• No results found

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem te Oostende, Natiënkaai-Brandarisweg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische prospectie met ingreep in de bodem te Oostende, Natiënkaai-Brandarisweg"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bvba BAAC

Baarledorpstraat 31 A

9031 Drongen

info@baac.be

Archeologische prospectie met ingreep in

de bodem te Oostende,

Natiënkaai-Brandarisweg

Rapport

(2)

Titel

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem te Oostende, Natiën-Brandarisweg

Auteurs

Robrecht Vanoverbeke, Lise Cox, Niels Janssens

Opdrachtgever

Eurostation

Projectnummer BAAC

2012-58

Vergunningsnummer

2013-034

Plaats en datum

Gent, februari 2013

Reeks en nummer

BAAC Vlaanderen Rapport 50

ISSN 2033-6898

Niets uit deze uitgave mag zonder bronvermelding worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke andere manier dan ook.

(3)

Inhoud

Inhoud ... 3 Technische fiche ... 4 Samenvatting ... 6 1 Inleiding ... 7 Algemeen ... 7 1.1 Doel van het onderzoek ... 8

1.2 Opzet van het rapport ... 8

1.3 Methode ... 8

1.4 Aard van de bedreiging ... 8

1.5 2 Bodemkundige en archeologische gegevens ... 9

Bodemkundige gegevens ... 9

2.1 Beknopte historiek en cartografische gegevens ... 9

2.2 Archeologische gegevens ... 19 2.3 Verwachtingen ... 20 2.4 3 Proefputtenonderzoek ... 23 Besluit proefputtenonderzoek ... 24 3.1 4 Besluit onderzoek ... 25

5 Beantwoording onderzoeksvragen en advies ... 26

Beantwoording onderzoeksvragen ... 26 5.1 Advies ... 26 5.2 6 Bibliografie ... 27 7 Figurenlijst ... 29 8 Bijlagen ... 30 Sporenlijst ... 30 8.1 Fotolijst ... 30 8.2

(4)

Technische fiche

Naam site: Oostende, Slijkensesteenweg (Stationsomgeving) Ligging: Brandariskaai, Natiënkaai, Goede Windhelling, Oostende

Provincie West-Vlaanderen Topografische kaart:

Kadaster: Afdeling 2, Sectie D

Percelen: 880G, 880D en 880B

Centrumcoördinaat:

x= 49259.1979

y= 213969.9094

Onderzoek: Archeologische prospectie met ingreep in de bodem.

Projectcode: 2012-58

Opdrachtgever: Eurostation

Uitvoerder: BAAC Vlaanderen bvba

Vergunningsnummer: 2013-034

Naam aanvrager: Robrecht Vanoverbeke

Projectleiding: Robrecht Vanoverbeke

Terreinwerk: 1 dag (13/02/2013)

(5)

Wetenschappelijke begeleiding: Niet van toepassing

Trajectbegeleiding: Sam De Decker (Agentschap Onroerend Erfgoed) Specialistisch onderzoek: Niet van toepassing

Bewaarplaats archief: BAAC Vlaanderen bvba Grootte projectgebied: ca. 1,5 ha

Grootte onderzochte oppervlakte: 13m2 (drie kleine proefputten)

Reden van de ingreep: Het terrein is momenteel in gebruik als parkeerplaats en is verhard. Op het terrein worden door Eurostation een nieuw onderkelderd dienstgebouw en parking gerealiseerd. Hierdoor wordt het ondergrondse bodemarchief bedreigd. Gezien de ligging van het plangebied ten oosten van de middeleeuwse kern van Oostende en de verwachting delen van vestingwerken rond de stad aan te treffen, werd een archeologische prospectie met ingreep in de bodem opgelegd. Bijzondere voorwaarden: Opgesteld door het Agentschap Onroerend Erfgoed

Archeologische verwachting: Het plangebied bevindt zich ten oosten van de middeleeuwse stadskern van Oostende. Op deze locatie worden vooral delen van de vestingwerken rond de stad verwacht.

Wetenschappelijke vraagstelling: Het doel van de prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden: 1. Zijn er sporen aanwezig?

2. Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

3. Wat is de aard, datering en bewaringstoestand van de sporen?

4. Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

5. Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

6. Wat is de impact van de geplande werken op de archeologische waarden? Zijn er mogelijkheden voor bewaring in situ?

7. Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek?

Resultaten: Aan de hand van het bureauonderzoek werd een zeer lage archeologische verwachting voor het gebied voorop gesteld. Deze verwachting werd bevestigd tijdens het proefputtenonderzoek. Er werden tijdens het veldwerk geen archeologisch relevante sporen/structuren of lagen aangesneden. Slechts enkele lagen die in verband kunnen worden gebracht met de demping van een eertijds aanwezig kanaal ten behoeve van de uitbreiding van het station werden aangesneden.

(6)

Samenvatting

In opdracht van Eurostation heeft BAAC Vlaanderen bvba een archeologische prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd op het terrein gelegen aan de Brandariskaai, Natiënkaai en Goede Windhelling te Oostende (gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen) (Figuur 1). Binnen het plangebied zal Eurostation de bouw van een nieuw onderkelderd dienstgebouw en parking realiseren. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1,5 ha. De uitbreiding gaat gepaard met graafwerken waardoor het bodemarchief zal verstoord worden

Figuur 1: De onderzoekslocatie op de topografische kaart1

In een eerste fase van het onderzoek werd een bureauonderzoek uitgevoerd, met als bedoeling te bepalen op welke locatie(s) er eventueel nog archeologische resten zouden aanwezig zijn en van welke aard deze zouden zijn. Dit onderzoek bracht echter een zeer lage verwachting voor archeologische sporen/structuren naar boven.

Er werd, aan de hand van de bureaustudie, beslist om op drie verschillende locaties kleine proefputten te graven. Deze proefputten waren allen gelegen op locaties waar er zich mogelijk nog archeologische resten zouden bevinden. Het voorstel werd door het Agentschap Onroerend Erfgoed goedgekeurd Tijdens het veldwerk bleek de lage verwachting voor het terrein waar te zijn. Er bevonden zich immers geen archeologisch relevante sporen, structuren of lagen binnen de gegraven proefputten.

1

(7)

1

Inleiding

Algemeen

1.1

In opdracht van Eurostation heeft BAAC Vlaanderen bvba een archeologische prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd op het terrein gelegen aan de Brandariskaai, Natiënkaai en Goede Windhelling te Oostende (Figuur 1). Binnen het plangebied zal Eurostation de bouw van een nieuw onderkelderd dienstgebouw en parking en realiseren. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1,5 ha. De uitbreiding gaat gepaard met graafwerken waardoor het bodemarchief zal verstoord worden

In het kader van het „archeologiedecreet‟ (decreet van het Vlaams Parlement 30 juni 1993, houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, inclusief de latere wijzigingen) en het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994, is de eigenaar en gebruiker van gronden waarop archeologische waarden zich bevinden, verplicht deze waarden te behoeden en beschermen voor beschadiging en vernieling. In het licht van de bestaande wetgeving heeft de opdrachtgever beslist, in samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed, eventuele belangrijke archeologische waarden te onderzoeken voorafgaande aan de realisatie van de bouw van een nieuw onderkelderd dienstgebouw en parking. Dit kan door behoud in situ, als de waarden ingepast kunnen worden in de plannen, of ex situ, wanneer de waarden onomkeerbaar vernietigd worden.

Figuur 2: Aanduiding onderzoeksgebied op een luchtfoto2

De archeologische prospectie met ingreep in de bodem werd uitgevoerd op 13 februari 2013. Projectverantwoordelijke was Robrecht Vanoverbeke. Jeroen Vanden Borre en Niels Janssens werkten mee aan het onderzoek. Contactpersoon bij het Agentschap Onroerend Erfgoed was Sam Dedecker, bij de opdrachtgever Eurostation was Joelle François .

(8)

Doel van het onderzoek

1.2

Het doel van de prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. In de Bijzondere Voorwaarden aangaande deze prospectie met ingreep in de bodem (opgesteld door het Agentschap onroerend Erfgoed) werden enkele onderzoeksvragen opgesteld die tijdens/na de prospectie dienen beantwoord te worden:

1. Zijn er sporen aanwezig?

2. Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

3. Wat is de aard, datering en bewaringstoestand van de sporen? 4. Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? 5. Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

6. Wat is de impact van de geplande werken op de archeologische waarden? Zijn er mogelijkheden voor bewaring in situ?

7. Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek?

Opzet van het rapport

1.3

Na de samenvatting en dit inleidende hoofdstuk wordt de toegepaste methode geschetst, gevolgd door de archeologische bedreiging. Vervolgens wordt stilgestaan bij de bekende historische, archeologische en bodemkundige gegevens betreffende het plangebied en haar omgeving. Daarna worden de resultaten van de archeologische prospectie met ingreep in de bodem gepresenteerd.

Methode

1.4

In een eerste fase werd gekozen om een bureaustudie uit te voeren. Deze moest aantonen of er zich archeologische resten binnen het onderzoeksgebied zouden kunnen bevinden.

Deze studie omvatte historische informatie, beschrijvingen en kaartenmateriaal.

Het resultaat van dit onderzoek was echter, archeologisch gezien, mager te noemen. Het onderzoeksgebied bleek een zeer laag archeologisch potentieel te bezitten, waardoor het niet opportuun bleek een groot aantal proefputten te graven. Er werd voorgesteld om op drie verschillende locaties, die mogelijk nog wel archeologische resten zouden bevatten, kleine proefputten te graven. Dit voorstel werd door het Agentschap Onroerend Erfgoed goedgekeurd.

De drie profielputten kenden een grootte van respectievelijk 2m2 (werkput 1), 6m2 (werkput 2), en 5m2 (werkput 3). Vooraleer ze konden worden gegraven diende de bestande parking lokaal opgebroken te worden. Hiervoor werd een kraan met pneumatische hamer gebruikt. Na het opbreken van de klinkers en de eronder liggende cementlaag werd de put verder aangelegd door een kraan van 18 ton met een gladde kraanbak van 0,70cm breed.

De putten werden uitgegraven tot op een diepte van ongeveer 2m onder het parkingniveau, wat neerkomt op ongeveer gemiddeld 4.03m +TAW. Alle putten werden gedocumenteerd aan de hand van foto‟s en beschrijvingen. De exacte positie van de putten werd ingemeten met behulp van een Robotic Total Station. Met behulp van het programma Autocad werden de ingemeten gegevens verwerkt tot een gedetailleerd en overzichtelijk plan.

Aard van de bedreiging

1.5

Binnen het plangebied is de bouw van een nieuw onderkelderd dienstgebouw en parking gepland. Gezien deze werken gepaard gaan met bodemverstorende activiteiten, werd door het Agentschap Onroerend Erfgoed een archeologische prospectie met ingreep in de bodem uitgeschreven, om zo het archeologisch potentieel van deze zone in te schatten en te vrijwaren.

(9)

2

Bodemkundige en archeologische gegevens

Bodemkundige gegevens

2.1

Het projectgebied staat op de digitale bodemkaart van Vlaanderen (Agentschap Geografische Informatie Vlaanderen, AGIV) ingeschreven als bebouwde zone (OB)3 (Figuur 3).

Figuur 3: Situering onderzoeksgebied op de digitale bodemkaart4

Beknopte historiek en cartografische gegevens

2.2

In onderstaande tekst worden de historische data over de middeleeuwse bewoning in deze regio van de kustvlakte besproken. De historische gegevens worden gekoppeld aan de beschikbare cartografische bronnen5 voor het onderzoeksgebied. Hierop wordt het onderzoeksgebied steeds in het rood aangeduid.

Tijdens de ijzertijd en Romeinse periode werd de tot een waddengebied omgevormde kustvlakte (vermoedelijk) seizoenaal gebruikt, zoals enkele vissersnederzettingen aantonen. De eerste bewoningssporen dateren uit de 4de eeuw6. De brede Testerepgeul, ontstaan tussen 300 en 5007, splitste een landstrook, Testerep genoemd, af van de rest van de kustvlakte en sloot weer aan op zee ter hoogte van het huidige Oostende (

Figuur 4). Het Groot Geleed, later Albertusgeleed, Graningatevliet en Sluisvaart genoemd, vormt een overblijfsel van deze geul8. Gedurende de Merovingische periode werd de kustvlakte in beperkte mate

3 AGIV 2012. 4

AGIV 2012.

5

De historische kaarten werden geraadpleegd via de beeldbank van de stad Oostende of door de opdrachtgever ter beschikking gesteld.

6

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

7 Reniere et al. 2012, 13. 8 Zeebroek et al. 2002, 22.

(10)

bewoond in vlaknederzettingen op geulruggen of oeverwallen. Vanaf de Karolingische periode nam de bewoning in de kustvlakte toe9.

Figuur 4: Het IJzerestuarium (ca. 1000) met weergave van Testerep10

Het volmiddeleeuwse Oostende was tussen het einde van de 9de eeuw en de 11de eeuw vermoedelijk niet meer dan een gehucht met verschillende visserswoningen afhankelijk van de nabijgelegen parochie Onze-Lieve-Vrouw-ter-Streep11. In 1267 kreeg Oostende van Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, het recht om een markt en een halle op te richten, alsook het vruchtgebruik over de duingronden12. Op het oostelijk uiteinde van Testerep werd door de landmeters van de gravin de basis uitgezet voor de bouw van een nieuwe stad13. In 1285 sloten Oostende, de afgevaardigden van het Brugse Vrije en de watering van ‟s Heer Woutermansambacht een overeenkomst over de kanalisatie van de watergang ten zuiden van Oostende om deze te verbreden en zo bevaarbaar te maken14. Gezien de ligging langs de kust ondervond de stad vaak overlast door opeenvolgende stormvloeden en dijkdoorbraken. In 1394 deed de Sint-Vincentiusvloed de stad grotendeels in zee verdwijnen, waarop het Brugse Vrije in opdracht van Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, land afstond om er een nieuwe stad te kunnen bouwen, ten zuiden van de zogenaamde Oude Stad15. Vanaf dan bestond Oostende uit de Oude en de Nieuwe Stad, van elkaar gescheiden door de Leet, een restant van de oude Testerepgeul. Het stratenpatroon van deze Nieuwe Stad had een dambordpatroon16.

Eind 1445 verleende hertog Filips de Goede Oostende de toestemming voor de aanleg van een haven in het westelijk stadsdeel, met een toename van de handel als gevolg17. Onderstaande figuur is de 9 Tys 2003, 591. 10 Coornaert 1985, 4. 11 Debaere 2002a. 12 Archief Oostende 2011. 13 Pieters et al. 2005, 24. 14 Archief Oostende 2011. 15 Archief Oostende 2011.

16 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c. 17 Archief Oostende 2011.

(11)

plattegrond van Oostende opgesteld door Jacob van Deventer omstreeks 1562 (Figuur 5). Van Deventer karteerde tussen 1558 en 1571 in opdracht van keizer Karel V en Filips II onder andere verschillende Nederlandse provincies en stelde een reeks plattegronden van steden in de Nederlanden op. Het plan van Oostende geeft duidelijk de Oude Stad ten noorden van de haven en de Nieuwe Stad met een opvallend dambordpatroon ten zuiden ervan weer. De Oude Stad lijkt nog maar in beperkte mate bewoond te zijn. De Noorddijk wordt eveneens weergegeven. De oost- en westsluis verbonden de havenkom met respectievelijk de spuikom en de havenvliet. De havendijk lag tussen de haven en de Nieuwe Stad. Een havenbrug verbond beide stadsdelen. De West-Keignaertsweg in het westen, de Nieuwe Oostendse Watergang en de Zuiddijk in het zuiden en de Oost-Keignaertsweg in het oosten begrensden de stad. De zuidgrens van de stad viel samen met de huidige jachthaven18. Het onderzoeksgebied bevindt zich buiten de stadskern binnen de Sint-Catharinapolder, ten zuiden van de watergang die later de Sint-Catharinakreek zou genoemd worden.

Figuur 5: Aanduiding onderzoeksgebied op de kaart van Jacob van Deventer (ca. 1562)19

18 Debaere 2002d.

(12)

Vanaf 1572 werden versterkingen rond de stad gebouwd in opdracht van de hertog van Alva20: de stad werd omgeven door een gebastioneerde ringmuur met poorten21. Vlaanderen kwam reeds in 1584 opnieuw onder Spaans gezag te staan. Oostende was de uitzondering22. De hertog van Parma probeerde in 1583 Oostende in te nemen. Dit werd in 1584 echter verhinderd door de Verenigde Provinciën, die de duinen ten oosten van Oostende doorstaken. Deze overstroming bleef bekend als de inundatie van 158423. De Oostendse Watergang sloot aan bij de door de inundatie ontstane oostelijke havengeul (“Geule”) ten zuiden van de stad, vanaf dan de Sint-Catharinakreek genoemd. De oude havenvliet bevond zich nog ten westen van de stad24. Aartshertog Albrecht van Oostenrijk gaf de opdracht een dubbele kring van forten en schansen rond de stad te bouwen. Vanaf 2 juli 1600 tot 22 september 1604 werd de stad tijdens het Beleg van Oostende bezet, waarbij de historische stad grotendeels verwoest werd25. Tijdens het beleg werd de oostgeul gebruikt als toegang tot de haven en werd deze verbonden met de westelijke stadsgracht26. Na het beleg werd de stad heraangelegd volgens een dambordpatroon. De uitbouw van de haven langs de nieuwe oostgeul vond voornamelijk plaats tijdens het eerste kwart van de 17de eeuw27. De westelijke havengeul werd in 1608 gedempt, het noordelijke stadsdeel werd prijsgegeven aan de zee en de binnenhaven werd opgenomen in de vestinggracht28. Tijdens het tweede kwart van de 17de eeuw werd een nieuwe vesting met 11 bastions gebouwd, de oude citadel in het zuidwestelijk stadsdeel verdween29. Deze gebastioneerde vesting is zichtbaar op onderstaande kaart van circa 1660 (Figuur 6). Het onderzoeksgebied bevindt zich (nog steeds) buiten de vesting langs de havengeul.

20

Archief Oostende 2011.

21

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

22

Archief Oostende 2011.

23 Van der Heyde 2001. 24

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

25

Archief Oostende 2011.

26

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a.

27

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

28 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a. 29 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

(13)

Figuur 6: Aanduiding onderzoeksgebied op plattegrond van Oostende (circa 1660)30

Oostende groeide, omwille van het vrijhavenstatuut (1781), als enige neutrale, West-Europese haven uit tot een handelsmetropool en internationale stapelplaats. Na het verkrijgen van dit statuut gaf Jozef II ook toestemming om de zuidelijke stadswallen af te breken: tussen juli 1781 en juni 1782 werden de wallen afgegraven en de grachten tussen de Jozef II-straat en de tweede handelskom opgevuld. De plannen voor de stadsuitbreiding, ontworpen door ingenieur de Brou, omvatten de afbraak van de ravelijnen, de drie bastions ter hoogte van de Sint-Catharinakreek, de Kaaipoort en de andere buitenwerken ten zuidwesten van de stad. De vrijgekomen gronden werden overgedragen aan Oostende en nadien grotendeels openbaar verkocht31.

Tussen 1774 en 1783 werden, in het kader van de modernisering van de haveninfrastructuur, drie handelsdokken aangelegd ten zuiden van de binnenstad. Vanaf circa 1750 ontstond ook een nieuwe nijverheid, de oesterkweek32. Onderstaande kaart is een uittreksel uit het kaartblad Oostende van de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, opgesteld tussen 1771 en 1778 (Figuur 7). “In 1769 stelde Joseph-Johann-Franz (Graaf) de Ferraris (1726-1814), artilleriegeneraal in onze provincies, aan Karel van Lotharingen voor om een heel gedetailleerde kaart te tekenen van alle Oostenrijkse Nederlanden en zo de leemtes van de bestaande topografische kaarten aan te vullen. Het belang van het geheel wordt nog vergroot door het feit dat er bij elke kaart inlichtingen en historische, geografische, economische, sociale en militaire toelichtingen horen33”. Op deze kaart bevindt het onderzoeksgebied zich buiten de stadskern omgeven door de gebastioneerde vesting. De zuidelijke wallen zijn nog niet afgebroken en de nieuwe handelsdokken zijn nog niet aangelegd. Bijgevolg kan

30

Beeldband Oostende 2012b.

31

Debaere 2002b.

32 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c. 33 Bracke 2012.

(14)

afgeleid worden dat deze kaart tussen 1771 en 1775 werd opgesteld. Ter hoogte van het onderzoeksgebied wordt een oesterput weergegeven34. Dit is de oesterput “Clays & Cie”, aangelegd in 1765. De gebroeders Jan en Pieter De Loose richtten samen met vier andere investeerders een vennootschap met als doel de aanleg van een oesterput op. Deze oesterput werd uitgebaat door de zeekapitein Constantijn Clays. Op een terrein van circa 2 ha in de Sint-Catharinapolder werden vier waterbassins opgericht, met elkaar verbonden door kleine sluizen. Deze oesterkwekerij kreeg vanaf 1765 voor 15 jaar een monopolie op de binnenlandse oesterkweek. De familie De Looze breidde de oesterput in 1766 uit om te kunnen voldoen aan de volledige binnenlandse vraag en zo een ban te laten leggen op de import van oesters en buitenland. Hun exclusieve monopolie op de oesterkweek werd echter niet verlengd. De oesterkwekerij bleef tot 1817 wel eigendom van de familie De Loose35.

Figuur 7: Aanduiding onderzoeksgebied op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden (circa 1771-1775)36

De aanleg van de handelsdokken vormde de aanleiding voor een stadsuitbreiding in zuidelijke en westelijke richting. Ten noorden van de nieuwe handelsdokken ontwikkelde zich een nieuwe residentiële wijk, ten zuiden ontstond een woonwijk omringd door industrieën, Hazegras genoemd. Deze wijk bevond zich in het noordoosten van de Sint-Catharinapolder, die vanaf de inundatie van 1584 tot de Historische Polders van Oostende behoorde en in 1746 ingedijkt werd. Na de afbraak van de zuidelijke vestingen vanaf 1782 werden de nieuwe terreinen verkaveld, maar deze werden nog niet bebouwd37. Tot eind 1783 werd het gebied nagenoeg alleen gebruikt als werfruimte voor de handelskommen. Ten noorden van de wijk bevond zich sinds 1765 de bovengenoemde oesterput van de gebroeders De Looze. Een stratentracé ontbrak eveneens, op een eenvoudige weg (de latere Polderstraat) na. Industriëlen kregen omstreeks 1784 interesse in dit stadsdeel. Het stratenplan met 17 bouwblokken in dambordpatroon met 15 m brede straten en een groot plein, de “Place Neuve”,

34

Digitale Bibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek van België 2012.,

35

VLIZ 2012a.

36 Digitale Bibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek van België 2012. 37 Debaere 2002c.

(15)

kreeg in 1785 de goedkeuring van de stad. De behuizing ging vanaf 1790 langzaam van start38. De Fransen verplichtten de eigenaars vanaf 1798 echter om de percelen te bebouwen, waardoor ook dit stadsdeel volledig bebouwd werd39. Vanaf 1794 breidden de Fransen de stad opnieuw uit in zuidelijke richting, waarbij een omwalling met vier bastions en een ravelijn aangelegd werd in 180440. Op onderstaande kaart (Figuur 8) uit 1804 bevond de eenvoudige, nog niet afgebroken vestingmuur zich nog in het zuidelijke stadsdeel, hoewel de aanleg van de gebastioneerde omwalling waarschijnlijk reeds begonnen was. Het feit dat de legende in één van de nieuwe bastions wordt weergegeven geeft aan dat de bouw van de omwalling reeds begonnen was. Het plan beeldt ook de eerste tekenen van bebouwing in de nieuwe wijk Hazegras af. Het onderzoeksgebied bevindt zich ter hoogte van de oude vestingmuur en de oesterkwekerij Clays & Cie, ten oosten van de nieuwe wijk Hazegras en ten zuiden van de drie nieuwe handelsdokken. Ten opzichte van de Ferrariskaart is de uitbreiding in zuidelijke richting duidelijk zichtbaar.

Figuur 8: Aanduiding onderzoeksgebied op plattegrond van Oostende (1804)41

38

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012b.

39

Debaere 2002c.

40 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012b. 41 Beeldbank Oostende 2012c.

(16)

Op onderstaande kaart uit 1816 (Figuur 9) is duidelijk de vanaf 1804 aangelegde gebastioneerde omwalling te zien. Het onderzoeksgebied is gesitueerd ter hoogte van oostelijke zijde van de nieuwe omwalling en omvat een deel van de omwalling zelf en van de gracht. Ten zuiden van de wijk Hazegras bevond zich een kazerne.

Figuur 9: Aanduiding onderzoeksgebied op een plan van Oostende en omgeving (1816)42

In 1838 ontstond de spoorlijn tussen Oostende en Brugge, met een eerste station in Oostende vanaf 1840-184443 op de zuidwal van het tweede handelsdok44. Onderstaande kaart is een detail van de kaart van Avanzo uit 1839 (Figuur 10). Deze geeft nagenoeg dezelfde situatie weer voor het onderzoeksgebied als de vorige kaart: dit bevindt zich ter hoogte van de omwalling en gracht van de zuidelijke stadsuitbreiding. De Brugse Poort, centraal in het oosten van het onderzoeksgebied, vormde de toegang tot de brug over het afleidingskanaal, waardoor dit stadsdeel in verbinding stond met de rest van de haven45. Ten westen van de wijk Hazegras wordt het eerste station van de stad afgebeeld. Binnen de wijk Hazegras komen straten volgens een dambordpatroon voor. Ten zuiden van deze woonwijk ligt de kazerne. Ook de oesterput wordt nog weergegeven ter hoogte van het onderzoeksgebied. De oesterkwekerij Clays & Cie was vanaf 1823 eigendom van de families Vanderheyde-De Loose om vanaf 1829 volledige eigendom van de famile Vanderheyde te worden. De

42

Beeldbank Oostende 2012d.

43

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a.

44 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012d. 45 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012e.

(17)

oesterput “Vanderheyde” wordt vermeld op deze kaart. Deze oesterkwekerij bleef tot 1888 onder deze naam werkzaam en werd dan, na onteigening, eigendom van de Belgische staat46.

Figuur 10: Aanduiding onderzoeksgebied op een detail uit de kaart van Avanzo (1839)47

In 1861 werd Hazegras, omwille van het stijgend bevolkingsaantal, een aparte parochie met een eigen parochiekerk. Van 1880 tot 1882 werd een nieuw stadsstation op Hazegras gebouwd. De vestingen werden tussen 1865 en 1875 gesloopt, waarna de stadsuitbreiding onder impuls van Leopold II van start ging48. In 1866 werd een zeestation voor de pakketbotendienst gebouwd en werd de spoorlijn van het spoorwegstation doorgetrokken tot de kaai voor de pakketboten. In 1871 werden het verbindingsspoor en het zeestation in gebruik genomen49. Het nieuwe tracé van de treinsporen beïnvloedde de wijk Hazegras sterk: de Amerikaanse kreek werd gedempt en de sporen doorkruisten het stationsplein50. Het station aan het tweede handelsdok werd in 1880 vergroot. Bij uitbreidings- en verbeteringswerken in 1888-1889 aan de haven werd een zuidelijke toegang tot het zeestation voorzien. De afleidingsvaart werd verlegd, waardoor een groter terrein tussen de havengeul en de afleidingsvaart ontstond51. In 1899 kreeg het stadsbestuur de toestemming een nieuwe, noord-zuid georiënteerde laan doorheen de wijk Hazegras aan te leggen: de Graaf de Smet de Naeyerlaan met bijhorende bruggen. Bijgevolg werd een deel van de bestaande huizen en van de kazerne afgebroken52. Eind 1903 werd een voorlopig, houten stationsgebouw opgericht aan de westzijde van

46 VLIZ 2012b. 47

VLIZ 2012b.

48

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

49

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012c.

50

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a.

51 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012d. 52 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a.

(18)

het station53. Onderstaande kaart dateert uit 1906 (Figuur 11) en geeft duidelijk het nieuwe tracé van de spoorweg aan, dat door de wijk Hazegras loopt. In deze wijk werd ook de Graaf de Smet de Naeyerlaan aangelegd, waarvoor een deel van de bestaande bebouwing en de kazerne werd gesloopt. De oesterkwekerij is eveneens verdwenen. Het onderzoeksgebied ligt volledig in het verplaatste afleidingskanaal.

Figuur 11: Aanduiding onderzoeksgebied op een stadsplan van Oostende (1906)54

In 1907 werd een rechtstreeks spoor naar het zeestation aangelegd. Het oude zeestation werd gesloopt en vervangen door het nieuwe spoorwegstation dat tot stand kwam tussen 1907 en 1913 langs de Natiënkaai55. In 1926 werd ook een tramhalte aangelegd in de nabijheid van het station, gevolgd door een nieuw tramstation in 1954, een nieuw dienstgebouw voor de buurtspoorwegen (1969) en een nieuw tramstation (1988-1989) langs de Brandariskaai. Tijdens de eerste wereldoorlog raakte het zeestation zwaar beschadigd. Tussen 1930 en 1932 startte de uitvoering van de definitieve plannen voor de centralisatie van het treinverkeer en bijhorende spoordiensten in één station56. Het afleidingskanaal naar de haven werd in 1937 gedempt57. Deze werken waren bij het begin van de tweede wereldoorlog nog niet voltooid. Het zeestation raakte zwaar beschadigd. In 1956 werd het station Oostende-Stad afgebroken en werd de centralisatie voltooid58.

Om het historisch-cartografische geheel duidelijker samen te kunnen vatten werden enkele van de hierboven beschreven kaarten één voor één geplot op de huidige kadastergegevens en en werden de belangrijkste sporen overgetekend. Een overzicht hiervan is meegegeven in bijlage 8.3. Deze plots zijn welliswaar niet 100% perfect, maar toch heel indicatief. Op deze manier wordt duidelijk dat het plangebied en omgeving vanaf het eind van de 18de eeuw onderhevig is geweest aan diverse grote

53

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012d.

54

Deze kaart werd verkregen via de opdrachtgever.

55

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012d.

56

Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a.

57 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012e. 58 Inventaris Onroerend Erfgoed 2012a.

(19)

infrastructurele werken. Meest opvallend is de laatste plot van het jaar 1906, waarbij de onderzoekslocatie bijna geheel in het toenmalige afleidingskanaal komt te liggen.

Archeologische gegevens

2.3

De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) vermeldt verschillende archeologische gegevens in de omgeving van het onderzoeksgebied (Figuur 12). Voor het onderzoeksgebied zelf zijn geen archeologische waarden gekend. Locatie 158557, ter hoogte van het Maria-Hendrikapark, verwijst naar de omtrekken van een bastion en ravelijn, daterend van na 1596, die nog herkenbaar zijn in het park. Langs de Visserskaai (locatie 76038) zijn twee bastions aangesneden: het Peckels Bolwerk/bastion van de lanternen met kruitmagazijn en het Spaans Bolwerk/bastion van het ponton. Opgeworpen grondmassieven, paaltjes, twijgenmatten, kanonballen en een kruitmaat dateren uit een eerste fase (late 16de eeuw-vroege 17de eeuw). Het Peckels bolwerk had een bakstenen structuur gefundeerd op houten palen met een lichtere bakstenen muur errond en was volledig omgeven door een ondiepe gracht. Het Spaans bolwerk omvatte onder andere sporen van een drinkwaterreservoir. Verder werd nog een deel van de stadsgracht aangetroffen. Deze structuren dateren uit de tweede fase van deze site (17de eeuw-begin 19de eeuw). Bij beide bolwerken werden in totaal 11 begravingen geregistreerd59. Aan de noordzijde van de Sint-Petrus en Pauluskerk (locatie 76563) bevonden zich minstens 75 begravingen gedateerd in de nieuwe tijd, mogelijk behoorden enkele begravingen toe aan slachtoffers van het Beleg van Oostende.

Op het Mijnplein (locatie 75977) werden naast restanten van een laatmiddeleeuws wegdek ook 23 laatmiddeleeuwse waterputten, een afvalput, muurresten en meerdere vlakgraven aangetroffen. De begravingen dateren uit de periode van het Beleg van Oostende. Verder kwamen hier ook overblijfselen van het hier gevestigde Kapucijnenklooster voor. Enkele 19de-eeuwse structuren, zoals afvalputten, bevonden zich eveneens op deze site60. Tussen de Van Iseghemlaan, de Christinastraat, de Langestraat en de A. Belpairestraat verwijst locatie 77053 naar de aanwezigheid laatmiddeleeuws muurwerk, een aantal grachten, waterputten, een fossiele bewerkingslaag voorafgaand aan de permanente bewoningslaag, een 17de-eeuwse wal aangelegd tijdens het Beleg van Oostende in 1604 en een vlakgraf uit dezelfde periode. Locatie 77052 omvat 17de-eeuwse verdedigingselementen zoals een wal, een 17de-eeuwse waterput en een niet-gedateerde constructie van houten palen en balken61.

59

Een bespreking van de opgravingsresultaten wordt weergegeven in Pieters et al. 1999/2000.

60 Een bespreking van de opgravingsresultaten wordt weergegeven in Pieters et al. 1994. 61 CAI 2012.

(20)

Figuur 12: CAI kaart van het onderzoeksgebied (in rood omlijnd) met de archeologische vindplaatsen in de omgeving62

Verwachtingen

2.4

Aan de hand van het historisch onderzoek en bovenstaand besproken kaartmateriaal bestaat er een kans dat er op de onderzoekslocatie sporen vanaf het midden van de 18de eeuw aangetroffen kunnen worden.

Vóór circa 1750 bevond het onderzoeksgebied zich binnen de Sint-Catharinapolder, ten zuiden van de Sint-Catharinakreek. Deze polder, die sinds de inundatie van 1584 deel uitmaakte van de Historische Polders van Oostende, werd pas in 1746 ingedijkt en dus geschikt gemaakt voor bebouwing en/of bewoning. Eerder, tijdens het tweede kwart van de 17de eeuw, werd een nieuwe vesting met 11 bastions rond de stad gebouwd. Het onderzoeksgebied bevond zich toen buiten deze vesting langs de oostelijke havengeul. Op de Ferrariskaart (circa 1775) ligt het onderzoeksgebied buiten de door een gebastioneerde vesting omgeven stadskern, ter hoogte van de oesterput Clays & Cie. Resten van de 18de eeuwse vestingsgracht, bebouwing en structuren gekoppeld aan de oesterputten kunnen mogelijk aangetroffen worden bij de archeologische prospectie. De zuidelijke vesting werd deels afgebroken tussen 1781 en 1782 met het oog op een stadsuitbreiding. Naar aanleiding van de aanleg van drie nieuwe handelsdokken werd de stad in zuidelijke richting uitgebreid en vanaf 1804 omgeven door een nieuwe gebastionneerde omwalling. Op de kaart van 1804 situeert het onderzoeksgebied zich ter hoogte van de oude vestingsmuur en gracht en de oesterput Clays en Cie. Het aantreffen van restanten van deze structuren behoort alweer tot de mogelijkheden. De kaart uit 1816 geeft het onderzoeksgebied weer aan de oostzijde van de nieuwe omwalling. Mogelijk komen er nog delen van de omwalling en gracht voor op het terrein. De nieuwe stadsomwalling is te zien op de kaart uit 1839. De onderzoekslocatie bevindt zich deels in de oostelijke gracht en omwalling. De Brugse Poort, die de doorgang naar de brug over de vestingsgracht van 1804 vormde, ligt net ten oosten ervan, de oesterkwekerij Vanderheyde ten westen. De omwallingen en poorten werden geslecht tussen 1865 en 1875; de vestingsgracht werd omgevormd tot afleidingskanaal, dat in 1888-1889 in westelijke richting werd verplaatst. Dit is duidelijk zichtbaar op de kaart uit 1906, waarop het onderzoeksgebied volledig in het afwateringskanaal ligt. Dit kanaal werd pas gedempt in 1937.

(21)

Samengevat kan worden geconcludeerd dat er sinds het einde van de 18de eeuw ter hoogte van de onderzoekslocatie diverse ingrijpende infrastructurele werken hebben paatsgevonden. De eerste activiteiten op en rond deze locatie zijn te koppelen aan de kweek van oesters. Al snel echter werden de stadsomwallingen uitgebreid of verplaatst, kanalen werden heringericht en wallen werden geslecht. De mogelijks oudere sporen (vanaf midden 17de eeuw) zijn hierdoor hoogstwaarschijnlijk danig verstoord. Het volledige onderzoeksgebied werd op een bepaald moment deels of volledig ingenomen door een gracht of kanaal, die dan later weer werd opgevuld. Bovendien is deze locatie mogelijks ook nog eens verstoord door de 20ste eeuwse bouwactiviteiten in relatie met met het trein- en tram- station. De verwachting voor het aantreffen van archeologisch relevante sporen is na uitvoering van het bureauonderzoek heel laag gebleken. Om deze lage archeologische verwachting desondanks te kunnen staven, werd in samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed het vooropgestelde aantal van vijf proefputten teruggebracht naar drie. In onderstaande afbeelding wordt de ligging weergegeven.

(22)

Figuur 13: Puttenplan voor drie archeologische proefputten. Er werd rekening gehouden met de aanwezigheid van kabels en leidingen. Elke put wordt omgeven door een te reserveren werfzone (grond,

(23)

3

Proefputtenonderzoek

De zone waarin de drie werkputten dienden aangelegd te worden was bij aanvang van het onderzoek in gebruik als parking voor het nabij gelegen station. Bij de aanleg van de werkputten werden de klinkers lokaal verwijderd. Onder deze klinkers bevond zich 30cm dik pakket beton, vermoedelijk als stabilisatie voor de bovenliggende klinkers.

In werkputten 1 (meest noordelijke gelegen) en 2 (min of meer centraal in het onderzoeksgebied gelegen) werd onder de klinkers (spoor 1) en de cementlaag (spoor 2) een zeer dik, zwart glimmend pakket aangetroffen. Het bestond voornamelijk uit steenslag, grind, as en metaalslakken. Het ging hier om de resten van zogenaamde ballastbedden van spoorwegen. Deze massa werd onder de sporen van trams en treinen gelegd en diende voor de stabiliteit, het dempen van schokken en het doorlaten van regenwater. Door de jarenlange verontreiniging door het er overheen rijden van treinen krijgen deze ballastbedden een zwarte, glimmende kleur. Ook kenmerkend is de oliegeur die hiermee gepaard gaat. Deze laag is dus duidelijk te linken aan het nabij gelegen station. Het afval is vermoedelijk gebruikt om het eertijds aanwezige kanaal te dempen in 193763. Deze pakket werden tot op 3.819m +TAW aangetroffen in werkput 1 en tot op 3.749m + TAW in werkput 2. Omwille van het zeer losse materiaal van spoor 3 (spoorwegballast) stortten de profielen regelmatig in. De diepte van deze laag kon niet vastgesteld worden.

Figuur 14: Werkput 2

In werkput 3 werd onder de parking een ander type pakket aangesneden. Het ging hier om een sterk heterogeen uitziend opvullingspakket van los, beige zand en groenblauwe klei (spoor 4). Aan de hand van het heterogene, soms gereduceerde uiterlijk gaat het zeker om een recent aangevoerd pakket. Dit vermoeden werd bevestigd door de aanwezigheid van een gietijzeren buis, vermoedelijk een deel van een oude leiding voor gas of water, op grote diepte in de werkput (4.32m +TAW). Deze gietijzeren buis, spoor 5, werd door het voorgenoemde pakket afgedekt, er was geen duidelijk aflijning van een mogelijk latere ingraving van deze leiding aanwezig. Werkput 3 werd aangelegd tot op een diepte van 4.02m +TAW. De onderkant van spoor 4 werd hierbij nog steeds niet bereikt.

Omwille van het zeer losse zand stortte het profiel in vooraleer het kon worden opgeschoond.

(24)

Figuur 15: Werkput 3

Besluit proefputtenonderzoek

3.1

Er werden tijdens het proefputtenonderzoek geen archeologisch relevante sporen/structuren of lagen herkend. Er werden enkel recente pakketten aangesneden, die vermoedelijk gediend hebben voor de opvulling van het eertijds aanwezige kanaal op deze locatie. Deze demping is vermoedelijk te situeren rond het jaar 193764.

(25)

4

Besluit onderzoek

Aan de hand van het uitgevoerde bureauonderzoek werd reeds duidelijk dat de archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied vrij laag was. Sinds het einde van de 18de eeuw zijn er immers diverse grote infrastructuurwerken gebeurd op de locatie. Zo werd bijvoorbeeld bijna het gehele onderzoeksgebied op een bepaald moment ingenomen door een gracht of een kanaal.

Deze grachten en kanalen zijn in een latere fase opgevuld geraakt. Vooral de opvulling van een afleidingskanaal in 1937 lijkt hier van belang te zijn. Deze demping is te koppelen aan de centralisatie van het spoorwegenverkeer te Oostende65. Dit wordt bevestigd door het proefputtenonderzoek, waarbij er onder de klinkers en cementlaag een zeer dik pakket spoorwegafval (afval ballastbedden) werd aangetroffen in werkputten 1 en 2.

In werkput 3 werd een andere vulling gevonden onder de cementlaag. Aan de hand van het uiterlijk enerzijds en de aanwezigheid van een gietijzeren buis (leiding voor water of gas) op grote diepte in dit pakket anderzijds kon ook dit pakket als recent gezien worden.

Het proefputtenonderzoek bevestigt dus het beeld dat reeds naar voren werd geschoven door het bureauonderzoek. Er werden immers geen archeologisch relevante sporen en/of strucuren aangetroffen, wat overeen komt met de zeer lage verwachting voor het gebied.

(26)

5

Beantwoording onderzoeksvragen en advies

Beantwoording onderzoeksvragen

5.1

Het doel van de prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:

1. Zijn er sporen aanwezig?

2. Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

3. Wat is de aard, datering en bewaringstoestand van de sporen? 4. Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? 5. Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

6. Wat is de impact van de geplande werken op de archeologische waarden? Zijn er mogelijkheden voor bewaring in situ?

7. Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek?

Na het uitvoeren van het bureauonderzoek bleek reeds dat de archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied vrij laag was. Dit beeld werd bevestigd tijdens het proefputtenonderzoek. Er werden namelijk geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Onder de parking, bestaande uit klinkers met daaronder een stabilisatiepakket uit cement van om en bij de 30cm dik, werden enkele recente opvullingspakketten gevonden. Deze zijn te dateren in de 20ste eeuw, wanneer de het dan nog bestaande kanaal gedempt werd ten behoeve van de uitbreiding van het station.

Deze pakketten waren tot op zeer grote diepte aanwezig, waardoor de aanwezigheid van archeologische resten binnen het gebied zeer onwaarschijnlijk is.

Omwille van de lage verwachting gevormd door het bureauonderzoek, dat bevestigd wordt door het proefputtenonderzoek, adviseren we geen vervolgonderzoek.

Advies

5.2

Omwille van de lage verwachting, voorop gesteld na het bureauonderzoek, en de bevestiging van deze lage verwachting door de afwezigheid van archeologisch relevante sporen tijdens het proefputtenonderzoek, beveelt BAAC bvba geen vervolgonderzoek aan. Door de verstoring van het plangebied tijdens grote infrastructuurwerken vanaf de 18de eeuw zijn vermoedelijk eertijds aanwezige archeologische sporen/structuren reeds vernield geraakt.

Indien de opdrachtgever tijdens de uitvoering van zijn werken alsnog op archeologische waarden zou stoten, wijzen we hem op de wettelijke meldingsplicht (artikel 8 van het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium; decreet van het Vlaams Parlement 30 juni 1993).

(27)

6

Bibliografie

AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV) 2012a: Digitale bodemkaart Vlaanderen [online], http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/bodemkaart/# (geraadpleegd op 18 december 2012).

AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV) 2012b: Kleurenorthofoto’s [online], http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/kleurenortho/# (geraadpleegd op 18 december 2012).

ARCHIEF OOSTENDE 2011: Geschiedenis van Oostende [online],

http://archief.oostende.be/tussenpagina/1616/default.aspx?_vs=0_N&id=2581, (geraadpleegd op 18 december 2012).

BEELDBANK OOSTENDE 2012a: Oostende en omgeving-van Deventer (ca. 1562) [online], http://beeldbank.oostende.be/?tabid=56&id=14907&pg=1 (geraadpleegd op 19 december 2012). BEELDBANK OOSTENDE 2012b: Plattegrond van Oostende (1660) [online], http://beeldbank.oostende.be/?tabid=56&id=14902&pg=1 (geraadpleegd op 19 december 2012). BEELDBANK OOSTENDE 2012c: Plattegrond van Oostende en omliggende (1804) [online], http://beeldbank.oostende.be/?tabid=56&id=14909&pg=1 (geraadpleegd op 19 december 2012). BEELDBANK OOSTENDE 2012d: Plan van Oostende en omgeving (1816) [online],

http://beeldbank.oostende.be/?tabid=56&id=15079&pg=1 (geraadpleegd op 19 december 2012). BRACKE W. 2012: Kaart van Ferraris (Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden) [online], http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerraris_nl.html (geraadpleegd op 19 december 2012).

CENTRALE ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI) 2012: Oostende-Natënkaai [online],

http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/cai/?startup=zg(34003)# (geraadpleegd op 19 december 2012).

COORNAERT M. 1985: Een bijdrage tot de historische geografie van he Westvrije, West-Vlaamse archaeologica jaargang 1, 1985, Kortrijk, 2-15.

DEBAERE O. 2002a: Stedenatlas Oostende. Een topografisch overzicht van de ontwikkelingen van een felbegeerde havenstad-1.2 Oostende tijdens de eerste 12 eeuwen van onze tijdrekening [online], http://www.oostende.be/product.aspx?id=11763, (geraadpleegd op 18 december 2012).

DEBAERE O. 2002b: Stedenatlas Oostende. Een topografisch overzicht van de ontwikkelingen van een felbegeerde havenstad-5.3 De maquette in Parijs en het cartografische materiaal voor de 18de eeuw [online], http://www.oostende.be/product.aspx?id=11780, (geraadpleegd op 18 december 2012). DEBAERE O. 2002c: Stedenatlas Oostende. Een topografisch overzicht van de ontwikkelingen van

een felbegeerde havenstad-6.2 De Franse periode [online],

http://www.oostende.be/product.aspx?id=11784, (geraadpleegd op 18 december 2012).

DEBAERE O. 2002d: Stedenatlas Oostende-2.3 Oostende op de kaart van Pieter Porbus en in de stedenatlas van Jacob van Deventer [online], http://www.oostende.be/product.aspx?id=11784, (geraadpleegd op 18 december 2012).

(28)

DIGITALE BIBLIOTHEEK VAN DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIE 2012: Ferrariskaart-Oostende [online], http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html, (geraadpleegd op 19 december 2012).

INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2012a: Oostende-Haven. ID 21807 [online], https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21807 (geraadpleegd op 19 december 2012). INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2012b: Oostende-Hazegras. ID 21808 [online], https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21808 (geraadpleegd op 19 december 2012). INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2012c: Oostende. ID 21804 [online], https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21804 (geraadpleegd op 19 december 2012). INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2012d: Oostende-Station op de Natiënkaai. ID 56821 [online], https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/56821 (geraadpleegd op 19 december 2012).

INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2012e: Oostende-Oesterbankstraat. ID 8128 [online], https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/8128 (geraadpleegd op 19 december 2012). PIETERS M., DEWILDE M., IMPENS Y. & TRATSAERT B. 1994: Zes eeuwen bewoningsgeschiedenis op het Mijnplein te Oostende (prov. West-Vlaanderen), Archeologie in Vlaanderen IV, Brussel, 187-203.

PIETERS M., SCHIETECATTE L., ERVYNCK A., VAN NEER W. & CALUWE D. 1999/2000: De Visserskaai te Oostende (prov. West-Vlaanderen): archeologie van een in de 17de eeuw zwaar geteisterde stad, Archeologie in Vlaanderen VII, Brussel, 231-276.

PIETERS M., SCHIETECATTE L., ZEEBROEK I., VAN NEER W., CALUWE D., COOREMANS B., DEFORCE K., DEMERRE I., EECKHOUT J., ERVYNCK A., GEVAERT G., HOLLEVOET Y., KIGHTLY C., TYS D., VANDENBRUAENE M., VANHOUTTE S. & VAN NEER W. 2005: Oostende: stadsvernieuwing en archeologie-Een balans van 10 jaar archeologisch onderzoek van het Oostendse bodemarchief, Oostende.

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN 2012: Kleurentopo’s-Kaartblad Oostende [online], http://www.giswest.be/topografische-kaarten-ngi (geraadpleegd op 18 december 2012).

RENIERE S., DECONYNCKJ.,MIKKELSEN J.&CRUZF. 2012: Middelkerke-Kalkaert. Rapportage van het archeologisch proefsleuvenonderzoek-2 november tot 6 december 2011, GATE- rapport 34, Gent.

TYS D. 2003: Een middeleeuws landschap als materiële cultuur: de interactie tussen macht en ruimte in een kustgebied in wording van een laatmiddeleeuws tot vroegmodern landschap - Kamerlings Ambacht 500-1200/1600, s.l.

VLAAMS INSTITUUT VOOR DE ZEE (VLIZ) 2012a: Oesterpark “Clays & Cie” (1765-ca. jaren 1820) [online], http://www.vliz.be/wiki/Oesterpark_Clays (geraadpleegd op 19 december 2012).

VLAAMS INSTITUUT VOOR DE ZEE (VLIZ) 2012b: Oesterpark “Vanderheyde” (ca. jaren 1820-1883) [online], http://www.vliz.be/wiki/Oesterpark_Vanderheyde (geraadpleegd op 19 december 2012). ZEEBROEK I., TYS D., PIETERS M. & BAETEMAN C. 2002: Van schorre tot slagveld: een verkenning van het landschap van Testerep, Leffinge en Oostende van de Vroege Middeleeuwen tot het beleg van Oostende (1601-1604), Brugge.

(29)

7

Figurenlijst

Figuur 1: De onderzoekslocatie op de topografische kaart 6

Figuur 2: Aanduiding onderzoeksgebied op een luchtfoto 7

Figuur 3: Situering onderzoeksgebied op de digitale bodemkaart 9

Figuur 4: Het IJzerestuarium (ca. 1000) met weergave van Testerep 10

Figuur 5: Aanduiding onderzoeksgebied op de kaart van Jacob van Deventer (ca. 1562) 11

Figuur 6: Aanduiding onderzoeksgebied op plattegrond van Oostende (circa 1660) 13

Figuur 7: Aanduiding onderzoeksgebied op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden (circa 1771-1775) 14 Figuur 8: Aanduiding onderzoeksgebied op plattegrond van Oostende en omliggende (1804) 15

Figuur 9: Aanduiding onderzoeksgebied op een plan van Oostende en omgeving (1816) 16

Figuur 10: Aanduiding onderzoeksgebied op een detail uit de kaart van Avanzo (1839) 17

Figuur 11: Aanduiding onderzoeksgebied op een stadsplan van Oostende (1906) 18

Figuur 12: CAI kaart van het onderzoeksgebied (in rood omlijnd) met de archeologische vindplaatsen in de

omgeving 20

Figuur 13: Voorstel voor drie archeologische proefputten. Er werd rekening gehouden met de aanwezigheid van kabels en leidingen. Elke put wordt omgeven door een te reserveren werfzone (grond,

beweegbaarheid kraan,...). 22

Figuur 14: Werkput 2 23

(30)

8

Bijlagen

1. Sporenlijst 2. Fotolijst

3. Archeologische verwachtingskaarten (op basis van historisch kaartmateriaal) 4. Overzichtskaart

Sporenlijst

8.1

Spoor WP Vlak Interpretatie Beschrijving (afmetingen,

textuur, kleur, inclusies) Spoorrelaties Datum

1 1,2,3 1 Klinkers-Parking Boven spoor

2 13022013 2 1,2,3 1 Cementfundering Parking Onder spoor 1, boven spoor 3 en 4 13022013 3 1,2 1 Recente opvullingslaag

Losse textuur, glimmend zwart, met keitjes (afval ballastbedde spoorwegen)

Onder spoor 2

en 1 13022013

4 3 1 Recente

opvullingslaag

Vermengde zand en klei, sterk heterogeen,

beige-groen

Onder spoor 2

en 1 13022013

5 3 1 Gietijzeren buis (recent)

Deel van oude leiding voor

gas of water Onder spoor 4 13022013

Fotolijst

8.2

Foto WP Vlak Spoor Beschrijving richting datum

1 1 1 1,2 en 3 Overzichtsfoto Divers 13022013

2 2 1 1,2 en 3 Overzichtsfoto Divers 13022013

(31)

0m 50m Sporen ca. 1775 Legende plangebied wallen/dijken water bebouwing N

Oostende Natiënkaai

0m 50m Sporen 1804 Legende plangebied wallen/dijken water bebouwing N

Oostende Natiënkaai

0m 50m Sporen 1816 Legende plangebied wallen/dijken water bebouwing N

Oostende Natiënkaai

Sporen 1893 Legende plangebied

Oostende Natiënkaai

Sporen 1906 Legende plangebied

Oostende Natiënkaai

0m 50m

Bijlage 8.3: Archeologische verwachtingskaarten

(op basis van historisch kaartenmateriaal)

Legende

plangebied

wallen/dijken

water

bebouwing

N

Oostende Natiënkaai

ca. 1775 1804 1816 1839 1906

(32)

6.049 6.020 6.019 MB01 MB02 MB03 MB04 MB04

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de nieuwe sensoren en satellietbeelden zou het mogelijk moeten zijn om ziekten en plagen vroegtijdig in het gewas op te sporen (detectie van besmettingshaarden) en

Daarnaast is de mechanische eenheid van belang, bijvoorbeeld bij het machinaal planten; - De hoeveelheid wit is bij gebruik van een plug meestal minder als bij een losse plant; -

Iets minder effectief, maar makkelijker, is een jute zak waar slakken zich onder kunnen verschuilen.. • Als (op basis van signalering) problemen met slakken zijn te verwachten, dan

Uit leliewortels met symptomen van het onbekende wortelrot zijn schimmels en bacteriën gevonden waarvan uit eerder onderzoek is gebleken dat ze niet in staat waren om in

De Kenniskring Weidevogels van het Ministerie van LNV, ingesteld in 2006, houdt zich bezig met de vraag welke kennis over weidevogels nodig is om te komen tot een

figuur 12: Totale kostprijs van een enkel geproduceerde pootvis van 5 gram (beneden) of 40g (boven) uitgezet tegen het uurloon voor de arbeid... De elektriciteitskosten kunnen

Mensen die via de media aan informatie komen zijn minder goed op de hoogte van de melkveehouderij en hebben een negatiever beeld dan mensen die hun kennis van de melkveehouderij uit

Onderzochte toedieningsvormen zijn poederformuleringen en vloeibare formuleringen van de totale bacteriekweek, van de door de bacterie geproduceerde groeiregulatoren en van de