C.L. Ekkers*
Column
Arbeidsomstandighedenonderzoek
Wie in Nederland op zoek gaat naar statistische overzichtsinformatie over hoe het staat met de ge zondheid van de Nederlandse werknemer en wat de oorzaken zijn van ziekteverzuim en arbeidson geschiktheid, wacht een teleurstelling. Dergelijke informatie blijkt niet of slechts fragmentarisch voorhanden te zijn. Voor de hand liggende vra gen, bv. naar de relatie tussen beroep en sterfte of beroep en arbeidsongeschiktheid, zijn niet uit de bestaande statistieken te beantwoorden. In de on langs uitgebrachte interimrapportage van de Tri partiete Werkgroep Volumebeleid Arbeidsonge schiktheidsregelingen wordt dan ook voorgesteld een werkgroep opdracht te geven tot het uitwer ken van verbeteringsvoorstellen voor bestaande of in ontwikkeling zijnde registratiesystemen. Het is te hopen, dat deze werkgroep goed gebruik maakt van de inzichten van de op dit terrein werkzame wetenschappelijke onderzoekers; vanuit deze kringen is in het verleden immers herhaald op de manco’s in de bestaande statistieken gewezen en zijn er ook aanbevelingen gedaan ter verbetering. Een verantwoord arbeidsomstandighedenbeleid behoeft wetenschappelijke onderbouwing; over heid en sociale partners zijn het daar in zijn alge meenheid wel over eens. Nu echter de noodzaak zich aandient om echt iets te gaan doen aan het probleem van de ruim 800.000 arbeidsgeschikten in Nederland (getuige ook de instelling van de bo vengenoemde tripartieten werkgroep), blijkt dat de bestaande kennis en inzichten in oorzaken en mogelijke oplossingen op veel punten nog te kort schiet. Dit heeft deels betrekking op het ontbre ken van de zojuist vermelde statistische over zichtsinformatie; daarnaast is ook op tal van deel terreinen (bv. de problematiek van de blootstel ling aan toxische stoffen, ‘stress’ in de arbeidssi
* Dr. C. L. Ekkers is directeur van het N1PG-TNO en voor
zitter van de TNO-werkcommissie Arbeidsomstandig heden.
tuatie, beroepsgebonden rugklachten) nog onvol doende wetenschappelijke kennis voorhanden op een niveau van toepasbaarheid, dat hiermee de overheid en sociale partners kunnen worden on dersteund bij het ontwikkelen van een preventief beleid, alsmede bij (het toezicht op) de uitvoering hiervan.
Het Directoraat-Generaal van de Arbeid (DGA) is zich hiervan bewust en streeft dan ook reeds ge ruime tijd naar een versterking van het arbeids omstandighedenonderzoek in Nederland. Dit heeft de afgelopen jaren zeker resultaat gehad. Zo werd in 1978 een door het DGA gefinancierd om vangrijk onderzoeksprogramma industriële toxi cologie opgestart; dit programma, grotendeels uitgevoerd door het Medisch Biologisch Labora torium van de Hoofdgroep Gezondheidsonder zoek TNO te Rijswijk, loopt nog steeds en heeft de beleidsontwikkeling en -uitvoering van het DGA op het terrein van de toxische stoffen in be langrijke mate ondersteund. Ook kunnen we te rugzien op een succesvol onderzoeksprogramma ‘Lawaai op de Arbeidsplaats’ (inmiddels afgeslo ten), op basis waarvan de huidige regelgeving en beleidsmaatregelen op dit terrein konden worden ontwikkeld. Meer recent is men bij het DGA gestart met onderzoeksprogramma’s op het ter rein van de ‘stress in de arbeidssituatie’ en ‘fysie ke belasting’.
Niettemin heeft recent door het DGA voor het be- leidsfacet ‘Gezondheid’ ingestelde adviescommis sie arbeidsgezondheidkundig onderzoek (CAR GO) onlangs in zijn eerste advies aanbevolen de programmering van het onderzoek te versterken en het onderzoek op een aantal deelterreinen uit te breiden. Als onderwerpen worden genoemd:
- kwaliteit en effectiviteit van preventieve maat regelen en voorzieningen (o.a. bedrijfsgezond heidszorg);
— kennis en inzicht in gezondheidsrisico’s (o.a. de eerdergenoemde statistische
Arbeidsomstandighedenonderzoek
formatie);
— toegankelijkheid van het arbeidsproces voor minder belastbare groepen (ouderen, lijders aan bepaalde aandoeningen, bv. CARA, ge handicapten, zwangeren);
— onderzoeksprogramma’s naar specifieke ar beidsgebonden aandoeningen als stress, aan doeningen van het bewegingsapparaat, long ziekten, huidaandoeningen, e.d.
Ook bij de andere beleidsfacetten, c.q. directies van het DGA (Veiligheid, Sociaal Arbeidsbeleid, Algemeen en intern beleid) zien we ontwikkelin gen die duiden op een versterking van de onder zoeksprogrammering in relatie tot de beleidsont wikkeling.
Door wie wordt al dit onderzoek uitgevoerd? De noodzaak tot een intensief tweerichtingsverkeer tussen onderzoek en beleid, die op dit terrein bestaat en de noodzaak het onderzoek te laten plaatsvinden in langerlopende programma’s met voldoende continuïteit en gerichte expertise-op- bouw heeft in veel landen (bv. Scandinavië, West Duitsland, Frankrijk, Engeland, USA, Canada) geleid tot de oprichting van nauw aan de overheid gelieerde onderzoeksinstituten, soms gefinan cierd uit de sociale verzekeringspremies, soms uit algemene overheidsmiddelen. In Nederland is ook de noodzaak tot concentratie en zwaartepunt vorming op dit terrein en de noodzaak tot gerichte afstemming van het onderzoek op de behoeften van overheid, werkgevers en werknemers onder kend. Men is echter niet zover gegaan hiervoor één nieuw instituut te willen oprichten. In plaats hiervan heeft de Arboraad enkele jaren geleden geadviseerd de coördinatie en samenwerking tus sen de bestaande instellingen werkzaam op dit terrein te versterken. Hiertoe is onlangs door de Arboraad het Overlegorgaan Dienstverlening Ar beidsomstandigheden ingesteld. Mede onder in vloed van deze discussie is de afgelopen jaren het overleg en de samenwerking tussen de belangrijk
ste onderzoeksinstellingen op dit terrein al geïn tensiveerd. Genoemd kan hier o.a. worden de sa menwerking tussen het Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA), het Coronel La boratorium van de Universiteit van Amsterdam en twee onderzoeksinstituten van de Hoofdgroep Ge zondheidsonderzoek TNO: het Nederlands Insti tuut voor Praeventieve Gezondheidszorg (NIPG) te Leiden en het Medisch Biologisch Laborato rium (MBL) te Rijswijk. Ook de communicatie met en tussen de op dit terrein werkzame univer sitaire vakgroepen is verbeterd.
Toekomst
Gesteld kan worden, dat in Nederland de weten schappelijke infrastructuur aanwezig is om ook de komende jaren een bijdrage te leveren aan het arbeidsomstandighedenbeleid.
Wat de komende jaren wel nodig zal zijn, is een verdere versterking van de programmering van het onderzoek en de afstemming op de behoeften van de overheid, werkgevers en werknemers. Dit zou kunnen in de vorm van een landelijk onder zoeksprogramma arbeidsomstandigheden, liefst gekoppeld aan een zo concreet mogelijk beleids- en actieprogramma van de overheid en sociale partners. Wat betreft dit laatste zal een belangrijke impuls kunnen uitgaan van de noodzaak tot terug dringing van het ziekteverzuim en de arbeidson geschiktheid, zoals dat verleden jaar in het over leg tussen het Kabinet en de Stichting van de Ar beid werd vastgesteld. Hiernaast zullen de ko mende jaren ook andere ontwikkelingen (o.a. technologische en organisatorische innovaties in het bedrijfsleven, arbeidsmarktontwikkelingen, de noodzaak te komen tot een integraal gezond heidsbeleid in Nederland, waar het arbeidsom standighedenbeleid onderdeel van vormt) de be hoefte aan onderzoek doen toenemen en de nood zaak met zich meebrengen tot het opstellen van gerichte onderzoeksprogramma’s.