Vochtproblemen in een woning te 's-Hertogenbosch
Citation for published version (APA):
Bleumink, M., & Wolfs, B. G. (1987). Vochtproblemen in een woning te 's-Hertogenbosch. (TU Eindhoven. Fac. Bouwkunde : publicaties Bouwkundewinkel). Technische Universiteit Eindhoven.
Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1987
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at:
openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
BOUWKUNDE-WINKEL EINDHOVEN
Vochtprobleem in
~woning
te
~Hertogenbosch
student
:M. Bleumink
begeleider:ir. B.G\ Wolfs
voorjaar 1987
DE Bouwkundewinkel is een van de acht Wetenschapswinkels aan de Technische Universiteit Eindhoven.
De TUE aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade aan personen
en zaken die voortvloeien uit de toepassing of het gebruik van
resultaten van het verrichte onderzoek,behoudens in geval
van opzet,grove schuld of grove nalatigheid van de TUE of de
Samenvatting
Naar aanleiding van een verzoek aan de bouwkundewinkel Eindhoven om mogelijke oorzaken van vochtproblemen in een woonhuis te 's Hertogenbosch te onderzoeken is dit onderzoek opgestart.
Aard van het vocht werd middels waarnemingen en met behulp van fysische metingen onderzocht.
Uit de meetresultaten is gebleken dat er een externe vochtbron aanwezig moet zijn.
Vanuit de kruipruimte lekt lucht naar de woonkamer; deze lucht is zeer vochtig.
Zeer waarschijnlijk is dit de oorzaak van aIle vochtoverlast. De niet geisoleerde beganegrondvloer tesamen met het luchtlek zijn de vermoedelijke oorzaken van onbehaaglijkheid (koude) in de woonkamer.
Een vervolgonderzoek zal nader duidelijk moeten maken hoeveel lucht naar de woning lekt en welke maatregelen genomen kunnen worden.
Ook de roestvorming zal bij een volgend onderzoek betrokken worden.
inleiding
In het kader van het projectwerk bij de afdeling Bouwkunde, vakgroep
FAGO is een aanvraag betreffende vochtproblemen in een woning te
's Hertogenbosch bij de Bouwkundewinkel behandeld.
De aanvrager, de heer Gerritsen, Hasseltstraat 11 te 's
Hertogenbosch klaagt over roest en schimmelplekken in de woning.
Veel van de huisraad is in de kast aan het roesten. Verder is er
uitslag geconstateerd op het meubilair.
Uit gesprekken met de buurtbewoners blijkt dat deze klacht niet
aIleen in deze woning speelt .
Uit navraag blijkt dat de klachten zijn ontstaan na het
afschaffen van de wijkverwarming. De huizen zijn toen ook
geisoleerd, beneden is er dubbelglas geplaatst, de muren ZlJn
geisoleerd en de woningen worden nu middels de eigen centrale verwarming verwarmd.
Sinds die tijd treedt er vaker en meer condensatie op. Dit
vochtprobleem is ook doorgegeven aan de woningbouwvereniging
S.W.H .. Deze zegt dat de bewoners onvoldoende ventileren.
Via kennissen is de fam. Gerritsen aan het adres van de
Wetenschapswinkels gekomen en diende een aanvraag bij de
Bouwkundewinkel in.
Onderzoek naar de aard van het vocht werd d.m.v. fysische
waarnemingen met behulp van een thermohygrograaf, psychrometer en
een multimeter verricht in verschillende vertrekken van de
woning gedurende de maanden januari, februari en maart 1987.
In dit onderzoek zal naar de oorzaak van de roestvorming niet
Inhoud
Hoofdstuk Titel BIz.
1. 1.1. 1.1.1. 1.1.2. 1.1.3. 1.1.4. 1.1.5. 1.1.6. 1.1.7. 1.1.8. 1.2 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 2. 3. 4. 4.1 4.2 4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.3.3. 5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.3.1. 5.3.2. 5.3.3. 5.4. 5.4.1. 5.4.2. 6. 7. 8. 9. Samenvatting Inleiding Inhoud Inleidende begrippen,vaktermen en sYIDbolen. Vochtproblemen. Bouwvocht. Optrekkend vocht. Condensatie vocht. Vochtproductie door bewoners. Doorslaand vocht. Vochtige kruipruimte. Bouwfouten. Ventilatie.
Verklaring van sYIDbolen Verklaring van vaktermen.
Koudebruggen.
Geometrische Koudebruggen. Toegepaste formules.
Probleemstelling.
Methode van onderzoek. Waarnemingen.
Bouwtechnische gegevens Gebruikte apparatuur.
Thermohygrograaf. Psychrometer.
Multimeter met opnemer. Meetresultaten
De meetgegevens
Bespreking meetresultaten Vochtproduktie
Vochtproduktie van het gezin Ventilatievoud
Volume van de geventileerde ruimten
Verwerking in de vochtbalans Een eenvoudige balans De kruipruimte als extra vochtbron
Lekkage van de beganegrondvloer
Warmteverlies door de beganegrondvloer Vervolg op dit onderzoek
Geraadpleegde literatuur Bijlagen 1 2 3 3 3 3 4 4 4 5 7 7 7 7 7 7 8 9 10 10 10 11 11 11 11 12 12 12 13 13 13 13 14 14 -14 15 16 17 18 19
veel watergebruik voor cement en gips, bezit de oplevering een verhoogde
meestal met een van het 1.INLEIDENDE BEGRIPPEN L VAKTERMEN EN SYMBOLEN.
Daar van een deel van de doelgroep, waarvoor dit rapport is geschreven niet verwacht mag worden dat ZlJ enige relevante
kennis van de bij het probleem behorende bouwfysica bezit, worden enkele begrippen nader toegelicht.
Woorden aangeduid met (*) worden, om de tekst leesbaar te houden, in 1.2. toegelicht.
Waar twee [ .... ] zijn opgenomen betreft het een:
-Literatuurverwijzing opgenomen in hoofdstuk 8. in geval van cijfers.
-Tekeningen/grafiekenverwijzing opgenomen in de bijlagen in geval van Romeinse cijfers.
1.1. Vochtproblemen.
Vochtproblemen kunnen door verschillende oorzaken ontstaan te weten:
1) Bouwvocht.
2) Optrekkend vocht. 3) Condensatie vocht.
4) Vochtproductie door bewoning. 5) Doorslaand vocht.
6) Vochtige kruipruimten. 7) Bouwfouten.
8) Te geringe ventilatie.
1.1.1. Bouwvocht.
Daar het bouwen gepaard gaat met
bijvoorbeeld het aanmaken van beton, woning de eerste twee jaar na de vochtconcentratie.
Deze "tijdelijke" verhoogde vochtconcentratie kan aanleiding geven tot vochtproblemen in de constructie, die zich vaak uit aan de oppervlakken van de betreffende bouwdelen.
1.1.2. Optrekkend vocht.
Optrekkend vocht, is vocht dat door de constructie ( fundering) opgenomen wordt als gevolg van aanraking vochtige of natte ondergrond en door capillaire werking materiaal naar boven wordt getransporteerd.
Het optrekkend vocht uit zich vlak boven het vloerniveau aan de oppervlakken van de wanden. In oude woningen met een gemetselde fundering en een houten vloerbalklaag kan dit schade geven aan de in de muur opgelegde balkkoppen door rotting. Door de hedendaagse
toepassing van betonnen funderingen speelt dit probleem
1.1.3. Condensatie vocht.
Lucht bevat altijd een hoeveelheid vocht. Des te hoger de temperatuur van de lucht des te meer vocht de lucht kan bevatten. Daar in het algemeen de lucht binnenshuis meer vocht bevat in absolute zin, dan de lucht buitenshuis zal er een vochttransport, als gevolg van dit dampdrukverschil van binnen naar buiten plaats vinden.
In de verscheidende constructie zal, door het verschil van binnen- en buitentemperatuur, een temperatuurgradient aanwezig zijn.
Nu bestaat de mogelijkheid dat de vochtstroom in de constructie ergens gaat condenseren doordat de vochtstroom een te lage temperatuur ontmoet.
Condensatie treedt dus op wanneer de partiele dampdruk Pw (*) bij verlaging van de temperatuur de verzadigingsdruk Ps(*) bereikt. De temperatuur waarbij Pw - Ps noemt men het dauwpunt Td(*) .
Ligt dit dauwpunt aan de oppervlakte van de constructie ( bijvoorbeeld enkel glas) dan spreekt men van oppervlakte condensatie.
Oppervlaktecondensatie wordt dus bepaald door de
oppervlaktetemperatuur van de constructie en door de dampdruk binnen.
1.1.4. Vochtproductie door bewoning.
Bewoners produceren zowel indirect als direct vocht.
Indirecte vochtbronnen: -Ademen
-Transpireren,vochtverlies aan de huid Directe vochtbronnen: -Koken -Wassen -Was drogen -Afwassen -Douchen en Baden -Planten -Dweilen
-Geiser zonder afvoer
1.1.5. Doorslaand vocht
Doorslaand vocht onstaat ten gevolge van regendoorslag. De spouw
dient er voor om het doorgeslagen vocht door middel van
ventilatie(als waterdamp) en door middel van de open stootvoegen ( als water) af te voeren.
Open stootvoegen of ventilatieroosters die verstopt zijn met vuil en/of valspecie kunnen een slechte water(damp) afvoer tot gevolg hebben, waardoor er een transport naar de woning toe kan plaats vinden.
Verbindingen tussen het binnen- en buitenspouwblad ten gevolge van verkeerd(e) (uitgevoerde) details, mortel of steen resten in de spouw kunnen een vochtbrug doen ontstaan, waardoor er ook een vochttransport naar de woning toe kan plaatsvinden.
1.1.6. Vochtige kruipruimten
Kruipruimten die een min of meer vochtig aanvoelende bodem hebben of kruipruimten die vaak blank staan hebben een zeer hoge relatieve vochtigheid RV(*) .
Hierdoor onstaat een dampdrukverschil tussen de kruipruimte en de woning. Bij een hogere dampdruk in de kruipruimte, kan door een open verbinding vocht de woning binnen dringen.
Open verbindingen kunnen zijn:
kruipruimteluiken, meterkasten met leidingdoorvoeren en in mindere mate aansluitingen tussen vloeren en wanden.
Luchtvochtigheidsverhoging in de woning ten gevolge van een luchtvochtigheid in de kruipruimte kan door middel van transportmechanismen plaatsvinden. [ 1 ]. 1)Dampdiffusie, 2)Capillair vochttransport, 3)Luchttransport. hoge drie Dampdiffusie
Vochttransport ten gevolge van diffusie door steenachtige vloeren is verwaarloosbaar ten opzichte van punt 3.
Capillair vochttransport
Capillair vochttransport kan aIleen via
plaatsvinden en is gewoonlijk verwaarloosbaar ten punt 3.
de fundering opzichte van
Luchttransport
Een luchtstroom van de kruipruimte naar de woning kan aIleen ontstaan indien aan de volgende drie voorwaarden wordt voldoen:
A)De kruipruimte heeft een open verbinding met de buitenlucht, B)Er zijn luchtlekken tussen de kruipruimte en de woning,
C)Er heerst een drukverschil tussen de kruipruimte en de woning.
ad A) Kruipruimten geventileerd voldaan. moe ten worden,
door middel van ventilatieroosters
zodat aan deze voorwaarden altijd wordt
ad B)
Luchtlekken tussen kruipruimte en woning kunnen ontstaan door leidingdoorvoeren, aansluitingen tussen vloeren en wanden, kruipruimteluiken en door kieren in de vloer zelf.
De grootte hiervan is afhankelijk van het gekozen vloersysteem en de uitvoering en kan door een combinatie van een opblaasproef en een zogenaamde "traces-gas"-meting bepaald worden.Dit is een kostbare meting.
ad C)
Drukverschillen kunnen door een drietal oorzaken ontstaan: l)Schoorsteeneffekt
2)Mechanische afzuiging 3)Wind
Schoorsteeneffect
Drukverschillen zijn tijdens het stookseizoen altijd aanwezig. Het temperatuurverschil tussen binnen en buiten veroorzaakt een hydrostatisch drukverschil.
De wijze waarop dit drukverschil zich over de gevels zal verde len. hangt af van de verdeling van de verschiI lende
luchtlekken over de ruimte.
Orukverdellng over de Orukverdeling ever de
gevel blJ evenredige gevel i het grootste
lekverdellng over de 1ek bevindt zich
bo-hoogte. ven.
naar [ 1 J naar [ 1 )
De basis hierbij is steeds. dat de lucht die ten gevolge van de onderdruk binnenstroomt, als gevolg van de overdruk weer naar buiten moet stromen.
Het drukverschil aldus [1] wordt bij benadering gegeven door de volgende formule:
P-p*g*h*AT , waarin: T
P-hydrostatisch drukverschil
P-dichtheid van lucht (circa 1.2 kg/m3) g-gravitaiteversnelling (circa 9.8 m/s2) h=hoogte beschouwde ruimte of gebouw (m)
T-gemiddelde waarde van binnen- en buitentemperatuur (K)
AT-
temperatuur verschil tussen binnen en buiten (K) Bij een Ti - 20~C(- 293 K)Te -
OOC(-
273 K)geeft dit.bij h-5
a
6 m(van kruipruimte tot dak)drukverschil van 4
a
5 Pa.,een
blijken in de praktijk bij een lekke woning klein te ZlJn. echter hoe groter de luchtdichtheid des te "groter" de onderdruk kan zijn.
Mechanische afzuiging
Een mechanische afzuiging veroorzaken.
Deze drukken (verwaarloos) van de woning
kan een onderdruk in de woning
Winddruk
Ten gevolge van de wind ontstaan rond een gebouw onder en
ove~rukken.
Daar in de regel de onderdruk een groter oppervlak bestrijkt dan de ·oveI!druk zal in de woning een onderdruk ontstaan.
De afzonderlijke invloeden geven gesommeerd de totale onderdruk in de woning weer.
1.1.7. Bouwfouten
Verschillende vochtproblemen kunnen ontstaan door bouwfouten. Voorbeelden hiervan zijn: puin in de spouw, open verbindingen met de kruipruimte en koudebruggen(*) .
1.1.8. Ventilatie
Een verkeerde ventilatie door de bewoner of een bouwfout kan aanleiding geven tot ~ochtproblemen ( bijvocrbeeld condensatie) , doordat niet genoeg vocht afgevoerd kan worden.
Verbeterde ventilatie voorzieningen al of niet mechanisch moeten dan tot een oplossing leiden.
1.2. Verklaring van symbolen
Pw c De partiele dampdruk.
De hoeveelheid vocht die de lucht bij een bepaalde
temperatuur bevat.
Ps - De verzadigings dampdruk.
De maximale hoeveelheid vocht die de lucht bij een
bepaalde temperatuur kan bevatten. TO - Dauwpuntstemperatuur.
De dauwpuntstemperatuur is die temperatuur waarbij de partiele dampdruk van de in de lucht aanwezige waterdamp gelijk is aan de verzadigingsdampdruk behorende bij die temperatuur.
RV - De Relatieve Vochtigheid - Pw/Ps.
De relatieve vochtigheid geeft geen indicatie van de hoeveelheid vocht in de lucht.
DB - Droge-Bol-temperatuur.
De droge-bol-temperatuur is de temperatuur van de lucht. NB - Natte-Bol-temperatuur.
De natte-bol-temperatuur is de temperatuur waarbij
evenwicht met de luchtvochtigheid wordt bereikt.
1.3.Verklaring van vaktermen.
1.3.1. Koudebruggen.
Constructieonderdelen die van binnen uit gezien ten gevolge van een lagere warmteweerstand een lagere temperatuur hebben dan de omgevende constructie, waardoor gevaar voor condensatie kan optreden of vochtbruggen kunnen ontstaan.
( bijvoorbeeld volledig opgelegde vloeren en doorgaande lateien)
1.3.2. Geometrische koudebruggen.
Een koudebrug die zich manifesteerd ten gevolge van een
afkoelende buiten oppervlak dat veel groter is dan het opwarmend binnenoppervlak.
2.Toegepaste formules
2.1 pi - pe -G*f, waarin:
n*V
pi
....dampdruk binnen (Pa)
pe
dampdruk buiten (Pa)
G
- vochtproduktie
(g/h)
V
... volume
( [kub]m)
n
....ventilatievoud per uur
f
.... omrekenfactor
462
xT,
waarin
T
de
absolute
temperatuur binnen is (J/kg.K)
R ....
R ...
~:
2.2
d/
A '
waarin:
warmteweerstand (
[vierkant.]~/W)dikte (m)
warmtegeleidingscoefficient.
(W/mK)
2.3 q = 6T/R # waarin:q
- warmtestroomdichtheid.
(W/[vierk.]m)
AT .... temperatuurverschi
1(K of
0 C)R
- warmteweerstand
( [vierk.]mK/W)
2.4Tp-Te=R
Ti-Te R1
Tp
Te
Ti
RR1
,waarin:
- temperatuur op plaats p
buitentemperatuur
- binnentemperatuur
.... warmteweerstand van buiten tot en met p
.... warmteweerstand lucht tot lucht.
3.Probleemstelling
De fam. Gerritsen klaagt over roest- en schimmelplekken en vochtoverlast.
Dit wijst op een vochtig woonmilieu.
Door middel van eenvoudige metingen willen we onderzoeken of er sprake is van een te hoog vochtpercentage in de woning.
De ext erne vochtbron zal gezocht worden om via een oplossing tot een minder vochtig milieu te komen.
4Methode van onderzoek.
4.1. Waarnemingen:
Gezinssamenstelling:-S personen-ouders
-1 dochtertje van S jaar -2 zoontjes van 7 jaar -cavia en een aquarium
-niet extreem veel planten Gewoonten: Koken -afzuiger aan
-raampje open
Wassen-dubbel centrifugeren -drogen op de zolder
Klachten:-Hygrometer staat vrijwel aItijd te hoog (70
a
80 %) -De dubbele beglazing is snel besiagen.-Overal roest en schimmeiplekken, ook in de kast. -Veel last van koude voeten. Bij het verwarmen is het
stikkend en toch last van koude voeten. -De was droogt langzaam.
-Ook boven is het vaak vochtig en klam. -Veel ziekte: verkoudheid, griep.
-Hoge stookkosten.
Opmerkingen:-De kruipruimte is niet zichtbaar nat. -Er zijn extra roostergaten gemaakt.
-De gemeente heeft al eens gedeelten van de spouw geIeegd. Het isolatiemateriaal was nat volgens Hr. Gerritsen.
-De verwarmingsbuizen zijn geisoleerd.
4.2. Bouwtechnische gegevens:
-AIle huizen hebben een eigen cv-installatie.
-Beneden is er dubbelglas geplaatst,waarbij
ventilatieraampjes zijn vervangen door vast glas met ventilatieroosters.
-De spouw is gevuld met isoiatiemateriaal
-Kruipruimte 'gang' en 'kamer' is 'gescheiden'.
-De beganegrondvloer is een houten vloerconstructie. (exclusief de gang en de keuken)
-Bouwtekeningen zie bijiage I
-Kruipruimte maakt een vochtige indruk.
-Na de afschaffing van de wijkverwarming is de ventilatie van de kruipruimte verbeterd middels het aanbrengen van extra ventilatiekokers.
4.3 Gebruikte apparatuur
Bij de meting is gebruik gemaakt van een drietal apparaten te weten:
1) Thermohygrograaf. 2) Psychrometer.
3) Multimeter met temperatuurvoeler.
4.3.1 Thermohygrograat
Dit is een zelfregistrerend apparaat. waarbij de luchtvochigheid ten opzichte van de luchttemperatuur wordt uitgezet.
De nauwkeurigheid van het apparaat is 1
a
2~.Door een veer op te winden wordt een cilinder langzaam in een draaiende beweging gebracht.
Door op deze rol een hiervoor bestemd grafieken papier te bevestigen waarbij de tijdsindeling overeenkomt met de snelheid van de cilinder is het mogelijk om de luchttemperatuur en de
luchtvochtigheid te meten.
De luchttemperatuur wordt door middel van een wijzer en een thermometer geregistreerd.
De luchtvochtigheid wordt door middel van een wijzer die op een
bepaalde manier verbonden is aan een streng paardehaar
geregistreerd.
De nauwkeurigheid is afhankelijk van de atstelling en de vervuiling van het apparaat (ca 5%)
4.3.2. Psychrometer
Door een Yin. die door middel van een veer wordt aangedreven. wordt lucht langs twee kwikthermometers gezogen.
Door een thermometer. die omgeven is door een kousje. nat te maken. daalt de temperatuur tot evenwicht met de luchtvochtigheid van de omgeven de lucht is bereikt. Bij evenwicht kan de NB-Natte-Bol-temperatuur(*) afgelezen worden.
De andere thermometer meet de DB-Droge Bol-temperatuur(*) van de omgevende lucht.
Aan de hand van deze twee temperaturen kan de RV -relatieve vochtigheid (*) bepaald worden.
4.3.3. Multimeter met temperatuuropnemer.
Een multimeter is een meter die voor verschillende metingen wordt gebruikt.
Door een temperatuur opnemer aan de multimeter te verbinden is het mogelijk om via een thermokoppel de oppervlaktetemperatuur en de luchttemperatuur te bepalen. De temperatuur is op een display at te lezen( de aflezing is in twee decimalen).
5 Meetresultaten
5.1 De meetgegevens
Gedurende vier weken hebben twee thermohygrograven de
binnentemperatuur en de relatieve vochtigheid van de woonkamer en de kruipruimte geregistreerd.
De eerste thermohygrograaf stond op de kast in de woonkamer op een hoogte van 1.80m. De tweede stond in de kruipruimte. onder het kruipruimteluik.
De resultaten zijn weergegeven in bijlage II.
De temperatuur en de relatieve vochtigheden in de buitenlucht
zijn ontleend aan de meetgegevens van vliegveld Volkel
(K. N . M. I . ) .
De thermohygrogrammen en de buitenluchtgegevens zijn omgezet in dampdrukken. Deze gegevens zijn weergegeven in grafiek A.
5.2. Bespreking meetresultaten. Uit grafiek A voIgt:
1.pkruip is altijd ruim hoger dan pe.
met andere wooden er is een flinke vochtproductie in de kruipruimte.
2.pkruip is groter dan pi.
Er zal, als er stroming mogelijk is een vochtbijdrage vanuit de kruipruimte (p~ruip) naar de woning (pi) plaatsvinden.
3.pi - pe
=
500 a 600 Pa bij een Te van -2a
2°C.Deze dampdrukverschillen kunnen gebruikt worden om te bepalen tot welke binnenklimaatklasse deze woning behoort. [13]
De gemeten resultaten zijn weergegeven in fig 1. De woning behoort tot de klimaatklasse III. In deze klasse is de kans op vocht- en schimmelproblemen groter dan in de lagere klassen.
In fig 2 zijn de resultaten weergegeven van een ander onderzoek onder 40 vochtige woningen. Deze woningen behoren meestal tot de klimaatklasse III.Klasse II is als normaal te beschouwen
voor
woningen. [ zie 13]10 15 20 buitfntfmpfratuur ('Cl 5 o OampdrukvtrSthillf" ·5 0 0 0 0 • 0 I, ~ 0 • h 0 .' ,1\ • 1'1', • 1~ • ~ 0 ~
.
~ III 10 r~ 0 ~I( I... I"
I... 0"
1\ I-0 \ """ t-O I, 0 ·10 010 90 20 10 60 30 40 10 so 110 100 (Pal 120 5 10 15 20 builfnlfmpfratuur ('Cl \ 8001-+-+-+..jo-.I,.-i::+-+-iY-H-++++++-H-4-I-+-H--I-+-l-4-I 900 H--FDi-++-t-H-HH-+-++++++-+-+-I-+-H-+-+++-1-1 600r-++o:tti-H-t1,...+r,+++++1-+1++-++++++...
»~. 700H--F~t-++++++-1r-r+-+++++-H+-I4-H-H-+++-1I, ~.:: :: :: :i41h.
::::::r":f~::
::::-:::
~:'-:,:il:
....
:·."t.:::::';.l:::+-rt4'.'.+-H:~H:':::~t-r,~::r-.~::~:::::~:=:::~H
1000 H-++++++-Hrt-t-t-++++-H-Hr-+-I-+-++++--H-l 1100 H-+-+-++-+-++-+-HH-+-+-+-++++-+-Hf-I-H-+-+-l-4-I (Pal Dampdruknrschillf" 1200r-r-."...."T"'"T""'T""T~--.-r-T""."....T""T'""'T"'"'T-r-r"""T""'1r-r-r-r-T""T'"""r""'T"""'I, . ' :~ ~l
()C...:.. ,
(;(
()(J
- c
,
( )
(,C.J ()
/\.)'"\ (~) ()--"
()
G1 is de vochtprodukte wordt van de afzuigkap. we! aan.
G1 - 450 gr~/h
G2
=
400 gr~/h5.3. Vochtproduktie
5.3.1. Vochtproduktie van het gezin.
Gl G2
Woonk~er: Aanwezigheid van 5 personen,
een cavia en een aquarium
planten :3,5 3,5 Kg/dag
Keuken:Koken en afwassen :2,5 1,5 Kg/dag
Badk~er:Douchen, wassen en drogen :3,5 3,5 KG/dag
Slaapk~ers:4 51aapk~ers met 5 personen ~ ~ Kg/dag
Totaal 10,8 9,6 Kg/dag
waar bij het koken geen gebruik gemaakt
Bij G2 staat de afzuigkap bij het koken
5.3.2.Ventilatievoud
Er is aangenomen dat het ventilatievoud n van de woning per uur
tussen 0,5 en 1,5 zal liggen. Deze aanname is gebaseerd op onze
ondervindingen in de woning.
5.3.3.Volume van de geventileerde ruimten.
Beneden verdieping V - 55,1 x 2,6 - 143,3
Boven verdieping : V - 43,6
x
2,4 - 104,6Zolder : V - 26,4 x 1,8 - 36,7
Totaal 284,6
Er wordt verder gerekend met 285 kub.m.
5.4 Verwerking in de vochtbalans.
5.4.1. Een eenvoudige balans
In stationaire omstandigheden mogen we uitgaan van de volgende formule: pi - pe
-§
~t
n x V pi - pe - 500 a 600 Pa (volgens grafiek A) G1=
0.45 kg/h G2 - 0.4 kg/h f=
462 x Ti - 462 x 291 J/kg.K(Ti - 18°C) n - 0.5;1.0;1.5 h-1 V - 285 kub.m pi - pe(berekend) bij G1 G2 n-0.5 424.6 377.4 n-1,0 212,3 188.7 n-l,5 141,5 125,8 altijd een de woning met vocht) De gemeten waarde is altijd hoger dan deze berekende waarde voor pi - pe.Er moet dus een externe vochtbron aanwezig zijn.
De meetresultaten wijzen op een flinke vochtproduktie
vermoedelijkvan uit de kruipruimte.
5.4.2. De kruipruimte als extra vochtbron.
In 1.1.6. hebben we gezien dat vochttransport alleen kan plaatsvinden indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: A)Dekruipruimte heeft een open verbinding met de buitenlucht. B)Er zijn luchtlekken tussen de kruipruimte en de woning.
C)Er heerst een drukverschil tussen de kruipruimte en de woning.
ad A)
Er zijn ventilatieopeningen aanwezig. ad B)
De beganegrondvloer is een houten vloer waar kieren niet
uitgesloten zijn.Uit een enkele meting bij het kruipruimteluik blijkt dat de luchtstroom circa 0.8 m/s is. wat overeenkomt met
een Q van 16
a
20 m3/h. Langs de plinten is de gemiddeldeluchtstroom 0,3
a
0,4 m/s op 1 middag gemeten. ad C)In 1.1.6. werd al gesteld dat in het stookseizoen hydrostatisch drukverschil tussen de kruipruimte en aanwezig is. waardoor er een continue luchtstroom ( van de kruipruimte naar de woning is.
Uitgaande van de veronderstelling dat de kruipruimte de externe vochtbron is, is dit de vochtbalans:
pi - pe(l - a) - (pkruip x a)-G ~
t
n x V
a
=
Quote van de ventilatie. die via de kruipruimte gaat.pi-1000 Pa }
pee 500 Pa }volgens grafiek A
pkruip= 1100 Pa }
In de onderstaande tabel 1 ZlJn de a-waarden weergegeven bij verschillende ventilatievouden. tabel 1---n-0.5 n-1.0 n-1.5 a-waarde bij G1-0.45 kg/h G2-0.4 kg/h 0.12 0.20 0.48 0.52 0.60 0.62
Er van uitgaande dat n - ca 1.0 een gemiddelde ventilatievoud zal zijn voIgt uit de tabel dat een groot deel van de ventilatie via de kruipruimte gaat.
Er zal een vochtbijdrage vanuit de kruipruimte naar de woning plaatsvinden.
Bij n-1.0 en a-0.5 betekent dit. dat er 142.5 kub.m lucht per uur via de vloerkieren vanuit de kruipruimte naar de woning gaat.
6.Lekkage van de beganegrondvloer.
Volgens [13] is
,
het vermoedelijke drukverschil over de beganegrondvloer 3 a 5 Pa.De grot ere waarde van p stelt zich in bij:-grotere T-Ti-Te
-grotere windsnelheden -goede geveldichting op de beg. grond en
ruime kruipruimte
ventilatie. Voor de spleetlekkage geldt dan:
•
V
=a x
1x
(4p) 2/3V
vermoedelijke lekkage (kub.m),
a - constante - 1.0 a 1.4 kub.m/m.hPa 2/3 1 - spleetlengte in de woonkamer - 35 ~ 40 m
In de onderstaande tabel 2 zijn de
weergegeven. tabel
2---~---~---Ap
a V V 1-35 1-40 vermoedelijke lekkages 3 5 1.0 1.2 1.4 1.0 1.2 1.4 72.8 87.4 101.9 102.3 122.8 143.3 83.2 99.8 116.5 116.9 140.3 163.7De waarde (kub.m) bepaald uit het vochttransport komen redelijk
overeen met de waarden (kub.m) bepaald uit het
drukverschil.waarbij onder deze meetomstandigheden het hoogste drukverschil het meest waarschijnlijke is.
Conclusie: De vochtbalans is geloofwaardig.
,
,
.
_-.L
c
~ l~ ~...-l-e-LC'(ri.t.:e~J
.
('-
...to~VO\'r
-:.
01'1"·
'hr--p.
v.o&-.~e,,"")
Rconstr - 0.01+0.01+0,02-0,3 0,1 0,1 0.2 Ri + Re - 0.26 q-AT x K .. 10 x 1.79 .. 17.9 W/vierk.m Tvloeropp.= 10 + (0.56-0.13)x10 -17,7oC 0.56 K=0.56-1.79 W/vierk.mK 0,26 Ti-20 C } AT-10°C Tk-10 C }
7.Warmteverlies door de beganegrondvloer.
Vloeropbouw: O. 01m vloerbedekking met ~ -0 .1-~J-4
O.Olm hardboardp laat met
~
-0.1.-~~~;~~:~~~~~~~~:~:'j
0.02m houten vloer met) -0.2_~'--""'£--.laIEis:M.B.V.1987. die thans zou gelden: [14] Rc-1.3 vierk.mK/W K-O,64 W/vierk.mK bT-10oC q=AT x K .. 10 x 0.64
=
6.4 W/vierk.m Tvloeropp.- 10 + (l,56+0.13)x10 -19.2o
C 1,56Conclusie:Vergeleken met de huidige eisen voldoet de vloer in het geheel niet ten aanzien van de isolatie-eis.
Lekkage langs en door de vloer kan de koude ervaring door de bewoners aanzienlijk versterken.
8.Vervolg
Q£dit onderzoek
In het vervolgonderzoek zullen de volgende zaken nader onderzocht
worden:
-Vaststellen van drukverschil over de beganegrondvloer.
-Onderzoek naar de oorzaak van de roestvorming.
-Komen
tot
een
voorstel
voor
de
verbetering
van
de
vochthuishouding in de woning.
9Geraadpleegde literatuur
i-Schaap L.E.J.J ..
Kruipruimte en luchtvochtigheid in de woning.
Bouwwereld nummer 5. 7 maart 1986.
2-Wolfs B.G .•
Vochtigheid in woningen.
Bouwkunde en civiele techniek nummer 4. april 1986.
3-N.V. Nederlandse Gasunie.
Condensatie.
Blauwdruk. januari 1985.
4-NEN 1068
5-Dekkers J.A.M .•
Beperking van de vochtigheid in de kruipruimte.
Bouwwereld nummer 6. 21 maart 1986.
6-N.V. Nederlandse Gasunie.
Problemen met kruipruimte.
Blauwdruk. april 1984.
7-TNo-onderzoek voor de bouw.
Vochtproblemen. een technisch mankement of bewonersgedrag?
Bouwwereld nummer 23. 15 november 1985
8-Schild E .• Casselmann H.F .• Dahmen G.• Pohlenz R.•
Bauphysik. planung und anwendung. 1977.
9-Pleysier J.A .•
Schimmelgroei als gevolg van vocht.
Bouwwereld nummer 3.
7 februari
1986.
10-Lichtveld W.J .•
Vochtontmoeting tussen woon- en bouwcultuur.
Bouwwereld nummer 3. 7 februari 1986.
l1-Nederland Christelijk Instituut voor Volkshuisvesting.
Vochtproblemen en oplossingen.
Bouwwereld nummer 10. 16 mei 1986.
12-Linden van der A.C .• Veerman J.C.M .• Vos H.•
Ventilatie. condensatie. isolatie .•
PT/Bouwtechniek 39 nummer 1. 1984.
13-SBR 151. Vochtproblemen in bestaande woningen.
14-Modelbouwverordening. Vereniging Nederlandse Gemeenten
1987
~
L
II
I
]
L
L / L ~I
)18'
jo
I
-(
L . L ' L L
£
L.
~
"
/
I~£~I_---'-.~.55~O~
__
-i;._
-ttt--i~---:'Kc.u=:::::---l
....
-J.
~
III~ ' ,
I!
I
I ,1
I
- - - ' 1 - .__ . _ . _L
L
L
IJ.
1
of L 1L . / L _ I L -_ . L -_ l_._-7/
. I I., , ' , . I " ~ , " • : '•:1:~
.'.90 ... ~~o __" .- --t-._-
I
! i -I . , I1 :1I...:~2:.:.:.-.:../c.'=..;....:~7::/..:...:._~,l..r--r-o-r--1u"::-:=--··:',.. --~--~-+--~
,..
, . . .,
.,...--_.1'
/.'~~/_-'-/~i--"..:L---f '(M:~
I
Ial...
p...
, II
-1I .H8.
~ I I C.U'~L ~'d~'ir,S V\~ ".\oJ 1\ ..'1~.., \~_::-::A~e~""_...,..D.,.--
.
.
~~_"""Tlr-r--r-~---~:J2iLULl 1/ "'~~';-.--1. /--t~---1"""-"'1
·
l
.+
-,
~
---1---t::~t_':W~~~;;-:..~--;-t--.::.:;:.::;:1~~.-::;.v.I~L~
",,'\
\
Ti
G:;,/
II,-- -
---,...-.~.'~~-..-...,
11,1
1
- -
~~~V
__
r - I'I
. . . . l _-t-Ir
~,~tf
nl .. u .... c c., I'"~~
.. \JI"'".1~,---,t'-
= - - - - -r . . . .'
---I
__
I
- \---::J"-I.---l--i--J{::====:::.-._-... """- .__..,
..l_
----..1-.
-, I
L.
1 111 I", 1- :.' 1i
I-4--I
II
.1'· ~ , -• .~.
.
I ' '.'. .Ie ,J .
, t , I Ii
-
.:.
_ --~~~
..-
_._----i
_~_...-· ;. · 1..'0 "'., ," , '" ." .' .
.'
.
'~ ·~.,.
:," ',' .•.... ...~ "l
'~··.",~
... .~ " ..~.•'. i' !. " ' ,',. \ =. , ''1 '... '; ," ,,' ':"I .. : ~t ~." ~\. -...:.' ....\ , I",
"" ;.~',-<" ... ' J. '. ' _ . . . : { ;.~':./.. -, ';' ,,'/ ,"
... \ ~.,,:.. c'" . ,,' if' ,.,,:',
.
~ " :," ;:. ."~:. ~ -~'. ~,: .,' " , ' , '..,'
~," f ,":'. '\. ,....
,< \ '. / ' . '-1; ]:.~ ,. " ~... ~...' ,~ ~. ',~ .~", "';"..' ", ,-c"", ~.\ .'~ ~. ,..., ,:'" ;r.. '.' :~. _.'.-~},l.:.
.', " I '.{_~~. ;i'.
-'." "'.
,(
. i->f,: '~, 't.'• ","/.'\~,'; , " ..~,",..
';..
.;" ,", . ,i.· " ' ... J '" :,., ,i :: " ,. ,... ,.I··
" " -:~,
." ",
··'-'r.<~ ';". ~'!'-.;r- ....-
..~. .'~ ~.- 'I~ ....:.:. :~.
~.. -.' ,..
" ''t. ' ~ ~ ..' -'.'::'.:,.. ~'.'" ",'.'~:,-:...{. ....:.; . _<l.r.'
...'.'
,. .' '.. .." --.'{ ."' ..,. ...:. " 'f~'.. .;. : ' .... f "'~ .; J/ 't.~. • ..
~.I- : ..•
;:-", '. '.. .b>. .: t." ,
.
~~...~. ..., .... -.,...; ,..-.; l."0:.• f.: ..' " :/ -,',...
.-.
,~,:;~~:~,;.'
-;" .; -.... '-...~ ..'. .':. ,..
:-':~ .~"'..,.
~ '.. ;-f ... . " ••t~• .i .; ) . ' . '> J ,'.' <., • i.'-,;·-" ". 1 " .", ;''.
'-l (. . ..~ ". ' ...~'"".-"IE
·ff ".,
"~l I,t
r
• ,,",, I !-..
'nA' I"
"J
- - " , -..
, '. ".:..I
~--"}'
ckJ~«P"" , -i/" , '-
- r...
+ I' \ ~,..
~~-'*
1
I
J"
,I. I~ ;....
~1
-
..,...
I 1 ",I,...
~' ,~*/1
~ ,., ';....
~.-*"
I" ''If-..,..
,
~..,Ifr-J
..
--_
...
...~. I 1"'N .;
~. .-:
,. , J ....--.~-~-,>.
:.,'~::'~;:" !:. ~:"J.>,.. '.
v.,~,,
.
.,.,' -'",' 01",' .\ ," ~~. l~··. ' : . ' • • '.,';;-,~-" ;~...;;~ ....'\.," ,.
.,",-..
,',..
.
, ..t"o.'
'·0·
;..", .-i:.. ..::. " ".
" ",,t" ," ( , ~.•• >",.-,·r. ,.
','.
,-
. .•.. , . tJ· ... ....-." .•-.... -:~.."
....
"": "'",.-'
..," ., ';" .: :". If,.
,...
,." ...
- ... ,.
"l":;.' .... - ' " . '.
\ -:, ,~. i.
'..
~,>' 4.'" Cit,.';"" '-', ...,....jiJ~-~,~. . .,.
-,
-:~ . . ' , ,.f;eizJii;~:liA"PtAAI~ ~":'GA;tAd
• .~ . ' ", , 0".~, ' .. . . ' . •f
S:
-. ,-'~'-..-" :,,;: . ~ .~..,.
.@',.J:
... . " - "._ .. , . - - ' - ...;..0.".. \ " i.it«.J,tholit'./
!~ - -. . -' ....---
:-e
®
I '_. _. . - --- --- - - - ! - - - -- ~ - ,I - . _- -_. -- - - - .. _. - . - .~ -.~ -- . - t :.\ \ "t: \ - -- - -
I;:
_
\
-
:
' : ---l
::
-. •
-
.1\ \ \ \ \ \ \1~ ~
\1\
\\~
\\\\\\\\\
\\\\\\\t~~\\;\\\\\\\\\\\\\~m'1W«@MmmAW\\W\\\\~\\
\\\\1\\\\\\\\\\\\\\\\
l\rtfN \\
II.,
\~~\
\j\'\\ \\
\\\T \\\\\\ \\\\\\\ \\\'\\\\\\\\\\\\\\\1l:\\\'t\-\UW\\\\\D\I\\'\\\'f\ X\\\\\\\\\\\\\'\\\\\\\\\\\\\\\\\'\\\'\\\\\\\\\1\\
T!
1\ \\\\\\\ \,
'.}A \ \, \ " .\ \
~
\ \ \ \ \ \ ,\
*i \\ \ \\ \ \, \ \ \ \ \\\\
\\.}A\ \ \ \\"\\\
\\Y
\I\\ ,\
\,jA \\ \ \\\\\ \
n\-\ \\, \
0d\ \, \ \ \,\ \ \, \ \, \, \, \ \ \ \,
\.}A\\ \ \ \ ,\ \ \, \,-
I- - ---H-++-H