• No results found

Slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en middelmisbruik in de adolescentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en middelmisbruik in de adolescentie"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Slachtofferschap van Seksuele Kindermishandeling en Middelenmisbruik in de Adolescentie Sarai Sellam

Universiteit van Amsterdam

Bachelor Scriptie Pedagogische Wetenschappen Studentnummer:10794867

Begeleider: Mark Assink 01-2017, Amsterdam Aantal woorden: 4677

(2)

Inhoudsopgave Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Alcoholmisbruik ... 7 Marihuanamisbruik ... 14 Discussie ... 17 Referenties ... 21

(3)

Abstract

Middelenmisbruik is het gebruik van middelen in zodanige mate dat het sociale normen overschrijdt en de gezondheid en ontwikkeling van de gebruiker in gevaar brengt. In deze literatuurstudie is onderzocht of seksuele kindermishandeling een voorspeller is van

middelenmisbruik in de adolescentie. Er zijn verscheidene studies besproken die onderzoek hebben gedaan naar dit verband. Deze literatuurstudie bestaat uit 2 deelonderwerpen; de twee meest misbruikte middelen onder adolescenten: alcohol en marihuana. Tussen seksuele

kindermishandeling en alcoholmisbruik werd een duidelijk positief verband gevonden. Echter, bij het verband tussen seksuele kindermishandeling en marihuanamisbruik is de literatuur niet eenduidig: in een deel van de literatuur wordt het verband tussen seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik bevestigd en in een ander deel wordt dit verband ontkracht.

(4)

Inleiding

Kindermishandeling is wereldwijd een groot probleem. In de Verenigde Staten werden in 2015 7.2 miljoen kinderen gerapporteerd aan de kinderbescherming voor slachtofferschap van kindermishandeling of verwaarlozing (Proctor et al., 2017). Slachtoffers van

kindermishandeling lopen een hoger risico op negatieve ontwikkelingsuitkomsten en psychopathologie (Cicchetti & Toth, 1995). Zo hebben ze een grotere kans op

internaliserende problematiek zoals depressie, een laag zelfbeeld, slaapproblemen, angst, teruggetrokkenheid en problemen met emotieregulatie, maar ook op externaliserende problematiek zoals agressie, delinquentie, middelenmisbruik en hyperactiviteit (Horsch, 2012).

Er zijn verschillende soorten kindermishandeling. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen lichamelijke mishandeling, seksuele mishandeling, psychologische

mishandeling, emotionele mishandeling en verwaarlozing (Cicchetti & Toth, 2005; Miller & Mancuso, 2004). Uit het onderzoeksrapport van Alink et al. (2011) komt een schatting naar voren van 107.200 gevallen van kindermishandeling per jaar in Nederland. Jaarlijks is dat ongeveer 30 op de 1000 kinderen. In 75% van de gevallen gaat het om verwaarlozing, 19.000 kinderen worden fysiek mishandeld en het aantal kinderen dat jaarlijks te maken heeft met seksuele kindermishandeling wordt geschat op 4700. Uit het onderzoek van Fitzpatrick et al. (2010) komen slachtoffers van seksuele kindermishandeling naar voren als het meest

getraumatiseerd. Ook heeft deze groep slachtoffers het meest te maken met antisociale persoonlijkheidsstoornissen, alcohol- en drugsmisbruik. In dit literatuuroverzicht zal het uitsluitend gaan over seksuele kindermishandeling.

Seksuele kindermishandeling wordt gedefinieerd als seksuele handelingen die plaatsvinden tussen twee personen waarvan één aanzienlijk ouder is, in een hogere

(5)

belangen van de ander in te gaan (Daalen, 1990). De seksuele handelingen gebeuren tegen de zin van één van de betrokkenen of zonder dat het slachtoffer het gevoel heeft de seksuele handelingen te kunnen weigeren of ermee te kunnen stoppen (Nicolai, 1990). Echter, er is geen universele definitie van seksuele kindermishandeling. Er zijn bijvoorbeeld verschillen in mening over hoe groot het leeftijdsverschil moet zijn, voordat gesproken wordt over seksuele kindermishandeling. Deze meningsverschillen hebben te maken met culturele en persoonlijke factoren (Finkelhor, 1999). Volgens Finkelhor, Hotaling, Lewis en Smith (1990) ben je slachtoffer van seksuele kindermishandeling als je als kind (18 jaar of jonger) te maken hebt gehad met iemand die tegen je wil heeft geprobeerd of er in geslaagd is seksuele gemeenschap met je te hebben, je op ongewenste plekken aan te raken, je te zoenen, naaktfoto’s van je te maken, intieme delen van zijn of haar lichaam aan je te laten zien en/of orale of anale seks met je te hebben. In deze review zal deze definitie aangehouden worden.

Seksuele kindermishandeling heeft een enorme uitwerking op het leven en de

ontwikkeling van het kind. Slachtoffers krijgen vaak te maken met psychiatrische stoornissen als dysthyme stoornissen of de borderline persoonlijkheidsstoornis (Nicolai, 1990). Maar ook hebben ze vaak te kampen met problemen als automutilatie, chronische psychotische beelden, suïcidaliteit, antisociale persoonlijkheidstrekken en middelenmisbruik (Nicolai, 1990).

Jongeren met een geschiedenis van kindermishandeling gebruiken en misbruiken aanzienlijk meer alcohol en drugs dan niet-mishandelde jongeren (Proctor et al., 2017). Dit

literatuuroverzicht zal gericht zijn op middelenmisbruik.

Middelenmisbruik is het gebruik van drugs en/of alcohol in een zodanige mate dat sociale normen worden verstoord en overschreden (Usher, Jackson & O'brien, 2007). Middelenmisbruik begint in de meeste gevallen in de adolescentie (Hovdestad, Tonmyr, Wekerle & Thornton, 2011). Daarom zal in dit literatuuroverzicht de aandacht gericht zijn op middelenmisbruik van adolescenten. Volgens Myles en Willner (1999) moet dan rekening

(6)

gehouden worden met het feit dat adolescenten vaak experimenteren met middelen. Dit middelengebruik wordt pas middelenmisbruik als het een risico vormt voor de veiligheid, gezondheid en/of ontwikkeling van de adolescent (Hovdestad et al., 2011). De meest misbruikte middelen onder adolescenten zijn alcohol en marihuana (Tonmyr, Thornton, Draca, & Wekerle, 2010; Hovdestad et al., 2011). In dit stuk zal de aandacht dan ook gericht zijn op alcohol- en marihuanamisbruik.

In de adolescentie hebben slachtoffers van seksuele kindermishandeling vaak een trauma en dit heeft ernstige gevolgen. Ze zijn vaak depressief, vertonen antisociaal gedrag en misbruiken alcohol en/of drugs (Finkelhor, 1999). Dit alcohol- en drugsmisbruik is vaak een coping-strategie om zich te kunnen dissociëren van aversieve gevoelens, herinneringen en situaties (Briere & Runtz, 1987). In het artikel van Hovdestad et al. (2011) wordt met drie theoretische modellen verklaard waarom kindermishandeling samen kan hangen met middelenmisbruik in de adolescentie. Het eerste theoretische model is het posttraumatische stressstoornis (PTSS) model. Dit model stelt het trauma na de mishandeling centraal. Uit onderzoek is gebleken dat traumatische stress meer gerelateerd is aan later middelenmisbruik dan de traumatische ervaring zelf (Stewart, 1996). Volgens dit model worden middelen misbruikt om deze traumatische stress te verminderen, het negatieve gevoel te doen afnemen en het positieve gevoel te laten toenemen (Hovdestad et al., 2011). In het tweede model wordt een link gelegd tussen middelenmisbruik en een laag zelfvertrouwen. Volgens dit model hebben adolescenten met een geschiedenis van mishandeling een lager zelfvertrouwen en proberen ze door middelen de emotionele pijn te verzachten (Hovdestad et al., 2011). Het derde model van Hovdestad et al. (2011) richt zich op de gehechtheidsrelaties, familie-interacties en relaties met leeftijdsgenoten. Volgens dit model is het middelenmisbruik van adolescenten met een verleden van mishandeling te verklaren door de onvolledig ontwikkelde sociale competentie. Adolescenten die zijn opgegroeid in een stressvolle omgeving met

(7)

problematische relaties met hechtingsfiguren hebben een hoger risico op negatieve relaties in hun latere leven. Als gevolg hiervan hebben ze een grotere kans op het misbruiken van middelen als coping strategie (Hovdestad et al., 2011).

Uit de literatuur komt sterk naar voren dat slachtoffers van kindermishandeling negatieve gevolgen ervaren van deze mishandeling in hun latere leven (Tonmyr et al., 2010; Nicolai, 1990; Mullen, Martin, Anderson, Romans & Herbison, 1996; Finkelhor, 1999; Miller & Mancuso, 2004). Ze lopen een groter risico op problemen met de mentale gezondheid en om middelen te misbruiken op relatief jonge leeftijd (Longman-Mills et al., 2013; Tonmyr et al. 2010). Ook wijzen verschillende artikelen uit dat seksueel misbruik, in vergelijking met andere soorten kindermishandeling, de grootste weerslag heeft en de slachtoffers het meest getraumatiseerd blijken (Fitzpatrick et al., 2010). Ook lopen ze het meeste risico op

problemen met middelenmisbruik (Kendler et al., 2000). Hierdoor is het dan ook relevant om met name te kijken naar het verband tussen seksuele kindermishandeling en

middelenmisbruik

In dit literatuuroverzicht zal beschreven worden wat het verband is tussen

slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en middelenmisbruik in de adolescentie. Zoals genoemd blijken marihuana en alcohol de meest misbruikte middelen onder

adolescenten (Tonmyr et al., 2010; Hovdestad et al., 2011). In dit literatuuroverzicht zal daarom in de eerste paragraaf het verband tussen seksuele kindermishandeling en

alcoholmisbruik in kaart gebracht worden. In de tweede paragraaf zal het verband tussen seksuele kindermishandeling en marihuanamisbruik uiteengezet worden.

Seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik

In verschillende onderzoeken is het verband onderzocht tussen seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik In deze paragraaf zal met resultaten van een aantal van deze studies het verband tussen seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik uiteengezet worden.

(8)

Lown, Navak, Korcha en Greenfield (2011) onderzochten het verband tussen seksuele kindermishandeling en afhankelijkheid van alcohol onder vrouwen, met data die afkomstig waren van een nationaal alcoholonderzoek in Amerika (n=3680). Zij deden dat met

telefonische interviews waarin vragen werden gesteld over demografische en sociale kenmerken, seksuele kindermishandeling, en vijf kenmerken van alcoholgebruik, namelijk: frequentie en hoeveelheid, dronkenschap, zwaar drinken, alcoholafhankelijkheid en alcohol-gerelateerde problemen. 12% van de deelnemers rapporteerde seksuele kindermishandeling. De slachtoffers van seksuele kindermishandeling liepen zowel een hoger risico op zwaar episodisch drinken als levenslange afhankelijkheid van alcohol dan de vrouwen zonder deze geschiedenis. Slachtofferschap van seksuele kindermishandeling was geassocieerd met een aanzienlijk hoger aantal alcoholische consumpties in het desbetreffende jaar. Ook bleek seksuele kindermishandeling een voorspeller voor levenslange alcohol-gerelateerde consequenties zoals familieproblemen, problemen met justitie en werk.

Deze resultaten stroken met de bevindingen uit het onderzoek van Pedersen en

Skrondal (1996) waarin ook onderzoek is gedaan naar alcohol-gerelateerde voorspellers en de consequenties van seksuele mishandeling onder vrouwelijke adolescenten. De respondenten hadden een gemiddelde leeftijd van 13.7 jaar. Er vonden vijf meetmomenten over een periode van zes jaar plaats. Echter, deze studie had een aanzienlijk kleinere steekproef van 597

meisjes dan het onderzoek van Lown et al., (2011) waarin de onderzochte groep bestond uit 3680 vrouwen. Zeventien procent van de meisjes rapporteerde seksueel mishandeld te zijn. In deze groep slachtoffers kwam naar voren dat ze significant jonger begonnen met alcohol drinken dan niet slachtoffers en dat hun alcoholgebruik aanzienlijk toenam in de tienerjaren met een dramatische toename van alcohol-gerelateerde problemen aan het einde van hun tienerjaren. Echter, als gecontroleerd werd voor normen en waarden, tabaks- en

(9)

kindermishandeling en alcoholgebruik niet meer significant. Bij het interpreteren van de resultaten moet rekening gehouden worden met het feit dat het onderzoek van Pedersen en Skrondal (1996) redelijk gedateerd is.

In het onderzoek van Pedersen en Skrondal (1996) kwam naar voren dat slachtoffers significant jonger begonnen met alcohol drinken dan niet slachtoffers. Ook in het onderzoek van Dube et al. (2006) werd onderzoek gedaan naar het verband tussen seksuele

kindermishandeling en het beginnen met alcohol in de vroege, midden en late adolescentie. Echter, er moet bij dit onderzoek rekening gehouden worden met het feit dat het een

retrospectief onderzoek betreft en de participanten een stuk ouder waren dan in de studie van Pedersen en Skrondal (1996). De vrouwen waren gemiddeld 55 jaar oud en de mannen 57 jaar. Dit zou kunnen resulteren in minder accurate informatie verstrekt door de participanten vanwege de verstreken tijd. Het verband tussen negatieve ervaringen in de kindertijd en het beginnen met alcohol in de vroege, midden en late adolescentie werd onderzocht. Eén van de onderzochte negatieve ervaringen was seksuele kindermishandeling. 8417 volwassenen vulden een vragenlijst in, waarin onder meer gevraagd werd naar ervaringen van seksuele kindermishandeling, leeftijd op het moment van het eerste alcoholgebruik en middelengebruik in het gezin. Uit de resultaten kwam naar voren dat seksuele kindermishandeling een

risicofactor is voor alcoholmisbruik. In vergelijking met respondenten zonder een verleden van seksuele kindermishandeling hadden slachtoffers een drie keer zo grote kans om te beginnen met alcohol in de midden adolescentie In de vroege adolescentie was deze kans 1.5 keer groter en in de late adolescentie was deze kans 1.1 keer groter.

Champion en collega’s (2004) hebben ook onderzoek gedaan naar het verband tussen alcoholmisbruik en seksuele kindermishandeling aan de hand van risicofactoren. Echter, zij stellen dat de richting van het verband onzeker is. Volgens Champion en collega’s (2004) is alcoholmisbruik zowel een oorzaak als een gevolg van seksuele kindermishandeling. Er werd

(10)

onderzocht welke risicofactoren geassocieerd zijn met slachtofferschap van seksuele kindermishandeling onder adolescenten. Hieruit kwam naar voren dat binge drinken en de leeftijd waarop werd begonnen met alcohol sterk geassocieerd is met seksuele

kindermishandeling. Binge drinken werd gedefinieerd als het drinken van vijf of meer alcoholische consumpties tijdens dezelfde gelegenheid, tenminste twee keer per week. Het onderzoek is uitgevoerd met resultaten van vragenlijsten uit 1999 en 2000. In 1999 is bij 955 vrouwelijke adolescenten en 939 mannelijke adolescenten in de leeftijd van 16 tot 20 een telefonische vragenlijst afgenomen. Alleen adolescenten die aangaven ooit alcohol te hebben gedronken, kregen de vraag of zij ooit slachtoffer waren geweest van seksuele

kindermishandeling (673 mannen en 647 vrouwen). Hiervan rapporteerden 23 mannen en 53 vrouwen ooit slachtoffer te zijn geweest van seksuele kindermishandeling. Uit de resultaten kwam naar voren dat binge drinken sterk geassocieerd was met slachtofferschap van seksuele kindermishandeling. Slachtoffers van seksuele kindermishandeling hadden een 3 keer zo grote kans om in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek gedrag van binge drinken te

vertonen.

In 2000 werd dezelfde procedure gevolgd, maar nu met 1281 mannen en 1236

vrouwen. Deze keer werd aan elke participant gevraagd of zij ooit slachtoffer waren geweest van seksuele kindermishandeling. 88 (7.1%) vrouwen en 36 (2.8%) mannen rapporteerden slachtoffer te zijn geweest van seksuele kindermishandeling. Uit de resultaten van 2000 kwam naar voren dat de leeftijd waarop werd begonnen met alcohol significant geassocieerd was met seksuele kindermishandeling. Deelnemers die begonnen met alcohol tussen 16- en 20- jarige leeftijd, hadden een 5 keer grotere kans om slachtoffer van seksuele mishandeling te zijn dan de deelnemers die nog nooit hadden gedronken. Tijdens het 15e levensjaar was deze kans 6 keer zo groot. Als de drinkende participant jonger dan 12 was, dan was de kans om

(11)

slachtoffer te zijn van seksuele kindermishandeling 8 keer groter dan de deelnemers die nog nooit hadden gedronken.

Klanecky, McChargue en Bruggeman (2012) richtten zich eveneens op binge drinken, maar in tegenstelling tot voorgaande onderzoeken hebben Klanecky en collega’s alleen studenten onderzocht die voldeden aan de criteria van binge drinken (voor mannen 6 of meer drankjes per gelegenheid en voor vrouwen 4 of meer drankjes per gelegenheid). In het onderzoek hebben uiteindelijk 298 studenten verschillende vragenlijsten ingevuld, waarin werd gevraagd naar alcohol-gerelateerd gedrag, trauma-geschiedenis, coping-patronen en persoonlijke kenmerken. 155 studenten vulden ook een vragenlijst in over het verlangen om te dissociëren. Uit de resultaten kwam naar voren dat slachtofferschap van seksuele

kindermishandeling sterk positief geassocieerd is met problematisch drinkgedrag. Echter, Klanecky en collega’s (2012) stelden dat niet het trauma van de mishandeling zelf, maar het verlangen om te dissociëren is wat het verband tussen seksuele kindermishandeling en problematisch drinkgedrag verklaart. In dit onderzoek wordt seksuele kindermishandeling benaderd als trauma. Op het moment van een trauma kan het zijn dat het slachtoffer

dissociatie inzet als strategie om te kunnen overleven. Dissociatie is gekarakteriseerd als het vermogen om het gevoel en de emotie tijdens een gebeurtenis uit te kunnen schakelen. Dissociatieve neigingen zijn sterk gerelateerd aan seksuele kindermishandeling. Slachtoffers van seksuele kindermishandeling die ontoereikende dissociatieve vermogens hebben, zouden alcohol kunnen misbruiken om dit te compenseren.

Shin, Edwards en Heeren (2009) richtten zich in hun onderzoek ook op binge drinken en hanteerden dezelfde definitie als Champion en collega’s (2004). Zij onderzochten het verband tussen kindermishandeling en binge drinken in de adolescentie. Echter, in dit onderzoek werd gecontroleerd voor een aantal socio-demografische en psychosociale kenmerken die binge drinken mogelijk beïnvloeden: leeftijd, sekse, opleidingsniveau van de

(12)

ouders, inkomen, alcoholisme van de ouders en ouderlijke controle. Het onderzoek werd uitgevoerd met interviews. Tijdens een grote steekproef in 1995 namen 20745 adolescenten deel aan een interview. Van dit aantal werden 18255 adolescenten opnieuw geïnterviewd in 1996 en 15197 nogmaals in 2002. In de interviews werd gevraagd hoe vaak de adolescenten in het afgelopen jaar vijf drankjes of meer achter elkaar hadden gedronken. Deze studie nam alleen de 12748 adolescenten mee in het onderzoek die aan alle drie onderzoekmomenten hadden deelgenomen. Uit de resultaten kwam naar voren dat in vergelijking met adolescenten die geen slachtoffer waren van kindermishandeling adolescenten met een geschiedenis van seksuele kindermishandeling 2 keer zo vaak binge drinken rapporteerden. Als de adolescent slachtoffer was van minimaal twee soorten kindermishandeling vonden Shin en collega’s (2009) een sterk positief significant verband tussen seksuele kindermishandeling en binge drinken. Echter, in tegenstelling tot voorgaande onderzoeken over binge drinken bleek in het onderzoek van Shin et al. (2009) het verband tussen seksuele kindermishandeling en binge drinken dan ook alleen significant als de adolescent slachtoffer was van meer dan één soort kindermishandeling.

In het artikel van Trent, Stander, Thomes en Merrill (2007) is onderzoek gedaan naar de relatie tussen kindermishandeling en alcoholmisbruik. Trent et al. (2007) controleerden net als Shin en collega’s (2009) voor sekse. Zij voerden het onderzoek uit in een grote steekproef onder 5697 Amerikaanse mariniers tijdens de eerste week van hun training. Er werd gebruik gemaakt van verschillende vragenlijsten. 35% van de respondenten rapporteerde seksuele kindermishandeling te hebben meegemaakt voor het 18e levensjaar. Uit de resultaten bleek dat seksueel mishandelde mannen een significant grotere kans hadden om in de afgelopen 30 dagen alcohol te hebben gedronken. Dit effect werd niet gevonden voor vrouwen. De

prevalentie van binge drinken was hoger bij zowel mannen als vrouwen die slachtoffer waren geweest van seksuele kindermishandeling. Bij vrouwen werd een positief verband gevonden

(13)

tussen seksuele kindermishandeling en drinken tot dronkenschap, maar bij de mannen werd dit verband niet gevonden. Er werd voor zowel vrouwen als mannen een sterk positief significant verband gevonden tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en geclassificeerd worden als alcoholist.

King et al. (2007) onderzochten het verband tussen seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik en controleerden eveneens voor sekse. In tegenstelling tot voorgaand

besproken onderzoek waarin de definitie van seksuele kindermishandeling meerdere aspecten omvatte, werd seksuele kindermishandeling hier gedefinieerd als verkrachting. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 2946 Zuid-Afrikaanse studenten. De data in dit onderzoek zijn

verzameld tijdens een alcoholonderzoek. Van alle participanten werden willekeurig 939 studenten geselecteerd om de items over seksuele kindermishandeling in te vullen. 8.4% van de respondenten gaf aan slachtoffer te zijn van een poging tot verkrachting en 5.8% gaf aan daadwerkelijk verkracht te zijn. Uit de resultaten kwam naar voren dat meisjes een bijna 4 keer grotere kans hadden om seksueel mishandeld te zijn dan jongens. Uit de resultaten bleek alcoholmisbruik significant gerelateerd aan seksuele kindermishandeling. Dit verband bleek sterker voor vrouwen.

Concluderend kan voorzichtig gesteld worden dat er een positief verband bestaat tussen seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik in de adolescentie. Dit wil zeggen dat slachtoffers van seksuele kindermishandeling een significant hoger risico lopen op

alcoholgebruik/misbruik, alcoholafhankelijkheid, en op een aanzienlijk eerdere leeftijd

beginnen met alcohol drinken. Zowel mannen als vrouwen met een geschiedenis van seksuele kindermishandeling hebben een groter risico op alcoholisme. Echter, het verband tussen seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik met dronkenschap als doel lijkt sterker voor vrouwelijke adolescenten.

(14)

Seksuele kindermishandeling en marihuanamisbruik In de literatuur is veel onderzoek gedaan naar het verband tussen seksuele

kindermishandeling en marihuanamisbruik. In deze paragraaf zal aan de hand van een aantal van deze studies het verband tussen seksuele kindermishandeling en marihuanamisbruik worden onderzocht.

Hayatbaksh et al. (2009) onderzochten in hoeverre seksuele kindermishandeling geassocieerd is met een hogere mate van cannabisgebruik onder jongvolwassenen. 3258 Australische jongeren werden gevolgd tot hun 21e levensjaar. Tijdens het onderzoek vulden de jongeren verschillende vragenlijsten in. De resultaten toonden dat 50.7% van de jongeren nooit cannabis had gebruikt, 37.4% incidenteel gebruik rapporteerde en de overige 11.9% frequent gebruik rapporteerde. 9.2% van de jongeren (4.4% mannen en 13.5% vrouwen) rapporteerde een of meerdere ervaringen van seksuele kindermishandeling voor hun 16e levensjaar en 5.1% van de vrouwen en 0.9% van de mannen rapporteerde te zijn verkracht voor hun 16e levensjaar. De jongeren met een verleden van seksuele kindermishandeling hadden een substantieel hoger risico op het gebruiken en veelvuldig misbruiken van cannabis dan de jongeren zonder deze geschiedenis.

Mills, Kisely, Strathearn en Najman (2017) volgden in hun onderzoek jongeren tot hun 21e levensjaar. Zij onderzochten onder andere of slachtofferschap van kindermishandeling geassocieerd is met verschillende aspecten van cannabisgebruik, namelijk: op vroege leeftijd beginnen met cannabis (voor het 17e levensjaar), met dagelijks cannabisgebruik en/of met cannabismisbruik. 3778 adolescenten participeerden in het onderzoek. Mills en collega’s (2017) stelden kindermishandeling vast door gebruik te maken van gegevens van de Queensland kinderbescherming. Cannabisgebruik werd onderzocht door vragenlijsten en interviews af te nemen. Uit de resultaten kwam een middelgroot significant positief verband

(15)

naar voren tussen seksuele kindermishandeling en cannabisgebruik, jong beginnen met cannabis, cannabismisbruik en/of cannabisafhankelijkheid.

Deze resultaten komen overeen met de bevindingen van het onderzoek van Duncan et al. (2008). Deze studie heeft het verband tussen kindermishandeling, de ontwikkeling van cannabismisbruik en afhankelijkheid onder adolescenten onderzocht. Echter, dit onderzoek controleerde voor genetische- en omgevingsfactoren. De ouders van de adolescenten werden telefonisch ondervraagd over de relatie met hun kinderen en hun eigen

alcoholgebruik/misbruik, drugsgebruik/misbruik en nicotinegebruik/misbruik. De adolescenten beantwoordden vragen over nicotine-afhankelijkheid en drugsmisbruik.

Vervolgens werd aan hen gevraagd of ze te maken hadden gehad met verkrachting, misbruik en/of gedwongen seksuele gemeenschap. Van de onderzochte adolescenten (n=819)

rapporteerden 485 wel eens cannabis te hebben gebruikt, 327 hadden het vaker dan 6 keer gebruikt en 188 voldeden aan de criteria voor cannabismisbruik of verslaving. 70

adolescenten rapporteerden slachtoffer te zijn van seksuele kindermishandeling. Uit de resultaten bleek dat seksuele kindermishandeling een significante voorspeller is voor cannabismisbruik of -verslaving, ook nadat gecontroleerd was voor slachtofferschap van fysieke kindermishandeling, verschillende genetische- en omgevingsfactoren,

alcoholmisbruik en conduct disorder.

In het artikel van Sartor et al., (2013) werd eveneens het verband onderzocht tussen seksuele kindermishandeling en op vroege leeftijd beginnen met cannabis onder adolescenten. Maar in dit onderzoek is gekeken of dit effect wordt gemedieerd door risicofactoren die vaak aanwezig zijn in gezinnen waarin seksuele kindermishandeling aan de orde is. 3761 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 21.4 jaar namen deel aan telefonische interviews. Zij

beantwoordden vragen over de mishandeling, de leeftijd waarop deze mishandeling begon, de leeftijd waarop voor het eerst cannabis werd gebruikt en het middelengebruik in het gezin.

(16)

Seksuele kindermishandeling bleek geassocieerd met een 3.5 groter risico voor

cannabisgebruik in de leeftijd van 5 tot 13 jaar oud, een toename van 80% voor de leeftijd van 14 tot 17 jaar en een marginaal significante toename in de leeftijd van 18 tot 21 jaar. De risicofactoren in de familie die bijdragen aan dit effect zijn volgens dit onderzoek toe te schrijven aan de genetische aanleg.

Onderzoek van Abajobir et al. (2017) spreken voorgaande resultaten tegen. Zij hebben onderzoek gedaan naar de associatie tussen kindermishandeling aan de ene kant en

cannabisgebruik/misbruik en afhankelijkheid van cannabis aan de andere kant. Dit is onderzocht in een grote steekproef van 2526 adolescenten met de leeftijd van 21 jaar. 1834 participanten rapporteerden ooit cannabis te hebben gebruikt. Van deze groep

cannabisgebruikers misbruikte 27.5% van de vrouwen en 12.2% van de mannen cannabis. 14.7% van de vrouwen en 8% van de mannen was afhankelijk van cannabis. Uit de resultaten kwamen alle vormen van kindermishandeling behalve seksuele kindermishandeling naar voren als significante voorspellers voor cannabismisbruik en –afhankelijkheid.

Dit strookt met de resultaten van het onderzoek van Longman-Mills et al., (2013). Deze studie onderzocht het verband tussen kindermishandeling en cannabisgebruik onder studenten. Echter, deze studie onderzocht dit in 6 Latijns-Amerikaanse en Caribische landen. 1167 vrouwelijke studenten en 1127 mannelijke studenten van verschillende geselecteerde universiteiten participeerden vrijwillig in het onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd met vragenlijsten die vragen over alcohol- en cannabisgebruik, ervaringen met

kindermishandeling, psychologische problemen en religie bevatten. 6.1% van de studenten rapporteerde seksueel te zijn misbruikt en 19.1% van de studenten rapporteerde cannabis te hebben gebruikt. Uit de resultaten blijkt dat seksuele kindermishandeling geen significante voorspeller is voor cannabisgebruik.

(17)

Proctor en collega’s (2017) voerden een longitudinaal onderzoek uit om het verband tussen kindermishandeling in de vroege kindertijd en de leeftijd waarop adolescenten

beginnen met marihuana te onderzoeken. Echter, deze studie onderzocht of internaliserend en externaliserend probleemgedrag dit effect medieert. In het onderzoek werden de participanten (n=1105) gevolgd van hun 4e tot 18e levensjaar. De participanten namen deel aan interviews, observaties en verschillende vragenlijsten. 71% van de participanten rapporteerde als kind te zijn mishandeld. Proctor en collega’s (2017) hebben geen direct verband gevonden tussen seksuele kindermishandeling en de leeftijd waarop werd begonnen met marihuana. Echter, seksuele kindermishandeling bleek significant en positief geassocieerd met externaliserend en internaliserend probleemgedrag. Hiervan bleek enkel externaliserend probleemgedrag

significant en negatief geassocieerd met de leeftijd waarop werd begonnen met marihuana. De literatuur geeft geen eenduidig antwoord op de vraag of er een verband is tussen seksuele kindermishandeling en cannabismisbruik in de adolescentie. In de literatuur wordt enerzijds een verband gevonden tussen seksuele kindermishandeling en cannabisgebruik, jong beginnen met cannabisgebruik, cannabismisbruik en/of cannabisafhankelijkheid. Dit verband leek te blijven bestaan nadat was gecontroleerd voor slachtofferschap van fysieke

kindermishandeling, verschillende genetische- en omgevingsfactoren, alcoholmisbruik en conduct disorder. Genetische aanleg en religie zouden dit effect kunnen mediëren. Anderzijds wordt in de literatuur geen verband gevonden tussen seksuele kindermishandeling en

cannabisgebruik. Echter, volgens één van de besproken artikelen zou dit kunnen komen doordat het verband niet direct is, maar verloopt via een mediator.

Discussie

In dit literatuuroverzicht werd onderzocht of er een verband is tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en middelenmisbruik in de adolescentie. De twee

(18)

kan voorzichtig gesteld worden dat er een positief verband is tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en middelenmisbruik in de adolescentie. Slachtoffers van seksuele kindermishandeling lopen een groter risico op het misbruiken van middelen in de adolescentie. Voor het verband tussen seksuele kindermishandeling en

alcoholgebruik/misbruik is sterkere evidentie gevonden dan voor het verband tussen seksuele kindermishandeling en marihuanagebruik/misbruik. In de literatuur wordt het verband tussen seksuele kindermishandeling en marihuanagebruik/misbruik niet eenduidig aangetoond.

De bevindingen die uit dit literatuuroverzicht naar voren komen, stroken met de resultaten van de in de inleiding genoemde onderzoeken van Proctor et al. (2017), Finkelhor (1999), Longman-Mills et al. (2013), Tonmyr et al. (2010), Kendler et al. (2000), waarin gesteld werd dat kinderen met een geschiedenis van seksuele kindermishandeling een groter risico hebben op het ontwikkelen van middelenmisbruik op latere leeftijd. Ook komen de genoemde theorieën uit de inleiding terug in de gevonden resultaten. De theorie van Finkelhor (1999), waarin gesteld wordt dat slachtoffers van seksuele kindermishandeling middelen misbruiken om zich te kunnen dissociëren van negatieve emoties, wordt bevestigd in de literatuur. Ook zijn twee van de theoretische modellen van Tonmyr et al. (2011) terug te vinden in de resultaten van dit overzicht. Het lijkt dat de traumatische stress zorgt voor een verlangen om te dissociëren en het negatieve gevoel te doen afnemen, wat strookt met het PTSS-model van Tonmyr en collega’s (2011). Ook het model waarin de nadruk ligt op de gehechtheidsrelatie, familie-interacties en relaties met leeftijdsgenoten is terug te zien. Uit de besproken literatuur komt seksuele kindermishandeling naar voren als voorspeller voor een slechte gehechtheidsrelatie tussen ouders en slachtoffer. Dit kan het slachtoffer gevoeliger voor groepsdruk maken, wat kan leiden tot middelengebruik/misbruik. Het model van Tonmyr et al. (2011), dat een laag zelfvertrouwen centraal stelt als verklaring voor het middelengebruik/misbruik, is niet terug te vinden in de resultaten van dit literatuuroverzicht.

(19)

In een deel van de literatuur is geen significant verband gevonden tussen seksuele kindermishandeling en middelenmisbruik. Een eerste verklaring hiervoor zou volgens Abajobir en collega’s (2017) kunnen zijn dat seksuele kindermishandeling

ondergerapporteerd is door inconsistente definities, geheimhouding en stigma. Een andere mogelijkheid is dat, door de ernst van seksuele kindermishandeling, het waarschijnlijk is dat het eerder aan het licht komt en aandacht van instanties krijgt, voordat het ontaardt in

negatieve langetermijn gevolgen, waaronder cannabisgebruik. Een laatste verklaring volgens Abajobir et al. (2017) zou kunnen zijn dat, doordat de definitie is afgebakend, de gevallen van seksuele kindermishandeling onderschat zouden kunnen zijn en dit erin geresulteerd kan hebben dat significante associaties niet gedetecteerd zijn. Volgens Longman-Mills et al. (2013) zou een verklaring kunnen zijn dat religie een beschermende factor is voor

middelenmisbruik. Hoe belangrijker de religie, hoe minder het cannabisgebruik. Tenslotte vonden Proctor en collega’s (2017) een significant en positief effect tussen seksuele

kindermishandeling en externaliserend probleemgedrag. Bovendien vonden zij een significant negatief effect tussen externaliserend probleemgedrag en de leeftijd waarop werd begonnen met marihuana. Volgens dit onderzoek is er geen significant effect gevonden tussen seksuele kindermishandeling en marihuanamisbruik, doordat het verband niet direct verloopt, maar via een mediator: externaliserend probleemgedrag.

Bij dit literatuuroverzicht is een aantal belangrijke kanttekeningen te vermelden. Een eerste kanttekening is over de gebruikte meetinstrumenten. In verreweg het grootste deel van de studies is gebruik gemaakt van zelfrapportage. Zelfrapportage kan ervoor zorgen dat sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven of dat men niet eerlijk durft te antwoorden door stigmatisering of schaamte. Dit kan zorgen voor validiteitsproblemen van het onderzoek (Nederhof, 1985). Een tweede kanttekening is dat de meeste studies een retrospectief design hebben. Participanten kunnen zich gebeurtenissen anders herinneren, ze vergeten zijn of ze

(20)

anders interpreteren. Dit kan resulteren in over- of onderrapportage van seksuele

kindermishandeling. Ten slotte is er in dit literatuuroverzicht slechts in een klein deel van de onderzoeken onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, terwijl er vaak meer

vrouwelijke slachtoffers waren dan mannelijke in studies. Ook zijn er een aantal studies aangehaald die zich alleen richten op vrouwelijke participanten. Voor vervolgonderzoek zou het een meerwaarde kunnen zijn om dit onderscheid wel te maken. Als de gevolgen voor vrouwen anders zijn dan voor mannen, kan dit belangrijke implicaties voor behandelingen en interventies hebben.

Voor de praktijk is het belangrijk om inzicht te verkrijgen in dit verband. Door inzicht te hebben in het verband tussen seksuele kindermishandeling en middelenmisbruik, kunnen we erachter komen hoe middelenmisbruik ontstaat en wat voor ernstige gevolgen seksuele kindermishandeling met zich meebrengt. Met deze kennis kan beter preventief ingegrepen worden en kunnen de latere negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van adolescenten beperkt worden.

(21)

Referenties:

Abajobir, A. A., Najman, J. M., Williams, G., Strathearn, L., Clavarino, A., & Kisely, S. (2017). Substantiated childhood maltreatment and young adulthood cannabis use disorders: A pre-birth cohort study. Psychiatry Research. 256, 21-31.

doi:https://doi.org/10.1016/j.psychres.2017.06.017

Alink, L., IJzendoorn, R. V., Bakermans-Kranenburg, M. J., Pannebakker, F., Vogels, T., & Euser, S. (2011). Kindermishandeling in Nederland anno 2010. De Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2010).

Briere, J., & Runtz, M. (1987). Post sexual abuse trauma: Data and implications for clinical practice. Journal of Interpersonal Violence, 2(4), 367-379.

doi:https://doi.org/10.1177/088626058700200403

Champion HLO, Long Foley K, DuRant RH, Hensberry R, Altman D, Wolfson M. (2004) Adolescent sexual victimization, use of alcohol and other substances, and other health risk behaviors. Journal of Adolescent Health; 35: 321-8.

doi:10.1016/j.jadohealth.2003.09.023

Cicchetti, D., & Toth, S. L. (1995). A developmental psychopathology perspective on child abuse and neglect. Journal of the American Academy of Child & Adolescent

Psychiatry, 34, 541-565. doi: http://dx.doi.org/10.1097/00004583-199505000-00008 Daalen, R. V. (1990). Aantekeningen over kindermishandeling en incest. De medische definitie, de feministische definitie en hun onderlinge relatie. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 17(2), 151-168.

Dube, S. R., Miller, J. W., Brown, D. W., Giles, W. H., Felitti, V. J., Dong, M., & Anda, R. F. (2006). Adverse childhood experiences and the association with ever using alcohol and initiating alcohol use during adolescence. Journal of Adolescent Health, 38(4), 444-e1. doi:https://doi.org/10.1016/j.jadohealth.2005.06.006

(22)

Duncan, A. E., Sartor, C. E., Scherrer, J. F., Grant, J. D., Heath, A. C., Nelson, E. C., & Bucholz, K. K. (2008). The association between cannabis abuse and dependence and childhood physical and sexual abuse: evidence from an offspring of twins

design. Addiction, 103(6), 990-997. doi: 10.1111/j.1360-0443.2008.02210.x

Finkelhor, D., Hotaling, G., Lewis, I., & Smith, C. (1990). Sexual abuse in a national survey of adult men and women: Prevalence, characteristics, and risk factors. Child Abuse & Neglect, 14(1), 19-28. doi: 10.1016/0145-2134(90)90077-7

Finkelhor, D. (1999). Child sexual abuse. challenges facing child protection and mental health professionals. Childhood and Trauma: Separation, Abuse, War, 101-116.

Fitzpatrick, M., Carr, A., Dooley, B., Flanagan‐Howard, R., Flanagan, E., Tierney, K., & Egan, J. (2010). Profiles of adult survivors of severe sexual, physical and emotional institutional abuse in Ireland. Child Abuse Review, 19(6), 387-404.

doi:10.1002/car.1083

Hayatbakhsh, M. R., Najman, J. M., Jamrozik, K., Mamun, A. A., O’Callaghan, M. J., & Williams, G. M. (2009). Childhood sexual abuse and cannabis use in early adulthood: Findings from an Australian birth cohort study. Archives of Sexual Behavior, 38(1), 135-142. doi: 10.1007/s10508‐007‐9172‐5

Horsch, E. H. , (2012) Gevolgen van ernst en soort kindermishandeling op gedragsproblemen en posttraumatische stress symptomen (Master’s thesis). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Hovdestad, W. E., Tonmyr, L., Wekerle, C., & Thornton, T. (2011). Why is childhood maltreatment associated with adolescent substance abuse? A critical review of

explanatory models. International Journal of Mental Health and Addiction, 9(5), 525. doi: https://doi.org/10.1007/s11469-011-9322-9

(23)

Kendler, K. S., Bulik, C. M., Silberg, J., Hettema, J. M., Myers, J., & Prescott, C. A. (2000). Childhood sexual abuse and adult psychiatric and substance use disorders in women: an epidemiological and cotwin control analysis. Archives of General

Psychiatry, 57(10), 953-959. doi:10.1001/archpsyc.57.10.953

King, G., Flisher, A. J., Noubary, F., Reece, R., Marais, A., & Lombard, C. (2004). Substance abuse and behavioral correlates of sexual assault among South African

adolescents. Child Abuse & Neglect, 28(6), 683-696. doi:https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2003.12.003

Klanecky, A., McChargue, D. E., & Bruggeman, L. (2012). Desire to dissociate: Implications for problematic drinking in college students with childhood or adolescent sexual abuse exposure. The American Journal on Addictions, 21(3), 250-256. doi: 10.1111/j.1521- 0391.2012.00228.x

Longman-Mills, S., González, W. Y., Meléndez, M. O., García, M. R., Gómez, J. D., Juárez, C. G., ... & Wright, M. G. M. (2013). Exploring child maltreatment and its relationship to alcohol and cannabis use in selected Latin American and Caribbean countries. Child Abuse & Neglect, 37(1), 77-85. doi: https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2012.11.002 Lown, A. E., Nayak, M. B., Korcha, R. A., & Greenfield, T. K. (2011). Child physical and sexual abuse: A comprehensive look at alcohol consumption patterns, consequences, and dependence from the National Alcohol Survey. Alcoholism: Clinical and

Experimental Research, 35(2), 317-325. doi: 10.1111/j.1530-0277.2010.01347.x Miller, B. A., & Mancuso, R. F. (2004). Connecting childhood victimization to later alcohol/drug problems: Implications for prevention. Journal of Primary Prevention, 25(2), 149-169.

(24)

Mills, R., Kisely, S., Alati, R., Strathearn, L., & Najman, J. M. (2017). Child maltreatment and cannabis use in young adulthood: a birth cohort study. Addiction, 112(3), 494-501. doi:10.1111/add.13634

Mullen, P. E., Martin, J. L., Anderson, J. C., Romans, S. E., & Herbison, G. P. (1996). The long-term impact of the physical, emotional, and sexual abuse of children: A community study. Child Abuse & Neglect, 20(1), 7-21.

doi: https://doi.org/10.1016/0145-2134(95)00112-3

Myles, J. S., & Willner, P. (1999). Substance misuse and psychiatric comorbidity in children and adolescents. Current Opinion in Psychiatry, 12(3), 287-290.

Nederhof, A. J. (1985). Methods of coping with social desirability bias: A review. European Journal of Social Psychology, 15(3), 263-280. doi: 10.1002/ejsp.2420150303

Nicolai, N. (1990). Seksueel misbruik en psychiatrische stoornissen. Sexual Abuse and Psychiatric Disorders. MGV, 9, 908-923.

Pedersen, W., & Skrondal, A. (1996). Alcohol and sexual victimization: a longitudinal study of Norwegian girls. Addiction, 91(4), 565-581. doi: 10.1046/j.1360-

0443.1996.91456511.x

Proctor, L. J., Lewis, T., Roesch, S., Thompson, R., Litrownik, A. J., English, D., &

Dubowitz, H. (2017). Child maltreatment and age of alcohol and marijuana initiation in high-risk youth. Addictive Behaviours, 75, 64-69.

doi: https://doi.org/10.1016/j.addbeh.2017.06.021

Sartor, C. E., Waldron, M., Duncan, A. E., Grant, J. D., McCutcheon, V. V., Nelson, E. C., ... & Heath, A. C. (2013). Childhood sexual abuse and early substance use in adolescent girls: the role of familial influences. Addiction, 108(5), 993-1000.

(25)

Shin, S. H., Edwards, E. M., & Heeren, T. (2009). Child abuse and neglect: relations to adolescent binge drinking in the national longitudinal study of Adolescent Health (AddHealth) Study. Addictive Behaviours, 34(3), 277-280.

doi:10.1016/j.addbeh.2008.10.023

Stewart, S. H. (1996). Alcohol abuse in individuals exposed to trauma: A critical review. Psychological Bulletin, 120, 83–112. doi:10.1037/0033-2909.120.1.83

Tonmyr, L., Thornton, T., Draca, J., & Wekerle, C. (2010). A review of childhood maltreatment and adolescent substance use relationship. Current Psychiatry Reviews, 6(3), 223-234. doi: https://doi.org/10.2174/157340010791792581

Trent, L., Stander, V., Thomsen, C., & Merrill, L. (2007). Alcohol abuse among US Navy recruits who were maltreated in childhood. Alcohol & Alcoholism, 42(4), 370-375. doi: https://doi.org/10.1093/alcalc/agm036

Usher, K., Jackson, D., & O'brien, L. (2007). Shattered dreams: Parental experiences of adolescent substance abuse. International Journal of Mental Health Nursing, 16(6), 422-430. doi: https://doi.org/10.2174/157340010791792581

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The transfer of funds from the mining company to the financial institution providing the bank guarantee would not be deductible for tax purposes as the payment does not result from an

In relation to the second aim (refer Chapter 1.4.2), namely to ascertain whether training needs and identified shortcomings are addressed along the course of in-service among

The results from the Bayesian hierarchical model showed that the proportion of heterosexual transmission among women with new HIV infections increased from about 20% in 2011

The study aims to make explicit the link between teachers views on citizenship education and the underlying teacher beliefs about education, teaching, and the social

Tevens moet het voor de verzekerde mogelijk worden om bij het afsluiten van een zorgverzekering voor de curatieve zorg te kiezen voor een eigen risico, in ruil

A nationwide framework is needed because then there is one central institution where everything comes together and it acts as knowledge partner that secures the knowledge of

margi- met andere doorbraakfiguren bewerk- de arbeidersklasse steeds dieper in de stelligd dat vanaf 1946 de christelijke in- burgerlijke cultuur. Ider so- spiratie sterk

The implementation of the components of the hospital revitalisation programme in a health facility project enhances the strategic benefits from core delivery objectives of each