Opgaven Mulo-A Examen 1967 Algemeen
Opgave 1
Omdat AE een bissectrice is van A 60 ,0 is CAD BAD30 .0 Daar CDAE, is driehoek ACD van het type 300 – 600 – 900. Gegeven is dat AC = 8, dus volgt hieruit direct dat CD en 4 AD4 3.
Ook driehoek ABE is van het type 300 – 600 – 900 en daar AB = 12, volgt direct dat BE = 6 en AE6 3.
Dan geldt DEAE AD 6 3 4 3 2 3.
De stelling van Pythagoras in driehoek CDE geeft ten slotte CE CD2DE2 42(2 3)2 28 2 7.
Opgave 2
Op grond van de stelling van Thales geldt ACB90 .0 Gegeven is dat MPAC, zodat MP/ /BC en daaruit volgt dat B AMP.
Omdat MA de straal is naar het raakpunt A, geldt MAP90 .0
Dan hebben de driehoeken MAP en BCA twee gelijke hoeken en zijn dus gelijkvormig (hh). We concluderen dat MP AP
BA CA en dus AC PM PA AB .
Opgave 3
De constructie van driehoek ABC zou als volgt kunnen worden uitgevoerd. 1) Teken een willekeurige lijn m met daarop een punt E.
2) Richt in E een loodlijn op m op en pas er het lijnstuk DE op af.
3) Cirkel een lijnstuk DB = ½ BC om vanuit D, waarbij punt B op lijn m ligt. 4) Verleng BD met een lijnstuk DC dat even lang is als BD.
5) Neem op m een willekeurig punt P en breng de gegeven hoek naar P over waarbij m als been dient. 6) Construeer door C een lijn evenwijdig aan het tweede been van de zojuist overgebrachte hoek. 7) Laat A het snijpunt zijn van deze laatst getekende lijn met lijn m.