• No results found

CO2 en plantafstanden onderzoek bij freesia (1986)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CO2 en plantafstanden onderzoek bij freesia (1986)"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bibliotheek Proefstation Naaldwijk

A

I 0 66

PROEF STAT,.-.: VOQft TU Di OMDER GLAS TE NAALDWIJK

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS

CO^ en plantafstanden onderzoek bij freesia (1986)

J.C. Doorduin

mei 1989 Intern verslag nr. 18

(2)

1

2

2

2 3 3 3 3 3 3 3 4 4 5 5 5 5 5 6 6 7 7 7 7 7 8 8 8 9 9 10 11 11 12 18 20 21 INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1. Inleiding 1.1. Motivering

1.2. Doel van het onderzoek 2. Materiaal en methoden 2.1. Proeffactoren 2.1.1. CO 2.1.2. Plantafstand 2.2. Onderzoeksruimte 2.3. Plantmateriaal 2.4. Teeltmaatregelen 2.5. Stoken en ventileren 2.6. Waarnemingen 3. Resultaten 3.1. Gerealiseerd kasklimaat 3.1.1. Grondtemperatuur 3.1.2. Kastemperatuur 3.1.3. CO2 concentratie 3.2. Gewasgroei 3.2.1. Vers plantgewicht 3.2.2. Droog plantgewicht 3.2.3. Droge stof percentage

3.3. Aantal dagen tot bloei

3.4. Takproduktie ^ 2

3.4.1. Aantal takken/m en geoogst takgewicht/m 3.4.2. Takken per plant

3.5. Kwaliteit

3.5.1. Takgewicht 3.5.2. Taklengte

3.5.3. Percentage 2 sortering

3.6. Produktie van knollen en kralen

3.7. Houdbaarhe id

3.8. Correlaties

3.9. CO2 concentraties in de praktijk

4. Diskussie 5. Conclusie 6. Literatuur

(3)

1

-Samenvatting

Bij veel gewassen is aangetoond dat verhoging van de CQ^ concentratie leidt tot verbetering van kwaliteit en produktie, terwijl concentraties beneden de bui­ tenwaarde kwaliteits- en produktievermindering tot gevolg hebben. Van freesia zijn weinig onderzoeksgegevens bekend en op freesiabedrijven wordt slechts op beperkte schaal CC^ toegediend.

Daarom is in een onderzoek met vier CC^ concentraties, gecombineerd met vier plantdichtheden, het effect van CO- nagegaan op kwaliteit en produktie (ras 'Blue Heaven'). De gerealiseerde CÓ„ concentraties waren 265, 360, 560 en 860 dpm. De freesia's werden geplant bij de volgende plantdichtheden: 57, 78, 100 en 121 knollen per netto m . Bij de gerealiseerde concentratie van 265 dpm was er ten opzichte van 360 dpm een 20% lagere produktie van takken, knollen en

kralen en een vermindering van de takkwaliteit. Verhoging van de concentra­

tie tot 560 dpm resulteerde ten opzichte van 360 dpm in een 20% hogere produk­ tie en een betere kwaliteit. Concentraties hoger dan 560 dpm gaven geen hogere opbrengsten en/of een betere kwaliteit. Een hogere plantdichtheid leverde geen hogere produktie maar ging duidelijk ten koste van de kwaliteit.

Het vaasleven werd niet beïnvloed door verschillen in C0£ concentraties en plantdichtheden.

Bij praktijkwaarnemingen op freesiabedrijven waar geen C0„ werd gedoseerd, wer­ den, met name overdag bij gesloten luchtramen, concentraties tot 200 dpm waar­ genomen.

(4)

2

-1. Inleiding

1.1. Motivering

In talloze onderzoeken is aangetoond dat CO2 een belangrijke groeifactor is. Bij veel gewassen kon een positief effect van een verhoogde CC^ con­ centratie worden vastgesteld (van Uffelen et al., 1989).

Bij freesia werd in een summier onderzoek in 1962 een positief effect waargenomen (Anonymus, 1962). CC^ dosering bij freesia heeft echter geen grote omvang aangenomen. Reden daarvoor was de geringe warmtebehoefte van dit gewas en lange tijd de heersende opvatting dat hoge concentra­ ties CO2 (> 1200 à 1500 dpm) nodig waren om tot positieve resultaten te komen.

De belangrijkste toepassing bij freesia was in het late najaar om de uitgroei van de haken middels een hoge temperatuur en extra CO2 te for­ ceren.

Van Os (1983) wijst op het belang van CO- toediening bij freesia en adviseert concentraties tot 1000 dpm.

Moe (1984) vindt bij 850 à 900 dpm een snellere groei en bloei en een betere kwaliteit.

In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat bij de meeste gewassen al bij een verhoging van de CO2 concentratie tot 450 à 600 dpm de produktie van zeer gunstig wordt beïnvloed (Van Uffelen et al., 1988). Indien dit voor freesia ook zou opgaan, zou een praktische toe­ passing gedurende een langere periode tot de mogelijkheden gaan behoren. Om dit na te gaan werd een CO- proef uitgevoerd met vier concentraties. De proef werd gecombineerd met vier plantafstanden. Er werd hierbij van uitgegaan dat produktieverhoging bij freesia mogelijk is door meer tak­ ken per plant of, uitgaande van een zelfde produktie per plant, door een hogere plantdichtheid.

Om ook meer inzicht te krijgen in CO2 concentraties op praktijkbedrijven waar geen C0„ wordt gedoseerd, werd gedurende het CO2 onderzoek op twee freesiabedrijven zonder CO2 dosering de CO2 concentratie gerealiseerd.

1.2. Doel van het onderzoek

Invloed nagaan van het CO2 gehalte op kwaliteit en produktie van freesia bij verschillende plantdichtheden.

(5)

3

-2. Materiaal en methoden

2.1. Proeffactoren

2.1.1. C02

- vier C0„ concentraties: streefwaarden: 200, 340, 600 en 900 dpm; behandelingen in drievoud

- realisatie van de streefwaarden

. 200 dpm: scrubbing van de m.b.v. 'Sodasorb' (NaOH + CaCOH^)

. 340 dpm: scrubbing van de bij concentraties > 340 dpm en zuiver

C0? toediening bij concentraties < 340 dpm

. 600 en 900 apm: toedienen van zuivere

. alle bovengenoemde waarden gelden bij een ventilatievoud van 0 tot 6; daarboven een proportionele verandering tot 300, 400 en 450 dpm bij een ventilatievoud van 12 voor de respectievelijke behandelingen 200, 600 en 900 dpm. Boven een ventilatievoud van 12 werd er geen CO2 meer gedoseerd of gescrubd

. periode van C02 setpoint afhankelijk van de klimaatcondities en

overdag tussen 30 minuten voor zonsopgang en 60 minuten voor zonson­ dergang

2.1.2. Plantafstand

Vier plantafstanden:

57 planten per netto m , 0 ~ 8 knollen per regel van 9 mazen 78 planten per netto m 9 ™ C 11 knollen per regel van 9 mazen - 100 planten per netto m 9 " lm 14 knollen per regel van 9 mazen

- 121 planten per netto m 17 knollen per regel van 9 mazen

2.2. Onderzoekruimte

Twaalf afdelingen van de klimaatkas (210): .

- kasoppervlakte per afdeling 9,6 x 6 m- 57,6 m

- verwarming: 6 x 51 mm doorsnede buizen/3,2 m kap, waarvan 4 afsluit­ baar

- zuivere CO^

- regeling van het kasklimaat en CO2 toediening via klimaatcomputer

2.3. Plantmateriaal

- ras: 'Blue Heaven'

- knollen, zift 7 met een knolgewicht van 8 à 10 g - herkomst: voorjaarspartij

- preparatieduur: 17 weken 30°C

- knolontsmetting: direct voor het planten 30 minuten dompelen in 0,2% Benlate

2.4. Teeltmaatregelen

- plantdatum: 11-9-1985 - plantdiepte: 4 à 6 cm

- grondafdekking: + 1 cm houtmot

- gewasbescherming: + 2 en + 8 weken na het planten 8 gram aldicarb 50 G per m . Vanaf drie maanden na het planten werden regelmatig luis

bestrijdingen uitgevoerd met dichloorvos.

(6)

4

-2.5. Stoken en ventileren

- Setpoint verwarming

. periode tot en met knopaanleg: dag en nacht 10 C . periode na knopaanleg: - nacht 7 C

- dag 9°C - Setpoint ventileren:

. periode tot en met knopaanleg dag en nacht: op kastemperatuur 12 C

op buitentemperatuur vanaf 5 C

. periode na knopaanleg op kastemperatuur:

nacht 9°C «

dag 12°C tot 22°C bi^ een lichtintensiteit van 450 W/m op buiten­

temperatuur: nacht 2 C dag 7°C

- correctie op windsnelheid vanaf 4 m/sec 's nachts en 2 m/sec over­

dag

- correctie op lichtintensiteit: verlaging van de raamstand proportio­

neel tussen 50 en 450 W/m met maximaal 80%.

2.6. Waarnemingen

- grondtemperatuur - kastemperatuur - CO2 concentratie

- periodiek vers en droog plantgewicht vanaf start (X>2 doseren tot begin oogst met intervallen van vier weken

- aantal dagen tot bloei

- kwaliteit en produktie van de bloemtakken - houdbaarheid

- produktie van knollen en kralen

- CO2 registratie op twee praktijkbedrijven waar geen CO2 wordt gedo­ seerd bij het gewas freesia.

(7)

5

3. Resultaten

3.1. Gerealiseerd kasklimaat

3.1.1. Grondtemperatuur

In bijlage 1 zijn de gemiddelde grondtemperaturen weergegeven over de periode vanaf planten tot knopaanleg.

Bij begin knopaanleg was de grondtemperatuur 14 à 15 C. De verschillen over alle COj behandelingen waren minimaal, waardoor effecten op bloem-knopaanleg en bloeitijdstip te verwaarlozen zijn.

3.1.2. Kastemperatuur

In bijlage 2 zijn de gemiddelde kastemperaturen vermeld over drie perio­ den. De verschillen waren verwaarloosbaar klein, zodat effecten hiervan op de uitgroei van takken en knollen en kralen uitgesloten zijn.

3.1.3. CO^ concentratie

Nadat de freesiaknollen waren geplant werd allereerst gestreefd naar een goede grondtemperatuur (15 à 17 C) om hiermee een goede blad- en bloem-knopaanleg te bereiken. Hierdoor moest er veel worden geventileerd. Er kon pas gestart worden met CO. toediening (en scrubbing) na bloemknopre­ alisatie en dat was eind oktooer.

dpa CO; 1000- 950- 900- 800- 700-60i 500- 400340 -

300-Genlddald* gerealiaeerd* C02 concentrâtiei p*r period* 1 r I- ; -—= \ , 50 100

NOV. -i-r DEC. JAN.

150 U FEB. MRT. 200 —V-950 dpa 600 dpa 340 dpa 250 -1 knopaanleg!

r

29/10 I 26/11 •trekking(period* 1 23/ 12 21/1 1— j oog*tp*rlod^ uitgroei APR. 1 MEI knoll*n 1 dagen n* planten maand groelfaaen

18/2 data periodiek* gewaa%»aarn*alngen

Figuur 1: Geniddeld* g*reali»*erd* COj concentratie» tusacn 9.00 en 16.00 uur ln d* period* noveab*r - april bij h*C gawaa Freeaia

Ingeatelde CO2 concentrati*» Ger*all««*rd* COj concentratie*

(8)

6

In figuur 1 is het verloop van de gerealiseerde CC^ concentratie weerge­ geven per decade;- in bijlage 3 is weergegeven de gemiddelde gerealiseer­ de waarde over de gehele periode vanaf start CC>2 behandeling tot einde teelt. In het begin van de behandeling kon gedurende twee weken geen CC^ worden gedoseerd en gescrubd. De 340 en 600 dpm behandelingen werden vrij goed gerealiseerd. De uiterste behandelingen, 200 en 950 dpm minder goed, doch de verschillen met de twee andere behandelingen waren vol­

doende groot om uitspraken over de invloed van te kunnen doen.

3.2. Gewasgroei

Vanaf de start van de CO2 behandelingen werd periodiek, met intervallen van vier weken, het vers en droog plantgewicht bepaald. De laatste waarneming was medio februari bij het begin van de bloei.

Per waarneming betrof het één regel per plantafstand. De waarnemingen zijn exclusief de wortels en de oude knol.

3.2.1. Vers plantgewicht

De gegevens staan in volgorde van waarnemingsdatum vermeld in bijlage 4 t/m 8; in figuur 2 en 3 zijn respectievelijk de ontwikkeling en de situ­ atie bij het begin van de oogst weergegeven.

g/plant 50-, g/plant 70 T ^ 29/10 26/11 23/12 21/1 18/2 waarnemingsdata 57 78 planten/netto m* 100 121 ^8' 2: Ontwikkeling van het vers Fig« 3; Vers plantgewicht bij begin

plantgewicht in g/plant bij 4 CO2 concentraties (gea. van 4 plantafstanden)

bloei (18-2-1986) in g/plant bij 4 CO2 concentraties en 4 plantafstanden - 950 dpm ' 600 dpm 340 dpm 950 dpm 600 dpm 340 dpm 200 dpm 200 dpm

Gedurende de eerste periode van de CO- behandeling zijn de verschillen gering; na eind december worden verschillen zichtbaar ten gunste van een hogere CO2 concentratie.

(9)

7

-Gedurende de waarnemingsperiode zijn de planten betrouwbaar zwaarder naarmate de plantdichtheid afneemt. Bij het begin van de oogst zijn de planten zwaarder naarmate de plantdichtheid lager en het CC^ gehalte hoger is; tussen 600 en 950 dpm is het verschil te verwaarlozen. 3.2.2. Droog plantgewicht

De uitkomsten van het droog plantgewicht vertonen eenzelfde beeld als het vers plantgewicht (bijlage 9 t/m 13). De correlatie tussen vers en droog plantgewicht was hoog (zie ook 3.8 en bijlage 38).

3.2.3. Droge stof percentage (bijlage 14 t/m 18)

De verschillen tussen de CO. behandelingen zijn zeer gering en alleen bij de laatste waarnemingsdatum (18-2) betouwbaar; hierbij blijft de 200 dpm CO^ behandeling achter bij de drie overige behandelingen.

Bij de plantafstanden waren de droge stof percentages betrouwbaar hoger naarmate de plantdichtheid afnam. De verschillen zijn echter dermate klein dat de praktische betekenis zeer gering is.

3.3. Aantal dagen tot bloei

De verschillen tussen de behandelingen zijn zeer gering. Zo er sprake mocht zijn van een tendens is deze dat een hogere COg concentratie en een ruimere plantafstand enige versnelling van de bloei geeft. Op de totale periode zijn deze verschillen uiterst gering (bijlage 19).

3.4. Produktie

2 3.4.1. Aantal takken en googst takgewicht per m

Er is een duidelijke toename van produktie bij verhoging van de CO« con­ centratie tot 600 dpa. Tussen 600 en 950 dpm CO2 is er geen verschil. De invloed van de plantafstand op het aantal takken is zeer gering. De hoge plantdichtheid was ongunstig voor het geoogst gewicht (figuur 4 en 5 en bijlage 20 en 21). takken/netto m* 200- 180- 160-140 120 100-T 1 1 1 57 78 100 121 planten/netto m*

netto mJ bij 4 CO2 concen­

traties en 4 plantafstanden 950 dpm 600 dpm • 340 dpm 200 dpm g/netto a2 2000- 1800- 1600- 1400- 1200- 1000--J 1 1 1 57 78 100 121 planten/netto m2 Fi8- 4: Aantal geoogste takken per Flg. 5: Totaal geoogst takgewicht per

netto m1 bij 4 COj concentraties

en 4 plantafstand 950 dpm 600 dpm ' » 340 dpa 200 dpm

(10)

8

-3.4.2. Takken per plant"

De produktie per plant is hoger bij een hogere CC^ concentratie en neemt toe naarmate de plantdichtheid lager is (figuur 6 en bijlage 22). Tussen 600 en 950 dpm CO2 is er geen verschil. Bij de laagste (X^ concentratie en de hoogste plantdichtheden werd niet meer dan één tak per plant geoogst.

takken/100 planten

planten/netto m* Fig. 6; Aantal geoogste takken per

100 planten bij 4 CO2 con­ centraties en 4 plantaf-standen 950 dpni 600 dpa > • 340 dpm 200 dpm 3.5. Kwaliteit

3.5.1. Takgewicht (figuur 7 en 8; bijlage 23 en 24)

De hoofdtakken en haken zijn zwaarder bij een hogere CO^ combinatie en een lagere plantdichtheid. De verschillen tussen 600 en 950 dpm CO2 zijn gering. Aan het hogere gewicht van de haken bij 200 dpm en de hogere plantdichtheid mag geen waarde worden gehecht daar bij deze behandeling minder dan één tak per plant werd geoogst.

(11)

- 9

g/100 hoofdtakken

planten/netto m* Fig. 7 ! Gewicht van de hoofdtakken

bij 4 CC>2 concentraties en 4 plantafstanden 950 dpo 600 dpm • » 340 dpm 200 dpm g/100 haken planten/netto m*

Fig. 8 : Gewicht van de haken bij 4 CC>2 concentraties en 4 plantaf­ standen 950 dpm ... 600 dpm * « 340 dpm — — — 200 dpm 3.5.2. Taklengte (bijlage 25 en 26)

De hoofdtakken werden op een veilinglengte van ± 60 cm geoogst, deels met één en deels met twee haken aan de hoofdstengel. De lager geplaatste haken werden gesneden op de plaats van inplanting op de hoofdstengel. Bij de haken zijn de verschillen tussen de behandelingen gering. Een hogere CO^ concentratie lijkt iets meer lengte te geven bij de haken. 3.5.3. Percentage 2e sortering (figuren 9 en 10, bijlage 27 t/m 30)

g

Takken met afwijkingen werden ondergebracht in de groep 2 sortering. In dit onderzoek betrof het overwegend bloemknopverdroging van de laatste bloemen van de bloeiwijze (dove punten).

Een lage concentratie bevordert sterk de bloemknop verdroging en

daarmee het percentage 2 sortering. Dit wordt nog eens versterkt door een hoge plantdichtheid. De haken zijn hiervoor gevoeliger dan de hoofd­ takken. Er werd een goede correlatie gevonden tussen het percentage ver­ droogde bloemknoppen en het percentage 2 sortering (r - 0,84).

(12)

10

-Z 2e sortering hoofdtakken 60 50 40 H 30 20 10 -/ _T 1 1 1 57 78 100 121 planten/netto m2 Z 2e sortering haken 100 -J 80 -60 40 20 -T 1 1 r 57 78 100 121 planten/netto m2

Fig. 9 ; Z 2e sortering hoofd­

takken by 4 CC>2 concen­

traties en 4 plantaf-standen

Fig. lOi Z 2 sortering haken bij 4 CC>2 concentraties en 4 plantafstanden 950 dpm 600 dpm 9 >340 dpm 200 dpm 950 dpm 600 dpm • • 340 dpm 200 dpm

3.6. Produktie van knollen en kralen (figuren 11 t/m 14; bijlage 31 t/m 36)

Het gemiddelde knolgewicht nam toe bij een hogere CC^ concentratie en een lage plantdichtheid. Bij de kralen was in gematigde zin deze tendens ook aanwezig. g/100 knollen 2000 -, 18001 6 0 0 - 1400- 1200- 1000--| 1 1 » 57 78 100 121 planten/netto m* Flg.11: Gewicht van de gerooide

knollen in g/100 knollen bij 4 CC>2 concentraties en 4 plantafstanden 950 dpm 600 dpm » • 340 dpm 200 dpm g/100 kralen 300 T 280 260 -{ 240 220 H I I I I 57 78 100 121 planten/netto m* Fig.12 : Gewicht van de gerooide

kralen in g/100 kralen bij 4 CO2 concentraties en 4 plantafstanden

(kralen zift 3/op) — 950 dpm

600 dpm » « 340 dpm 200 dpm

(13)

11

-1 1 1

78 100 121 planten/netto m2

Flg.13 ; Aantal gerooide kralen per netto m2 bij 4 CO2

concentraties en 4 plantafstanden

(kralen zift 3/op) 950 dpa 600 dpm • 340 dpm 200 dpm kralen/100 knollen 400 -350 • 300 250 -** — 200 - *"* -I 1 1 57 78 100 121 planten/netto m*

!'Is.

.14; Aantal gerooide kralen per 100 knollen bij 4 CO2 concentraties en 4 plantafstanden

(kralen zift 3/op) 950 dpa

600 dpa » * 340 dpa 200 dpa

Per gerooide 100 knollen nam zowel het totaal gewicht aan gerooide knol­ len en kralen, als het aantal kralen toe bij een hogere CC^ concentratie en lagere plantdichtheid.

Per oppervlakte eenheid nam zowel het totaal gewicht gerooide knollen en

kralen, als het aantal kralen toe bij een hogere concentratie en een

hogere plantdichtheid.

3.7. Houdbaarheid

De uitbloeiwaarnemingen werden uitgevoerd op het P.B.N. Per veld werden

tien takken op uitbloei beoordeeld. De resultaten zijn vermeld in bij la

ge 37. Een hogere CC^ concentratie lijkt enigszins gunstig te zijn voor de houdbaarheid. De plantafstand had geen invloed op de houdbaarheid.

3.8. Correlaties

Van alle waargenomen kenmerken werden de onderlinge correlaties (R) berekend. Deze zijn weergegeven in bijlage 38.

Van een aantal belangrijke produktie kenmerken werden de correlaties uitgewerkt.

(14)

12

-De volgende uitkomsten werden gecorreleerd met de gerealiseerde CC^ waarde (lineair en quadratisch)'; hierbij werden de gemiddelde uitkomsten per

afdeling(12) gehanteerd. (^(-x) versus:

- vers plantgewicht (g/10 planten) bij begin oogst (figuur 15)

. lin. y - 331,6 + 0,1774 x - r - 0,80 P - 0,002

. quad, y - 172,9 + 0,837 x - 5,66 x /10.000 R - 0,92 P - 0,01

- droog plantgewicht (g/10 planten) bij begin oogst (figuur 16)

. lin. y - 38,38 + 0,0262 x , r - 0,79 P - 0,005

. quad, y - 10,02 + 0,1441 x - 1,012 x /10.000 R - 0,95 P - <0,001 2

- aantal takken per netto m (figuur 17)

. lin. y - 84,8 + 0,1137 x - r - 0,81 P - 0,002

. quad, y - -29,5 + 0,5889 x - 4,076 x /10.000 R - 0,95 P - <0,001

2

- geoogst gewicht (g) van takken per netto m (figuur 18)

. lin. y - 736 + 1,364 x r - 0,78 P - 0,005

. quad, y - -658 + 7,16 x - 49,8 x /10.000 R - 0,93 P - 0,005

- aantal takken per 100 planten (figuur 19)

. lin. y - 101,5 + 0,1408 x , r - 0,80 P - 0,002 . quad. y - -41,0 + 0,733 x - 5,09 x /10.000 R - 0,95 P - <0,001 - gewicht . lin. (g) y

-per 10 hoofdtakken (figuur 20)

102,2 + 0,0449 x r - 0,62 P - 0,05 . quad. y - 36,8 + 0,3169 x - 2,333 x /10.000 R - 0,83 P - 0,02 - gewicht . lin. (g) y

-per 10 haken (figuur 21)

42,66 + 0,0304 x r - 0,71 P - 0,01 . quad. y - 12,9 x + 0,1540 x - 1,060 x /10.000 R - 0,83 P - 0,05 - gewicht . lin. (g) y

-van gerooide knollen en kralen/100 planten (figuur 22)

1403 + 0,0994 x r - 0,85 P - <0,001

. quad. y - 633 + 4,199 x - 27,5 x /10.000 R - 0,94 P - 0,005

Naast (XL werd van enkele uitkomsten de correlatie berekend met zowel Bij deze correlaties werden de uitkomsten van de twaalf afdelingen x vier plant afstandbehandelingen genomen (DF - 46, P - <0,001).

Vers plantgewicht (g/10planten) versus: figuur 23: droog plantgewicht (g/10

planten) y - -5,53+0,1357 x r - 0,97

figuur 24: takken per 100 planten y - -123,8+0,7044 x r - 0,89

figuur 25: gewicht (g) per 10 hoofdtakken y - 32,2+0,2224 x r - 0,80

figuur 26: gewicht (g) per 10 haken y - 5,33+0,1265 x r - 0,75

figuur 27: gewicht (g) van knollen en y - 318 +4,517 x r - 0,85

kralen 100 planten

Droog plantgewicht (g/10 planten) versus:

figuur 28: takken per 100 planten y - -92,4+5,138 x r - 0,91

figuur 29: gewicht (g) per 10 hoofdtakken y - 42,05+1,623 x r - 0,82

figuur 30: gewicht (g) per 10 haken y - 8,64 + 0,968 x r - 0,81

figuur 31: gewicht (g) van knollen en y - 484 + 33,66 x r - 0,88

(15)

13

-I •. I •

I •

; T

g 8 5 »

(Hamid ot/*> 3q9î«»>3ii*Td soeig'

S ' 8 9 i i n\ . «î 3 î!= MS > • » > •U 2 i i § i § 1 ,• «3)M 1K <*) jqapl»?l|t3 3«Soos« (t»ao£

i : I '•

5 • III

! S S 3

(Miotia oi/>) 3qdtA«S3u»t4 i»I

$ Ä 5 «j 3 ïî! WM M M » > > > M • NW — » r i ! ! s ,1 0»N IM 1*1(1**

(16)

14

s ; : i ei im (*) »*! îii 5 S« > > * ••«•M

'

!

I ! I l i 1

(r« 033M/S) o»t*i* «• »PieaM* ova )V1a*9

» in » » «nw «•30*14 001 '•* C î * M*«* 0t «M <«> >WM9

(17)

15

-I * • • * * * « * * • * I c * o <U >r u < 0 c co 1 1 + O : 23 72 <* <4 « O ] 32 1 1 ] •* (N *

I

•H . Cc*

(18)
(19)
(20)

18

-4. Diskussie

De gewenste CC^ concentraties konden redelijk tot goed worden gerealiseerd.

Freesia reageerde kwalitatief en kwantitatief ongunstig op lage CC^ concentraties en gunstig op concentraties tot + 600 dpm; daarboven werd geen verbetering meer bereikt. Van de belangrijkste produktiekenmerken konden de verkregen verschillen in uitkomsten voor een belangrijk deel worden verklaard aan de hand van de verschillen in gerealiseerde CO^ concentraties. De verkregen uitkomsten komen wat dat betreft overeen met uitkomsten van C09 onderzoek bij andere gewassen (Van Uffelen et al.,

1988). 1

Vergeleken met Moe (1984) werd ook een betere kwaliteit gevonden, maar geen snellere groei; Moe maakt geen melding van een hogere produktie terwijl dat in dit onderzoek wel het geval is.

Tot vier weken na het beëindigen van de bloemenoogst werden er CO2 concentratieverschillen gerealiseerd. Daarna moest er gedurende de resterende twee weken van de teelt te veel worden geventileerd vanwege de hoge temperatuur waardoor CO2 doseren en scrubben niet zinvol was. De produktie van knollen en kralen reageerde gunstig op concentraties tot 800 à 900 dpm en bleef achter bij concentraties < 340 dpm. In dit onderzoek werd op het moment van begin en einde oogst niet de

knolgrootte bepaald. Het is dan ook niet na te gaan wat de CO 2 bijdrage is geweest op de knol- en kraalproduktie na beëindiging van de

bloemenoogst, de periode dat normaliter de sterkste knol- en kraalgroei plaatsvindt. Belangrijk is in ieder geval wel dat ook de knol- en

kraalproduktie duidelijk werd beïnvloed door concentratie

verschillen. Dit was redelijkerwijs ook te verwachten, doch daarover is in de literatuur noch bij freesia, noch bij andere bol- en knolgewassen enige informatie te vinden. Een verklaring hiervoor zou zijn dat deze gewassen vrijwel allemaal buiten worden geteeld en vermeerderd, waarbij extra CO2 toediening niet mogelijk is.

Na deze positieve onderzoeksresultaten rijst de vraag hoe CO2 toe te passen op praktijkschaal. Momenteel worden er vrijwel alleen CO2 kachels boven het gewas gebruikt en zijn er maar weinig bedrijven met een

centrale CO2 doseerinstallatie. Vooralsnog lijken de mogelijkheden beperkt vanwege de geringe warmtevraag overdag, waardoor er over het algemeen beperkte hoeveelheden rookgas CO« beschikbaar zijn. Duidelijk is wel dat voor een optimaal CO2 gebruik ae CO2 in het gewas en

regelmatig verdeeld over de kas moet worden gedistribueerd. CO2 kachels boven het gewas lijken minder geschikt uit het oogpunt van een optimale toepassing. Een warmwateropslagtank lijkt ook niet haalbaar te zijn omdat in een vrij lange periode van het jaar de warmtevraag 's nachts gering of nihil is. Een mogelijkheid die overblijft is het vernietigen van warmte ten behoeve van CO,, produktie omdat dat nog steeds goedkoper is dan zuivere CO2. Een energie- en milieuvriendelijke oplossing is het echter niet. Toch zou het zinvol zijn om voor freesia de mogelijkheden van zuivere C0_ na te gaan. Intermitterend CO2 toedienen zou voor freesia een efficiënte methode zijn. Mortensen (1984) kwam tot perspectief biedende resultaten bij chrysant maar Nederhoff en Van Uffelen (1988) en Van Uffelen (1986) konden dit bij resp. paprika en komkommer niet bevestigen. Momenteel is er weinig belangstelling voor deze methode vanwege de geringe verwachtingen.

(21)

19

-problemen op te lossen om zoveel mogelijk uren rendabel CC^ te kunnen doseren.

2

De invloed van £e plantafstand was gering op de takproduktie per m . De produktie per m van knollen en kralen nam toe bij een hogere

plantdichtheid. Kwalitatief komt ruim planten duidelijk gunstiger uit de bus. Het benutten van de CO2 mogelijkheden via een hogere plantdichtheid lijkt niet de aangewezen weg, temeer daar het aantal uren dat gedoseerd kan worden per winter sterk kan variëren en derhalve een te onzekere

factor is. 2

In dit onderzoek gaf een plantdichtheid van 78 planten per netto m kwalitatief en kwantitatief het beste resultaat.

Evenals bij het freesia schermonderzoek (Doorduin 1983) blijkt in dit CO2 onderzoek verschillen in plantgewicht een belangrijke verklarende factor te zijn voor verschillen in produktie en kwaliteit. In het CO^ onderzoek was droog plantgewicht als verklarende factor gunstiger dan vers plantgewicht.

Meer inzicht in het belang van plantgewicht en het beïnvloeden daarvan kan een bijdrage leveren tot optimaliseren van produktie en kwaliteit bij freesia.

(22)

20

-5. Conclusie

Een verhoging van de CC^ concentratie tot + 600 dpm resulteerde, ongeacht de plantdichtheid, in een 20% hogere produktie van takken, knollen en kralen.

Ook de kwaliteit werd evenredig gunstig beïnvloed door hogere CO2 concentraties. Boven 600 dpm CO2 wordt nauwelijks of geen verbetering van produktie en kwaliteit gerealiseerd. De houdbaarheid werd gering doch positief beïnvloed door CO2 concentratie verhoging.

Concentraties lager dan 340 dpm komen in de praktijk regelmatig voor en gaan ten koste van produktie en kwaliteit.

Een hogere plantdichtheid leverde geen meerproduktie, maar ging duidelijk ten koste van de kwaliteit.

Gezocht zal moeten worden naar praktische toepassingsmogelijkheden om zoveel mogelijk uren CO2 te kunnen doseren bij freesia.

(23)

21

-6. Literatuur

Anonymus (1962). Koolzuurgas bij bloemen. Jaarverslag van het Proefstation voor Tuinbouw onder Glas : 116.

Doorduin, J.C. (1983). Invloed van schermen en temperatuurbehandeling van het plantmateriaal op de groei en bloei van drie freesiarassen bij de teelt voor herfstbloei. Intern verslag nr. 6. Proefstation voor Tuinbouw onder Glas 1:23.

Moe, R. (1984). CO. enrichment in Scandinavia. Acta Horticulturae 162:217-225.

Mortensen, L.M. (1984). Photosynthetic adaption in COj enriched air and the effect of intermittent CO« application in greenhouse plants. Acta Horticulturae 162:153-158.

Nederhoff, E.M. en Uffelen, J.A.M. van (1988). Effects of enrichment

on sweet pepper. Netherlands Journal of Agricultural Science 36:209-217.

Os, Peter van (1983). Positief effect van CO. bij freesia. Vakblad voor de Bloemisterij 49:42-45.

Uffelen, J.A.M. (1986). Invloed (X^ concentratie bij komkommer. Intern jaarverslag van het Proefstation voor Tuinbouw onder Glas. 59. Uffelen, L.G. van et al. 1988. CO2 in de kas. Brochure nr. 85 van het

(24)

O oo 3 0) a0 99 I 4 ON r». CO o o» , en <r ON oo ON

,

r-. f* 00 ON s en o m •sT en e CM CM CM en CM a 00 00 o ON ai CM CM CM CM CM V CM CN <n en CM CJ « CJ

«N S *A u"\ .—i 00 U"\ M i—i CM a es O ON M CM a en ON vO in

en en m en O 1 en O O CM CM CM CM CM CM O a 1 <n oo CM CN CM CN CM CM u-> sO r«» v£> sO CM en -J m CM •—t C/5 -J L/"N CM 00 00 o\ ON CN a ON sO fN en CN « CM a 00 m r»» en M CM a ON m en m -•««. en CN en en <n vA -N* CM CM CM CM m CM sC r«. Ov O 00 o 1 O* o O CM CM CM CM CM 1 o CM CM CM en CM o a C/i vO J o a to -H ^•4 en 1 o J CN -3 CM es a ON U"t GO CN CM /«•S CM a oo 00 sO Wl CM . a O r». fM m \ <N •«» <r -T CM CM m en ON ON O CM o CO t—* a oo CM CM CM CM CM „4 a. oo CM CM en en en r-» •>? • r-» o fs. en O co o 0) o a o ft* CU C o s e o* e CM a <N <N CM in Q0 CN a \0 ao O V 00 CM a -y en 00 CM "-N. r»«. m ••T h«. m CM CM CM CM CM «J m m en r-. 4J r-» en en en en <n wi T3 e m T3 j3 m U C O <6 9 « j_> •o fi *o a c <±- ai 00 e T5 •V e «M co 4> 00 e "O <0 CQ (Q 4J « <0 (Q « 4J co 4J 4-1 o) e m c «J ce « CO e w so e <s » <4-1 9 a a a a. a Q. e 8 y- ce «e F* « *•» oo a 4 a a a SM a a e a «m ce « w a e a a & (Q oo a ce a a a a

u fi T3 •o •o •O 4J ft. ce u T3 •ü •9 •o kl CL 9 T3 73 •o

e C "*»» •H ® e a •**> C0 e <0 CM O O o O e CM « CM 1-) u <0 CM O o o o a CM « CN U ce CM o o o o a »-4 O O o m 0) O -» O •H 4> O O o tr> 0» o o *4 « *«4 o O o m o» ft« u CM m NO o* CJ u eu o CO > eu u CM en v£> ON C3 u eu CJ AS > eu u CM en 9s o 00 o o o o o o o o V V •o c ce 4J •o fi SM « (0 ce JJ oo e •4M <e ce M Qw C ^ CM <e CM o O u o- u « 00 u 4» Q. -H 01 e •H ce "O ce a a o o jd e o 4J S a a o e u 3 « 3 u 4J <Q 0 u o U a> fi a « 3 a 4J 3 u C ce U ce •o e a « M 0 u NU a 8 00 ce e 4) U « ce T3 •« kl > fi O « • »•—s U « en U 3 00 «H 3 ce O « « en g 00 u • 3 e « en 00 8 a « 8 •o •o 0 FH ce e fi en •o •o « 4J ^ A « V V a 8 « CN « « 9 O o 00 N—' U — O ON On oe so r» N s a a a a. a. a û. •O 'V •© •« O O O O O «J O ia M n vfl o* <44 ce e r* ce «H > M 0 4) e 4) « « •H •o O 3 « .O O o 01 u u « -v. a •« e u 00 00 oo o» a U « u o PN r-. r-» r»» u a» ** a M u 4 0> 3 4> 1 •o 3 5 kl o u ce Uu ce 00 u vß N rs M ce o 41 CM CM CN CM « fi o & »M ^ >-4 a. ce a > V u oo 6 u ce 4) CO j* «*•4 00 0 e o "« W ^ o 0» o A • * » •o u u V O O O O i—l _4 *4 V V u O CD O «M fi ce 4J 00 •H PH fi 4J 4> ce 41 U « ki ce u 41 4J 0 4) ce CD 4J 00 •o O « CN CM O « 0> U V a a a a 00 T3 CL a. a. a ce T3 U u *4 O TS -T3 -O ^ a 9 U CM O O O O •H A o 01 U m « & O o o u CM en so <r\ on w o u U M e « v « *j ^ • SO »>» *4 «M « M a V 1 w « u 0) 1 ce *4 4> 3 1 ce U 4» t » ce 0 a u O •v u 1 CM 1 o a 1 u « u u U m 1 1 41 fi ce 1 V 0 w u ce V t u « 1 V 1 V CM SM 1 «e O «e 1 ^ a a 8 8 u e «M 1 ^4 a a a a ce ce < <e •9 T3 -o 4) > fi 1 41 9 1 kl u-i o o o U w > 1 41 vO v£ Sâ N£ 4) 3 1 00 CM en m co 4» 3 1 « V 1 «H O •o 1 ^4 O o 1 ce •H 1 « « v0 i4 1 "9 ki »M 4) /-s 1 u 4) a oo 1 ce 00 e 4> U *9 « 1 ce t ï 4) V fi i su en •« U 3 CD 4) O 1 4> 1 V 4) 41 3 Tj r«. 1 u a a 8 8 00 -* 1 u a a o. a

ce 'V O O •o ^ 1 « t « •o •o -o

a fi 4> 1 CM o o o o

(25)

y 0) 00 00 O O I rs» lA CM I ^ I N N N (S ^ n c cd ^ N N N N h N N CO N «C O N ci n N N N M CO I m f"» m co *& ^ rs N N N N m s O ® N >£ œ o CM CM «N CM

y- ce & s a e a & a & 4J «ç «o *o *o (0 cm o o o o H O O ^ O l A &- u N n vû a* , NO O ««» ON O , 1 1 sfr e ON O CM 8 1 CSI O 0) CN co m CO ro O 1 « 1 K CM N CM t 00 1 «3- 00 8 O* 00 CM O IA N0 co rs. fs. 00 s^ 8 1 <VJ O CM co IA CO CM r* CM CM CM CM CM Q C/3 00 CM >C J o* -J ON Y ^4 CM CM „L CN m M e sO O CO O K O 8 co lA 1 rs» ON ON ON IA 1 'S«» es O 1 VO co l-ri co O CM CM CM <o CM CnJ O a I rs co CM O O C/3 C/3 -J -J CM CM ON a 8 00 ON ON O co 1—4 CO co CO a B s%* cm O • O co CM O r- Cl CO co co O O O CO O 00 O rs, 00 O » O O *•4 CU CU e O e V 00 cm O O O V V s/ CM 00 CM 8 CS CM co CM CM 8 r». u IA co N£ O u N. CN •o • • X. r-. co m CO CO •• £ rs O kA •c O m c CO e «H 3 CO » • • 4J « 4J « •o te e «*- 00 u e •o *o 0 e <4-1 00 e ce co c « « « CM e CO M 4J ^ co AJ ** ^ co 4J ® e *•4 9) (D e M « >*- « « Ob U-i 8 8 8 8 CO « a. Vb CO —1 00 CD CL Q. CU a « 00 09 W Be *•-. l. co 00 AJ O e •v •o *o T3 U e Û. •H 0 e co 00 4J 8 0) CN «0 CM O -H O •W u 0 »H O O O lA 9 O O O © 8 4) CM 9 O **4 CM O •H b •«-1 0 CO CN O O O eu o aa a 0- u CM co VO ON O u Ou O es o CU O yfi o «J -S© lA \C fs, O **» 9 n n n n On © f) a» o N e a a e a a. a a. •o *a Tj *o 8 0) O t no es. Q N H CA J O © sT O O O «O to e *-m 9 w *-» « e «- « « «H 4J CL » sv N Q M © ^ © o a. u a o B 0) O NriffiN h ^ \û r» co ^ 8 I \o -4 ir> so ^ —I I m N rt N I < f l O O N CS I CN I 8 I LA -* O *û \ » oo < m in CM l a t co « ^ ^ I co rs. O co I I N h m IA I r-» O r-> I O -31 »tf *- 8 8 8 8 ce a o. a. o. 4j TJ T3 "O « CM O © O O h o o - » O ^ fi. O (N n se » O VA e m ON sO rs CM O» rs» ON O sf 8 1 1 1 fO c 1 « CO co •4- -4- « t ü 1 M CM M CM 1 rs 8 ON NO lA lA o> M 8 * rs 1 ^•4 O s«*. 00 CM 00 co 1 00 IA Ss. » CM Q CM CM CA CM CM CO CO co co a 00 co en lA 00 CM » J s6 00 -J 9 ~H 1 9" CM O CM 1 CO H 1 8 IA «y fcA 00 lA N 8 1 co lA CM V to rs. O lA V 1 co I 6 lA O O co co 1 O O lA CM 1 00 s6 ON O 1 CM O 1 C/5 00 to *u 1 -J -5 \ /—s CM H CM 1 IA B O ^ »A Os CL 8 1 sO «H x 00 O O lA 1 CO O O O^ a 00 CO s» rs ia m 00 ^4 O O O 00 1 O rs. 1 O O O O O O a t Ou O O O *S^ CU O O e -s». 00 V V 00 CM V CM t lA B CM 00 O* r» ON 8 ! CM 4J s-s. rs co rs co ^s-lA U"> •• 4J s** 1 £ rs t •o e X lA O •o e u IA ? » CO CO » ij m » 4J « 41 *o "O 8) 00 e «w 00 e c IM 4J e CO co 4J CO CO « e 9 4J u co e ij M u> ON CO 4J » G CO « -M «M « ® a a 8 8 <4-1 «0 e ce V a vw CB CO oo a ce eu a. a o. ce ^4 00 9 4J 0. e •-t « a e •C TS T3 e s^. fiu « «0 O e ta 8 CM « CM •^» u (0 CM O O O O e CM CO CM *-> O «e cm « O O •H « •H O O ^ O m 01 O O lu -» O ü O Ou O ca > eu u CM CO vC O* O CJ CU O ec Û eu u 0O O NO >A ^ lA ^ m Q I rs co 05 hJ a a a. û. •o *o *e <o • o I O N « N O *4 O U Û. u

(26)

CD

I

f"*l ^ PO fO o o" o" o"

» en pg —I CM I » . t o o o O • . n vC N N O O O O 00 I O O O O cs» I e I m sC I • • • • r- I O O O O m I ^ —• _< «w BS - B B a & & ±J c TS «O *© tj « es O O O O •H O O <"» O m a. ü m <n «a I en o •> • w o o M vO CO 1 CN CM O • • w o o ca o c o •• e CM « CM O ^ O ü û. O . r-* ®s ,-4 CM o (A «6 N \C <n a M S « O O -< 4) -H CN CN CN CN u ^ U *Ê4 fp^ p^ CN N CN K a <6 vC N ^ o rx* 8 ITI n N tTl <N P* IA rv » fN. m •S*. 1 sO CM O O *+ a ^ CM CM CN CM a CM J Vi o O CN p*4 u co O O CM CM 8 rv o P*- — ON H B iTt vfi <N •>s. iTi r-» r-» *-». m en o O © —« O — o 1 CM O ^ (N CM CM CM 1 CM O Q O ^ ^ ^ ^ W O w CO o" O -3 co O* o _2 CM B ® O* N H o CN 8 en p». «a r- «n »»«•» 00 O O ** — 00 H N CM «s CN f-j »4 r-* r-. »*-1 W O -1 O CD CD (0 s© O c> « 00 a. 00 CL os CM G e e as CM o" o" c 1 B « O N O o 1 B N (0 O vO U~i CN •v». » * •» « O r*» O H H •• O r«». -- n n M CN .. 1 in »-4 ^ ^4 *u e 00 m p* «4 *4 *e c CN 4J te w « lU •o *o ® «M "Ö •v 0) 0 e e «M 0 e G (M 4-1 «B « 9 00 4J ce <e <0 » 4J (0 4J 4J a 4J u 00 S ce 0) e 4> IU e a b b tw « 0) V IM 6 S B e <M « 00 <0 a a a cl te 00 oo <0 a a a a (0 •M

O Xi «Q ^ «O T3 jj CL <0 o 4J «T3 TJ «O «O 4J CL

b e e u e .. e "•N. •o « tN O O O O B CN a CM *»-> •o «B CM O O O O B CM (Q CM O O «J O Ift 4> O O O o o m <D O 1-1 o »4 Û» ü N W >Ô » O CJ a. o ao ft CL u CM m « ON O o a. u Wl CM o e o o Os 00 CN 4) «4- tn m un m U CM B 00 00 H M •"•v en O 00 »-H O 1 r-. \£> 00 en O r-* CN CO CM CN O B CN 00 00 o sO \0 r». r-s M &> in CO O en Vf m m "9 1 O CN •—1 O O CO m en /-y -J CM a B 00 -s. m r«» m en CN CM m o 00 lA sO vC m «M o rv O O • »-* O o e eu 00 CN o o c V V B 00 en ON CN r- o> &> CN X o r> m < « vC « sC T3 e 5 <0 « 4J 00 •v G •V G UM as m w <e e U (0 9 ±j ij « <0 m e 0J a B 8 B B «M « 00 C8 00 M « •a A "C3 •o a a. a « w Ou P»H o C e •«S. •»-> 0 e« CN o O o o B CN ce CN u w O o •» o m « o O GO o a. u CN en NO O u a. u # h < n <r en vfi 00 N rs. B B « V O O O O O O ^ ^4 w* u CM M CM N 8 ô « - ^ m pM •> • * * •> •M CN rs. 8 sô -tf sO 1 r»» CN 1 «•» CM ^ ^<4 a O O O O O a CN —1 PM f«4 •M (O O O CN ^ crj cT O «J -J CN <N 8 r«. es ^4 »4 8 »n v© in m ift N **». « iTl r«» O ift o 00 O O — w 1 CM O O O O O o 1 en O "-4 ^ ^ r-A t—4 O CO o" O O O CO O o J -J CM <N B -» en * •> A * un 8 r*» 00 oo « r«. • "O«. ik n • A oo ^ «M •M 00 o o o o O r«» "* i-* -- O • r^ H N >4 o tn co O QB m œ o CD 00 A. 00 û. o> eN e O V G Os CN e o C V 1 8 CM O 00 Is* 1 8 00 o o OS Os o r»«» -- N H -r»» O _I -- o O » m -- •« u> H P4 »4 H T5 C* e sO e CN « CN M te •o T3 B «M *o T5 ce O e e «M O S C <u M (B u a M 4J « « m 4J <8 4J (8 4J u te <e ao ce e ce (B e a» (U B B B B w <e « « SU 8 B B B lM « 00 (S o. a a a te 00 00 « o. a a a te •H o 4J n -o •« •« u eu 9 O 4J •e u -o ^ u ÛM u e • C b G G T3 es CM O O O O B CN te cm •»-) •o 9 CN o o o o 8 CM 9 CM O o «•» o ^ « O w o •4 O o ^ O *ft « O o X a. o CN en « a* O u a. u (A K a. ü n en « o* O u CL

(27)

en s£ o» o U*1 . Os Os Os 00 sO s _« o r-» e Os es en m es 0) CN es a> O o CS g O» Os m 00 H es »4 B O CS 00 p-». r-» pN 00 r«. 00 O en p^ fM -» » es es •—. 00 O 1 O -3- «M «M p* Û Os CS Vi es VI p4 -J -J CS cs e Os O sC CS r- M B cs «•» OS r-» m M Os r*. r». m *-•» Os cs en en es o O «•H «M O es 1 ao ers C O <i> O |M Û 1 00 CS « •> W J* C/3 Os P-» -J M -J c ce 4) CS 4J cs B O r— 00 00 •v B en m ps. CS e e r-en (N 00 «M *»». O en en « (0 OO es CS 0 00 p* w p"4 pN PH r«* a O o o O o o 0 p»». O O CQ £ O O B -C eu * O. o o o o o o O c o O CS V V V «s V V t—i s m en r-». sÛ B CM OO en es •— m CO Cv Os <T IJ -N* CNJ «4* m «A u u es Cs» es es ai r». •M « 0) m •o a w-\ •v & O. e « /•s G ce /-s c >• .U 00 • • M 00 V •o 0} w •C *v » NMS «* e e «M e e u-* es <t A3 « en .O 03 ce (Q 4J CS CO u M cs £ W 4J es X 4J CR ce e U ® m c u

« U-l B g B B SM <8 U_i 6 B e B <** « «

QO CO a a a a <0 1-4 00 » «B a Cl a a «d «H 00 ? CO CO u "a •o •o a. <B V M •v •o •o TJ ij <8 4>

4J e e -»». P4 00 e c ^ 00 •*n e te CN o o o o B CM ee es *-> .* (0 CS o O o O B es « es •H <8 O o *$• o iTi a) O O •H CQ O o <»• o m « O •H O •H CO < CM u es m S© Os o U O CQ H CU O es en sO Os U o Û- u ea H j en 40 m os I ^ se <N I 6 I I CS s© -O . O I pH I I < lA vD vo «A N CD m p*. •»s- vO rs. 00 sO 1 .. m 1 » I 1 •* M •u e CO •o e 1 1 •O en e «m CQ 1 co ce jj 1 4J 4i » 1 09 e SM <0 a a. a a. B B B 6 1 1 w- ce CQ M •o •v •o «o 1 «j a.

e c ^ ce CN o o o o B i O o 'T o m « 1 es q) cs O O A. o cs en so Os o i O a. a N CS I • • O n N VJ p* i00."! Vi oo «"» CS O o o w O O O o> Os r» P-» 00 m \£> w en t Os P»> es oo B vO O sO sO s£ B 1 os en r«- p>* •N» S en 00 m Os « ^>4 ^4 V V 1 oo en r*. r*. ««• O t3 o 1 p^ wM es S O o oo o CS B fs. <M O» es CS N es 1 B O sO vC -9 M H "«s. r«» r«- P»» vO r*. O en i/> rs» 1 r«» CN «.» m sO Os >o 1 en M V «M Q en pH S oo en m vo en à Pv O O CN es V3 es tM pH p^ «-4 Vi p^ NJ o Xi iJ ij c es B o> O oo r- cs 0) cs . 00 B Os Os lA ^ sO M e B rs. en Os »4 00 sO rs. sO vO os en r» r«. «4" m ir\ en r-< P"h sO u-s 4> O O 1 <• 00 b O 00 >T 00 P^ •«» 1 es m X O O »-4 Vi Q es a V O a V) ^4 r-» en u 0 •o PJ ta es B Os Os r»» r- 00 a> e CS B sO Os en os P*. w B Pi O es O en 00 es C "•s. sO sO sO sO sO j* cs oo en 00 Pv -» -S». o 00 r». ao 00 0) 00 0) B oo »M cs 4J 00 co en 00 oo cs 4J fs. e « b O r— O <ä-O a O X r-» u O o O ® CQ 4J a* 0k PH 4J O c O » o O e a es B 00 P» m so u 4) a> es e B oo o NO OS O V ai es 00 B 00 -< os es o V

SM sO sO sO NO sO oo en «O sO •*»» un oo ITI -& sO

ce pv C u r— ce r» oo en r*> oo

e A V •o M xTs i—i p* p^ pM •o

ce e a G G

> v <0 ce

•v c CD

c •v u a> •o 0) 00 •O •v «

4> e « M 0 G SM O G G IM

Os 00 ce » o M ce ce CO *-« 0 ce CQ ce

ce M es ce 4J U es a» ja M M

•o ce Û M OO CB G 00 « CO e

« «M B S B 8 Vi a> «M B B B 6 ce IM 6 S B B «M ce

00 «e & o. a a. _3 00 pH «0 CL & a a CQ 00 « eu &. CU Q» te

CQ ce u *o •© T3 T3 ce ce •o ^ •o -o M a. ce ce iJ •o •O "V M

•H M e C u e e pH ce e C

-n e ce es O O O O B V •«n G ce es o O o o B CN ce es *-) M <0 es o o o o B es ce es

•H ce O o O m CQ O o O in 0) O •H O •H O »H O o O «A 4> O p^ O

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

wordt gedoseerd. Zonder doseren moeten de ramen wijd open, met doseren juist dicht. Het is goed mogelijk om beide scenario’s binnen één bedrijf volgtijdelijk toe te passen, maar

De ontwikkeling (realisatiefase) en het gebruik na realisatie zijn reeds getoetst aan de ISHD voor soorten en habitattypen voor Meijendel &amp; Berkheide. Indien aan

Behalve dat deze variant de mogelijke problemen met betrekking tot de eigendomskwestie oplost (omzeilt), wordt hiermee voldaan aan rechtsoverweging 26 van de richtlijn (die niet

The metathesis-isomenratlon expetiments were camed out wlh Grubbs 1 as a catalyst and Mth 1-pentene as a StarIhg material for the metathesis. Dfferent reaction times,

Linear model of single-layer machine with un-equal teeth (not to scale). Optimised cogging torque waveforms. Optimised torque ripple waveforms. Optimised maximum torque

It has been the claim of Joseph Smith, the founder of Mormonism or the Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, and through his primary writing, the Book of Mormon, that

Characters protesting against the socio-political structures developed in Afrikaans drama. from secondary characters to main characters, from antagonists