steeds aanwezig), omdat Thorbecke in de 50-er jaren van de 19de eeuw al had voorgeschreven dat de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente staat. Niet zo verwonderlijk voor die

(28)

tijd, waarin gemeenten geisoleerde gemeenschappen waren,

de communicatiemogelDkheden waren zeer gering en een ingrUpen van de staat in het zich ontwikkelende vrtje spel der

maatschappelUke krachten nog praktisch niet aan de orde was. Formeel is er sindsdien weinig veranderd. Nederland kent een zogenaamd ged(UJntraliseerd bestuursstelsel, dat berust op 2 peilers: de autonomie en het zelfbestuur. Het zélfbestuur houdt in dat de gemeente moet.meewerken aan het uitvoeren van wetten en regels die van hogere bestuursorganen komen.

BU autonomie is er sprake van regeling en bestuur van de huis-ho11ding van de gemeente door de gemeenteraad, zoals dat in artikel

153

lid l van de grondwet staat geschreven: 'Aan de raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten'.

Het zelfbestuur heeft dus een verplichtend karakter, terwUl bij autonomie sprake is van vrijheid. Met de groei van het staatsingrtjpen begon het zelfbestuur een steeds belangrijkere rol te spelen voor de gemeenten. Zoals al eerder in deze skriptie geciteerd

(14)

stelt Brasz in zijn studie dat 'in het plaatselijke politieke proces over het algemeen de nationale referentiekaders als standaard zijn aanvaard'.

Z~n studie stamt uit de 50-er jaren, sindsdien ztjn deze kaders alleen maar dwingender geworden. De Nederlandse deskundige op het gebied van gemeentelijk recht, Leemans, formuleert het als volgt: 1Het rtjk legt op talloze wijzen

een steeds groter gewicht in de ~chaal van de stedelUke beleidsvorming. Nederland groeit naar de áne nationale gemeente, waarvan Thorbecke reeds gewag maakte'.

(15)

Het zou t~ eenvoudig zijn om de oorzaak van de steeds geringer wordende autonomie te zoeken bij de . steeds sterker ·

ingr~pende staat. Zoals blj alle maatschap~elijke

ontwikkelingen liggen hier ook ekonomische faktoren aan ten grondslag.

De ontwikkeling van het kapitalisme is in belangrijke mate beinvloed door de veratidering in de produktiew~ze: de ontwikkeling van manufaktuur naar fabriek en groot-industrie.

(16)

Deze ontwikkeling vond met name in de steden plaats. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling van het kapitalisme onlosmakelijk is verbonden met de ontwikkeling van de industrie-stad. In de stad vond een concentratie van

(29)

- c_ /

-arbeid en kapitaal plaats. Er ontstond een trek van het platteland naar de stad, waar fabrieken zich vestigden op de knooppunten van aan- en afvoerwegen. Door de samenballing van de leveranciers van de noodzakeltjke arbeidskracht, de arbeiders, op één lokatie, ontstond er een nieuwe leefwijze en een nieuw behoeftepatroon, waar met name de georganiseerde arbeidersbeweging haar invloed op uitoefende.

Deze behoeften betroffen de vraag naar allerlei voorzieningen, die, onder invloed van de groeiende kracht van de arbeiders~

beweging, deel uit begonnen te maken van het historisch en cultureel bepaalde

pakket noodzakelijke bestaansmiddelen van de loonarbeider, dat de grondslag vormt voor de hoogte van het loon, dat de

arbeider ontvangt in ruil voor z~n geleverde arbeidskracht.

(17)

Voorbeelden van deze voorzieningen zijn: onderwijs, gezondheids-zorg, huisvesting, sociale voorzieningen, cultuur en openbaar· vervoer. Maatschappelijk gezien gingen deze voorzieningen deel uit maken van de algemene produktievoorwaarden voor de

kapitalistische ekonomie, die in toenemende mate op koste van de staat werden gerealiseerd. Vanuit de faktor arbeid bekeken kunnen deze voorzieningen ook tot de reproduktie-faktoren gerekend worden, die h.et pakket noodzakelijke bestaansmiddelen van de loonarbeider deed ontwikkelen van eenvoudige reproduktie naar uitgebreide reproduktie.

In de stad, als ruimtelijke en funktionele eenheid,

konden deze voorzieningen op de meest goedkope en praktische wijze worden ontwikkeld.

lîDoor de ruimtelijke koncentratie en specifieke kombinatie van de produktie-, cirkulatie- en reproduktiemiddelen draagt de stad in belangrijke mate bij tot de verkorting van de

reproduktie- en omloopsnelheid van het kapitaal en heeft zo een verhoging van het kapitaalsrendement tot gevolg.' (18)

Het is de stad, die de mogelijkheden schiep voor het industrieel kapitalisme om zich snel te ontwikkelen. De algemene produktie-voorwaarden, die de stad in toenemende mate voor zijn rekening neemt, spelen hierbij een centrale rol.

En met dit punt komen we bij de politiek terecht, want het is vooral de sociaal-demokratische gemeentepolitiek geweest, die heeft bevorderd dat de gemeentelijke overheid zich meer en meer met de realisering van de algemene

produktievoor-waarden ging bezig houden. Ze had hierbij niet als primair doel voor ogen om met deze produktievoorwaarden de weg te effenen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De planeet wordt bewoond door de Equa’s, wezens die erg op elkaar lijken, behalve dat de ene helft een ster op zijn buik heeft en de andere helft niet.. Als de Equa’s zich aan

Uit de resultaten op het proefwerk leesvaardigheid, dat twee weken na de natoets werd gegeven en dat we meetelden voor het vak Nederlands, blijkt dat de leerlingen beter presteren

Deze basisonderdelen zijn immers in de onderbouw al grotendeels aan bod gekomen, maar er zal steeds meer een beroep worden gedaan op tekstinzicht, vertaalvaardigheid en

We maken een leuke schoorsteen en cadeautjes om de klas te versieren en met spelling is vooral mollen en molen heel moeilijk dus daar werken we hard aan.. Dit herhalen

Subdomein B3 Stofwisseling van het organisme Subdomein B4 Zelfregulatie van het organisme Subdomein B5 Afweer van het organisme Subdomein B6 Beweging van het organisme Subdomein

Maatschappijleer 1 (SE) Kunstvakken 1 (SE) Bewegingsonderwijs (SE) Profielwerkstuk (SE) Loopbaan oriëntatie en – begeleiding (LOB).

Subdomein C5: chemisch evenwicht Subdomein C6: energieberekeningen Subdomein C7: classificatie van reacties Subdomein C8: technologische aspecten Subdomein C9: kwaliteit

(fig 3) Nu zie je alleen nog maar de grote driehoek met de punt naar onder, vouw deze dubbel (A naar B in fig 3) en je bent klaar met een van de punten.. Nu moet je nog de andere