• No results found

Waarom zoeken narcisten bevestiging van anderen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waarom zoeken narcisten bevestiging van anderen?"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waarom zoeken narcisten bevestiging van anderen? Wiebe Korf Wiebe Korf Bachelorscriptie Januari 2016 Studentnummer 10343903

Universiteit van Amsterdam Begeleider: Eddie Brummelman 4860 woorden

(2)

Abstract

Narcisme is een persoonlijkheidstrek die gekenmerkt wordt door gevoelens van superioriteit en grandiositeit. Tegelijkertijd hebben narcisten een voortdurende drang naar bevestiging van anderen. Dit mondt uit in een paradox. Waarom willen narcisten zo graag deze bevestiging als ze zich zo goed voelen over zichzelf? Dit literatuuronderzoek

beantwoordt deze vraag door een verklaring van narcisme te zoeken in twee modellen. Allereerst wordt het verslavingsmodel behandeld. Drie kernconcepten van verslaving worden voor een substantieel deel ook in narcisme teruggevonden; het model stelt dat narcisten verslaafd zijn aan bevestiging. Vooral voor het kernconcept hunkering is evidentie dat dit bij narcisme en verslaving op eenzelfde manier plaatsvindt. Daarbij wordt gekeken naar het model van verborgen onzekerheid. Het model stelt dat de grandiositeit waarmee narcisten zich manifesteren een masker is om negatieve gevoelens te verbergen. Negatieve gevoelens en zelfs depressiviteit blijken veelvuldig aanwezig bij narcisten. Verschillende studies vinden een verschil tussen expliciete en impliciete zelfwaardering van narcisten. Deze resultaten zijn lastig te interpreteren omdat aan de validiteit van impliciete meetinstrumenten en de NPI gewtijfeld wordt. Praktische implicatie van het verslavingsmodel wordt besproken. Suggesties voor vervolgonderzoek worden vooral gedaan voor het model van verborgen onzekerheid, zodat uiteindelijk ook naar de praktijk gekeken kan worden.

(3)

Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Het verslavingsmodel 5 2.1 Hunkering 6 2.3 Gewenning 7 2.4 Ontwenning 9

3. Het model van verborgen onzekerheid 11

3.1 Het model als defensiemechanisme 12

3.2 Impliciet vs. expliciet 14

3.4 De bogus pipeline methode 16

4. Conclusie en discussie 17

(4)

Waarom Zoeken Narcisten Bevestiging van Anderen?

Wanneer in het dagelijks leven over narcisten gesproken wordt dan gaat het vaak over eigengerichte mensen die hun aandacht alleen op zichzelf gericht hebben. Narcisten voelen zich beter dan anderen en willen ook op een speciale manier behandeld worden (Morf & Rhodewalt, 2001). Ondanks deze hooghartigheid beschrijven mensen narcisten in hun omgeving vaak als innemend en charmant op het eerste gezicht. Narcisten zoeken in dagelijkse interactie met anderen naar bevestiging en vragen voortdurend om bewondering. (Thomaes, Bushman, Orobio de Castro, & Stegge, 2009). Deze zucht naar bevestiging gaat zelfs zo ver dat narcisten er naar hunkeren; narcisten vissen naar complimenten en scheppen over zichzelf op. Het vragen om bewondering komt doordat narcisten een grote neiging hebben tot self-enhancement (Morf, Torchetti, & Schürch, 2011); narcisten willen zich voortdurend geweldig voelen over zichzelf (Sedikides & Gregg, 2001) en proberen hun zelfbeeld constant op te poetsen. Narcisten voelen zich superieur en grandioos; narcisten hebben een zeer opgeblazen gevoel van zichzelf (Campbell, Rudich & Sedikides, 2002) en voelen zich speciaal en uniek. Vooral in relatie tot anderen voelen zij zich beter (Bogart, Benotsch & Pavlovic, 2004). Narcisten vinden het hierom ook fijn zich te vergelijken met anderen.

Narcisme is een persoonlijkheidstrek die bij mensen in meerdere of mindere mate voor kan komen. Narcisme wordt gemeten met de Narcissistic Personality Inventory

(NPI)(Twenge, Konrath, Foster, Campbell, & Bushman, 2008). Narcisme is één van de meest onderzochte persoonlijkheidstrekken en de studie ernaar gaat ver terug naar de negentiende eeuw (Campbell & Foster, 2007). De hunkering naar bevestiging gepaard met het gevoel van superioriteit wordt als paradoxaal beschouwd (Thomaes & Brummelman, 2016). Als iemand

(5)

ervan overtuigd is beter dan alle anderen te zijn, waarom moet dit dan constant bevestigd worden?

Het gevoel beter te zijn dan anderen definieert narcisten. Dit gevoel domineert een groot deel van hun gedachtegang. (Cain, Pincus & Ansell, 2008). Narcisten proberen het gevoel van superioriteit en grandiositeit in stand te houden door een reeks aan intra- en interpersoonlijke strategiën (Morf & Rhodewalt, 2001). Vooral interpersoonlijk proberen narcisten ervoor te zorgen dat ze een continue stroom bevestiging krijgen die bij hun eigen opgeblazen beeld van zichzelf past. Narcisten zijn charmante, extraverte personen die op het eerste gezicht sociaal zeer vaardig zijn (Bradlee & Emmons, 1992, Oltmanns, Friedman, Fiedler & Turkheimer, 2004). Hierom worden zij in nieuwe groepen snel aardig gevonden, daarbij zorgen zij ervoor dat ze in het middelpunt van de aandacht staan. Op deze manier krijgen narcisten de feedback die ze willen, een bevestiging van hun superioriteit.

Na verloop van tijd worden narcisten alleen veel minder aardig gevonden (Paulhus, 1998) en blijft de bevestiging en bewondering uit. Personen in hun omgeving hebben op een gegeven moment genoeg van de vraag om aandacht en bevestiging en beoordelen het gedrag van narcisten als negatief Narcisten kunnen slecht omgaan met deze afwijzing en hun ongestilde hunkering naar bevestiging. Ze kunnen zelfs aggressief worden (Bushman & Baumeister, 1997, Twenge & Campbell, 2003), enerzijds om hun hunkering naar bevestiging te stillen, anderzijds om de mensen die hen niet meer aardig vinden in diskrediet te brengen (Baumeister, Bushman, & Campbell, 2000). Door mensen met een negatieve houding in diskrediet te brengen verliest hun negatieve houding in de ogen van narcisten ook zijn waarde.

Het gevoel van grandiositeit en het gevoel van superioriteit bestaan naast elkaar. Hierdoor bestaat de narcistische paradox uit een voortdurende hunkering aan de ene kant en uit bevestiging en bewondering aan de andere kant. Narcisten voelen zich het leukst, de beste,

(6)

het meest interessant. Alleen willen ze hierbij ook daadwerkelijk het leukst, de beste en het meest interessant gevonden worden. Voelen narcisten zich dan wel echt beter dan anderen? Het kan ook zijn dat dit gevoel fluctueert over tijd (Campbell & Miller, 2011). De vraag van deze literatuurstudie luidt hierom: Waarom hebben narcisten behoefte aan bevestiging? Twee modellen die een antwoord kunnen geven op deze vraag zijn ten eerste het verslavingsmodel en ten tweede het model van verborgen onzekerheid. Het verslavingsmodel legt de paradox uit door overeenkomsten te laten zien tussen narcisme en verslaving (Baumeister & Vohs, 2001). Het model van verborgen onzekerheid doet dit door in te gaan op de zelfwaardering van narcisten (Tracy & Robins, 2003). Het verslavingsmodel wordt eerst besproken.

Het verslavingsmodel

Het verslavingsmodel (Baumeister & Vohs, 2001) stelt dat narcisme en verslaving op eenzelfde manier werken. Het model tracht het parallel bestaan van een gevoel van

superioriteit en grandiositeit aan de ene kant en de hunkering naar bevestiging aan de andere kant te verklaren door het te vergelijken met verslaving. Baumeister en Vohs (2001) stellen dat narcisten op verslaafden lijken doordat ze hunkeren naar bevestiging en bewondering, naar verloop van tijd hier meer van nodig hebben voor hetzelfde gevoel. In het model lijken narcisten ook op verslaafden omdat ze ontwenningsverschijnselen vertonen wanneer ze geen bevestiging meer krijgen. Als narcisten de bevestiging en aandacht krijgen waar ze zo naar verlangen voelen ze zich goed en boven anderen uitsteken. Dit doet lijken op de kortdurende high die verslaafden krijgen na het nemen van drugs. Dit gevoel fluctueert, na verloop van tijd werkt deze drug uit. Een hunkering naar bevestiging ontstaat als reactie op het uitwerken hiervan. In het model wordt uitgegaan van drie kernconcepten van verslaving; namelijk hunkering, gewenning en ontkenning. In deze studie wordt hierom ingegaan op alle drie de concepten om tot het toetsen van de analogie en daarmee de hypothese te komen.

(7)

Hunkering

Iedereen verlangt naar een gevoel van controle en voelt zich bedreigd of gekwetst als dit gevoel in het geding komt (Smith & Mackie, 2014). Narcisten verlangen buiten een gevoel van controle ook naar een gevoel van superioriteit (Baumeister & Vohs, 2001) Het

verslavingsmodel gaat ervan uit dat narcisten dit gevoel ervaren alsof zij een drug krijgen. Zij krijgen dit gevoel of deze drug door positieve aandacht en waardering van de mensen om hen heen, die de bron zijn van hun drug. Zogezegd is de bewondering en bevestiging van anderen slechts een middel om het doel, het superieure gevoel, te bereiken.

Het verslavingsmodel gaat ervanuit dat narcisten veel meer hunkeren naar deze sociale bevestiging dan anderen dat doen (Baumeister & Vohs, 2001). Sociale bevestiging om tot een positieve zelfwaardering te komen wordt weliswaar door veel mensen verkozen boven andere beloningen (Bushman, Moeller, & Crocker, 2011), maar narcisten zijn nog eens extra bezig met het verhogen van zelfwaardering in vergelijking met anderen (Rhodewalt, Madrian, & Cheney, 1998, Crocker & Park, 2004). Onderzoek laat zien dat narcisten überhaupt gevoeliger zijn voor beloningen en hier ook meer op uit zijn dan anderen (Lakey, Rose, Campbell, & Goodie, 2008). Als kinderen al een grote gevoeligheid voor beloningen ontwikkelen wanneer ze jong zijn ontstaat er een grotere kans op afhankelijkheid van belonende stimuli op latere leeftijd (Elliot & Trash, 2002). Narcisten zijn ook bereid verder te gaan om aan hun beloning, hun drug, te komen dan mensen met weinig narcistische trekken (Foster, Shenesey, & Goff, 2009). Narcisten durven ook grotere risico’s te nemen dan anderen om hun hunkering te stillen omdat ze een ander beeld hebben van wat een situatie op kan leveren. *

Narcisten proberen in de nabijheid van anderen te blijven omdat sociale situaties de bron zijn van hun drug, de bewondering en bevestiging (Bizumic & Duckitt, 2008, Thomaes, Bushman, Orobio de Castro & Stegge, 2009). Narcisten proberen het middelpunt van de

(8)

attentie te zijn en boven iedereen uit te steken, zonder uiteindelijk echt warme sociale banden op te bouwen. Het hunkeren naar bevestiging is voor narcisten zodanig een belangrijk

onderdeel van hun wezen dat zij zelfs hun romantische partners hierop uitzoeken (Campbell, 1999). Narcisten zoeken bewust en onbewust romantische partners die veel aandacht en bevestiging kunnen geven. Diepgaande intieme relaties gaan narcisten uit de weg. De partner kan ook weer worden gebruikt als trofee, om mee te pronken en bewondering van anderen mee op te wekken (Tanchotsrinon, Maneesri & Campbell, 2007). Narcisten zoeken in hun partnerkeuze het liefst iemand met wie zij een oppervlakkige relatie kunnen hebben waar zij veel bewondering uit kunnen halen Op deze manier is een grote bron van beloning nabij.

Gewenning

Omdat de mensen in hun omgeving narcisten als minder positief gaan zien en minder gaan waarderen (Paulhus, 1998, Baumeister & Vohs, 2001) komt de bewondering die

narcisten krijgen vaak na enige tijd niet meer overeen met de bewondering waar ze naar hunkeren. Bij een verslaving treedt eenzelde proces op. Bij een verslaving heeft iemand meer van een drug nodig en wendt daarbij ook steeds nieuwere minder effectieve methodes aan om aan dezelfde beloning te komen (Hyman, Malenka, & Nester, 2006, Robinson & Berridge, 2003); er treedt gewenning op. Het verslavingsmodel stelt dat narcisten steeds vaker naar bevestiging zoeken totdat ze er volledig door in beslag genomen worden (Baumeister & Vohs, 2001) en hier uiteindelijk aan onderdoor gaan. Dit proces herhaalt zich hierna weer. Evidentie voor een toenemende tolerantie voor bevestiging bij narcisten is echter afwezig in de

literatuur.

Wel is te zien dat narcisten zich anders gaan gedragen over tijd, net als verslaafden die afhankelijker worden van drugs. Narcisten worden op een gegeven moment geconfronteerd met situaties waarin zij zich niet meer kunnen presenteren op de manier waarop zij zichzelf

(9)

zien (Küfner, Nestler, & Back, 2013). Ze zien zichzelf als iemand die boven de rest uitsteekt en meer aandacht verdient dan anderen, maar schreeuwt hierbij des te harder om aandacht. Dit vormt een bedreiging voor hun zelfwaardering. Narcisten kunnen op een negatieve, arrogante en aggressieve manier reageren wanneer zij hiermee geconfronteerd worden(Heatherton & Vohs, 2000, Rauthmann, 2012). Ook worden zij door dit gedrag als negatief en

onbetrouwbaar gezien (Leckelt, Albrecht, Kufner, & Back, 2015). Drugsverslaafden worden door hun preoccupatie met drugs ook vaker als onbetrouwbaar gezien (Altman et al., 1996) De negatieve aspecten van narcisten worden hierom als nóg negatiever ervaren. Dit

veroorzaakt een negatieve spiraal waarin narcisten proberen op een steeds negatievere minder effectieve manier aan hun beloning te komen. Volgens het verslavingsmodel zullen narcisten steeds meer moeite steken in de zoektocht naar hun beloning, die ten koste zal gaan van hun sociale imago. Omdat het gedrag van narcisten anders wordt gaan mensen hen ook weer minder aardig vinden (Paulhus, 1998).

Bij gewenning is bij zowel verslaving als narcisme te zien dat het goede gevoel van de bevrediging van de hunkering op korte termijn een positief effect heeft. Zowel verslaving als het opgeblazen gevoel van superioriteit geven echter op lange termijn nadelige effecten (Robins & Beer, 2001). In een vroeg onderzoek naar de invloed van narcisme op

werkgerelateerde sociale relaties (McCall & Lombardo, 1983, aangehaald in Robins, Tracy & Shaver, 2001) kwam naar voren dat op lange termijn narcisten vaak ruzie kregen op werk of probeerden collega’s te domineren en vaak ontslagen werden. Uit een onderzoek naar contraproductief werkgedrag en narcisme (Penney & Spector, 2002) bleek dat mensen met een hogere mate van narcisme meer contraproductief werkgedrag vertoonden en dat dit gedrag erger werd over tijd. Zo probeerden zij bijvoorbeeld zaken te saboteren.

(10)

Niet alleen op werk veroorzaakt narcisme na een tijd spanningen. Ook in andere sociale contexten zorgt gewenning er voor dat anderen, van vrienden en familie tot partners, minder geneigd zijn om met narcisten om te gaan (Miller, Campbell & Pilkonis, 2007). Omdat de sociale omgang afneemt kan het zijn dat een narcist na verloop van tijd geen

bevestiging meer van deze personen Narcisten kunnen dan juist dwingender en egocentrischer proberen bewondering van anderen te vragen. Dit werkt weer averechts waardoor vrienden en partners stoppen met het onderhouden van sociale relaties. Hetzelfde gebeurt wanneer een verslaafde beroep doet op zijn sociale omgeving om zijn hunkering naar een drug te stillen (Altman et al., 1996).

Als gewenning optreedt hebben verslaafden vaak meer over om hun beloning te krijgen dan eerst (Berridge & Robinson, 2003). Het verkrijgen van drugs wordt voor hen de eerste prioriteit. De focus op de beloning wordt ook vertoond door narcisten. Dit werd treffend neergezet in een onderzoek over de tragedy of the commons (tragedie van de meent) (Campbell, Bush, Brunell, & Shelton, 2005). Deelnemers werd gevraagd zich in te beelden te werken bij een houtkapbedrijf en naargelang het bos het aan kon hout te kappen. Het totale gekapte hout was in deze opzet de beloning. Narcisme was gerelateerd aan het kappen van meer hout en een snellere verdwijning van het bos. Gesteld werd dat narcisten een nadelig lange termijn-effect voor iedereen over hebben voor een korte termijn-beloning.

Ontwenning

Het derde kernconcept dat gedeeld wordt door verslaving en narcisme is ontwenning.. Bij een verslaving kunnen ontwenningsverschijnselen zich manifesteren door uiteenlopende fysieke klachten, maar ook door gevoelens van prikkelbaarheid en rusteloosheid (Berridge & Robinson, 2003). Het uitblijven van een beloning kan tot aggressief gedrag leiden. Wanneer het gevoel van superioriteit vermindert omdat de beloning, de bevestiging, uitblijft zal een

(11)

narcist zich net als bij een verslaving slecht voelen. Bij kinderen is gekeken in hoeverre hun zelfbeeld afhankelijk was van het oordeel van andere kinderen (Thomaes et al., 2010). Wanneer narcistische kinderen te maken krijgen met een afwijzing door leeftijdsgenoten gaat dit zeer ten koste van hun zelfwaardering en voelen zij zich slecht over zichzelf. Hun

zelfbeeld is snel aangetast. Ook kunnen narcisten zelfs aggressief worden wanneer zij geconfronteerd worden met gevoelens van schaamte (Thomaes, Stegge, Olthof, Bushman, & Nezlkek, 2011).

Het verslavingsmodel stelt dat narcisten en verslaafden proberen hun high niet te verliezen. Zo kan het gebeuren dat verslaafden ontkennen een probleem te hebben (Rinn, Desai, Rosenblatt & Gastfriend, 2014). Het kan ook zijn dat verslaafden niet willen inzien of toegeven hoe slecht hun situatie is. Op dat moment wordt ontkenning als

verdedigingsmechanisme gebruikt, om niet toe te hoeven geven dat hun high over is. Zulke verdedigingsmechanismen worden ook door narcisten veelvuldig bewust dan wel onbewust gebruikt wanneer zij, op zoek naar bevestiging, worden geconfronteerd met hun gedrag (Kernis & Sun, 1994). Narcisten zullen negatieve feedback en het uitblijven van bewondering en bevestiging toeschrijven aan zaken buiten henzelf om. Positieve feedback wordt juist groot uitgemeten of onterecht aan henzelf toegekend (Stucke, 2003). Deze positieve attributiefouten worden veel gemaakt door narcisten.

Conclusie

Narcisme is van invloed op het beloningssysteem omdat narcisten gevoelig zijn voor bewondering en bevestiging. Narcisme wordt in de kindertijd ontwikkeld door een

gevoeligheid voor beloningen (Thomaes & Brummelman, 2010). Deze gevoeligheid kan versterkt worden doordat ouders kinderen op een overdreven manier positief bekrachtigen (Foster & Brennan, 2011). Deze manier van bekrachtigen wordt meer gezien bij ouders die

(12)

kinderen kinderen opvoeden zonder duidelijke grenzen. Zij geven kinderen vaak een beloning ongeacht of de kinderen daar iets voor gedaan hebben of niet.

Narcisten halen deze beloning voor een groot deel slechts uit het gevoel van

superioriteit en grandiositeit, waar anderen op meer manieren beloningen zoeken. Deze focus is net als bovengenoemde hunkering, gewenning en ontwenning overeenkomstig met een verslaving. Het verslavingsmodel stelt dat narcisten verslaafd zijn aan bewondering en bevestiging. Hoe narcisten hiernaar hunkeren komt sterk overeen met hoe verslaafden naar drugs hunkeren. Dat gewenning bij narciusme op een identieke wijze als bij verslaving een rol speelt blijkt niet direct uit de literatuur. Bewijs voor een toename in tolerantie voor

bevestiging en bewondering ontbreekt, alhoewel veel aspecten die met gewenning te maken hebben ook voorkomen bij narcisme. Als laatste worden ontwenningsverschijnselen door narcisten wel vertoond, maar vrijwel alleen psychisch.

Het model van verborgen onzekerheid

Een andere manier om te kijken naar waarom narcisten bevestiging van anderen zoeken is via het model van masked insecurity (verborgen onzekerheid). Dit model gaat ervan uit dat narcisten bevestiging zoeken om hun zelfbeeld intact te houden. De grandiositeit die narcisten vertonen is volgens het model een ‘masker’ waar narcisten zich achter verschuilen (Thomaes & Brummelman, 2016). Narcisten proberen alle aandacht op zichzelf te richten, op te scheppen en zichzelf er beter uit laten zien dan ze daadwerkelijk zijn. Op deze manier voelen zij zich goed. Achter het masker voelen narcisten zich juist onzeker en minderwaardig. Het zelfbeeld van narcisten staat volgens het model op losse schroeven. Om het zelfbeeld niet aan te tasten verbergen narcisten hun onzekerheid achter dit masker.

(13)

Het model van verborgen onzekerheid als defensiemechanisme

Verschillende theoriën (Tracy & Robins, 2003) wijzen erop dat het masker waar narcisten zich achter verschuilen al ontstaat in de kindertijd. Door kinderen veel opgeblazen complimenten te geven en te prijzen leggen ouders een grote druk op kinderen om te presteren naargelang de complimenten. Als ouders hun kinderen op een overdreven manier vertellen dat ze iets goed gedaan hebben kan dit onbedoeld negatieve gevolgen hebben (Brummelman, Thomaes, Orobio de Castro, Overbeek, & Bushman, 2014) De kinderen hebben het idee op te moeten leven naar een te hoge standaard. Wanneer dit niet altijd lukt faalt het kind in zijn eigen ogen.

Verschillende theoriën stellen dat het kind dit probleem oplost twee aparte representaties van zichzelf te vormen (Tracy & Robins, 2003). Ze vormen een impliciet (onbewust) negatief beeld en een expliciet positief beeld. Het impliciete beeld is het

onderliggende beeld wat het kind van zichzelf heeft en waar alle negatieve zelfwaardering in opgenomen ligt. Impliciet kan hierin het best worden gezien als automatisch of onbewust (De Houwer, 2006). Het meten van deze interne eigenschappen kan worden gedaan door

instrumenten die de impliciete gevoelens zichtbaar kunnen maken (De Houwer, Teige-Mocigemba, Spruyt, & Moors, 2009). Bij het meten van impliciete zelfwaardering is het belangrijk vooraf uit te sluiten dat er andere variabelen gemeten worden. Dit is belangrijk omdat er anders ruis ontstaat in de resultaten en omdat je vanwege het feit dat je onbewuste gevoelens meet niet achteraf na kan gaan wat er precies gemeten is (Zeigler-Hill & Jordan, 2010). Het beoordelen of dit correct gebeurt is lastig (Zeigler-Hill, 2006) en verschilt per meetinstrument. Op verschillende meetinstrumenten wordt in deze paragraaf verder ingegaan. Expliciete zelfwaardering kan daarentegen gemakkelijk gemeten worden door mensen te vragen wat ze van zichzelf vinden.

(14)

Met de constante bevestiging en bewondering van anderen kunnen narcisten de diepgewortelde gevoelens van inferioriteit verstoppen voor zichzelf en anderen en dit maskeren met een gevoel van superioriteit (Bosson, Lakey, Campbell, Zeigler-Hill, Jordan, Kernis, 2008). Het model van verborgen onzekerheid is op deze manier een

defensiemechanisme om niet toe te hoeven geven aan gevoelens van inferioriteit. Het model stelt dat de grandiositeit van narcisten een facade is waar ze achter schuilen. Narcisten doen volgens het model heel zelfverzekerd, gedragen zich superieur en zijn beter dan iedereen – maar toch heel onzeker.

Dit wordt ondersteund door de verschillende persoonlijkheidstrekken die narcisten hebben naast de narcistische persoonlijkheidstrek (Ronningstam, 2011). Verlegenheid, onzekerheid, kwetsbaarheid, angsten, gevoelens van minderwaardigheid en onkunde, fragiliteit en zelfs depressie zijn onder de persoonlijkheidstrekken die narcisten laten zien (Chabrol, Labeyrie, Rodgers, & Levenson, 2010) Ook blijken persoonlijkheidskenmerken die niet makkelijk met elkaar te verbinden zijn zoals perfectionisme, depressiviteit en narcisme binnen dezelfde persoon voor te komen (Tritt, Ryder, Ring, & Pincus, 2010). Narcisme en depressiviteit bleken in dit onderzoek ook gerelateerd te zijn. Ook werd geconcludeerd dat narcisten zich depressiever gaan voelen doordat ze niet de bevestiging krijgen die ze willen (Kealy, Tsai, & Ogrodniczuk, 2012) Deze factoren ondersteunen het model van verborgen onzekerheid; narcisme en negatieve gevoelens van depressiviteit gaan hand in hand. Er wordt met deze factoren alleen niet gekeken in hoeverre ze betrekking hebben op het zelfbeeld.

In een ander onderzoek werd wel (indirect) gekeken naar persoonlijkheidstrekken en zelfbeeld. (Thomas, Al Hashmi, Chung, Morgan, Lyons, 2012). In dit onderzoek werd laten zien dat mensen die zichzelf het meest positief omschrijven later in een herinneringstaak meer negatieve woorden over persoonlijkheid wisten te onthouden. Ook konden de deelnemers die

(15)

in het hoogste kwartiel scoorden op de NPI zich meer negatieve persoonlijkheidstrekken herinneren. Narcisme hing ook samen met het positief beschrijven van jezelf. Dit onderzoek laat zien dat narcisten zichzelf zeer positief beschrijven en zichzelf positieve eigenschappen toedichten, maar impliciet ook een neiging hebben tot negatieve persoonlijkheidstrekken.

Impliciet vs. expliciet

Volgens het model van verborgen onzekerheid zouden narcisten in hoge mate een positieve expliciete zelfwaardering hebben en een lage impliciete zelfwaardering (Bosson, Lakey, Campbell, Zeigler-Hill, Jordan, & Kernis, 2008). Ondersteunende resultaten werden gevonden in meerdere onderzoeken (Jordan, Spencer, Zanna, Hoshino-Browne, & Correll, 2003, Zeigler-Hill, 2006) waarin gebruik gemaakt werd van impliciete associatietests (IAT). Deze tests meetten de reactiesnelheid van deelnemers die zo snel mogelijk woorden gingen categoriseren. Woorden zijn gelabeld als aangenaam, onaangenaam, ‘zelf’ en ‘niet-zelf’. Impliciete zelfwaarderlukking kan gemeten worden door te kijken naar de reactiesnelheid en combinaties van labels. De overtuiging is dat iemand met een hoge impliciete zelfwaardering sneller reageert wanneer aangename woorden met ‘zelf’ gecombineerd moeten worden.

Desondanks werden tegenstrijdige resultaten gevonden met dezelfde tests. De resultaten werden later ook niet meer gerepliceerd. Hierdoor kon in een meta-analyse de hypothese van verborgen onzekerheid niet aangenomen worden (Bosson et al., 2008). De verschillen in resultaten werd geweten aan lage validiteit van impliciete associatietests bij zelfwaardering. Gregg en Sedikides (2008, aangehaald in Bosson et al., 2008) stelden dat narcisten niet per se een hoge expliciete zelfwaardering samen met een lage impliciete zelfwaardering hoeven te hebben. Narcisten zouden zichzelf vaker hoog waarderen dan anderen zonder dat dit impliciet niet waar is. Daarbij zouden narcisten impliciet ook vaker een lage zelfwaardering hebben, ookal zouden ze dit expliciet niet laten zien.

(16)

Deze hypothesen werden in een latere studie (Gregg & Sedikides, 2010) met

verschillende impliciete meetinstrumenten getest. Er werd allereerst een klassieke impliciete associatietest (IAT) gebruikt zoals die in eerdergenoemd onderzoek (Jordan, Spencer, Zanna, Hoshino-Browne, & Correll, 2003, Zeigler-Hill, 2006) Daarbij werd een Go-Nogo

Association Task (GNAT) gebruikt. Deze taak lijkt op de IAT maar het categoriseren van woorden doet de deelnemer nu door wel of niet een respons te geven. Een response moest gegeven worden wanneer het woord in de categorie aangenaam of ‘zelf’ paste. Wanneer het woord in de categorie onaangenaam of ‘niet-zelf’ hoorde, moest de deelnemer niet reageren. Als laatst werd impliciete zelfwaardering gemeten met de name-letter task (NLT).

Deelnemers moesten letters beoordelen. De overtuiging voor de NLT is dat deelnemers met een hoge impliciete zelfwaardering de letters die hun eigen naam vormen als zeer positief zouden beoordelen. Een negatief verband tussen impliciete zelfwaardering en narcisme werd gevonden met de GNAT en NLT, maar niet met de IAT. Een interpretatie van deze resultaten om het model van verborgen onzekerheid te testen is lastig vanwege de gemengde resultaten die slechts deels overeenkomen met eerder onderzoek.

Zeigler-Hill en Besser (2012) gaven voor een deel helderheid in de ambiguiteit van de resultaten van Bosson et al. in een longitudinaal onderzoek. Gekeken werd naar verschillende onderdelen van de NPI en hoe de scores hierop fluctueren over tijd. Hierbij werd ook gekeken of zelfwaardering over dezelfde tijd fluctueerde. Zowel verschillende onderdelen van de NPI als zelfwaardering bleken te fluctueren over tijd, in navolging van elkaar of als reactie op gebeurtenissen in het leven van de deelnemers. Hierbij fluctueerden de verschillende onderdelen van de NPI los van elkaar. Dit laat zien dat het belangrijk is om verschillende onderdelen van narcisme apart te bekijken in plaats van uit te gaan van een optelsom van

(17)

verschillende aspecten. Opgeroepen werd er om meer te kijken naar een breed scala aan persoonlijkheidstrekken die horen bij narcisme en zelfwaardering.

De bogus pipeline methode

Een laatste wijze waarop het model getest is is door te kijken in hoeverre het expliciete opgeblazen gevoel en gevoelens van grandiositeit nu de werkelijkheid weerspiegelt (Myers & Zeigler-Hill, 2012). In een slim opgezet onderzoek werd gekeken in hoeverre narcisme een moderator was voor de relatie tussen zelfgerapporteerde zelfwaardering en de conditie waar de deelnemers inzaten. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de bogus pipeline methode (Jones & Sigall, 1971). In deze onderzoeksopzet werden deelnemers in de bogus pipeline conditie gekopped aan een leugendetector, die niet werkte. De deelnemers werd het tegenovergestelde verteld, waardoor ze het idee kregen dat de onderzoeker op de hoogte zou zijn van alle onwaarheden die zij zouden kunnen vertellen. Op deze manier werd verwacht dat zij meer waarheidsgetrouw over hun zelfwaardering zouden vertellen dan de deelnemers die in de andere conditie zaten. Deze deelnemers werden ook gekoppeld aan de leugendetector, maar hen werd verteld dat het apparaat niet aanstond en alleen als oefening voor de

onderzoeker diende.

De deelnemers in de bogus pipeline conditie scoorden lager op zelfwaardering wanneer zij ook hoog op narcisme scoorden dan de deelnemers in de controleconditie. Deze discrepantie is toe te schrijven aan de mate waarin de deelnemers waarheidsgetrouw reageren op de test. Omdat mensen in de bogus pipeline conditie het gevoel hebben dat er iemand meekijkt geven ze eerlijker antwoord. Er zou gezegd kunnen worden dat de deelnemers die hoog op narcisme scoorden een lagere impliciete zelfwaardering hadden dan hun expliciete zelfwaardering; In ieder geval hielden de deelnemers in de controleconditie zichzelf een masker voor.

(18)

Het laatste onderzoek zet de hypothese over verborgen onzekerheid kracht bij. De verschillende persoonlijkheidstrekken die bij narcisten gevonden worden en het feit dat deelnemers anders scoren in een bogus pipeline conditie geven grond te zeggen dat de impliciete en expliciete zelfwaardering van narcisten verschilt. De uitingen van expliciete zelfwaardering van narcisten vormt het masker van verborgen onzekerheid. Dit kan gebruikt worden als defensiemechanisme. Gekeken vanuit het verborgen onzekerheidsmodel zoeken narcisten bevestiging van anderen omdat ze op deze manier hun facade van superioriteit kunnen ophouden.

Conclusie en discussie

Over de jaren heen is de mensheid steeds narcistischer geworden (Crocker & Park, 2004). Narcisme is een stabiele persoonlijkheidstrek (Thomaes & Bushman, 2011), alhoewel de mate waarin narcisme zich uit kan fluctueren (Besser & Zeigler-Hill, 2012). In dit

literatuuroverzicht is geprobeerd om een antwoord te geven op de vraag waarom narcisten bevestiging zoeken van anderen. In theorie zou iemand die zich grandioos voelt dit niet voortdurend bevestigd hoeven te krijgen. Hierdoor ontstaat de narcistische paradox. In dit literatuuroverzicht is getracht aan de hand van het verslavingsmodel en het model van verborgen onzekerheid deze paradox te verklaren.

Het verslavingsmodel is een mooie analogie tussen narcisme en verslaving (Baumeister & Vohs, 2001). Het model verklaart narcisme door te stellen dat narcisten verslaafd zijn aan bevestiging van hun grandiositeit. Narcisten zoeken volgens het model compulsief bevestiging van anderen omdat ze hieraan verslaafd zijn. Twee kernconcepten van verslaving, hunkering en ontwenning, spelen bij narcisme op een vergelijkbare manier een rol, wat ook ondersteund wordt door literatuur. Het derde kernconcept, gewenning, speelt op een

(19)

andere manier een rol. Dat gewenning bij narcisme een rol speelt blijkt niet uit de literatuur. Wel zijn gelijkenissen gevonden in het gedrag van narcisten die steeds verslaafder worden.

Vooral de overeenkomsten in hunkering kunnen bijdragen aan eventuele

behandelingen of preventie van narcisme. Een verslaving voor bevestiging kan ontstaan door een versterkte gevoeligheid voor beloningen die versterkt wordt door overwaardering van ouders. (Thomaes & Brummelman, 2010, Foster & Brennan, 2011, Brummelman, 2016). Interventies zouden gericht moeten worden op ouders en de manier waarop zij hun kinderen prijzen en belonen. Zo kan een gevoeligheid voor beloningen verminderd of voorkomen worden. Het is belangrijk om de interventies op ouders te richten omdat de

verslavingsgevoeligheid bij kinderen groter is dan bij volwassenen omdat de hersenen nog onderontwikkeld zijn (Chambers, Taylor & Potenzo, 2014).

Het model van verborgen onzekerheid verklaart de paradox door te kijken naar de zelfwaardering van narcisten. Het model stelt dat narcisten hun interne onzekerheid en

inferioriteit verbergen achter een masker van grandiositeit. Evidentie voor dit model is vooral gevonden de hoge mate van expliciete zelfwaardering in combinatie met een lage impliciete zelfwaardering, maar sommige resultaten en onderzoeken spreken elkaar tegen. Recente onderzoeken (bijvoorbeeld Myers & Zeigler-Hill, 2012) waarschuwen voor een gehaaste interpretatie van alle gevonden resultaten. Vervolgonderzoek zal zich hierom moeten richten op verschillende relaties tussen zelfwaardering en narcisme. Ook is het van belang om de NPI als meetinstrument onder de loep te nemen, omdat de test aparte facetten van narcisme meet (Besser & Zeigler-Hill, 2012). Deze aparte facetten zijn weer op verschillende manieren gerelateerd aan zelfwaardering.

Hierbij is het ook van belang om pathologisch narcisme eventueel los te zien van de persoonlijkheidstrek narcisme, zoals deze gemeten wordt door de NPI. Het kan nuttig zijn om

(20)

in vervolgonderzoek alleen te kijken naar de hoogste scores op de NPI. De mensen die de hoogste scores behalen hebben wellicht een andere vorm van een narcistische persoonlijkheid dan alleen een extreme vorm (Thomas, Al Hashmi, Chung, Morgan, Lyons, 2012) op deze schaal.

Interventies die narcisme behandelen of voorkomen door op zelfwaardering gericht te zijn dienen op kinderen gericht te worden. Ook de zelfwaardering maakt een kritieke fase door in de kindertijd, met name in de adolescentie (Orth, Robins & Widaman, 2012). Kinderen zijn veel bezig met het beoordelen van zichzelf en anderen en kunnen en een afwijkende ontwikkeling van de zelfwaardering hangt samen met latere problematiek. Interventies zouden gericht moeten zijn op het verhogen van het impliciete zelfbeeld van kinderen.

De twee modellen bieden op een verschillende manier een verklaring voor narcisme. Het ene model geeft als zodanig ook geen betere verklaring voor narcisme dan het andere model. Wel biedt het verslavingsmodel meer perspectief om van invloed te zijn op

behandeling van narcisme omdat de kennis completer is. Er zijn alleen nog te weinig concrete behandelingen of interventies die iets met deze kennis doen (Brummelman, 2016). De

ontwikkeling van narcisme zou in een vroeg stadium tegengegaan kunnen worden of

voorkomen kunnen worden door mensen bewuster te maken van hoe beloningen werken. Op deze manier kan ervoor gezorgd worden dat we niet nog narcistischer worden, of zelfs minder. Zo hoeft het minder vaak over narcisten te gaan, en voelen narcisten ook minder de drang het over zichzelf te hebben.

(21)

Literatuur

Altman, J., Everitt, B. J., Robbins, T. W., Glautier, S., Markou, A., Nutt, D., & Phillips, G. D. (1996). The biological, social and clinical bases of drug addiction: Commentary and debate. Psychopharmacology, 125, 285-345. doi:10.1007/BF02246016

Baumeister, R. F., Bushman, B. J., & Campbell, W. K. (2000). Self-esteem, narcissism, and aggression: Does violence result from low self-Esteem or from threatened

egotism? Current directions in psychological science, 9, 26-29. doi:10.1111/1467-72 1.00053

Baumeister, R. F., & Vohs, K. D. (2001). Narcissism as addiction to esteem. Psychological Inquiry, 206-210.

Bizumic, B., & Duckitt, J. (2008). “My group is not worthy of me”: Narcissism and ethnocentrism. Political Psychology, 29, 437-453.

Bogart, L. M., Benotsch, E. G., & Pavlovic, J. D. P. (2004). Feeling superior but threatened: The relation of narcissism to social comparison. Basic and Applied Social Psychology, 26(1), 35-44.

Bosson, J. K., Lakey, C. E., Campbell, W. K., Zeigler‐Hill, V., Jordan, C. H., & Kernis, M. H. (2008). Untangling the links between narcissism and self‐esteem: A theoretical and empirical review. Social and Personality Psychology Compass, 2(3), 1415-1439. Bradlee, P. M., & Emmons, R. A. (1992). Locating narcissism within the interpersonal

circumplex and the five-factor model. Personality and Individual Differences, 13(7), 821-830.

(22)

Brummelman, E. (2016). Narcistische kinderen: aard, ontwikkeling, oorsprong en interventies. De Psycholoog, 10-19.

Brummelman, E., & Thomaes, S. C. (2010). Opvoeding en de ontwikkeling van grandioos en kwetsbaar narcisme: Een overzicht. Kind en adolescent, 31(3), 116-130.

Brummelman, E., Thomaes, S., de Castro, B. O., Overbeek, G., & Bushman, B. J. (2014). “That’s not just beautiful—that’s incredibly beautiful!” The adverse impact of inflated praise on children with low self-esteem. Psychological science.

doi:0956797613514251.

Bushman, B. J., & Baumeister, R. F. (1998). Threatened egotism, narcissism, self-esteem, and direct and displaced aggression: does self-love or self-hate lead to violence?. Journal of personality and social psychology, 75(1), 219.

Bushman, B. J., Moeller, S. J., & Crocker, J. (2011). Sweets, sex, or self‐esteem? Comparing the value of self‐esteem boosts with other pleasant rewards. Journal of

personality, 79(5), 993-1012.

Cain, N. M., Pincus, A. L., & Ansell, E. B. (2008). Narcissism at the crossroads: Phenotypic description of pathological narcissism across clinical theory, social/personality psychology, and psychiatric diagnosis. Clinical psychology review, 28(4), 638-656. Campbell, W. K. (1999). Narcissism and romantic attraction. Journal of Personality and

Social Psychology, 77(6), 1254.

Campbell, W. K., & Baumeister, R. F. (2006). Narcissistic personality disorder. In J. E. Fisher & W. O’Donohue: Practitioner’s guide to evidence-based psychotherapy (pp. 423-431). New York: Springer

(23)

Campbell, W. K., & Buffardi, L. E. (2008). The lure of the noisy ego: Narcissism as a social trap. Quieting the ego: Psychological benefits of transcending egotism. Washington, DC: American Psychological Association.

Campbell, W. K., Bush, C. P., Brunell, A. B., & Shelton, J. (2005). Understanding the social costs of narcissism: The case of the tragedy of the commons. Personality and Social Psychology Bulletin, 31, 1358–1368.

Campbell, W. K., Rudich, E. A., & Sedikides, C. (2002). Narcissism, self-esteem, and the positivity of self-views: Two portraits of self-love. Personality and Social Psychology Bulletin, 28, 358-368.

Campbell, K. W., & Foster, J. D. The narcissistic self: background, an extended agency model, and ongoing controversies. In C. Sedikides . & S. Spencer (2007). The self. Frontiers of social psychology. (pp. 115-138). New York: Psychology Press.

Chambers, R. A., Taylor, J. R., & Potenza, M. N. (2014). Developmental neurocircuitry of motivation in adolescence: a critical period of addiction vulnerability. American Journal of Psychiatry. doi:10.1176/appi.ajp.160.6.1041

Crocker, J., & Park, L. E. (2004). The costly pursuit of self-esteem. Psychological Bulletin, 130, 392–414.

De Houwer, J. What are implicit measures and why are we using them? In R. W. Wiers, & A. W. Stacy (2006). The handbook of implicit cognition and addiction (pp. 11-28). Thousand Oaks: Sage.

De Houwer, J., Teige-Mocigemba, S., Spruyt, A., & Moors, A. (2009). Implicit measures: A normative analysis and review. Psychological bulletin, 135, 347.

(24)

Elliot, A. J., & Thrash, T. M. (2002). Approach–avoidance motivation in personality: Approach and avoidance temperaments and goals. Journal of Personality and Social Psychology, 82, 804–818.

Foster, J. D., & Brennan, J. C. (2011). Narcissism, the agency model, and approach-avoidance motivation. The handbook of narcissism and narcissistic personality disorder:

Theoretical approaches, empirical findings, and treatments (pp. 89-100). Hoboken: John Wiley & Sons.

Gregg, A. P., & Sedikides, C. (2010). Narcissistic fragility: Rethinking its links to explicit and implicit self-esteem. Self and Identity, 9, 142-161.

Heatherton, T. F., & Vohs, K. D. (2000). Interpersonal evaluations following threats to self: Role of self-esteem. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 725–736. Hyman, S. E., Malenka, R. C., & Nestler, E. J. (2006). Neural mechanisms of addiction: the

role of reward-related learning and memory. Annual Review of Neuroscience, 29, 565 -598.

Jordan, C. H., Spencer, S. J., Zanna, M. P., Hoshino-Browne, E., & Correll, J. (2003). Secure and defensive high self-esteem. Journal of Personality and Social

Psychology, 85, 969–978.

Jones, E., Sigall, H. (1971). "The Bogus Pipeline: A new paradigm for measuring affect and attitude". Psychological Bulletin, 76, 349–364.

Kealy, D., Tsai, M., & Ogrodniczuk, J. S. (2012). Depressive tendencies and pathological narcissism among psychiatric outpatients. Psychiatry research, 196, 157-159. doi:10.1016 /j.psychres.2011.08.023

(25)

Kealy, D., Ogrodniczuk, J. S., Joyce, A. S., Steinberg, P. I., & Piper, W. E. (2013).

Narcissism and relational representations among psychiatric outpatients. Journal of personality disorders, 27, 084.

Kernis, M. H., & Sun, C. R. (1994). Narcissism and reactions to interpersonal feedback. Journal of Research in Personality, 28, 4-13.

Lakey, C. E., Rose, P., Campbell, W. K., & Goodie, A. S. (2008). Probing the link between narcissism and gambling: the mediating role of judgment and decision‐making biases. Journal of Behavioral Decision Making, 21, 113-137.

Leckelt, M., Küfner, A. C., Nestler, S., & Back, M. D. (2015). Behavioral processes

underlying the decline of narcissists’ popularity over time. Journal of personality and social psychology, 109, 856. doi:10.1037/pspp0000057

Miller, J. D., Campbell, W. K., & Pilkonis, P. A. (2007). Narcissistic personality disorder: Relations with distress and functional impairment. Comprehensive psychiatry, 48, 170-177.

Morf, C. C., & Rhodewalt, F. (2001). Unraveling the paradoxes of narcissism: A dynamic self-regulatory processing model. Psychological inquiry, 12, 177-196. doi:10.12 07/S15327965PLI1204_1

Morf, C.C., Torchetti, L., Schurch, E. (2011). Narcissism from the perspective of the dynamic self-regulatory processing model. In: W. K. Campbell & J. D. Miller: Handbook of Narcissism and Narcissistic Personality Disorder (pp. 331–340). New York: Guilford

Myers, E. M., & Zeigler-Hill, V. (2012). How much do narcissists really like themselves? Using the bogus pipeline procedure to better understand the self-esteem of

(26)

narcissists. Journal of Research in Personality, 46, 102-105. doi:10.1016/j.j rp.2011.09.006

Oltmanns, T. F., Friedman, J. N., Fiedler, E. R., & Turkheimer, E. (2004). Perceptions of people with personality disorders based on thin slices of behavior. Journal of Research in Personality, 38, 216-229.

Orth, U., Robins, R. W., & Widaman, K. F. (2012). Life-span development of self-esteem and its effects on important life outcomes. Journal of personality and social

psychology, 102, 1271.

Paulhus, D. L. (1998). Interpersonal and intrapsychic adaptiveness of trait self-enhancement: A mixed blessing? Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1197–1208.

Penney, L. J., & Spector, P. E. (2002). Narcissism and counterproductive work behavior: Do bigger egos mean bigger problems? International Journal of selection and

Assessment, 10, 126-134.

Rauthmann, J. F. (2012). The dark triad and interpersonal perception: Similarities and differences in the social consequences of narcissism, Machiavellianism, and psychopathy. Social Psychological and Personality Science, 3, 487–496.

Rhodewalt, F., Madrian, J. C., & Cheney, S. (1998). Narcissism, self-knowledge organization, and emotional reactivity: The effect of daily experiences on self-esteem and affect. Personality and Social Psychology Bulletin, 24, 75-87.

Rinn, W., Desai, N., Rosenblatt, H., & Gastfriend, D. R. (2014). Addiction denial and

cognitive dysfunction. The Journal of neuropsychiatry and clinical neurosciences, 14, 52-57. doi:10.1176/jnp.14.1.52

(27)

Robins, R. W., & Beer, J. S. (2001). Positive illusions about the self: short-term benefits and long-term costs. Journal of personality and social psychology, 80, 340.

Robins, R. W., Tracy, J. L., & Shaver, P. R. (2001). Shamed into self-love: Dynamics, roots, and functions of narcissism. Psychological Inquiry, 230-236.

Robinson, T. E., Berridge, K. C. (2003). Addiction. Annual Review of Psychology, 54, 25-53. doi:10.1146/annurev.psych.54.101601.145237

Ronningstam, E. (2011). Narcissistic personality disorder: A clinical perspective. Journal of Psychiatric Practice, 17, 89-99.

Sedikides, C., & Gregg, A. P. (2001). Narcissists and feedback: Motivational surfeits and motivational deficits. Psychological Inquiry, 237-239. doi:10.1207/15327965PLI12 04_2

Smith, E. R., Mackie, D. M., & Claypool, H. M. (2014). Social psychology. New York: Psychology Press

Stucke, T. S. (2003). Who's to blame? Narcissism and self‐serving attributions following feedback. European Journal of Personality, 17, 465-478.

Tanchotsrinon, P., Maneesri, K., & Campbell, W. K. (2007). Narcissism and romantic attraction: Evidence from a collectivistic culture. Journal of Research in Personality, 41, 723-730.

Thomaes, S., & Bushman, B. J. (2011). Treating Narcissus. In W. K. Campbell & J. D. Miller: The handbook of narcissism and narcissistic personality disorder: Theoretical approaches, empirical findings, and treatments (pp. 476-484).

(28)

Thomaes, S., Bushman, B. J., Orobio de Castro, B., & Stegge, H. (2009). What makes narcissists bloom? A framework for research on the etiology and development of narcissism. Development and psychopathology, 21, 1233-1247.

Thomaes, S., Brummelman, E., Reijntjes, A., & Bushman, B. J. (2013). When Narcissus was a boy: Origins, nature, and consequences of childhood narcissism. Child Development Perspectives, 7, 22-26.

Thomaes, S., & Brummelman, E. (2016). Narcissism. In D. Cicchetti: Developmental psychopathology (pp. 679–725). Hoboken, NJ: Wiley.

Thomaes, S., Stegge, H., Olthof, T., Bushman, B. J., & Nezlek, J. B. (2011). Turning shame inside-out: “humiliated fury” in young adolescents. Emotion, 11, 786.

Thomaes, S., Reijntjes, A., Orobio de Castro, B., Bushman, B. J., Poorthuis, A., & Telch, M. J. (2010). I like me if you like me: On the interpersonal modulation and regulation of preadolescents’ state self esteem. Child development, 81, 811-825.

Thomas, J., Hashmi, A. A., Chung, M. C., Morgan, K., & Lyons, M. (2013). The narcissistic mask: An exploration of ‘the defensive grandiosity hypothesis’. Personality and mental health, 7, 160-167.

Tracy, J. L., & Robins, R. W. (2003). “Death of a (narcissistic) salesman”: an integrative model of fragile self-esteem. Psychological Inquiry, 57-62.

Tritt, S. M., Ryder, A. G., Ring, A. J., & Pincus, A. L. (2010). Pathological narcissism and the depressive temperament. Journal of Affective Disorders, 122, 280-284. doi:10.1016/j.j ad.2009.09.006

(29)

Twenge, J. M., & Campbell, W. K. (2003). “Isn’t it fun to get the respect that we’re going to deserve?” Narcissism, social rejection, and aggression. Personality and Social Psychology Bulletin, 29, 261-272

Twenge, J. M., Konrath, S., Foster, J. D., Keith Campbell, W., & Bushman, B. J. (2008). Egos inflating over time: a cross‐temporal meta‐analysis of the Narcissistic personality inventory. Journal of personality, 76, 875-902. doi:10.1111/j.1467- 6494.2008.0 0507.x

Wallace, H. M. (2011). Narcissistic self-enhancement. In K. W. Campbell & J. D. Miller: Handbook of Narcissism and Narcissistic Personality Disorder: Theoretical Approaches, Empirical Findings, and Treatment (pp. 309-318).

Zeigler-Hill, V. (2006). Discrepancies between implicit and explicit self-esteem: Implications for narcissism and self-esteem instability. Journal of Personality, 74, 119–143. doi:10 .1111/j.1467-6494.2005.00371.x

Zeigler-Hill, V., & Besser, A. (2013). A glimpse behind the mask: Facets of narcissism and feelings of self-worth. Journal of personality assessment, 95, 249-260.

Zeigler-Hill, V., & Jordan, C. H. (2010). Two faces of self-esteem: implicit and explicit forms of self-esteem. In B. Gawronski & K. Payne: Handbook of implicit social cognition: Measurement, theory, and applications (pp. 392-407).

Zeigler-Hill, V., & Jordan, C. H. (2011). Behind the Mask. In K. W. Campbell & J. D. Miller: Handbook of narcissism and narcissistic personality disorder: theoretical

approaches, empirical findings, and treatments (pp. 249-260). doi:10.1080/0022389 1.2012.717150.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onmiddellijk na de mooie ervaring van Jezus drijft de Geest Hem naar de woestijn, een dorre plaats zonder leven.. Welke domeinen in jouw leven

Laat ons horen, zien en voelen waaraan mensen nood hebben. Vooral in

Niet bestede middelen van de Aanvullende Post GDI in 2016 zijn op voordracht van de beleidsverantwoorde- lijken door het Nationaal Beraad toegekend aan verschillende

Het moet uitsluitend gebruikt worden door de beoefenaars van het recreatief schieten die geen houder zijn van een geldige sportschutterslicentie in de mate dat de

Iets in Jezus roep heeft de vissers doen besluiten met hem mee te gaan en naar mensen te gaan vissen.De vier nieuwe ambtsdragers krijgen te maken met een andere vorm van kerk zijn

Als particulier of zzp-er heeft u wellicht behoefte aan ondersteuning op het administratieve gebied, u moet dan denken aan bv. het ordenen van uw financiële en/of

4.3 Voor zover de wijziging van de omvang van de opdracht, de vertraging in de uitvoering van de overeenkomst, de verlenging van de looptijd van de overeenkomst

Indien Atelier André, door het niet tijdig of niet correct aanleveren van gegevens en materialen door de klant, genoodzaakt is om meer of andere werken uit te