• No results found

Injunctieve normen activeren : de rol van ogen en feedback

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Injunctieve normen activeren : de rol van ogen en feedback"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Injunctieve Normen Activeren: De

Rol van Ogen en Feedback

Bachelorthese door: Chris Peeters

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10530819

Begeleider: Giel Dik

Aantal Woorden: 3657

Deadline: 27-12-17

(2)

Abstract

Geactiveerde injunctieve normen kunnen gedrag beïnvloeden door de angst voor sociale sancties op te roepen. Als mensen zich geobserveerd voelen en als mispercepties over de norm

weggenomen worden kan dit gevolgen hebben voor de mate van gedragsbeïnvloeding. In het huidige veldonderzoek werd dit getest door gedurende drie weken drie verschillende posters op te hangen bij de ingang van een campusgebouw, alledrie met een injunctieve norm, een met ogen erboven en een met feedback over de norm erboven. De posters waren erop gericht meer rokers naar de rookplek te krijgen. Uit de resultaten bleek dat alleen de toevoeging van ogen ervoor zorgden dat meer rokers op de rookplek rookten. Het was echter substantieel kouder in de week van de feedback conditie. Implicaties en aanbevelingen worden besproken.

(3)

Sociale normen worden omschreven als gedragsregels gedeeld door een bepaalde groep

(Cialdini, Kallgren & Reno, 1991). Er zijn verschillende redenen om sociale normen te volgen en deze hangen samen met de bestaande tweedeling van normen: De descriptieve normen, die iets vertellen over hoe mensen zich gedragen, en injunctieve normen, die iets vertellen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Descriptieve en injunctieve normen zijn met name interessant omdat ze goede voorspellers van gedrag kunnen zijn wanneer ze bij iemand geactiveerd worden. Descriptieve normen vormen een snel hulpmiddel bij het nemen van een beslissing: doe wat de rest doet. Eerder onderzoek naar descriptieve normen en hoe deze gedrag beïnvloeden laat verscheidene resultaten zien.

Zo blijkt dat de invloed van sociale normen groter is dan die van andere overwegingen, zelfs wanneer mensen denken dat ze evenredig meetellen. Dit is terug te zien in een onderzoek waarin huishoudens flyers met verschillende motieven voor energiebesparing toegestuurd kregen (Nolan et al, 2008). Hieruit bleek dat de descriptieve norm-flyer (“77% van de gemeenschap gebruikt vaak een ventilator i.p.v. airconditioning”) zorgde voor de grootste afname in energieverbruik, terwijl men aangaf dat anderen motieven (ecologisch, geldbesparing)

belangrijker waren. Dit resultaat werd ook gevonden in een onderzoek naar het hergebruiken van handdoeken in hotels (Goldstein, Cialdini & Griskevicius, 2008). Het toevoegen van een

descriptieve norm aan het verzoek zorgde voor een 9% toename ten opzichte van een ecologisch motief. Deze onderzoeken laten niet alleen de gedragsinvloed van descriptieve normen zien en de rol van onbewuste processen, maar ook dat een sociale norm geactiveerd kan worden met een geschreven boodschap.

Injunctieve normen worden vaak vanuit een andere motivatie gevolgd dan descriptieve normen. Ze geven aan wat wel en niet geaccepteerd is en op het overtreden ervan staan

informele, sociale sancties (Cialdini, Kallgren & Reno, 1991). Dit kan de vorm aannemen van uitsluiting van de groep of reputatieverlies. De theoretische werking achter activatie van injunctieve normen ligt dus in de angst voor sancties.

Zo kunnen injunctieve normen worden toegepast waar een descriptieve norm al bestaat en kunnen eventuele negatieve effecten hiervan verminderen. Een geactiveerde descriptieve norm kan voor een ‘boomerang’ effect zorgen voor mensen die het beter doen dan de norm, maar dat kan worden tegengegaan door er een injunctieve norm bij te activeren. Dit werd getest in een onderzoek waar huishoudens een boodschap ontvingen over energiebesparing gebaseerd op een

(4)

descriptieve norm of gecombineerd met een injunctieve norm (Schultz et al, 2007). Huishoudens die meer bespaarden dan de descriptieve norm verbruikten meer energie na het ontvangen van de descriptieve norm, maar dit effect viel weg toen er een sociale goedkeuring, in de vorm van een smiley, werd toegevoegd.

Het is echter niet altijd duidelijk wat de norm in een situatie is. Als in zo’n situatie de aandacht ligt op het verminderen van ongewenst gedrag, kan er beter een injunctieve dan een descriptieve norm geactiveerd worden. Dit werd duidelijk in een veldonderzoek in een nationaal park (Cialdini et al, 2006). Het park had last van bezoekers die versteend hout meenamen als souvenir. Daarom werden er borden neergezet die of verwezen naar het feit dat mensen hout meenamen en zo de staat van het park veranderden (descriptieve norm), of verwezen naar dat het verboden was om hout mee te nemen (injunctieve norm). Bezoekers namen meer versteend hout mee wanneer er een bord met een descriptieve norm stond dan toen er een bord met een

injunctieve norm stond. In deze situaties waar de norm onduidelijk is kan een descriptieve norm de indruk wekken dat het gedrag geaccepteerd is. Daarnaast geven mensen in het algemeen sneller aandacht aan berichten met negatieve informatie (Dijksterhuis & Aarts, 2003). Vanuit evolutionair perspectief moet er sneller gereageerd kunnen worden op informatie die angst oproept, zodat gevaar vermeden kan worden. Dit zou dus ook gebeuren wanneer er een injunctieve norm geactiveerd wordt.

Het activeren van een injunctieve norm lijkt dus het effectiefst in het tegengaan van ongewenst gedrag. Er is echter nog onduidelijkheid over hoe deze norm het beste gepresenteerd kan worden. Zo zijn er twee mechanismen die van invloed zijn op het ervaren van angst voor sociale sancties.

Het eerste mechanisme ligt in de invloed van aanwezigheid van anderen. Een sociale sanctie kan pas optreden als de overtreding door een ander wordt opgemerkt. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de effecten van observatie, waaruit onder andere bleek dat iemand zich eerder pro-sociaal zal opstellen als er anderen aanwezig zijn (Rind & Benjamin, 1994), maar dat ook alleen de suggestie van observatie, door getekende ogen toe te voegen op de achtergrond van een computertaak, vrijgevigheid kan vergroten (Haley & Fessler, 2005).

Dit maakt het aannemelijk dat de suggestie van observatie van invloed is op het effect dat een injunctieve norm heeft op gedrag. Deze theorie werd getest in een onderzoek waar een boodschap met een injunctieve norm wel of niet gecombineerd werd met een paar ogen erboven

(5)

(Ernest-Jones, Nettle & Bateson, 2011). De resultaten lieten zien dat de norm meer gevolgd werd wanneer er ogen bij stonden. Hiernaast werd dit effect kleiner naarmate er meer mensen in de omgeving waren. Dit geeft een indicatie dat ogen hetzelfde werken als observerende mensen in de omgeving, dat de theorie klopt, maar ook dat de invloed hiervan een plafond heeft.

Het tweede mechanisme dat van invloed kan zijn op de werking van het activeren van een injunctieve norm is de mate waarin een individu gelooft dat anderen daadwerkelijk de injunctieve norm aanhangen. Als iemand denkt dat de injunctieve norm niet overeenkomt met wat anderen vinden, zal de angst voor sociale sancties niet optreden en zal er geen

gedragsverandering plaatsvinden. Deze discrepantie is onderzocht op een aantal vlakken. Zo laat onderzoek bij studenten in de Verenigde Staten zien dat discrepantie van de eigen injunctieve norm en de perceptie van die van anderen samenhingen met alcoholmisbruik. Studenten denken dat veel alcohol drinken goedgekeurd wordt door anderen, dus gaan ze hierin mee, ondanks dat ze dit zelf niet goedkeuren. In het onderzoek werd gevonden dat bepaalde factors samenhingen met grotere discrepanties (Borsari & Carey, 2003). Zo waren er grotere verschillen bij

injunctieve normen dan bij descriptieve normen en grotere verschillen voor referentiegroepen die verder van het individu af stonden. Het leveren van feedback lijkt dus bij uitstek een goede keuze voor injunctieve normen.

In ander onderzoek werd studenten uitgelegd dat de goedkeuring van anderen op

overmatig gebruik vrijwel altijd werd overschat, wat leidde tot een discrepantie tussen wat men dacht dat goedgekeurd werd en wat werkelijk goedgekeurd werd (Prince & Carey, 2010). Deze uitleg zorgde voor veranderingen in percepties van de injunctieve norm richting meer

realistischere normen. Maar niet alleen percepties veranderen na feedback. Zo werd in een interventie onder vrouwen verteld dat zonnebrandcrème geaccepteerd is onder de meeste vrouwen (Reid & Aiken, 2013). Deze interventie zorgde voor hogere intentie en zelf-gerapporteerd gebruik van crème in verhouding tot de conditie die alleen informatie over

bescherming tegen de zon kreeg. Dit onderzoek laat duidelijke relaties tussen feedback en gedrag zien.

Daarnaast is er ook onderzoek dat objectief gedragsverandering heeft gemeten en effecten vond. Dit werd duidelijk in een onderzoek onder belastingbetalers (Wenzel, 2001). In een initiële vragenlijst bleek dat de meeste mensen vonden dat je eerlijk de belasting moest invullen, maar het idee hadden dat anderen er geen problemen mee hadden om het niet eerlijk in

(6)

te vullen. Nadat ze feedback kregen over hoe eerlijk andere belastingbetalers werkelijk waren, zorgde dit voor eerlijker gedrag op de eigen belastingaangifte. Dit onderzoek laat zien dat de toevoeging van feedback voor echte gedragsverandering zorgt.

Hoewel de invloed van ogen en de invloed van feedback vaak afzonderlijk zijn onderzocht bij ongewenst gedrag zijn ze nog niet eerder vergeleken in hetzelfde onderzoek. Beiden zouden een goede toevoeging kunnen zijn, maar afhankelijk van de situatie kunnen deze voordelen wel of niet optreden. Zo zorgen ogen ervoor de de norm beter gevolgd wordt, maar dit effect valt weg als er al veel mensen zijn. Feedback verkleint mispercepties over de norm, maar daarvoor moet de informatie wel volledig en bewust verwerkt worden. In dit kader is het interessant en nuttig om de twee toevoegingen tegen elkaar af te zetten in dezelfde specifieke situatie en de effecten te vergelijken met de theorieën over de achterliggende mechanismes van de manipulaties. Dat is dan ook het doel van het huidige onderzoek. Hierbij zijn twee hypotheses opgesteld. De eerste hypothese is: De toevoeging van ogen bij een injunctieve norm zorgt voor een afname van ongewenst gedrag. De tweede hypothese is: De toevoeging van feedback bij een injunctieve norm zorgt voor een afname van ongewenst gedrag.

Present Study

In het huidige onderzoek worden de effecten van twee verschillende toevoegingen op een injunctieve norm vergeleken in een veldonderzoek op de Roeterseilandcampus van de Universiteit van Amsterdam. Op de campus wordt vaak voor de ingangen van de gebouwen gerookt. Naar aanleiding van klachten en in striktere navolging van wetgeving zijn binnen de campus rookzones toegewezen, gebieden verder verwijdert van de ingangen waar het roken voor minder overlast zorgt. Er wordt echter nog steeds vaak voor de ingang gerookt. Deze situatie biedt in de eerste plaats maatschappelijk draagvlak voor de toepassing van sociale normen om bepaald gedrag te stimuleren. Op theoretisch gebied kan de invloed van andere aanwezigen op het effect van de ogen gecontroleerd worden. Ook wordt getest wat het effect van feedback is in een situatie waar mensen er zelf voor kiezen aandacht te geven aan deze informatie. Daarnaast is de toepassing van sociale normen bij hinderende rokers nog niet eerder onderzocht, waarmee inzichten vergaard worden voor een probleem dat niet alleen op deze universiteit voorkomt.

(7)

Voor het huidige onderzoek is gedurende drie weken het plein voor een ingang van een campusgebouw geobserveerd. De verschillende condities zijn gemanipuleerd door posters op te hangen op het plein. Er werden drie posters gemaakt die een injunctieve norm weergaven, alleenstaand of gecombineerd met ogen dan wel normatieve feedback, wat leidt tot drie condities.. Iedere conditie werd gedurende een week getest in de volgorde zoals hierboven beschreven, met vier uur dataverzameling per dag (van 11.00 tot 15.00) en vier dagen per week.

Methode

Locatie en Deelnemers

Het onderzoek werd uitgevoerd bij de ingang van een gebouw op de campus van de Universiteit van Amsterdam. De ingang bevindt zich op een klein pleintje met verschillende zitgelegenheden. Op het gebouw staan standaard op diverse plaatsen herinneringen aan de sociale norm: ‘Niet roken in de buurt van de ingang’. Deze ingang wordt gebruikt door studenten, personeel en bezoekers van de campus. Daarnaast wordt het pleintje gebruikt als rookplek door

bovengenoemde mensen. Dit betekent dat op een dag mogelijk dezelfde mensen herhaaldelijk roken op dit pleintje.

Stimuli

De posters, gemaakt in de huisstijl van de Universiteit van Amsterdam zijn terug te vinden in Appendix 1. Alle tekst op de posters staat zowel in het Nederlands als het Engels. De boodschap aanwezig op alle posters (‘Roken is niet toegestaan op <13 meter van de ingang’) is

overgenomen van andere borden aanwezig op de campus. De ogen zijn overgenomen van onderzoek naar fietsendiefstal (Nettle, Nott & Bateson, 2012). De normatieve feedback is erop gericht om de discrepantie tussen de perceptie van de norm en de ‘echte’ norm op te lossen en dit wordt beoogd door statische feedback aan te bieden in vragende vorm (’Wist u dat: 70% van de

(8)

bezoekers last heeft van rook voor de ingang?’). Per conditie zijn er twee posters geplaatst op het pleintje bij de ingang waar geobserveerd werd. Eén poster hangt op een raam direct naast de ingang. De andere poster hangt op zes meter van de ingang. Beide posters zijn goed zichtbaar vanaf het pleintje.

Dataverzameling

Eén waarnemer noteerde vanachter een raam met goed zicht op de observatiezone gedurende het onderzoek iedere vijf minuten de getallen van (1) het aantal rokers voor de ingang, (2) het aantal rokers aan de verre zijde van het plein, maar wel binnen de 13 meter (3) het aantal rokers buiten de 13 meter, maar binnen het pleintje en (4) het aantal niet-rokers op voorgaande locaties. Daarnaast zijn de weersomstandigheden bij gehouden en eenmaal per dag de temperatuur. Het gebruikte observatieschema is opgenomen in Appendix B. Voor de interval tussen observaties wordt er vanuit gegaan dat een roker binnen vijf minuten een sigaret heeft gerookt. De mensen op het plein waren zich er niet van bewust dat er geobserveerd werd. In totaal waren er drie waarnemers. Er is zes uur lang met twee waarnemers geobserveerd, zodat de interobserver-reliability berekend kon worden.

Resultaten

Uit de data zijn enkele datapunten verwijderd omdat bewakers enkele keren rokers naar de rookplek verwezen en zo de afhankelijke variabele beïnvloedden. De afhankelijke variabele is een ratio van het aantal ‘goede’ rokers (die rookten op de rookplek) gedeeld door het totaal aantal rokers. De interobserver-reliability is berekend over de twee belangrijkste variabelen: het aantal rokers op de rookplek, r = ,891 en het aantal foute rokers, r = ,672. Er missen een aantal waardes door het berekenen van deze ratio. Dat komt door alle momenten waarop er geen rokers waren. Dit zijn respectievelijk 74, 64 en 75 waardes voor de controle-, ogen- en

feedbackconditie. Hierdoor bleven er respectievelijk 118, 128 en 117 observaties per week over. De gemiddelden en standaarddeviaties zijn per conditie opgenomen in Tabel 1.

Over de data is een One way independent ANOVA uitgevoerd. De assumptie van gelijke variantie werd getest met een Levene’s test. Deze was significant, F = 5,06, p = ,007. De

(9)

Levene’s test laat echter al snel een significant effect zien bij grotere steekproeven en dit is geen reden om de analyse niet uit te voeren. Om de assumptie van normaliteit te testen is er een Kolmogorov-Smirnov uitgevoerd over de afhankelijke variabele. Deze bleek significant, D (363) = 0,314, p < ,001. Deze toets is ook snel significant bij grotere steekproeven. Daarom is er gekeken naar het histogram van de data om de mate van afwijking van normaliteit te bepalen. Deze bleek substantieel en daarom is er een non-parametische toets, de Kruskal Wallis, gebruikt om te onderzoeken of het hoofdeffect van conditie significant is. deze bleek significant, H (2) = 8,19, p = ,017.

Tabel 1

Gemiddelden en (Standaarddeviaties) van de Ratio Rokers over de Verschillende Condities Conditie Ratio Rokers

Controle ,33 (,037) Ogen ,45 (,039) Feedback ,30 (,037)

Omdat de ANOVA ongeveer dezelfde resultaten laat zien is deze toets gebruikt om te

controleren voor een aantal variabelen die van invloed zouden kunnen zijn op de afhankelijke variabele. Dit zijn de variabelen temperatuur, weersomstandigheden (wel/geen regen) en het

(10)

aantal niet-rokers op het observatieplein. De covariaat temperatuur bleek niet significant gerelateerd aan de rokersratio, F(1,357) = 0,086, p = ,769. Weersomstandigheden bleken wel significant gerelateerd aan de rokersratio, F(1,357) = 11,83, p = ,001. Het aantal niet-rokers bleek niet significant gerelateerd aan de rokersratio, F(1,357) = 1,13, p = ,288. De gemiddelden van alle covariaten zijn terug te vinden in Tabel 2. Met de drie variabelen als covariaten valt het hoofd-effect weg, F(2,357) = 2,64, p = ,073. Echter, geplande contrasten laten zien dat het verschil tussen de controleconditie en de ogenconditie nog steeds significant is, p = ,029. De verschillen tussen de controleconditie en feedbackconditie waren niet significant, t (357) = 0,27, p = ,786. Hetzelfde geldt voor de verschillen tussen de ogenconditie en feedbackconditie, t (357) = 1,77, p = ,079.

Tabel 2

Gemiddelden en (Standaarddeviaties) van de Temperatuur, Weersomstandigheden (0 = droog en 1 = regen) en Aantal Niet-rokers over de Verschillende Condities

Conditie Temperatuur Weersomstandigheden Niet-rokers Controle 9,5 (0,87) ,13 (0,33) 1,4 (1,7) Ogen 10,8 (2,78) ,18 (0,38) 1,5 (2,1) Feedback 5,9 (2,38) ,11 (0,32) 0,9 (1,3)

(11)

In het huidige onderzoek zijn de effecten van verschillende toevoegingen bij een injunctieve norm op overeenkomstig gedrag vergeleken. Uit de resultaten blijkt dat de combinatie van ogen en een injunctieve norm zorgt voor een grotere afname van ongewenst gedrag dan een

combinatie van feedback en een injunctieve norm, evenals alleen een injunctieve norm. Hiermee wordt de eerste hypothese bevestigd. Daarnaast bleek dat het aantal aanwezigen geen invloed had op het effect van de ogen. Dit sluit niet aan bij eerder onderzoek. Dit effect is mogelijk te verklaren door het aantal aanwezigen op het plein. Dit waren er gemiddeld maar een paar, wat een indicatie geeft dat de effectiviteit van ogen pas afneemt nadat er een hoger aantal mensen aanwezig is dan in dit onderzoek. Dit zou betekenen dat het voor rustige settings niet uitmaakt hoeveel anderen aanwezig zijn en dit is nog niet eerder aangetoond in de literatuur.

De tweede hypothese is echter niet bevestigd. De toevoeging van feedback zorgde niet voor een afname in ongewenst gedrag.Het is aannemelijk dat dit komt doordat het in de week van feedback conditie aanzienlijk kouder was dan in de andere weken. Hierdoor is het effect van feedback mogelijk niet zichtbaar. De kou kan ervoor gezorgd hebben dat rokers meer geneigd waren om dicht bij de ingang te roken dan in de andere condities. De kou zorgde er

waarschijnlijk ook voor dat er minder niet-rokers buiten stonden, waardoor de angst voor sociale sancties afnam. Deze onverwachte resultaten zorgen ervoor dat er op theoretisch gebied weinig te zeggen is over de effectiviteit van de feedback. Hoewel het weer niet te beïnvloeden is, zou er in vervolgonderzoek in een periode geobserveerd kunnen worden waarin fluctuaties in

temperatuur minder effect hebben op de afhankelijke variabele, zoals in de zomer.

Een andere onverwachte resultaat was de relatie tussen weersomstandigheden en de rokersratio. De verschillen in weersomstandigheden tussen de condities zijn echter erg klein en dit maakt de kans dat ze de afhankelijke variabele beïnvloedden niet aannemelijk. Ook miste er een normaalverdeling in dit onderzoek. Dit komt doordat het plein waarop geobserveerd werd rustig was, waardoor er al snel een hele hoge of hele lage verhouding tussen goede en foute rokers uitkwam.

Een alternatieve verklaring voor het uitblijven van een effect van conditie is dat de tekst te lang was. Mensen scanden de poster als geheel, vonden het te veel tekst en besloten om het niet te lezen. Dit is een belangrijk inzicht voor vervolgonderzoek. De ogenposter en de

(12)

omdat mensen hier zelf kiezen waar ze aandacht aan geven. In vervolgonderzoek zou daarom de feedback in een andere vorm aangeboden kunnen worden, die wellicht minder leeswerk vereist.

Een andere aanpassing voor vervolgonderzoek ligt in de formulering van de injunctieve norm. Waar een sociale norm inspeelt op de sociale gevolgen van het overtreden van een norm, is het belangrijk om de norm zo te formuleren dat er geen associaties worden gemaakt met wettelijke gevolgen van overtreding. Echter, de gebruikte norm in het huidige onderzoek moest voldoen aan bepaalde wettelijke standaards, waardoor de injunctieve norm mogelijk meer inspeelde op angst voor wettelijke sancties en dit was niet de insteek van het onderzoek. Alleen in de feedbackconditie werd er echt op een sociale norm ingespeeld. Omdat er nog geen

wettelijke sancties staan op het overtreden van de norm is het echter wel aannemelijk dat mensen hun gedrag aanpasten op basis van angst voor sociale sancties. Toch zou er in vervolgonderzoek een formulering gekozen kunnen worden die zich meer richt op het gedrag en minder op zaken als het aantal meter afstand van een ingang om het onderscheid duidelijker te maken. Daarbij zou het interessant zijn om rekening te houden met de groep waarmee iemand zich identificeert, want uit de literatuur blijkt dit belangrijk voor het overbrengen van een norm (Parks, Sanna & Berel, 2001).

Naast deze punten gaf dit onderzoek een goede indicatie van het effect van sociale normen onder rokers. Dit is een bijzondere groep om te observeren omdat zij van nature al tegen een sociale injunctieve norm ingaan die al jaren lang vanuit de overheid en andere instanties gestimuleerd wordt (dat roken slecht en niet geaccepteerd is). Dit zorgt ervoor dat het huidige onderzoek meer inzicht geeft in hoe zulke groepen omgaan met sociale normen. Ook is het een lastigere groep om de angst voor sociale sancties te activeren. Dit betekent dat de effecten voor een andere groep nog groter zouden kunnen zijn, wat in vervolgonderzoek getest kan worden.

Concluderend zorgen de toevoeging van ogen er voor dat de injunctieve norm beter wordt nageleefd en deze resultaten ondersteunen het idee dat ogen gevoelens van

observatie stimuleren. Dit is waarschijnlijk een onbewust proces, omdat het geen echte ogen zijn. Dit proces kan ervoor zorgen dat mensen zich eerder schikken naar de norm om reputatieverlies te voorkomen. Daarnaast is het aannemelijk dat tot een aantal andere mensen aanwezig is deze invloed optimaal blijft. In een situatie waar mensen zelf beslissen waar ze aandacht aan geven is het daarom wellicht beter om vooral onbewuste beïnvloedingen te gebruiken. Dit wordt

(13)

Hoewel er meer variabelen niet te controleren waren door het doen van een veldonderzoek, maakt dit de ecologische validiteit van het onderzoek wel een stuk groter. Daarnaast zijn de praktische implicaties goed te overzien. Dit onderzoek maakt duidelijk dat het toevoegen van ogen bij een injunctieve norm vrijwel direct zorgt voor een 10% toename van gedrag richting de norm. Daarnaast is het toevoegen van geschreven feedback waarschijnlijk niet optimaal in het terugdringen van mispercepties over de injunctieve norm. Met deze informatie kan er direct een maatschappelijke bijdrage geleverd worden op het gebied van rokers voor ingangen van gebouwen, maar ook de effectiviteit van sociale normen in het algemeen. In vervolgonderzoek kunnen de inzichten uit dit onderzoek hopelijk toegepast worden om een betere kijk te krijgen op de rol van feedback en wellicht de effectiviteit van injunctieve normen nog verder te vergroten.

Referenties

Borsari, B., & Carey, K. B. (2003). Descriptive and injunctive norms in college drinking: a meta- analytic integration. Journal of studies on alcohol, 64(3), 331-341.

Cialdini, R. B., Demaine, L. J., Sagarin, B. J., Barrett, D. W., Rhoads, K., & Winter, P. L. (2006). Managing social norms for persuasive impact. Social influence, 1(1), 3-15.

Cialdini, R. B., Kallgren, C. A., & Reno, R. R. (1991). A focus theory of normative conduct: A theoretical refinement and reevaluation of the role of norms in human behavior. Advances in experimental social psychology, 24, 201-234.

Dijksterhuis, A., & Aarts, H. (2003). On wildebeests and humans: The preferential detection of negative stimuli. Psychological Science, 14(1), 14-18.

Ernest-Jones, M., Nettle, D., & Bateson, M. (2011). Effects of eye images on everyday cooperative behavior: a field experiment. Evolution and Human Behavior, 32(3),

172-178.

Goldstein, N. J., Cialdini, R. B., & Griskevicius, V. (2008). A room with a viewpoint: Using social norms to motivate environmental conservation in hotels. Journal of consumer Research, 35(3), 472-482.

(14)

Haley, K. J., & Fessler, D. M. (2005). Nobody's watching?: Subtle cues affect generosity in an anonymous economic game. Evolution and Human behavior, 26(3),

245-256.

Nettle, D., Nott, K., & Bateson, M. (2012). ‘Cycle thieves, we are watching you’: impact of a simple signage intervention against bicycle theft. PloS one, 7(12), e51738.

Nolan, J. M., Schultz, P. W., Cialdini, R. B., Goldstein, N. J., & Griskevicius, V. (2008). Normative social influence is underdetected. Personality and social psychology bulletin, 34(7), 913-923.

Parks, C. D., Sanna, L. J., & Berel, S. R. (2001). Actions of similar others as inducements to cooperate in social dilemmas. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(3),

345-354.

Prince, M. A., & Carey, K. B. (2010). The malleability of injunctive norms among college students. Addictive Behaviors, 35(11), 940-947.

Reid, A. E., & Aiken, L. S. (2013). Correcting injunctive norm misperceptions motivates behavior change: A randomized controlled sun protection intervention.

Health Psychology, 32(5), 551.

Rind, B., & Benjamin, D. (1994). Effects of public image concerns and self-image on compliance. The Journal of Social Psychology, 134(1), 19-25.

Schultz, P. W., Nolan, J. M., Cialdini, R. B., Goldstein, N. J., & Griskevicius, V. (2007). The constructive, destructive, and reconstructive power of social norms. Psychological

science, 18(5), 429-434.

Wenzel, M. (2001). Misperceptions of social norms about tax compliance (2): A field experiment.

(15)
(16)
(17)
(18)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To summarize, in the pilot study we found that participants’ finger temperature increased while watching a liar or a truth-teller in the first block of videos (i.e., when

With respect to convergent validity, we expected to find the follow- ing gradual pattern of stronger to weaker relationships with (1) overall well-being, (2) social and

Hoge kwaliteit en reputatie van het land en instellingen Kosten studie / level eigen land Kosten van hoger onderwijs, levensonderhoud,

This article presents the development of a new finite torsion beam element, based on the gen- eralized strain beam formulation, that allows for the buckling and post-buckling

Pedersen is an associate professor at the University of Nevada specialising in languages, compilers and parallel and process-oriented programming. He is the developer of the

The interrelatedness of social and cognitive aspects of knowledge construction processes is reflected in the discourse of the community, so the analysis of contributions to

Tabel 6.8: Frekwensietabel: Vergelyking tussen die kontakklasbywoning en modulepunte van deelnemers wat by NWU-dosente by die hoofkontaksentrum op die

second meat category most frequently implicated was raw cured fermented sausages, linked to 11/33 (33.3 %) of the