• No results found

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Leuven Vesaliusstraat - Brabançonnestraat - Tiensestraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Leuven Vesaliusstraat - Brabançonnestraat - Tiensestraat"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BAAC Vlaanderen bvba

Hendekenstraat 49

9968 BASSEVELDE

info@baac.be

Archeologische prospectie met

ingreep in de bodem

Leuven Vesaliusstraat –

Brabançonnestraat - Tiensestraat

(2)

Titel Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Leuven, Vesaliusstraat – Brabançonnestraat - Tiensestraat

Auteurs Annika Devroe, Jasper Billemont, Jeroen Vanden Borre, Robrecht Vanoverbeke

Opdrachtgever Allfin Projectnummer 2014-030 Plaats en datum Gent, juni 2015 Reeks en nummer BAAC Vlaanderen Rapport 142 ISSN 2033-6898

Niets uit deze uitgave mag zonder bronvermelding worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke andere manier dan ook.

(3)

Technische

fiche

Naam site: Leuven, Vesaliusstraat – Brabançonnestraat – Tiensestraat

Onderzoek: Archeologische prospectie

Ligging: Leuven, Andreas Vesaliusstraat 1-9, Brabançonnestraat 4-8,

Tiensestraat 126-164 Gemeente Leuven Provincie Vlaams-Brabant

Kadaster: Afdeling 2, sectie C, Percelen:66f2, 66h2, 66l2, 67k, 72w, 79l,

79t, 79v, 79w, 81f, 82k, 86k, 88e, 90e, 91w, 93c2, 93r, 93x, 93z, 95s, 95r, 96e, 97f, 99h, 273/p/3 (deel) Coördinaten: N: X: 173911,064 Y: 173971,799 O: X: 174027,110 Y: 173901,006 Z: X: 174005,507 Y: 173875,587 W: X: 173867,183 Y: 173922,215 Opdrachtgever: Allfin

Uitvoerder: BAAC Vlaanderen bvba

Projectcode: 2014-030

Vergunningsnummer: 2014/047(2)

Naam aanvrager: Jeroen Vanden Borre

Projectleiding: Jeroen Vanden Borre

Terreinwerk: Jeroen Vanden Borre, Robrecht Vanoverbeke, Jasper

Billemont, Annika Devroe, David Demoen, Emmy Nijssen

Verwerking: Annika Devroe, Jasper Billemont

Trajectbegeleiding: Marc Brion en Els Patrouille, Agentschap Onroerend Erfgoed, Vlaams-Brabant

Bewaarplaats archief: BAAC Vlaanderen bvba

Grootte projectgebied: ca. 7114m²

Grootte onderzochte oppervlakte: 146,93m²

Termijn: Veldwerk: 13/03/2014 & 12/05/2014

(4)

Bijzondere voorwaarden: Opgesteld door het Agentschap Onroerend Erfgoed: Bijzondere voorwaarden bij de vergunning voor een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: Leuven, Vesaliusstraat – Brabançonnestraat - Tiensestraat

Archeologische verwachting: Vanwege de ligging van het perceel in de historische kern van de stad Leuven heeft het terrein grote archeologische potentie.

Wetenschappelijke vraagstelling: Het doel van deze prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen zoals door het Agentschap Onroerend Erfgoed geformuleerd in de Bijzondere Voorwaarden beantwoord worden:

-Tijdens de bureaustudie:

Wat zijn de bekende archeologische en historische gegevens? Hoe was de oude perceelsindeling?

Hoe groot waren de verschillende huizenblokken?

Welke info is er nog te vinden over de huidige bebouwing of voormalige constructies op het terrein?

In welke mate is het terrein reeds verstoord?

In welke mate verstoren de geplande werken archeologisch erfgoed?

Is er via archeologisch onderzoek of waarnemingen op aanpalende of nabijgelegen percelen reeds info beschikbaar over de dikte en de opbouw van het aanwezige bodemarchief?

Welke onderzoeksvragen moeten bijkomend bij de prospectie met ingreep in de bodem beantwoord worden? Wat is de te volgen strategie tijdens het prospectieonderzoek?

- Tijdens de prospectie met ingreep in de bodem: Zijn er archeologische sporen aanwezig?

Bevinden de sporen zich in stratigrafisch verband?

Hoeveel verschillende lagen/stratigrafie zijn er te onderscheiden in de verschillende proefputten? En hoe zijn die over de verschillende proefputten heen gelinkt?

Bevatten deze lagen archeologische vondsten? Uit welke periode dateren de vondsten? Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

(5)

Wat was de invloed van de bestaande bebouwing/verhardingen op het archeologisch erfgoed? Op welke hoogte bevindt zich de natuurlijke bodem?

Wat is de impact van de geplande werken op het archeologisch erfgoed?

Kunnen de resultaten van de bureaustudie fijngesteld worden?

Welke onderzoeksvragen moeten bij een eventueel vervolgonderzoek beantwoord worden?

Wat is de te volgen opgravingsstrategie bij een vervolgonderzoek?

Resultaten: Het bureauonderzoek toonde aan dat archeologische resten

uit de middeleeuwen vooral verwacht konden worden in de zone grenzend aan de Tiensestraat.

Het proefputtenonderzoek toonde aan dat de historische bebouwing inderdaad een hoog archeologisch potentieel heeft. Door een post-middeleeuwse ophoging lijkt een groot deel van de oudere bodem bovendien goed bewaard. Een intensiever, vlakdekkend onderzoek is dus nodig in de zone grenzend aan de Tiensestraat langsheen de beschermde panden die niet afgebroken worden.

(6)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

1

Inhoudsopgave

Inleiding ... 2 1 1.1 Algemeen ... 2

1.2 Doel van het onderzoek ... 3

1.3 Aard van de bedreiging ... 4

1.4 Opzet van het rapport ... 7

Methode ... 8

2 Bureaustudie ... 9

3 3.1 Bodemkundige gegevens ... 9

3.2 Historiek en archeologische gegevens ... 9

3.2.1 De ontwikkeling van het projectgebied op basis van historische bronnen ... 9

3.2.2 Archeologische gegevens ... 19 3.2.3 Verstoringen ... 21 3.2.4 Besluit bureaustudie ... 21 Archeologisch onderzoek ... 24 4 4.1 Fase 1 ... 24 4.2 Fase 2 ... 32 Synthese en waardering ... 37 5 5.1 Synthese ... 37 5.2 Onderzoeksvragen - Antwoorden ... 37 5.3 Besluit en Advies ... 39 Bibliografie ... 40 6 Lijst met figuren ... 43

7 Bijlagen ... 45 8 8.1 Lijsten ... 45 8.1.1 Fotolijst ... 45 8.1.2 Sporenlijst ... 45 8.1.3 Vondstenlijst ... 45 8.1.4 Lijst profielen ... 45 8.1.5 Lijst tekenvellen ... 45 8.2 Kaartmateriaal: Overzichtsplan ... 45

(7)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

2

Inleiding

1

1.1 Algemeen

In opdracht van Allfin werd door BAAC Vlaanderen een archeologische prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd op een terrein gelegen langs de Vesaliusstraat, Brabançonnestraat en Tiensestraat in Leuven. Op het terrein wenst de opdrachtgever de bestaande bebouwing grotendeels te slopen en nieuwbouw te ontwikkelen. De werkzaamheden die met deze bouwwerken gepaard gaan, zullen het bodemarchief onherroepelijk beschadigen en vernietigen. De archeologische prospectie, bestaande uit bureauonderzoek en prospectie-onderzoek, had als doel het archeologisch potentieel van het terrein te beoordelen en dit te duiden in het kader van een eventueel archeologisch vervolgonderzoek.

Figuur 1: situering onderzoeksgebied op een luchtfoto1

Het plangebied heeft een oppervlakte van 7114 m².

In het kader van het ‘archeologiedecreet’ (decreet van de Vlaamse Regering 30 juni 1993, houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, inclusief de latere wijzigingen) en het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994, is de eigenaar en gebruiker van gronden waarop zich archeologische waarden bevinden, verplicht deze waarden te behoeden en beschermen voor beschadiging en vernieling. In het licht van de bestaande wetgeving heeft de opdrachtgever beslist, in samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed, eventuele belangrijke archeologische waarden te onderzoeken voorafgaande aan de herontwikkeling van het terrein. Dit kan door behoud in situ, als de waarden ingepast kunnen worden in de plannen, of ex situ, wanneer de waarden onomkeerbaar vernietigd worden.

1

(8)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

3

Figuur 2: situering onderzoeksgebied op de topografische kaart2

De eerste fase van het proefputtenonderzoek werd uitgevoerd op 13 maart 2014 met als projectverantwoordelijke Jeroen Vanden Borre. Robrecht Vanoverbeke, Emmy Nijssen en Jasper Billemont werkten mee aan het onderzoek. De tweede fase werd uitgevoerd op 12 mei 2014 met als projectverantwoordelijk Jeroen Vanden Borre en medewerking op het veld van David Demoen, Annika Devroe en Jasper Billemont.

1.2 Doel van het onderzoek

Het doel van deze prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Hierbij dienden minimaal volgende onderzoeksvragen (opgenomen in de Bijzondere Voorwaarden opgesteld door het Agentschap Onroerend Erfgoed) beantwoord te worden:

Tijdens de bureaustudie:

- Wat zijn de bekende archeologische en historische gegevens? - Hoe was de oude perceelsindeling?

- Hoe groot waren de verschillende huizenblokken?

- Welke info is er nog te vinden over de huidige bebouwing of voormalige constructies op het terrein?

- In welke mate is het terrein reeds verstoord?

- In welke mate verstoren de geplande werken archeologisch erfgoed?

- Is er via archeologisch onderzoek of waarnemingen op aanpalende of nabijgelegen percelen reeds info beschikbaar over de dikte en de opbouw van het aanwezige bodemarchief? - Welke onderzoeksvragen moeten bijkomend bij de prospectie met ingreep in de bodem

beantwoord worden?

- Wat is de te volgen strategie tijdens het prospectieonderzoek?

Tijdens de prospectie met ingreep in de bodem:

- Zijn er archeologische sporen aanwezig?

- Bevinden de sporen zich in stratigrafisch verband?

- Hoeveel verschillende lagen/stratigrafie zijn er te onderscheiden in de verschillende proefputten? En hoe zijn die over de verschillende proefputten heen gelinkt?

2

(9)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

4

- Bevatten deze lagen archeologische vondsten? - Uit welke periode dateren de vondsten? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Wat was de invloed van de bestaande bebouwing/verhardingen op het archeologisch erfgoed?

- Op welke hoogte bevindt zich de natuurlijke bodem?

- Wat is de impact van de geplande werken op het archeologisch erfgoed? - Kunnen de resultaten van de bureaustudie fijngesteld worden?

- Welke onderzoeksvragen moeten bij een eventueel vervolgonderzoek beantwoord worden? - Wat is de te volgen opgravingsstrategie bij een vervolgonderzoek?

1.3 Aard van de bedreiging

Op het terrein is een project gepland dat het slopen en heropbouwen van woningen, bouwen van commerciële ruimten, woongelegenheden, studentenhuisvesting, een complex met aula en filmzalen, een ondergrondse parkeergarage (3 niveaus) en de aanleg van een binnengebied met groenzones omvat. Dit zal gepaard gaan met graafwerken, waardoor het bodemarchief, inclusief eventuele archeologische resten, onherroepelijk verstoord zal worden. Het grootste deel van het terrein zal tot niveau 3 verstoord worden (zie rode afbakening Figuur 3). Aan de straatzijde van de Tiensestraat, Vesaliusstraat en Brabançonnestraat zal deels tot op het maaiveld gesloopt worden. De nieuwbouwpanden aan de straatzijde zullen gefundeerd worden op platen waardoor de verstoring ca. 50 cm diep zal gaan. In de Tiensestraat zullen ook enkele gevels van inventarispanden behouden blijven.

Figuur 3: Projectgebied op niveau -1 met rood omlijnd het terrein dat tot niveau -3 zal uitgegraven worden3

Op de projectsite staan een groot aantal panden die opgenomen zijn in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed, namelijk Tiensestraat 128, 132, 134, 136, 146, 148, 152, Vesaliusstraat 5 en 7, Brabançonnestraat 4 en 6.

De stad zet in op de inventarispanden gelegen langs de Tiensestraat. De panden Tiensestraat 146 en 148 dateren uit de 17de eeuw, nummer 152 uit de 18de eeuw. Structureel gezien zijn de panden goed bewaard gebleven. De gevels van de panden zullen dan ook nauwgezet gerestaureerd worden in oorspronkelijke staat. Ook de structuur van de panden dient bewaard te worden. De panden 130,

3

(10)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

5

132 en 134-136 kennen een oude kern, maar werden in de 19de eeuw zwaar aangepast en kregen een neoclassicistische voorgevel. Het eclectisch pand nr. 128 is het jongste pand en dateert uit 1911. Het nog oorspronkelijke art nouveau buitenschrijnwerk op de verdiepingen en de art nouveau tegeltableaus van het Leuvense aardewerkbedrijf Charlier hebben een hoge erfgoedwaarde. De panden nrs. 128, 130, 132, 134 en 136 zijn in de 20ste eeuw binnenin, maar ook ter hoogte van de winkelpuien, sterk verbouwd. Hun erfgoedwaarde beperkt zich vandaag dan ook voornamelijk tot het beeldbepalend karakter van de gevels, met verticaliserende geleding, verspringende dakhellingen en verschillende kroonlijst- en nokhoogtes. De panden 128, 132, 134 en 136 worden achteraan aangesloten op een nieuwbouwvolume, dat samen met 2 nieuwe blokken een centraal cirkelvormig binnenplein definieert. De panden 146, 148 en 152 worden vrijgemaakt van storende aanbouwen. Het laatste deel van de Tiensestraat krijgt een nieuwe bebouwing die qua bouwhoogte en –diepte aansluit bij de bestaande bebouwing.

De geïnventariseerde panden in de A. Vesaliusstraat zijn burgerwoningen daterend van voor Wereldoorlog I. Hun gevels zijn beter bewaard gebleven dan de gevels in de Tiensestraat. Omdat de panden niet uniek zijn in Leuven, zich in slechte bouwfysische staat bevonden en uit hun historische ruimtelijke context gerukt werden, besliste de stad om niet in te zetten op deze panden zodat gestreefd kan worden naar een betere ruimtelijke ordening van het projectgebied. In deze straat verschijnt dan ook een nieuw bouwvolume, aansluitend op de inventarispanden van de Tiensestraat, alsook een blok van 6 bouwlagen.

De site kan alleen ontsloten worden voor autoverkeer via de Brabançonnestraat. Hiertoe moeten de 2 inventarispanden in deze straat gesloopt worden. De panden maken deel uit van een relatief goed bewaarde tweewoonst uit 1929 waarvan de architectuur duidelijk beïnvloed is door de wederopbouwregels. Wederopbouwarchitectuur van deze aard is voor Leuven niet uniek. Leuven kent heel wat zones met wederopbouwarchitectuur met veel hogere erfgoedwaarde. Gezien het feit dat de toegang tot de ondergrondse parking enkel in deze zone ingericht kan worden, kiest de stad ervoor andere belangrijke wederopbouwpanden en –ensembles in de stad te behouden en te bewaren voor de toekomst en deze panden op te geven in functie van een betere mobiliteit.4

4

(11)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

6

Figuur 4: Plan het projectgebied met aanduiding van de inventarispanden die gesloopt mogen worden (wit), waarvan de gevel bewaard moet blijven (blauw), waarvan de gevel en het buitenvolume bewaard moet blijven

(groen), te restaureren pand (paars)5.

Figuur 5: Ontwerpplan6

5

M. & J.-M. Jaspers – J. Eyers & Partners 2013.

6

(12)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

7

1.4 Opzet van het rapport

Na dit inleidende hoofdstuk wordt de toegepaste methode toegelicht. Vervolgens wordt het bureauonderzoek weergegeven. Daarna worden de resultaten van de archeologische prospectie gepresenteerd. Hieruit volgen een synthese en een advies voor eventueel vervolgonderzoek.

(13)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

8

Methode

2

De archeologische prospectie bestond enerzijds uit een bureauonderzoek en anderzijds uit een archeologische prospectie met ingreep in de bodem. Dit gebeurde onder de vorm van proefputten. Over het gehele onderzoeksgebied werden zo een aantal proefputten aangelegd die een antwoord zouden kunnen geven op enkele archeologische onderzoeksvragen.

Tijdens het bureauonderzoek werd zowel bodemkundige, historische en archeologische informatie verzameld. Ook werden gegevens over bestaande en geplande bewoning geanalyseerd. Op deze manier werd een heldere archeologische verwachting gepresenteerd. Op basis van deze verwachting werd een puttenplan opgesteld.

De eerste fase van het effectieve veldwerk werd uitgevoerd op 13 maart 2014. In deze fase werden zes proefputten gegraven achter de huidige bebouwing. Voor elke proefput werd eerst het huidig wegdek machinaal weggegraven. Hierna werd onder begeleiding van een archeoloog de proefput laagsgewijs uitgegraven. Zodra een archeologisch vlak bereikt werd, werden alle sporen geregistreerd, ingemeten en gefotografeerd. Indien nodig werd ook verdiept of werd een tweede vlak aangelegd. In een tweede fase, die uitgevoerd werd op 12 mei 2014, werden vier extra proefputten gegraven op de tot voor kort bebouwde zones. Deze zones waren interessant omdat we uit het bureauonderzoek reeds wisten dat hier sinds de 16e, en mogelijks reeds sinds de 13e eeuw bewoning moet geweest zijn. Tijdens het prospectie-onderzoek werd het puttenplan zoveel als mogelijk gerespecteerd. Enkele kleine wijzigingen werd doorgevoerd in samenspraak met het Agentschap omwille van veiligheidsredenen en praktische obstakels. Op deze manier kregen we een inzicht in het archeologisch potentieel van enerzijds de onbebouwde terreinen en anderzijds de tot voor kort bebouwde terreinen.

(14)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

9

Bureaustudie

3

3.1 Bodemkundige gegevens

Op de digitale bodemkaart van Vlaanderen (Agentschap Geografische Informatie Vlaanderen, AGIV) is het plangebied gekarteerd als bodemserie OB, bebouwde zone (Figuur 6).7

Figuur 6: Situering onderzoeksgebied op de bodemkaart8

3.2 Historiek en archeologische gegevens

3.2.1

De ontwikkeling van het projectgebied op basis van historische

bronnen

Om een idee te krijgen van de ontwikkeling van het plangebied werden verschillende cartografische bronnen opgezocht. Voor de periode van de 16de eeuw tot het midden van de 19de eeuw gaat het vooral om stadsplattegronden waarvan de weergave niet altijd even nauwkeurig is. Vanaf het midden van de 19de eeuw betreft het voornamelijk kadastrale plannen en mutatieschetsen die een meer gedetailleerde weergave bieden van de verschillende percelen.

- Stadsplattegronden

Hoewel het oudste plan uit de 16de eeuw dateert, is via archivalische bronnen geweten dat de Tiensestraat reeds in 1269 werd vermeld als Hollestraat, soms ook Sint-Michielsstraat genoemd naar de gelijknamige kerk. Tot de 17de eeuw was ze echter vooral bekend als Hoelstraat. In de 17de eeuw

7

AGIV 2013c.

8

(15)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

10

daagt de meest verbasterde naam Huijlstraete op. De benaming Thiensche straete ontstond in de 17de eeuw.9

Het oudste plan betreft het plan van Jacob van Deventer uit 1550-1565 (Figuur 7).10 Op het plan kan men duidelijk de twee stadsomwallingen van Leuven zien. Binnen de eerste stadsomwalling is het gebied reeds vrij dicht bebouwd. Tussen de eerste en tweede stadsomwalling ziet men echter dat enkel langs de grote invalswegen, zoals de Tiensestraat bebouwing aanwezig was. Het plangebied ligt deels aan de Tiensestraat en aan deze zijde is er dan ook al bewoning. De Vesaliusstraat en Brabançonnestraat bestonden op dat moment nog niet. De straat ten oosten is de Windmolenstraat. Op de hoek met de Tiensestraat bevond zich een poel.

Figuur 7: Detail van het plan van Jacob van Deventer (1550-1565) met aanduiding van de twee stadsomwallingen (zwarte pijlen), het plangebied (rood) en de Tiensestraat als referentie.11

Op basis van archivalische bronnen kan men stellen dat tussen de Vesaliusstraat en de Brabançonnestraat volgende panden gelegen waren (Figuur 8):

- de Travaille, bewoond door een hoefsmid - huis en erf zonder specifieke naam - het Herderinneken, een herberg - veldweg de Herderinneweg

- vijftal huizen zonder specifieke naam - Thienen, een herberg

- den Stroobant (later verdeeld in den Cleynen en den Grooten Stroobant), een brouwerij.12

9

Inventaris Bouwkundig Erfgoed 2007-2012; A. Meulemans 2004: p.333.

10

Digitale Bibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek van België 2014a.

11

Digitale Bibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek van België 2013b.

12

A. Meulemans 2004: p. 375-376.

(16)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

11

Figuur 8: Plan van Meulemans waarop de verschillende panden te zien zijn.13

Het plan van Georg Braun en Franz Hogenberg uit 1588 geeft een gelijkaardig beeld weer (Figuur 9).14

Figuur 9: Detail van het plan van Braun en Hogenberg (1588) van Leuven met aanduiding van het projectgebied (rood) en de Tiensestraat als referentie.15

13

A. Meulemans 2004: plan 24-25.

14

E. Cockx & G. Huybens 2003 : p.728.

(17)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

12

Op het panoramisch zicht van Joost Vander Baeren (1604) kan men duidelijk de Tiensestraat onderscheiden (Figuur 10).

Figuur 10: Plan van Joost Vander Baeren met aanduiding van het projectgebied (rood).16

Het plan van Guicciardini (ca. 1612) toont eenzelfde situatie als bij Jacob van Deventer (Figuur 11).

Figuur 11: Detail van het plan van Guicciardini (ca. 1612) met aanduiding van het plangebied (rood).17

15 Sanderus Antiquariaat 2004. 16 Erfgoedplus 2014. 17 Amazon 2014.

(18)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

13

Het plan van Blaeu uit 1649 geeft eveneens een gelijkaardig beeld weer (Figuur 12). In de Tiensestraat kan men opmerken dat de huizen elk een tuin hadden. Deze waren door middel van een haag afgesloten van de achterliggende velden.18

Figuur 12: Detail van het plan van Blaeu uit 1649 met aanduiding van het plangebied (rood).19

Ook de plannen van Johannes Janssonius (1657) (Figuur 13), Frederick De Wit (1698) (Figuur 14) en Gabriel Bodenehr (1720) (Figuur 15) geven eenzelfde beeld als voorgaande plannen.20

Figuur 13: Detail van het plan van J. Janssonius van Leuven (1657) met aanduiding van het plangebied (rood).21

18 Wikimedia 2009. 19 Wikimedia 2009. 20

(19)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

14

Figuur 14: Detail van het plan van Frederick de Wit van Leuven (1698) met aanduiding van het plangebied (rood).22

Figuur 15: Detail van het plan van Gabriel Bodenehr van Leuven (1720) met aanduiding van het plangebied (rood). 23

21

Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam 2014a.

22

(20)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

15

Op de Ferrariskaart (Kabinetskaart der Oostenrijke Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, 1771-1778) wordt het plangebied gelijkaardig weergegeven, namelijk met huizen en tuinen aan de Tiensestraat en achterin akkers (Figuur 16).24

Figuur 16: Aanduiding van het onderzoeksgebied op de kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden (Ferrariskaart) (1771-1778)25

23

Moll’s map collection 2014. 24

Digitale Bibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek van België 2014b.

25

(21)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

16

- Kadastrale plannen

Het oudste kadasterplan van Leuven dateert uit 1813.26 Net zoals in de voorgaande eeuwen was enkel bewoning aan de Tiensestraat aanwezig (Figuur 17).

Figuur 17: Kadasterplan uit 1813 met aanduiding van het plangebied (rood). 27

In 1838 werden door stadsarchitect F.H. Laenen rooilijnplannen opgesteld voor het oostelijke deel van de stad. Op dat moment werden het tracé van de Andreas Vesaliusstraat en de Brabançonnestraat vastgelegd. Op basis van het kadasterplan uit 1850 kan men echter stellen dat deze straten niet meteen aangelegd werden (Figuur 18).28 Op het plan staat wel aangeduid waar

deze moesten komen, maar het is duidelijk dat ze er nog niet effectief waren. De A. Vesaliusstraat werd in het verlengde van de Maria Theresiastraat voorzien, de Brabançonnestraat in het verlengde van de Burgemeesterstraat. Bij de aanleg van deze twee straten dienden telkens enkele panden afgebroken te worden. Op de plaats waar later de Brabançonnestraat kwam, was wel een doodlopend straatje met bewoning aanwezig, Rue des Empereurs genaamd.29

26 SAL, kadasterplan, 1813. 27 SAL, kadasterplan, 1813. 28 SAL, kadasterplan, 1850. 29

(22)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

17

Figuur 18: Kadasterplan uit 1850 met aanduiding van het plangebied (rood). 30

Op het plan van Vandermaelen (1846-1854) zijn de A. Vesaliusstraat en Brabançonnestraat aanwezig (Figuur 19). De Brabançonnestraat was wel nog niet volledig doorgetrokken tot de Burgemeesterstraat. De bewoning blijft zich in het plangebied voornamelijk aan de Tiensestraat situeren.31

Figuur 19: Detail van het plan van Vandermaelen (1846-1854) met aanduiding van het plangebied.32

30 SAL, kadasterplan, 1850. 31 Geopunt Vlaanderen 2014b. 32 Geopunt Vlaanderen 2014b.

(23)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

18

Op het plan van F. H. Laenen uit 1899 ziet men dat dit gebied nog steeds in ontwikkeling was (Figuur 20).33 De Brabançonnestraat werd verder in zuidelijke richting aangelegd en de verbinding met de Burgemeesterstraat was nog steeds niet aanwezig. Het plan geeft echter geen bewoning weer waardoor het ons weinig bijbrengt.

Figuur 20: Plan van Laenen uit 1899 met aanduiding van het plangebied (rood). 34

33

SAL, F.H. Laenen, 1899.

34

(24)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

19

Een mutatieschets uit 1907 geeft een goed beeld weer van de aanwezige bebouwing die zich aan de Tiensestraat en de A. Vesaliusstraat bevond (Figuur 21).35

Figuur 21: Mutatieschets uit 1907 met aanduiding van het projectgebied (rood). 36

In het kadasterarchief bevinden zich heel wat mutatieschetsen die allerlei kleine tot middelgrote veranderingen in bewoning en perceelsgrenzen weergeven. De grootste aanpassing kwam er vermoedelijk nog ter hoogte van de Tiensestraat, waar enkele gebouwen afgebroken werden waar nu de toegang tot de parking is. Doorheen de tijd blijft het terrein vooral een gebied met bewoning aan de straatzijde en een leeg achtergebied.

3.2.2

Archeologische gegevens

In de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) kan men opmerken dat vooral archeologische locaties binnen de vermoedelijke loop van de eerste stadsomwalling (locatie 833) gekend zijn (Figuur 22). Het plangebied ligt hier echter buiten en de meeste locaties zullen dan ook minder relevant zijn om de archeologische waarde te bepalen. In het plangebied is echter één locatie aangeduid, namelijk locatie 20083. Het gaat om een toevalsvondst uit 1965 waarbij in een put van ca. 2m diameter

35

KAL, 1907, mutatieschets nr. 105.

36

(25)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

20

(beerput?) een concentratie scherven werden aangetroffen en ook een groot aantal patakons. De patakons waren allemaal onbeschilderd hetgeen door A. Boschmans geïnterpreteerd werd als een afvalput van een potten- en patakonbakker. Het aardewerk kon hoofdzakelijk in de 19de eeuw gedateerd worden, deels in de 18de eeuw.37

Naar het noorden toe werd in 1960 bij rioleringswerken aan de Bogaardenstraat een Romeinse sestertius van keizer Antoninus Pius (138-161) gevonden (locatie 150670).

Figuur 22: CAI-kaart van het plangebied met de archeologische vindplaatsen in de omgeving.38

In het plangebied bevinden zich verschillende panden die zich in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed bevinden. Het gaat om Brabançonnestraat 4-6, Tiensestraat 128, 132, 134-136, 146, 148, 152 en Andreas Vesaliusstraat 5 en 7.39 De stad Leuven besliste dat de panden in de Vesaliusstraat en de Brabançonnestraat gesloopt mogen worden. De panden in de Tiensestraat dienen hun gevel te behouden en enkele panden eveneens hun buitenwanden. (zie supra)

37 A. Provoost 1982: p.45. 38 CAI 2014. 39

(26)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

21

Figuur 23: Detail van de landschapsatlas.40

3.2.3

Verstoringen

Het terrein lijkt geen verstoringen te kennen. De KLIP-aanvraag wees enkel op nutsleidingen aan de straatzijde.

3.2.4

Besluit bureaustudie

In de Bijzondere Voorschriften werd gevraagd volgende vragen te beantwoorden: - Wat zijn de bekende archeologische en historische gegevens?

Voor het projectgebied is enkel een toevalsvondst van een afvalput gekend met voornamelijk 19de -eeuws en deels 18de-eeuws materiaal. Voor de rest zijn er geen archeologische gegevens gekend. Uit historische gegevens blijkt de Tiensestraat reeds in de 13de eeuw te bestaan. Op basis van cartografische bronnen en de schepenregisters41 kan men stellen dat zeker vanaf het midden van de 16de eeuw bewoning was langs de Tiensestraat. In hoeverre er reeds vroeger bewoning was kan enkel het archeologisch vooronderzoek uitwijzen. Zowel de A. Vesaliusstraat als de Brabançonnestraat werden pas in de 19de eeuw aangelegd en de bewoning ontwikkelde zich daar dan ook pas eind 19de – begin 20ste eeuw. Tot de 16de eeuw kan men enkel vaststellen dat deze delen onbebouwd waren, net als de achterliggende gebieden aan de Tiensestraat. Wat de oudere periodes betreft kan geen specifieke verwachting worden uitgesproken. De mogelijkheid bestaat dat sporen vanaf de prehistorie aanwezig zijn.

- Hoe was de oude perceelsindeling?

Uit het begin van de 19de eeuw is de oudste kadasterkaart gekend. Hierop ziet men duidelijk de perceelsindeling aan de Tiensestraat. Vermoedelijk gaat deze deels terug op oudere percelen, maar het is moeilijk te zeggen welke percelen tot de 16de eeuw teruggaan. Op basis van de mutatieschetsen kan men wel vaststellen dat vanaf de 19de eeuw heel wat kleine wijzigingen

40 Geoportaal Onroerend Erfgoed 2012-2013.

41

(27)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

22

gebeurden op de percelen. Het gaat voornamelijk om het uitbreiden van de woning of om het afbreken van een bijgebouw. Ook enkele perceelsgrenzen wijzigen licht, maar de grote lijnen blijven doorheen de tijd herkenbaar.

Op basis van enkele cartografische bronnen kan men zien dat de bewoning langs de Tiensestraat telkens een woning betrof met achterliggende tuin. Deze werd van de achterliggende akkers afgesloten door middel van een haag.

- Hoe groot waren de verschillende huizenblokken?

Het primitief kadaster uit 1813 toont een verscheidenheid aan huizenblokken. Het lijkt om zowel kleinere woningen te gaan als om grotere. Uit de beschrijving van Meulemans lijkt het in de 16de eeuw eerder om grotere woningen te gaan (o.a. herbergen, brouwerij,…) die vooral in de 18de eeuw werden opgesplitst. De huizen die in de Vesaliusstraat en Brabançonnestraat werden gebouwd betreffen eerder kleine tot middelgrote woningen.

- Welke info is er nog te vinden over de huidige bebouwing of voormalige constructies op het terrein?

De verschillende panden die in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed werden opgenomen, gaan terug op oudere constructies.

- In welke mate is het terrein reeds verstoord?

Het terrein lijkt niet sterk verstoord te zijn. De bewoning situeert zich voornamelijk aan straatzijde en het achtergebied bleef altijd een vrij lege zone.

- In welke mate verstoren de geplande werken archeologisch erfgoed?

De geplande werken (nieuwbouw, parkeerkelder, nutsleidingen…) zullen eventuele archeologische resten zeker verstoren. De ondergrondse parking gaat tot niveau -3 en beslaat het grootste deel van het projectgebied. Op de overige ruimte zal men slopen tot op maaiveld en een funderingsplaat voorzien, hetgeen een verstoringsdiepte van ca. 50cm teweeg zal brengen. Daarenboven zullen enkele inventarispanden behouden blijven.

- Is er via archeologisch onderzoek of waarnemingen op aanpalende of nabijgelegen percelen reeds info beschikbaar over de dikte en de opbouw van het aanwezige bodemarchief?

Er is geen info aanwezig.

- Welke onderzoeksvragen moeten bijkomend bij de prospectie met ingreep in de bodem beantwoord worden?

Het bureauonderzoek riep geen specifieke extra onderzoeksvragen op. De essentie blijft uit te kijken naar de mate van gaafheid van de bodem en de aanwezigheid van eventuele archeologische sporen.

- Wat is de te volgen strategie tijdens het prospectieonderzoek?

In samenspraak met het Agentschap is een puttenplan opgesteld. Door middel van dit plan moet over het hele terrein een duidelijk beeld worden gevormd van de gaafheid van de bodem en de eventuele archeologische waarden. Het terreinwerk zal in twee fases uitgevoerd worden, enerzijds een fase met werkputten op het onbebouwd deel, anderzijds een fase met werkputten op het bebouwd deel na sloop.

Voor de eerste fase worden 6 werkputten voorgesteld en voor de tweede fase worden er 4 voorgesteld, waarbij op basis van het kadasterplan uit 1813 en 1907 zowel onbebouwde als bebouwde delen aangesneden zullen worden. De werkputten werden bovendien verspreid over het terrein waardoor ook een goed zicht bekomen zal worden in verband met vroegere periodes.

(28)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

23

Figuur 24: Voorstel werkputinplanting voor fase 1 (rood) en fase 2 (blauw).

1813 1907 WP1 bebouwd bebouwd WP2 bebouwd onbebouwd WP3 bebouwd bebouwd/onbebouwd WP4 onbebouwd onbebouwd WP5 onbebouwd onbebouwd WP6 onbebouwd bebouwd WP7 bebouwd bebouwd/onbebouwd WP8 bebouwd bebouwd WP9 bebouwd onbebouwd WP10 bebouwd bebouwd

(29)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

24

Archeologisch onderzoek

4

4.1 Fase 1

Op 13 maart 2014 ging ter hoogte van de Vesaliusstraat te Leuven de eerste fase van de archeologische prospectie met ingreep in de bodem van start. In samenspraak met het agentschap Onroerend Erfgoed werden zes proefputten weerhouden om een inzicht te krijgen in het archeologisch potentieel van de site (Figuur 25).

Op de zes locaties, werkput 1 tot 6, van west naar oost werd voorafgaand aan het onderzoek het wegdek verwijderd door een graafmachine. Na het recente wegdek verwijderd te hebben werd onder begeleiding van een archeoloog tot op het archeologisch vlak gegraven. Op dit vlak werden steeds alle archeologische sporen geregistreerd en ingemeten met het totaal station. Werkput 4 werd lokaal verder verdiept tot een tweede archeologisch vlak omdat hier een ingegraven kelder werd aangetroffen. Eens de sporen, en eventuele recente verstoringen geregistreerd waren werden bij verschillende werkputten profielen aangelegd om een duidelijk zicht te krijgen op de bodemopbouw van het terrein.

(30)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

25

Werkput 1, grenzend aan de Vesaliusstraat, werd tot op een diepte van ongeveer 1,30m uitgegraven. De put was sterk verstoord door twee recente drainages en er werden geen archeologische sporen aangetroffen (Figuur 26). Het niveau van de moederbodem was hier 36,6m TAW (Figuur 27).

Figuur 26: Grondplan werkput 1

Figuur 27: Tekening profiel 1, werkput 1

Legende: 1: Huidig wegdek, kiezels, lichtgrijs, baksteen1. 2: Puinlaag (grote brokken baksteen), donkerbruin,

baksteen3. 3: Ophogingslaag, donkerbruin zwart, baksteen1, kalkmortel, houtskool. 4: homogeen, lichtbruin, zandig leem, baksteen1, mortelspikkels. Moederbodem - 35 cm onder bodemprofiel.

(31)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

26

Werkput 2 werd verdiept tot 2m35 onder het maaiveld. Naast een enkele verstoring die tot op het archeologische vlak doorliep werden ook hier geen archeologische sporen aangetroffen. De moederbodem werd hier op een hoogte van 36,43m TAW bereikt (Figuur 28).

Figuur 28: Grondplan werkput 2

In werkput 3 werd een eerste vlak aangelegd op een diepte van 1,30m. Op dit vlak werd het een muurtje van een enkele baksteen breed aangetroffen (S.6, baksteenformaat 26x13x5,5cm). De moederbodem in deze werkput had een hoogte van 36,56m TAW. In deze werkput werd na de registratie van het eerste vlak een lokale verdieping gemaakt binnen het aangetroffen muurtje. Dankzij de verdieping werd duidelijk dat het ging om een post-middeleeuwse keldermuur die aan de binnenzijde bepleisterd werd. De kelder werd door een tussenmuurtje, ook een enkele baksteen breed, opgedeeld in een oostelijk en westelijk deel. In het westelijk deel van de kelder werd de bepleisterde muur (S.6) iets minder diep gefundeerd (Figuur 30).

(32)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

27

Figuur 29: Foto profiel 1, werkput 3

(33)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

28

Figuur 31: Tekening profiel 1, werkput 3

Legende: 1: Huidig wegdek, kiezels, lichtgrijs, baksteen1. 11: Puinlaag/nivellering, homogeen zwart, veel

baksteen puin, houtskool2. 12: Donkerbruin, baksteenbrokken, puin, homogeen, houtskool2, mortel. 13: Homogeen bruin, minder baksteen dan 12, natuursteen, mortel, puin. 14: Wit beige, puin, veel mortel, veel baksteen. 15: Baksteen muur, 25x12x6,5, beige-groene mortel. 16: Ophoging/nivellering?, geel-groen, zandig, baksteen, mortel. 17: Bruin, lemig zand, veel houtskool en humeus materiaal, baksteen, mortel. 18: Wit groen, mortel, baksteen, houtskool1. 19: Puinlaag, bruin, veel baksteen, mortel.

Werkput 4 werd een fractie naar het noorden opgeschoven om net naast een recente verstoring te kunnen werken. Hier werden drie verschillende archeologische sporen aangetroffen in het vlak die geïnterpreteerd werden als kuilen (S.7-9) (Figuur 32). Spoor 7 bevatte enkele scherven post-middeleeuws steengoed aardewerk. In het profiel van deze werkput is duidelijk te zien dat het spoor afgedekt wordt door verschillende ophogingslagen (Figuur 33: 3, 4 en 5). Uit spoor 7 werden verschillende fragmenten Raeren steengoed gerecupereerd dat ten vroegste te dateren is in de 15de eeuw.

(34)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

29

Figuur 32: Grondplan werkput 4

Figuur 33: Foto profiel 1, werkput 4 (links) en tekening profiel 2, werkput 4 (rechts)

Legende: 3: Ophogingslaag, donkerbruin zwart, baksteen1, kalkmortel, houtskool. 5: Homogeen, donkerbruin,

houtskool 2, kalkmortel2, baksteenspikkels2. 4: Homogeen, lichtbruin, zandig leem, baksteen 1, mortelspikkels.

10: Heterogeen, donkerbruin, houtskool1, ijzerconcreties, bioturbatie, mortel, zandig, aardewerk2. 7: Kuil,

(35)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

30

Figuur 34: Steengoed uit werkput 4.

De meest oostelijke werkput, werkput 5, werd tot op een diepte van 36,19m TAW uitgegraven. Naast vier recente verstoringen werd hier een enkel spoor (S.20) aangesneden (Figuur 35).

(36)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

31

Werkput 6, iets noordelijker en dichter bij de Tiensestraat gelegen werd als laatste aangelegd. Hier werd een bakstenen waterkelder (S.21, baksteenformaat 22,5x10x4,5cm) aangetroffen die met harde kalkmortel gemetst werd. Vanaf de waterkelder kon op het archeologisch vlak een muurtje van twee bakstenen breed (S.22, 51cm) gevolgd worden tot aan een aftakking (S.23) vanwaar het muurtje, dunner bewaard, verder liep (Figuur 36, Figuur 37). Deze waterkelder en muurtjes hebben

waarschijnlijk te maken met de huizen, of voorlopers daarvan, die afgebroken werden om

een toegang te creëren tot de parking achter de gebouwen.

Deze huizen zijn nog zichtbaar op de mutatieschets uit 1907 (Figuur 21: Mutatieschets uit 1907 met aanduiding van het projectgebied).

Figuur 36: Overzichtsfoto werkput 6

(37)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

32

Tijdens deze eerste fase werden dus 6 werkputten aangelegd in de onbebouwde zones achter de huizen. Zoals verwacht kon worden, werd hier een kelder en enkele op zichzelf staande sporen aangesneden. Het betreft hier de zone achter de bebouwing waar sowieso vooral beerbakken en afvalkuilen verwacht kunnen worden die vaak moeilijk in een prospectie te vatten zijn. Uit de profielen is echter wel duidelijk dat het terrein in de post-middeleeuwse tijd opgehoogd werd en de bodem dus vrijwel intact is gebleven.

In een tweede fase zouden, tijdens een gedeeltelijke afbraak van de huizen op het projectgebied, vier extra proefputten worden aangelegd onder de huidige bebouwing.

4.2 Fase 2

In de tweede fase die uitgevoerd werd op 12 mei 2014 werden zoals reeds aangehaald vier extra proefputten aangelegd.

Figuur 38: Grondplan proefputtenonderzoek

In de zevende werkput werd, naast een recente beerput, een enkel archeologisch spoor aangetroffen in het vlak (S.27). Het archeologisch vlak werd bereikt op een diepte van 2,10m onder het huidig loopvlak (Figuur 30).

Werkput 8 werd tot op een diepte van 2,40m ten opzichte van het huidig loopniveau uitgegraven. In het vlak konden geen archeologische sporen geïdentificeerd worden maar in de noordwestkant van het profiel van de put werd wel een oudere muur, met beige-gele zandmortel aangetroffen (S.30, baksteenformaat: 24x11x6cm)(Figuur 39, Figuur 40).

(38)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

33

Figuur 39: Grondplan werkput 8

(39)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

34

Figuur 41: Tekening profiel 2, werkput 8

Legende: 1: Huidig loopoppervlak, recent, puin. 3: Ophogingslaag, donkerbruin zwart, baksteen1, kalkmortel,

houtskool.

De volgende werkput, werkput 9, die iets zuidelijker lag leverde geen archeologische sporen op (Figuur 42, Figuur 43).

(40)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

35

Figuur 43: Overzichtsfoto werkput 9

De laatste werkput, werkput 10, leverde in het vlak ook geen sporen op maar hier kon in de wand van de proefput wel een beerkelder (S.29, baksteenformaat: 33x9x6cm) geïdentificeerd worden (Figuur 44).

(41)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

36

Figuur 45: Overzichtsfoto werkput 10

Figuur 46: Tekening profiel 1, werkput 10

Legende: 3: Ophogingslaag, donkerbruin zwart, baksteen1, kalkmortel, houtskool. 5: Homogeen, donkerbruin,

(42)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

37

Synthese en waardering

5

5.1 Synthese

Uit zowel het bureauonderzoek als het archeologisch proefputtenonderzoek komt duidelijk naar voor dat de bebouwing langs de Tiensestraat een grote erfgoedwaarde heeft. De straat gaat immers in de archieven tot de 13de eeuw en op kaarten tot de 16de eeuw terug. De muren die tijdens het veldonderzoek in enkele werkputten werden aangetroffen, kunnen gelinkt worden aan structuren die op de achtererven van de huizen langs de Tiensestraat moeten hebben gestaan. Het betreft muurresten van enkele keldertjes en een aantal losse muren van bijgebouwen. De datering gaat terug tot ten vroegste de late middeleeuwen. Uit de profielen is duidelijk dat het terrein in de post-middeleeuwse tijd opgehoogd werd en dat de bodem dus vrijwel intact is gebleven.

5.2 Onderzoeksvragen - Antwoorden

- Zijn er archeologische sporen aanwezig?

Ja. Het betreft voornamelijk muurfragmenten van bijgebouwen en enkele keldertjes die op de achtererven van de huizen waren opgetrokken.

- Bevinden de sporen zich in stratigrafisch verband?

Ja. Uit de profielen is duidelijk dat het terrein in de post-middeleeuwse periode verschillende malen werd opgehoogd. Zowel in de onderliggende moederbodem als in deze ophoogpakketten werden verschillende sporen aangetroffen.

- Hoeveel verschillende lagen/stratigrafie zijn er te onderscheiden in de verschillende proefputten? En hoe zijn die over de verschillende proefputten heen gelinkt?

De gehele zone langs de Tiensestraat lijkt in de post-middeleeuwse periode te zijn opgehoogd om de huizen aan de Tiensestraat te bouwen. Als gevolg is een groot deel van de originele bodem goed bewaard. De ophoging kon in verschillende putten geïdentificeerd worden en via enkele vondsten gedateerd worden.

- Bevatten deze lagen archeologische vondsten? Uit welke periode dateren de vondsten? Uit spoor 7, een kuil in werkput 4 die in de moederbodem werd aangetroffen, werd aardewerk uit de 15de eeuw aangetroffen (late middeleeuwen). De sporen en vondsten uit de ophooglagen zijn te dateren in de post-middeleeuwen.

- Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

Omdat het terrein in de post-middeleeuwse periode werd opgehoogd is de originele bodem, van voor de ophoging, nog goed bewaard. Vooral langs de Tiensestraat, die reeds vanuit de 13de eeuw bekend is als Hollestraat kunnen hier interessante sporen verwacht worden die goed bewaard zijn.

- Wat was de invloed van de bestaande bebouwing/verhardingen op het archeologisch erfgoed?

Dankzij de post-middeleeuwse ophoging van het terrein, die op verschillende plaatsen meer dan een meter dik is, heeft de recente bebouwing, die terug gaat tot de 19de eeuw, weinig invloed gehad op de bewaring van de oudere archeologische relicten.

(43)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

38

- Op welke hoogte bevindt zich de natuurlijke bodem? Werkput TAW 1 36,3m 2 36,43 3 36,56 4 36,48 5 36,19 6 35,99 7 36,19 8 36,27 9 36,14 10 36,27

Tabel 2: TAW hoogte moederbodem

- Wat is de impact van de geplande werken op het archeologisch erfgoed?

Hoewel bepaalde inventarispanden behouden blijven zullen de geplande werken een groot deel van het archeologisch patrimonium vernietigen. Er wordt immers een ondergrondse parking gepland die tot het niveau -3 gaat. Op het overige deel van het projectgebied zal een funderingsplaat aangelegd worden die de bodem zal verstoren tot een diepte van ca. 50cm.

- Kunnen de resultaten van de bureaustudie fijngesteld worden?

In de bureaustudie werd reeds aangehaald dat de bewoning langs de Tiensestraat op zijn minst terug gaat tot de 16de eeuw (zie Figuur 7: stadsplan van Jacob van Deventer uit 1550-1565). Tijdens het archeologisch onderzoek kon aangetoond worden dat het projectgebied opgehoogd werd en dat eventuele oudere bewoningssporen dus goed bewaard zijn.

De zone achter de bebouwing langs de Tiensestraat zou volgens het bureauonderzoek nooit echt bebouwd geweest zijn. Ook tijdens het archeologisch onderzoek werd duidelijk dat we hier onmiddellijk achter de bebouwing een grote kans hebben om sporen aan te treffen. Het zou hier vooral gaan om sporen die wel te maken hebben met de bebouwing langs de straat maar die minder samenhangend zijn en eerder op zichzelf staan. We denken hierbij bijvoorbeeld aan beerputten en afvalkuilen die een grote archeologische waarde hebben.

- Welke onderzoeksvragen moeten bij een eventueel vervolgonderzoek beantwoord worden? - Kan het onderzoek meer informatie opleveren over de herkomst en datering van de ophogingspaketten?

- Kunnen eventuele afvalcontexten linken leggen met het beperkte archivalische onderzoek? - Zijn er sporen van ambachtelijke activiteit?

- Zijn er duidelijke sporen van erfindeling achter de historische panden? - Wat is de te volgen opgravingsstrategie bij een vervolgonderzoek?

De advieszone dient laagsgewijs afgegraven te worden waarbij elk archeologisch vlak zorgvuldig geregistreerd, ingemeten en gefotografeerd wordt.

(44)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

39

5.3 Besluit en Advies

De archeologische prospectie met ingreep in de bodem, uitgevoerd door BAAC Vlaanderen bvba, in opdracht van Allfin toonde aan dat archeologisch vervolgonderzoek waardevol zou zijn voor een deel van het te ontwikkelen projectgebied.

Bij het afbakenen van de advieszone werd rekening gehouden met:

- De zone op het projectgebied waar de bodem effectief tot het niveau -3 zal verstoord worden en dus alle archeologische relicten zou vernietigen.

- De zone waar het vooronderzoek kon aantonen dat er een grotere kan was op waardevolle archeologische resten. Dit is de zone grenzend aan de Tiensestraat waar zoals reeds besproken de historische bebouwing minstens terug gaat tot in de 16de eeuw. Ook de terreinen net achter de middeleeuwse bewoning zouden in een vervolgonderzoek moeten onderzocht worden. Op deze manier is de kans op het aansnijden van eerder solitaire sporen zoals beerputten en afvalkuilen reëel.

- De inventarispanden die niet gesloopt worden, en de archeologische relicten er onder blijven in-site bewaard en deze worden dus niet opgenomen in de advieszone.

- Het terrein verder weg van de Tiensestraat, en dus de historische bebouwing, bevatte in het prospectieonderzoek minder sporen en worden dus niet in de advieszone opgenomen. De advieszone heeft een oppervlakte van 2028m²:

(45)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

40

Bibliografie

6

AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV) 2014a: Digitale bodemkaart Vlaanderen [online], http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/bodemkaart/# (geraadpleegd op 03 februari 2014).

AMAZON 2014: Plan van Guicciardini [online], http://www.amazon.com/Antique-Map-LEUVEN-LOUVAIN-BELGIUM-Guicciardini-1612/dp/B00DMF0ZJG, (geraadpleegd op 03 februari 2014). BIBLIOTHEEK VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM 2014a: Kaartencollectie, Stedenboeken van de

wereld, Johannes Janssonius, 1657, Leuven [online], http://dpc.uba.uva.nl/cgi/i/image/image-idx?sid=6893b7ecba5a37c8c1ca203648d7ffab;q1=Johannes;rgn1=atlas_ve;size=20;c=atlas;lastt ype=boolean;view=entry;lastview=thumbnail;subview=detail;cc=atlas;entryid=x-ub-kaartenzl-1801-a1-007-k;viewid=UB-KAARTENZL-1801-A1-007-K;start=1;resnum=8 (geraadpleegd op 24 november 2014).

BIBLIOTHEEK VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERSDAM 2014b: Kaartencollectie, Stedenboeken van

de Nederlanden, Frederick de Wit, 1698, Leuven [online],

http://dpc.uba.uva.nl/cgi/i/image/image-idx?sid=55b282551b033a59d108620ec007175b;q1=Wit;rgn1=atlas_ve;size=20;c=atlas;lasttype =boolean;view=entry;lastview=thumbnail;subview=detail;cc=atlas;entryid=x-ub-kaartenzl-1801-a16-085-k;viewid=UB-KAARTENZL-1801-A16-085-K;start=81;resnum=87 (geraadpleegd op 24 november 2014)

CADGIS 2013: Kadasterkaart [online], http://ccff02.minfin.fgov.be/cadgisweb/?local=nl_BE , (geraadpleegd op 07 februari 2014).

CENTRALE ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI) 2014: Leuven [online],

http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/cai/#, (geraadpleegd op 03 februari 2014).

DIGITALE BIBLIOTHEEK VAN DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIE 2014a: Jacob van Deventer [online], (geraadpleegd op 03 februari 2014).

DIGITALE BIBLIOTHEEK VAN DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIE 2014b: Ferrariskaart Saint-Nicolas [online], http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html, (geraadpleegd op 03 februari 2014).

DOV VLAANDEREN 2014: Databank Ondergrond Vlaanderen [online],

https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/index.html, (geraadpleegd op 03 februari 2014).

ERFGOEDPLUS 2014: Plan Joost Vander Baeren [online],

http://www.erfgoedplus.be/erfgoedplus/detail.jsp?artefactid=24062A51.priref.687 , (geraadpleegd 03 februari 2014)

GEOPORTAAL ONROEREND ERFGOED 2012-2013: Geoportaal [online],

https://geo.onroerenderfgoed.be/#zoom=17&lat=6599145.81316&lon=524053.20913&layers= B000TFTTTF, (geraadpleegd op 03 februari 2014).

GEOPUNT VLAANDEREN 2014a: Luchtfoto Vlaanderen 2012 [online], www.geopunt.be (geraadpleegd 03 februari 2014)

GEOPUNT VLAANDEREN 2014b: Kaart Vandermaelen [online], www.geopunt.be (geraadpleegd 03 februari 2014)

(46)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

41

GIS VLAAMS-BRABANT 2014: Atlas der Buurtwegen (1840) [online],

http://gis.vlaamsbrabant.be/webgis/bin/view/AtlasBuurtwegen, (geraadpleegd op 03 februari 2014).

INVENTARIS BOUWKUNDIG ERFGOED 2007-2012: Andreas Vesaliusstraat, Tiensestraat, Brabançonnestraat [online], https://inventaris.onroerenderfgoed.be , (geraadpleegd op 03 februari 2014).

LEVEN IN LEUVEN 2013: Allfin investeert 65 miljoen in grootschalig bouwproject [online], http://leveninleuven.be/2013/08/22/allfin-investeert-65-miljoen-in-grootschalig-bouwproject/, (geraadpleegd op 03 februari 2014).

MOLL’S MAP COLLECTION, 2014: The Burgundian Circle, Austrian Netherlands III, Gabriel Bodenehr, Löven, 1720, [online], http://mapy.mzk.cz/en/mzk03/001/046/340/2619267846_02/ (geraadpleegd op 24 november 2014).

SANDERUS ANTIQUARIAAT 2004: Antique Maps, Europe, Low Countries, Belgium, Old, Antique Map, Bird’s eye view plan of Louvain (Leuven) by Braun and Hogenberg,1588, [online], http://www.sanderusmaps.com/kartograaf.cfm/our-catalogue/detail/167048/old-antique-map-bird's-eye-view-plan-of-louvain-(leuven)-by-braun-and-hogenberg/ (geraadpleegd op 24 november 2014).

TOPOMAPVIEWER 2014: Topografische kaart [online],

http://www.ngi.be/topomapviewer/public?lang=nl& , (geraadpleegd op 03 februari 2014). E. COCKX & G. Huybens 2003: De Leuvense Prentenatlas. Zeventiende eeuwse tekeningen uit de

Koninklijke Bibliotheek te Brussel, deel I-II, Leuven.

J. CUVELIER 1935: La formation de la ville de Louvain, des origines à la fin du XIVe siècle, Leuven. R. KENIS & R. VERBRUGGEN 2012: Het Vesaliusproject, een alternatief voor de verwaarloosde Groep

T-site, in: Nieuwsbrief Leuvens Historisch Genootschap, jg. 9, nr. 1, maart 2012, Leuven, p. 22-27.

A. MEULEMANS 2004: Huizen en straten van het Oude Leuven, Leuven.

A. PROVOOST 1982: Leuven: vondstenensemble Tiensestraat, in: Het bodemarchief van Oost-Brabant, Leuven, p. 45, 167-176.

E. VAN EVEN 1860: Louvain monumental, Leuven.

Stedenbouwkundige vergunning, formulier I, dossiernummer RO2013/0999.

STADSARCHIEF LEUVEN:

SAL, kadasterplan 1813. SAL, kadasterplan 1850. SAL, F.H. Laenen, plan 1899.

KADASTERARCHIEF LEUVEN: KAL, 1907, mutatieschets nr. 105. KAL, 1910, mutatieschets nr. 54. KAL, 1910, mutatieschets nr. 55. KAL, 1912, mutatieschets nr. 53. KAL, 1913, mutatieschets nr. 47. KAL, 1913, mutatieschets nr. 48.

(47)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

42

KAL, 1916, mutatieschets nr. 77. KAL, 1921, mutatieschets nr. 77. KAL, 1930, mutatieschets nr. 103. KAL, 1934, mutatieschets nr. 50. KAL, 1936, mutatieschets nr. 78. KAL, 1937, mutatieschets nr. 70. KAL, 1940, mutatieschets nr. 30. KAL, 1952, mutatieschets nr. 63. KAL, 1952, mutatieschets nr. 99. KAL, 1957, mutatieschets nr. 36. KAL, 1958, mutatieschets nr. 41. KAL, 1959, mutatieschets nr. 47. KAL, 1963, mutatieschets nr. 45. KAL, 1964, mutatieschets nr. 41. KAL, 1964, mutatieschets nr. 42. KAL, 1966, mutatieschets nr. 34. KAL, 1971, mutatieschets nr. 35.

(48)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

43

Lijst met figuren

7

Figuur 1: situering onderzoeksgebied op een luchtfoto ... 2

Figuur 2: situering onderzoeksgebied op de topografische kaart ... 3

Figuur 3: Projectgebied op niveau -1 met rood omlijnd het terrein dat tot niveau -3 zal uitgegraven worden ... 4

Figuur 4: Plan het projectgebied met aanduiding van de inventarispanden die gesloopt mogen worden (wit), waarvan de gevel bewaard moet blijven (blauw), waarvan de gevel en het buitenvolume bewaard moet blijven (groen), te restaureren pand (paars). ... 6

Figuur 5: Ontwerpplan ... 6

Figuur 6: Situering onderzoeksgebied op de bodemkaart ... 9

Figuur 7: Detail van het plan van Jacob van Deventer (1550-1565) met aanduiding van de twee stadsomwallingen (zwarte pijlen), het plangebied (rood) en de Tiensestraat als referentie. ... 10

Figuur 8: Plan van Meulemans waarop de verschillende panden te zien zijn. ... 11

Figuur 9: Detail van het plan van Braun en Hogenberg (1588) van Leuven met aanduiding van het projectgebied (rood) en de Tiensestraat als referentie. ... 11

Figuur 10: Plan van Joost Vander Baeren met aanduiding van het projectgebied (rood). ... 12

Figuur 11: Detail van het plan van Guicciardini (ca. 1612) met aanduiding van het plangebied (rood). ... 12

Figuur 12: Detail van het plan van Blaeu uit 1649 met aanduiding van het plangebied (rood). ... 13

Figuur 13: Detail van het plan van J. Janssonius van Leuven (1657) met aanduiding van het plangebied (rood). ... 13

Figuur 14: Detail van het plan van Frederick de Wit van Leuven (1698) met aanduiding van het plangebied (rood). ... 14

Figuur 15: Detail van het plan van Gabriel Bodenehr van Leuven (1720) met aanduiding van het plangebied (rood). ... 14

Figuur 16: Aanduiding van het onderzoeksgebied op de kabinetskaart der ... 15

Figuur 17: Kadasterplan uit 1813 met aanduiding van het plangebied (rood). ... 16

Figuur 18: Kadasterplan uit 1850 met aanduiding van het plangebied (rood). ... 17

Figuur 19: Detail van het plan van Vandermaelen (1846-1854) met aanduiding van het plangebied. 17 Figuur 20: Plan van Laenen uit 1899 met aanduiding van het plangebied (rood). ... 18

Figuur 21: Mutatieschets uit 1907 met aanduiding van het projectgebied (rood). ... 19

Figuur 22: CAI-kaart van het plangebied met de archeologische vindplaatsen in de omgeving. ... 20

Figuur 23: Detail van de landschapsatlas. ... 21

Figuur 24: Voorstel werkputinplanting voor fase 1 (rood) en fase 2 (blauw). ... 23

Figuur 25: Voorlopig grondplan 13/03/2014 ... 24

Figuur 26: Grondplan werkput 1 ... 25

(49)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

44

Figuur 28: Grondplan werkput 2 ... 26

Figuur 29: Foto profiel 1, werkput 3 ... 27

Figuur 30: Grondplan werkput 3 en 7 met aanduiding van profielen ... 27

Figuur 31: Tekening profiel 1, werkput 3 ... 28

Figuur 32: Grondplan werkput 4 ... 29

Figuur 33: Foto profiel 1, werkput 4 (links) en tekening profiel 2, werkput 4 (rechts) ... 29

Figuur 34: Steengoed uit werkput 4. ... 30

Figuur 35: Grondplan werkput 5 ... 30

Figuur 36: Overzichtsfoto werkput 6 ... 31

Figuur 37: Grondplan werkput 6 ... 31

Figuur 38: Grondplan proefputtenonderzoek ... 32

Figuur 39: Grondplan werkput 8 ... 33

Figuur 40: Foto spoor 30, werkput 8 ... 33

Figuur 41: Tekening profiel 2, werkput 8 ... 34

Figuur 42: Grondplan werkput 9 ... 34

Figuur 43: Overzichtsfoto werkput 9 ... 35

Figuur 44: Grondplan werkput 10 met aanduiding van profiel ... 35

Figuur 45: Overzichtsfoto werkput 10 ... 36

Figuur 46: Tekening profiel 1, werkput 10 ... 36

(50)

Pro s p e c ti e m e t in g re e p i n d e b o d e m L e u v e n , V e s a liu s s tr a a t – Bra b a n ç o n n e s tra a t - Ti e n s e s tra a t

45

Bijlagen

8

8.1 Lijsten

8.1.1

Fotolijst

8.1.2

Sporenlijst

8.1.3

Vondstenlijst

8.1.4

Lijst profielen

8.1.5

Lijst tekenvellen

8.2 Kaartmateriaal: Overzichtsplan

(51)

P313001 1 1 vlakfoto ZW 13/03/2014 P313002 1 1 vlakfoto NO 13/03/2014 P313003 1 1 vlakfoto NO 13/03/2014 P313004 1 1 profielfoto N PROF1 13/03/2014 P313005 1 1 profielfoto N PROF1 13/03/2014 P313006 2 sfeer foto 13/03/2014 P313007 2 1 vlakfoto Z 13/03/2014 P313008 2 1 vlakfoto Z 13/03/2014 P313009 2 2 vlakfoto Z 13/03/2014 P313010 2 2 vlakfoto Z 13/03/2014 P313011 2 2 vlakfoto Z 13/03/2014 P313012 2 1 profielfoto Z PROF 2 13/03/2014 P313013 2 profielfoto Z PROF 2 13/03/2014 P313014 2 profielfoto Z PROF 2 13/03/2014 P313015 2 profielfoto Z PROF2 13/03/2014 P313016 3 1 vlakfoto Z 13/03/2014 P313017 3 1 vlakfoto O 13/03/2014 P313018 3 1 spoor foto NO 13/03/2014 P313019 4 1 vlakfoto O 13/03/2014 P313020 4 1 vlakfoto O 13/03/2014 P313021 4 1 vlakfoto N 13/03/2014 P313022 4 1 vlakfoto N 13/03/2014 P313023 4 1 profielfoto W PROF 1 13/03/2014 P313024 4 1 profielfoto W PROF 1 13/03/2014 P313025 4 1 profielfoto O PROF 2 13/03/2014 P313026 4 1 profielfoto O PROF 2 13/03/2014 P313027 3 2 profielfoto ZO PROF 1 13/03/2014 P313028 3 2 profielfoto ZO 13/03/2014 P313029 3 2 profielfoto ZO 13/03/2014 P313030 3 2 profielfoto ZO 13/03/2014 P313031 3 2 spoor foto N 13/03/2014 P313032 3 2 spoor foto N 13/03/2014 P313033 3 2 spoor foto N 13/03/2014 P313034 3 2 spoor foto W 13/03/2014 P313035 3 2 spoor foto W 13/03/2014 P313036 3 2 slechte foto 13/03/2014 P313037 3 2 spoor foto O 13/03/2014 P313038 5 1 vlakfoto NO 13/03/2014 P313039 5 1 vlakfoto ZW 13/03/2014 P313040 5 1 vlakfoto N 13/03/2014 P313041 5 1 profielfoto O PROF 1 13/03/2014 P313042 5 1 profielfoto O PROF 1 13/03/2014 P313043 6 1 vlakfoto W 13/03/2014 P313044 6 1 slechte foto 13/03/2014 P313045 6 1 vlakfoto W 13/03/2014 P313046 6 1 vlakfoto W 13/03/2014 P313047 6 1 vlakfoto O 13/03/2014 P313048 6 1 vlakfoto O 13/03/2014 P313049 6 1 vlakfoto Z 13/03/2014

P313050 3 2 spoor foto ZW vlak staat verkeerd op bordje 13/03/2014

P313051 3 2 spoor foto ZW vlak staat verkeerd op bordje 13/03/2014

P313052 3 2 spoor foto ZW vlak staat verkeerd op bordje 13/03/2014

P313053 3 2 spoor foto NO vlak staat verkeerd op bordje 13/03/2014

P313054 3 2 spoor foto NO vlak staat verkeerd op bordje 13/03/2014

P313055 3 2 spoor foto NO vlak staat verkeerd op bordje 13/03/2014

P313056 6 1 spoor foto O 13/03/2014 P313057 6 1 spoor foto O 13/03/2014 P313058 6 1 spoor foto N 13/03/2014 P313059 6 1 spoor foto Z 13/03/2014 P313060 6 1 spoor foto Z 13/03/2014 P313061 6 1 spoor foto O 13/03/2014 P313062 6 1 spoor foto O 13/03/2014 P313063 6 1 spoor foto N 13/03/2014 P313064 6 1 spoor foto O 13/03/2014 Bijlage 8.1.1. Fotolijst

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de nieuwe sensoren en satellietbeelden zou het mogelijk moeten zijn om ziekten en plagen vroegtijdig in het gewas op te sporen (detectie van besmettingshaarden) en

Daarnaast is de mechanische eenheid van belang, bijvoorbeeld bij het machinaal planten; - De hoeveelheid wit is bij gebruik van een plug meestal minder als bij een losse plant; -

Iets minder effectief, maar makkelijker, is een jute zak waar slakken zich onder kunnen verschuilen.. • Als (op basis van signalering) problemen met slakken zijn te verwachten, dan

Als mogelijke oorzaken hiervoor werden genoemd dat verschillen in kwaliteit tussen stekjes mogelijk te klein waren, doordat al een vergaande selectie is uitgevoerd (alleen

Evelien: "En dit terwijl bosbouw juist zo veel te bieden heeft: de bosbouw kan vaak een middel zijn voor het bereiken van veel doelstellingen. En hierbij sluiten

The thesis’s exploration and close analysis of four of Hubback’s novels, The Younger Sister, May and December, The Wife’s Sister and Malvern as domestic fiction, chosen for

One approach that stands out as dominant is the skills approach (Holmes 2015). In this approach the focus is on the skills and attributes a graduate needs to acquire to be

Cirkel Groeiplaats type Vegetatie type Betula pendula Fagus sylvatica Pinus sylvestris Pseudotsuga menziesii Quercus petraea Quercus robur Struiklaag Betula pendula Fagus sylvatica